NL1004570C2 - Verwarmingsinrichting met voorraadvat en warmtewisselaar en werkwijze voor de vervaardiging daarvan. - Google Patents

Verwarmingsinrichting met voorraadvat en warmtewisselaar en werkwijze voor de vervaardiging daarvan. Download PDF

Info

Publication number
NL1004570C2
NL1004570C2 NL1004570A NL1004570A NL1004570C2 NL 1004570 C2 NL1004570 C2 NL 1004570C2 NL 1004570 A NL1004570 A NL 1004570A NL 1004570 A NL1004570 A NL 1004570A NL 1004570 C2 NL1004570 C2 NL 1004570C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
heat exchanger
storage vessel
heating device
water
opening
Prior art date
Application number
NL1004570A
Other languages
English (en)
Inventor
Jan Hubertus Deckers
Original Assignee
Holding J H Deckers N V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Holding J H Deckers N V filed Critical Holding J H Deckers N V
Priority to NL1004570A priority Critical patent/NL1004570C2/nl
Priority to AT97203608T priority patent/ATE235029T1/de
Priority to EP97203608A priority patent/EP0843134B1/en
Priority to DE69719917T priority patent/DE69719917T2/de
Application granted granted Critical
Publication of NL1004570C2 publication Critical patent/NL1004570C2/nl

Links

Classifications

    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F24HEATING; RANGES; VENTILATING
    • F24HFLUID HEATERS, e.g. WATER OR AIR HEATERS, HAVING HEAT-GENERATING MEANS, e.g. HEAT PUMPS, IN GENERAL
    • F24H1/00Water heaters, e.g. boilers, continuous-flow heaters or water-storage heaters
    • F24H1/48Water heaters for central heating incorporating heaters for domestic water
    • F24H1/52Water heaters for central heating incorporating heaters for domestic water incorporating heat exchangers for domestic water
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F24HEATING; RANGES; VENTILATING
    • F24HFLUID HEATERS, e.g. WATER OR AIR HEATERS, HAVING HEAT-GENERATING MEANS, e.g. HEAT PUMPS, IN GENERAL
    • F24H1/00Water heaters, e.g. boilers, continuous-flow heaters or water-storage heaters
    • F24H1/22Water heaters other than continuous-flow or water-storage heaters, e.g. water heaters for central heating
    • F24H1/24Water heaters other than continuous-flow or water-storage heaters, e.g. water heaters for central heating with water mantle surrounding the combustion chamber or chambers
    • F24H1/26Water heaters other than continuous-flow or water-storage heaters, e.g. water heaters for central heating with water mantle surrounding the combustion chamber or chambers the water mantle forming an integral body
    • F24H1/28Water heaters other than continuous-flow or water-storage heaters, e.g. water heaters for central heating with water mantle surrounding the combustion chamber or chambers the water mantle forming an integral body including one or more furnace or fire tubes
    • F24H1/287Water heaters other than continuous-flow or water-storage heaters, e.g. water heaters for central heating with water mantle surrounding the combustion chamber or chambers the water mantle forming an integral body including one or more furnace or fire tubes with the fire tubes arranged in line with the combustion chamber
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F24HEATING; RANGES; VENTILATING
    • F24DDOMESTIC- OR SPACE-HEATING SYSTEMS, e.g. CENTRAL HEATING SYSTEMS; DOMESTIC HOT-WATER SUPPLY SYSTEMS; ELEMENTS OR COMPONENTS THEREFOR
    • F24D3/00Hot-water central heating systems
    • F24D3/08Hot-water central heating systems in combination with systems for domestic hot-water supply

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Physics & Mathematics (AREA)
  • Thermal Sciences (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Combustion & Propulsion (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Heat-Pump Type And Storage Water Heaters (AREA)
  • Details Of Fluid Heaters (AREA)
  • Surface Heating Bodies (AREA)
  • Resistance Heating (AREA)
  • Pipe Accessories (AREA)

