NL1006316C2

NL1006316C2 - Behuizing met een batterijcompartiment.

Info

Publication number: NL1006316C2
Application number: NL1006316A
Authority: NL
Inventors: Johann Herman Schuurmans
Original assignee: Ericsson Radio Systems Bv
Priority date: 1997-06-13
Filing date: 1997-06-13
Publication date: 1998-12-15
Also published as: EE03537B1; KR20010013756A; EP0990272B1; BR9809743A; EE9900576A; US6338914B1; AU8039598A; EP0990272A1; CN1260910A; KR100358101B1; JP2002510426A; WO1998057383A1; AU734569B2

Description

975087/AA/mma

Korte aanduiding: behuizing met een batterijcompartiment.

De uitvinding heeft betrekking op een behuizing voor electronische middelen die een batterij omvatten, omvattende een compartiment met een opening die in een wand van de behuizing aangebracht is en die geschikt is voor het door-5 laten van de batterij, een deksel dat geschikt is voor het afsluiten van de opening, veermiddelen die op een binnenzijde van het deksel aangebracht zijn en die, wanneer het deksel de opening afsluit en wanneer de batterij zich in het compartiment bevindt, tegen de batterij steunen, en 10 aanslagmiddelen die bij de opening op de behuizing aangebracht zijn en die, wanneer het deksel de opening afsluit en randgedeelten van de opening en het deksel elkaar overlappen zijdelingse verplaatsing van het deksel verhinderen.

Een behuizing van deze soort is bekend voor bijvoor-15 beeld radio-ontvangers en afstandbedieningen voor televisie- en geluidsapparatuur. Bij een dergelijke bekende behuizing wordt het deksel vanaf de buitenkant van de behuizing in de opening geplaatst. Het deksel wordt ten opzichte van de opening gecentreerd door middel van een 20 centraal gedeelte van het deksel dat binnen de opening past, of doordat een randgedeelte van het deksel in een tegenoverliggend verdiept randgedeelte van de opening past. Langs een rand van het deksel kunnen tongen aangebracht zijn die bij gesloten opening aan de binnenkant van de 25 behuizing op een randgedeelte van de opening steunen, terwijl aan de tegenoverliggende rand van het deksel en de opening klik- of snapverbindingsmiddelen aangebracht zijn. Afhankelijk van het aantal batterijen in het compartiment en wanneer de batterijen contactvlakken tegenover de veer-30 middelen hebben, kunnen de veermiddelen bestaan uit elec-trisch geleidende en met elkaar verbonden drukveren.

Het deksel van de bekende behuizing is gemakkelijk aan de behuizing te koppelen voor het afsluiten van de opening. Verder kan het deksel gemakkelijk van de opening verwijderd 10063 1 6 - 2 - worden. Hierdoor is het echter mogelijk dat het deksel als gevolg van een schokbelasting daarop ongewild losspringt. Dit kan bijvoorbeeld plaatsvinden wanneer de behuizing op de grond valt. Omdat na het vrijkomen van de opening de 5 batterij kan verschuiven zal in het algemeen een electri-sche verbinding tussen contactvlakken van de batterij en contacten van overige electronische middelen verbroken worden, waardoor deze electronische middelen niet langer voeding van de batterij ontvangen en buiten werking zullen 10 treden. In sommige situaties kan dit een bezwaar zijn, bijvoorbeeld wanneer het om een noodoproepzender gaat, die bij een val van de drager al of niet automatisch geactiveerd moet worden voor het opwekken van een alarmsignaal en/of het uitzenden van een noodoproep. Verder kunnen bij 15 het verbreken van de genoemde electrische verbinding vonken optreden. In sommige situaties kan dit een explosie en/of brand veroorzaken.

De uitvinding beoogt de bezwaren van de bekende behuizing op te heffen.

20 Deze doelstelling wordt voor de behuizing van de in de aanhef genoemde soort bereikt doordat de aanslagmiddelen binnen de behuizing aangebracht zijn, en de aanslagmiddelen zodanige afmetingen hebben dat, wanneer het deksel vanuit de binnenkant van het compartiment de opening afsluit, het 25 deksel tegen de werking van de veermiddelen verder in het compartiment en vervolgens zijdelings verplaatst kan worden voor het vrijmaken van de opening.

Hierdoor is de kans dat het deksel ongewild vrij van de opening raakt zeer klein. Door het ontbreken van verbin-30 dingsmiddelen, zoals een klik- of snapverbinding, tussen de behuizing en het deksel, is de behuizing bovendien zeer eenvoudig.

De behuizing heeft bij voorkeur verder als kenmerk dat binnen de behuizing tegenover het deksel grendelmiddelen 35 aangebracht zijn die van buiten de behuizing bedienbaar zijn voor het al of niet vergrendelen van het deksel wanneer het de opening afsluit. Hierdoor kan het deksel slechts verwijderd worden wanneer de grendelmiddelen door 1006316 - 3 - een gebruiker van buitenaf gewild in een daarvoor geschikte positie gebracht zijn. Hierdoor wordt een zeer veilige uitvoeringsvorm verkregen die zeer geschikt is voor gebruik in explosiegevaarlijke ruimten.

5 De uitvinding wordt hierna toegelicht voor een voor keur suitvoerings vorm met verwijzing naar de bijgevoegde tekeningen, waarin: fig. 1 een gedeelte toont van een behuizing in het bijzonder een aanzicht van een deksel tegenover een opening 10 van een batterijcompartiment; fig. 2 een doorsnede toont volgens de lijn II-II van fig. 1 over een beperkte hoogte van het compartiment en in een toestand waarin het deksel een opening van het compartiment afsluit; 15 fig. 3 een doorsnede toont volgens de lijn III-III van fig. 1 over een beperkte hoogte van het compartiment en in een toestand waarin het deksel een opening van het compartiment afsluit; fig. 4 een doorsnede toont als van fig. 3 in een 20 toestand waarin het deksel ingedrukt is., fig. 5 een doorsnede toont als van fig. 3 waarin het deksel ingedrukt en zijdelings verplaatst is; fig. 6 een doorsnede toont als van fig. 3 waarin het deksel zijdelings verplaatst en gedeeltelijk uit het com-25 partiment gekanteld is; fig. 7 een doorsnede toont als van fig. 3, waarin het deksel vrij van het compartiment is; fig. 8 een doorsnede toont als van fig. 3, waarin de positie van het deksel door grendelmiddelen vergrendeld is; 30 fig. 9 een perspectivisch aanzicht toont van een grendelorgaan van de grendelmiddelen; fig. 10 een gedeeltelijke doorsnede toont volgens de lijn X-X van fig. 8 met het grendelorgaan in de vergrendelende positie; en 35 fig. 11 een doorsnede toont als van fig. 10 met het grendelorgaan in een ontgrendelde positie.

De in fig. 1 gedeeltelijk getoonde behuizing 1 voor electronische middelen omvat een eerste schaaldeel 2 en een 10063 16 - 4 - tweede schaaldeel 3 die op niet getoonde wijze aan elkaar bevestigd zijn. Zoals getoond in fig. 2, 3 bevindt zich binnen de behuizing 1 een ruimte 4, die begrensd kan zijn door een binnen het eerste schaaldeel 2 aanwezige component 5 7, zoals een gedrukte bedradingskaart ("pcb,,)/ en het tweede schaaldeel 3. De ruimte 4 vormt een compartiment voor het vasthouden van een batterij 10. Tegenover een uiteinde van de batterij 10 begrenzen de schaaldelen 2 en 3 een opening 12 van het compartiment 4 die geschikt is voor het doorla-10 ten van de batterij 10. De opening 12 is in de situatie van fig. 2 afgesloten door een deksel 14. Het deksel 14 heeft aan de binnenzijde een drukveer 15 die in de situatie van fig. 2 enigszins ingedrukt is en tegen het uiteinde van de batterij 10 steunt. Randgedeelten van het deksel 14 en 15 tegenoverliggende gedeelten van de schaaldelen 2, 3 hebben een zodanige vorm en afmetingen dat het deksel 14 in de situatie van fig. 2, 3 zijdelings, d.w.z. evenwijdig aan een hoofdvlak van het deksel 14, onverschuifbaar is. In de getoonde uitvoeringsvorm wordt dit gerealiseerd doordat een 20 centraal gedeelte van het deksel 14 binnen de opening 12 past en een meer naar binnen de ruimte 4 gelegen gedeelte 17 randgedeelten, zoals het randgedeelte 18, van de schaaldelen 2, 3 overlapt en zijdelings tussen de schaaldelen 2, 3 past.