Description

Titel: Verwarmingsinrichting met voorraadvat en warmtewisselaar en werkwijze voor de vervaardiging daarvan.
De uitvinding heeft betrekking op een verwarmings-inrichting volgens de aanhef van conclusie 1. Een dergelijke verwarmingsinrichting is bekend uit de Nederlandse octrooiaanvrage 93 01274.
5 Deze bekende verwarmingsinrichting omvat een voorraad vat, vervaardigd uit plaatstaal, waarbij een uit aluminium gegoten warmtewisselaar is gestoken. De warmtewisselaar omvat een centraal opgestelde, cilindervormige branderruimte met daaromheen een waterkanaal voor doorvoer van water voor 10 gebruik in een ruimteverwarmingsinrichting. Aan de van de branderruimte afgekeerde zijde van het waterkanaal is een concentrisch ten opzichte van de branderruimte opgesteld rookgasafvoerkanaal meegegoten, dat aan het kopse einde op de branderruimte aansluit en een afvoerzijde heeft annulair rond 15 het zich buiten het voorraadvat uitstrekkende einde van de branderruimte. Bij deze warn.tewisselaar omvat de stromingsbaan voor de rookgassen van de brander derhalve een hoek van 180° aan het kopse einde van de branderruimte. In het voorraadvat wordt tijdens gebruik sanitairwater in voorraad gehouden en 20 opgewarmd door warmte-uitwisseling met de rookgassen.
Deze bekende verwarmingsinrichting is relatief compact, waarbij met name de relatief hoge warmtecapaciteit van de aluminium warmtewisselaar voordelig is voor het verkrijgen van een relatief hoog rendement en een korte 25 comforttijd. Een nadeel van deze bekende verwarmingsinrichting is echter dat de daarin toegepaste warmtewisselaar relatief ingewikkeld is en dat deze minder geschikt is voor gebruik van het voorraadvat voor het opslaan en doorvoeren van water voor gebruik in een ruimteverwarmingscircuit (CV-water). Dit is met 30 name het gevolg van de positie van het waterkanaal. De cilindrische wand van de branderruimte wordt daardoor afgeschermd, zodat geen directe warmte-uitwisseling kan plaatsvinden tussen het CV-water en de wand van de branderruimte.
> 2
De uitvinding beoogt een verwarmingsinrichting van de in de aanhef van de hoofdconclusie beschreven soort, waarbij de genoemde nadelen zijn vermeden, met behoud van de voordelen daarvan. Daartoe wordt een verwarmingsinrichting volgens de 5 uitvinding gekenmerkt door de maatregelen volgens het kenmerkende deel van conclusie 1.
Door het eerste en tweede einde van de warmtewisselaar op afstand van elkaar te plaatsen, waarbij de warmtewisselaar zich tussen de beide einden uitstrekt wordt een optimaal 10 contactvlak tussen de warmtewisselaar en het water in het voorraadvat verkregen, waarbij het tijdens gebruik warmste gedeelte van de warmtewisselaar zich bovenin het voorraadvat bevindt, hetgeen energetisch gunstig is aangezien het warme water in het voorraadvat zal stijgen en zich derhalve bovenin 15 het voorraadvat zal verzamelen, zodat enige gelaagdheid in het voorraadvat ontstaat en steeds een optimale warmte-overdracht wordt verzorgd. Een warmtewisselaar voor gebruik in een verwarmingsinrichting volgens de uitvinding is relatief eenvoudig van constructie en is eenvoudig in een voorraadvat 20 te monteren. Door positionering van het tweede, tijdens gebruik koudste einde nabij de onderzijde van het voorraadvat kan de verwarmingsinrichting condenserend worden uitgevoerd terwijl bovendien het condensaat eenvoudig uit de warmtewisselaar kan wegstromen of daaruit althans kan worden 25 verwijderd. De warmtewisselaar is bovendien relatief slank uit te voeren, waardoor een grote vormgevingsvrijheid is verkregen voor wat betreft de buitenmaten van het voorraadvat.
Het gebruik van plaatstaal voor het vat biedt het voordeel dat een dergelijk voorraadvat eenvoudig te 30 construeren is, eenvoudig kan worden geïsoleerd en bovendien een ruime vormgevingsvrijheid biedt. Door de warmtewisselaar zich te laten uitstrekken tussen een eerste einde en een op afstand daarvan geplaatst tweede einde zijn aansluiting voor de rookgasafvoermiddelen en de gasmengselaanvoermiddelen 35 eenvoudig uitvoerbaar en kunnen deze bovendien strategisch worden geplaatst.