25 Het tweede schaaldeel 3 heeft binnen de behuizing 1 een naar het eerste schaaldeel 2 stekend hulpstuk 20 met een eindgedeelte 21, dat evenwijdig is aan een tegenoverliggend hoofdvlak van schaaldeel 2 en dat zich op een afstand van een hoofdvlak van het schaaldeel 3 bevindt die 30 voldoende is voor het tussen het hoofdvlak van het tweede schaaldeel 3 en het eindgedeelte 21 laten passeren van de batterij 10. Tegenover het deksel 14 heeft het hulpstuk 20 een aanslagrand 22 waarvan een afstand tot de binnenkant van het deksel 14 gaande naar het eindgedeelte 21 toeneemt, 35 waarbij de kleinste afstand bij voorkeur kleiner is dan de dikte van het centrale gedeelte van het deksel 14. In de getoonde uitvoeringsvorm is de genoemde kleinste afstand bijna nul.

100 63 1 R

- 5 -

Tegenover het eindgedeelte 21 van het hulpstuk 20 heeft het eerste schaaldeel 2 een ronde opening 25. Voordat tijdens de vervaardiging van de behuizing 1 het tweede schaaldeel 3 aan het eerste schaaldeel 2 gekoppeld wordt, 5 wordt vanaf de binnenzijde van het eerste schaaldeel 2 een grendelorgaan 26 in de opening 25 gestoken. Het in perspectief in fig. 9 getoonde grendelorgaan 26 omvat een asstuk 27 dat in de opening 25 steekt en een grendelplaat 28 die radiaal op het asstuk 27 staat en aan de uiteinden nokken 10 29 vormt. De grendelplaat 28 past met weinig speling tussen een randgedeelte van de opening 25 van het eerste schaaldeel 2 en het eindgedeelte 21 van het hulpstuk 20 van het tweede schaaldeel 3. In het uiteinde van het asstuk 27 is een radiale sleuf 31 gevormd. Hierdoor is het grendelorgaan 15 26, door middel van bijvoorbeeld een schroevendraaier die in de sleuf 31 steekt draaibaar tussen een in figuren 2 t/m 7, 11 getoonde positie waarin het grendelorgaan 28 vrij is van het deksel 14 en een in fig. 8, 10 getoonde positie waarin een steunvlak 32 van een nok 29 van de grendelplaat 20 28 tegen het deksel 14 steunt. De steunvlakken 32 hebben elk een axiale groef 33. Op de binnenwand van het eerste schaaldeel 2 zijn rond het grendelorgaan 26 evenwijdig aan respectievelijk loodrecht op een vlak door de opening 12 van het compartiment 4 twee flexibele plaatstukken 35 25 gevormd. De plaatstukken 35 hebben tegenover het grendelorgaan 26 een ribbel 36 die in de groeven 33 van het grendelorgaan 26 past. Hierdoor kan het grendelorgaan 26 in de vergrendelende positie van fig. 10 of in de ontgrendelde positie vastgehouden worden.

30 Tijdens gebruik van de behuizing en de daarin aanwezi ge electronische middelen, bevindt de batterij 10 zich in het compartiment 4 en bevindt het grendelorgaan 26 zich bij voorkeur in de vergrendelde positie als getoond in de figuren 8 en 10. Doordat in de vergrendelde positie een 35 steunvlak 32 van de grendelplaat 28 tegen de binnenkant van het deksel 14 steunt, en doordat het deksel 14 bij de tegenoverliggende zijde door de aanslagrand 22 geblokkeerd wordt, kan het deksel 14 niet ingedrukt worden, zelfs niet 10063 1 6 - 6 - wanneer het deksel 14 een stootbelasting ondervindt, zoals wanneer de behuizing 1 op de grond valt.

Wanneer de batterij 10 vanuit de in fig. 8 getoonde vergrendelde situatie vervangen moet worden dient eerst het 5 grendelorgaan 26 over 90° gedraaid te worden, zodat de in fig. 2 getoonde situatie bereikt wordt. Vervolgens wordt het deksel 14 naar binnen gedrukt, zodat de in fig. 4 getoonde situatie bereikt wordt. Vervolgens wordt het deksel 14 zijdelings, d.w.z. evenwijdig aan een hoofdvlak 10 ervan, naar een hoofdvlak van het eerste schaaldeel 2 verplaatst, waardoor de situatie van fig. 5 bereikt wordt. In deze situatie is de rand van het deksel 14 die zich het verst van het grendelorgaan 26 bevindt vrij van de opening 12 om, zoals getoond in fig. 6, naar buiten de behuizing 15 gekanteld te worden. Vervolgens kan het deksel 14 geheel uit de behuizing 1 genomen worden, zodat de in fig. 7 getoonde situatie bereikt wordt.

Er wordt opgemerkt dat ook zonder de aanwezigheid van de grendelmiddelen 26, 35 een behuizing volgens de uitvin-20 ding verkregen wordt die veilig is tegen ongewild losraken van het deksel 14, in het bijzonder voor wanneer het deksel 14 stootkrachten ondervindt. Voor het in de situatie van fig. 2 verwijderen van het deksel 14 is immers eerst indrukken van het deksel over een voldoende afstand nodig, 25 gevolgd door een zijdelingse verplaatsing van het deksel 14 over een voldoende afstand. Deze vier eisen (twee voor de verplaatsingsrichting en twee voor de grootte ervan) beperken de kans op ongewild losraken aanzienlijk.

Het deksel kan een andere vorm dan de in figuren 30 getoonde vorm hebben en het tegenoverliggende randgedeelte van de batterijdoorvoeropening kan overeenkomstig anders gevormd zijn. De uitvinding is bijvoorbeeld ook van toepassing wanneer het deksel geen gedeelte heeft dat tijdens het afsluiten van de batterijdoorvoeropening in deze opening 3 5 valt. In dat geval dient het meer binnen het compartiment gelegen gedeelte van het deksel tussen aanslagen, in het bijzonder wandgedeelten, van de schaaldelen 2, 3 zijdelings onderschuifbaar vastgehouden te worden.

1006316 - 7 -

De veermiddelen kunnen op verschillende wijzen uitgevoerd zijn, bijvoorbeeld als de getoonde drukveer 15 of als een bladveer. Afhankelijk van de in het compartiment geplaatste batterijen en de locaties van hun contactvlakken 5 kunnen de veermiddelen, zoals op zich bekend, uit geleidend materiaal bestaan en kunnen zij electrisch met elkaar verbonden zijn voor het verschaffen van een verbinding tussen contacten van naburige batterijen.

Verder hoeven de overlappende randgedeelten 17, 18 van 10 de opening 12 en het deksel 14 niet over de gehele omtrek van de opening 12 aangebracht te zijn.

Verder kan het deksel volgens de uitvinding in de lengterichting van de batterij tegenover de batterij aangebracht zijn.

15 Verder zou de grendelplaat met slechts een enkele nok 29 uitgevoerd kunnen zijn. Het flexibele houdorgaan 35 dat zich het verst van het deksel 14 bevindt kan dan vervallen en de functie van de ribbel 36 ervan kan overgenomen worden door een op de binnenkant van het deksel 14 aangebrachte 20 ribbel.

1006316

Claims

1. Behuizing (1) voor electronische middelen die een batterij (10) omvatten, omvattende een compartiment (4) met een opening (12) die in een wand (2, 3) van de behuizing (1) aangebracht is en die geschikt is voor het doorlaten 5 van de batterij (10), een deksel (12) dat geschikt is voor het afsluiten van de opening (12), veermiddelen (15) die op een binnenzijde van het deksel (14) aangebracht zijn en die, wanneer het deksel (14) de opening (12) afsluit en wanneer de batterij (10) zich in het compartiment (4) 10 bevindt, tegen de batterij (10) steunen, en aanslagmiddelen die bij de opening (12) op de behuizing (1) aangebracht zijn en die, wanneer het deksel (14) de opening (12) afsluit en randgedeelten (17, 18) van de opening (12) en het deksel (14) elkaar overlappen zijdelingse verplaatsing van 15 het deksel (14) verhinderen, met het kenmerk, dat de aanslagmiddelen binnen de behuizing (1) aangebracht zijn, en de aanslagmiddelen zodanige afmetingen hebben dat, wanneer het deksel (14) vanuit de binnenkant van het compartiment (4) de opening (12) afsluit, het deksel (14) tegen de 20 werking van de veermiddelen (15) verder in het compartiment (4) en vervolgens zijdelings verplaatst kan worden voor het vrijmaken van de opening (12).