1004570 3
De warmtewisselaar is zodanig uitgelegd dat de warmtecapaciteit van het aluminium in Verhouding tot het watervolume zodanig is dat een by-passleiding overbodig is. In het voorraadvat treedt natuurlijke circulatie op; 5 oververhitting van het water in het voorraadvat wordt op voordelige wijze tegengegaan.
Een warmtewisselaar voor gebruik in een verwarmingsinrichting volgens de uitvinding kan op voordelige wijze eendelig worden uitgevoerd, hetgeen energetisch gunstig 10 is en bovendien productietechnisch de voorkeur geniet. Daarbij kan bovendien voor het gieten van de warmtewisselaar worden volstaan met slechts één kern.
In een eerste voordelige uitvoeringsvorm wordt een verwarmingsinrichting volgens de uitvinding voorts gekenmerkt 15 door de maatregelen volgens conclusie 2.
Opname van ten minste één bocht in de warmtewisselaar tussen het eerste en het tweede einde biedt het voordeel dat verschillen in uitzetting tussen de warmtewisselaar en het voorraadvat eenvoudig kunnen worden opgevangen. Dit is met 20 name van belang aangezien het aluminium van de warmtewisselaar een andere uitzettingscoëfficiënt zal hebben dan het plaatmateriaal van het voorraadvat. Bovendien biedt een dergelijke uitvoeringsvorm het voordeel dat een warmtewisselaar met een relatief grote lengte tussen het eerste en tweede einde in een 25 relatief laag voorraadvat kan worden opgenomen, terwijl de hoogte van het voorraadvat verder niet afhankelijk is van de hoogte van de warmtewisselaar. Dit betekent dat eenzelfde warmtewisselaar eenvoudig in voorraadvaten met verschillende binnen- c.q. buitenafmetingen, met name hoogtematen kunnen 30 worden opgenomen waarbij met name boven en/of onder de warmtewisselaar relatief grote of kleine ruimten kunnen worden ingenomen. In een dergelijke ruimte kunnen bijvoorbeeld verdere warmte-uitwisselingselementen worden opgenomen.
Bij voorkeur is één bocht in de warmtewisselaar 35 opgenomen. Een dergelijke uitvoeringsvorm is bijzonder eenvoudig en biedt de meeste vormgevingsvrijheid. De omtrekswand van het voorraadvat ligt bij voorkeur op relatief “f p Π ,< : ' 4 kleine afstand van de buitenzijde van de warmtewisselaar. Daardoor wordt een goede warmteverdeling en circulatie en optimale warmte-overdracht verkregen tijdens gebruik.
In een eerste voorkeursuitvoeringsvorm wordt een 5 verwarmingsinrichting volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 3.
Verbinding met een eerste einde van de warmtewisselaar met een deksel en het tweede einde met de wand of omgekeerd biedt het voordeel dat het eerste en tweede plaatdeel ten 10 opzichte van elkaar relatief eenvoudig kunnen vervormen, met name wanneer bijvoorbeeld ten minste één der plaatdelen enigszins bol of anderszins vervormbaar is uitgevoerd.
Daardoor kunnen verschillen in uitzetting van de warmtewisselaar en het voorraadvat eenvoudig worden opgevangen.
15 In een eerste nadere uitvoeringsvorm wordt een verwarmingsinrichting volgens de uitvinding voorts gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 6.
Positionering van ten minste één tapspiraal in het voorraadvat, op afstand van de warmtewisselaar, biedt het 20 voordeel dat de door de warmtewisselaar tijdens gebruik opgewekte warmte ook kan worden gebruikt voor de verwarming van water voor gebruik in een andere inrichting dan de ruimteverwarmingsinrichting aangesloten tussen de water-aanvoer- en waterafvoermiddelen. Zo kan een dergelijke 25 tapspiraal bijvoorbeeld worden aangesloten op een sanitair-waterinrichting, een vloerverwarmingsinrichting of een andere lage temperatuur-verwarmingsinrichting. Tijdens gebruik kan door de of elke betreffende tapspiraal stromend water worden verwarmd door warmte-uitwisseling met het water in het 30 voorraadvat dat is of wordt verwarmd door warmte-uitwisseling met de warmtewisselaar.