2. Behuizing (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk, 25 dat binnen de behuizing (1) tegenover het deksel (14) grendelmiddelen (26, 35) aangebracht zijn die van buiten de behuizing (1) bedienbaar zijn voor het al of niet vergrendelen van het deksel (14) wanneer het de opening (12) afsluit. 30

3. Behuizing (l) volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat binnen de behuizing (1) op afstand van de grendelmiddelen (26, 35) gezien evenwijdig aan een hoofdvlak van het deksel (14), en tegenover het deksel (14) verdere aanslag- 35 middelen (20, 22) aangebracht zijn die in ontgrendelde en ingedrukte toestand van het deksel (14) een schuine stand 1006316 - 9 - van het deksel (14) ten opzichte van een hoofdvlak van de opening (12) toelaten met een grotere afstand tussen het deksel (14) en de opening (12) bij de grendelmiddelen (26, 35) dan op afstand van de grendelmiddelen (26, 35) en voor 5 het alleen toelaten van een zijdelingse verplaatsing van het deksel (14) wanneer het deksel (14) de schuine stand bereikt heeft.

4. Behuizing (1) volgens conclusie 3, met het kenmerk, 10 dat de verdere aanslagmiddelen bestaan uit een rand (22) van een wand (20) van het compartiment (4) die zich naar de grendelmiddelen (26, 35) met toenemende afstand tot het hoofdvlak door de opening (12) uitstrekt.

5. Behuizing (1) volgens een van de conclusies 2 t/m 4, met het kenmerk, dat de grendelmiddelen bestaan uit een nok (29) die draaibaar is om een as (27) die in hoofdzaak evenwijdig aan een hoofdvlak van de opening (12) is, en de as (27) aan de buitenzijde van de behuizing (1) aangrijp-20 middelen (31) voor bediening van de as (27) heeft, zodanig dat, wanneer het deksel (14) de opening (12) afsluit, een steunvlak (32) van de nok (29) tegen of vrij van het deksel (14) gedraaid kan worden.

6. Behuizing (1) volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de grendelmiddelen (26, 35) verder bestaan uit een oneffenheid (33) van het steunvlak (32) van de nok (29) en een eerste houdorgaan (35) dat van een wand binnen de behuizing (1) uitgaat en dat ten opzichte van de as (27) 30 radiaal flexibel is, en het eerste houdorgaan (35) een oneffenheid (36) heeft die complementair is aan de oneffenheid (33) van het steunvlak (32) van de nok (29), waarbij de oneffenheden (33, 36) in elkaar grijpen wanneer het deksel (14) de opening (12) afsluit en het steunvlak (32) van 35 de nok (29) tegen het deksel (14) steunt.

7. Behuizing (1) volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk, dat de grendelmiddelen (26, 35) verder bestaan uit 1006316 - 10 - een tweede houdorgaan (35) dat van een wand binnen de behuizing (1) uitgaat en dat ten opzichte van de as (27) radiaal flexibel is, en het tweede houdorgaan (35) een oneffenheid (36) heeft die complementair is aan de oneffen-5 heid (33) van het steunvlak (32) van de nok (25) , waarbij de oneffenheden (33, 36) in elkaar grijpen wanneer de nok (29) zodanig vrij van het deksel (14) is dat het deksel (14) zijdelings verplaatst kan worden.

8. Behuizing (1) volgens een van de conclusies 5 t/m 7, met het kenmerk, dat de as (27) twee identieke nokken (29) heeft die radiaal tegenoverliggend aan weerszijden van de as (27) aangebracht zijn. 1006316