In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm wordt een verwarmingsinrichting volgens de uitvinding voorts gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 9.
35 Door de warmte-overdragend oppervlak vergrotende elementen kan bij een relatief compacte opbouw van de warmtewisselaar toch een groot contactvlak worden verkregen 5 tussen het water en de warmtewisselaar, zodat tijdens gebruik met een hoog rendement warmte-uitwisseling kan plaatsvinden tussen de rookgassen en het water. De warmte-overdragend oppervlak vergrotende elementen kunnen bovendien worden 5 ingericht voor het verzorgen van een specifieke stroming van het water langs de warmtewisselaar. Door de elementen met de warmtewisselaar mee te gieten kan deze eenvoudig en relatief goedkoop worden vervaardigd terwijl bovendien geen contact-verliezen tussen aan elkaar bevestigde delen optreden.
10 De uitvinding heeft bovendien betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van een verwarmingsinrichting volgens de uitvinding. Daartoe wordt een werkwijze volgens de uitvinding in een eerste uitvoeringsvorm gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 10.
15 Bij deze werkwijze kan het vat in eerste instantie grotendeels worden samengesteld, waarna de warmtewisselaar vanaf een open zijde in het vat kan worden gemonteerd. Aansluitend kan het vat worden gesloten zodanig dat het voorraadvat waterdicht is en de verwarmingsinrichting verder 20 kan worden afgebouwd. Positionering van de warmtewisselaar binnen het voorraadvat via een open zijde maakt eenvoudige montage en afdichting van de warmtewisselaar tegen het voorraadvat mogelijk.
In een nadere uitvoeringsvorm wordt een werkwijze 25 volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 11.
Door de warmtewisselaar aan het betreffende deksel te bevestigen en daarbij ten minste één tapspiraal rond ten minste een gedeelte van de warmtewisselaar aan te brengen kan 30 de warmtewisselaar tezamen met de of elke betreffende tapspiraal eenvoudig in het vat worden geschoven en daarin worden vastgezet. Hierdoor is manipulatie en bevestiging van het samenstel eenvoudig mogelijk. Door de of elke tapspiraal met het betreffende deksel te verbinden kunnen de warmte-35 wisselaar en de tapspiraal tezamen worden gemonteerd waarbij de positie van de warmtewisselaar ten opzichte van de of elke betreffende tapspiraal vastligt. Een dergelijke werkwijze 1 004570 6 maakt het vervaardigen van een verwarmingsinrichting volgens de uitvinding eenvoudig en relatief goedkoop mogelijk.
In een alternatieve uitvoeringsvorm wordt een werkwijze volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen 5 volgens conclusie 12.
Bij deze uitvoeringsvorm kan een warmtewisselaar volgens de uitvinding eenvoudig in een reeds vervaardigd en afgesloten vat worden gemonteerd. De warmtewisselaar wordt via een eerste opening in het vat gebracht en door kantelen in de 10 gebruiksstand gebracht, waarna de warmtewisselaar met het eerste en tweede einde tegen de wand van de warmtewisselaar wordt bevestigd. Overigens is een vergelijkbare werkwijze mogelijk wanneer de warmtewisselaar bijvoorbeeld in hoofdzaak T-vormig, J-vormig of bijvoorbeeld Z-vormig is. Daarbij is het 15 slechts noodzakelijk dat de lengte van de verschillende delen van de warmtewisselaar zodanig zijn gekozen dat insteken en kantelen van de warmtewisselaar binnen het gesloten vat mogelijk is. Bevestiging van het eerste en tweede einde van de warmtewisselaar aan de wand en/of een deksel van het voorraad-20 vat is vervolgens eenvoudig mogelijk, bijvoorbeeld met behulp van daartoe geëigende flenzen, pakkingen en bevestigingsbouten of dergelijke. De uitvinding heeft voorts betrekking op een werkwijze voor het regelen van de warmtetoevoer naar een verwarmingscircuit bij gebruik van een verwarmingsinrichting 25 volgens de uitvinding. Een dergelijke werkwijze wordt gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 13.
Door menging van relatief koud retourwater met relatief warm water uit het voorraadvat afhankelijk van de warmtebehoefte en/of de watertemperaturen kan steeds op 30 geschikte wijze worden voldaan aan de warmtebehoefte, zonder dat warmteschokken optreden. Warmteschokken zijn ongewenst aangezien daardoor geluidsoverlast, beschadigingen aan de inrichtingen en eventueel de omgeving kunnen optreden en bovendien gevaar voor mens en dier kunnen ontstaan als gevolg 35 van de snelle temperatuurstijging in het betreffende verwarmingscircuit.
1004571 7
Verdere voordelige uitvoeringsvormen van een verwarmingsinrichting en werkwijzen volgens de uitvinding zijn gegeven in de volgconclusies.
Ter verduidelijking van de uitvinding zullen 5 uitvoeringsvoorbeelden van een samenstel en werkwijze, onder verwijzing naar de tekening, worden beschreven. Daarin toont:
Fig. 1 in doorgesneden zij-aanzicht een eerste uitvoeringsvorm van een verwarmingsinrichting volgens de uitvinding, met schematisch daarop aangesloten verwarmings-10 middelen;
Fig. 2 in doorgesneden zij-aanzicht een tweede uitvoeringsvorm van een verwarmingsinrichting volgens de uitvinding, met schematisch daarop aangesloten verwarmingsmiddelen; 15 Fig. 3 in doorgesneden zij-aanzicht een derde uitvoeringsvorm van een verwarmingsinrichting volgens de uitvinding, met schematisch daarop aangesloten verwarmingsmiddelen;
Fig. 4 in doorgesneden zij-aanzicht een vierde 20 uitvoeringsvorm van een verwarmingsinrichting volgens de uitvinding, met schematisch daarop aangesloten verwarmingsmiddelen;
Fig. 4A schematisch een verwarmingscircuit voor gebruik bij een verwarmingsinrichting volgens de uitvinding; 25 Fig. 5 in doorgesneden zij-aanzicht een vijfde uitvoeringsvorm van een verwarmingsinrichting volgens de uitvinding, met schematisch daarop aangesloten verwarmingsmiddelen .
De in de tekening getoonde varianten van een 30 verwarmingsinrichting volgens de uitvinding zijn alle schematisch weergegeven. In de tekening zijn gelijke delen voorzien van corresponderende verwijzingscijfers.
Onder lichtmetaal dienen in deze beschrijving ten minste begrepen te worden aluminium, aluminium legeringen en 35 dergelijke metalen en metaallegeringen. Als gietwijzen voor de vervaarding van een warmtewisselaar voor gebruik in een 1 004570 8 verwarmingsinrichting volgens de uitvinding kunnen allerlei geschikte, op zichzelf bekende gietwijzen worden toegepast.
Figuur 1 toont in doorgesneden zij-aanzicht een verwarmingsinrichting 1, omvattende een voorraadvat 2 en een 5 zich in hoofdzaak binnen het voorraadvat 2 uitstrekkende warmtewisselaar 3. Het voorraadvat 2 is bij voorkeur vervaardigd uit plaatstaal en is opgebouwd uit een cilindrische langswand 4, een bovendeksel 5 en een onderdeksel 6. De deksels 5, 6 kunnen op verschillende wijzen met de 10 langswand zijn verbonden, bijvoorbeeld geheel of gedeeltelijk losneembaar, doch ten minste één deksel is bij voorkeur vast met de langswand verbonden, bijvoorbeeld door lassen. Het voorraadvat 2 is aan de buitenzijde voorzien van isolatie (niet getoond).
15 Het voorraadvat 2 is voorzien van wateraanvoer- aansluitmiddelen 7 voor aansluiting op een retourleiding 8 van een (schematisch weergegeven) ruimteverwarmingscircuit 9 en van waterafvoer-aansluitmiddelen 10 voor aansluiting van de aanvoerleiding 11 van het ruimteverwarmingscircuit 9. De 20 wateraanvoer-aansluitmiddelen 7 monden uit nabij de onderzijde, de waterafvoer-aansluitmiddelen 10 nabij de bovenzijde van het voorraadvat 2. In het ruimteverwarmingscircuit 9 is een pomp 12 opgenomen voor daarin en door het voorraadvat 2 pompen van met behulp van de nog nader te 25 beschrijven warmtewisselaar 3 verwarmd water.
In het verwarmingscircuit 9 is in de retourleiding 8 een regelbare driewegklep 60 opgenomen. Deze is via een verbindingsleiding 61 verbonden met de aanvoerleiding 11. Tijdens gebruik kan de driewegklep 60 met behulp van de motor 30 62 worden gestuurd, zodat menging kan worden verkregen van heet water uit het voorraadvat 2 en relatief koel water, afkomstig uit de retourleiding 8 van het verwarmingscircuit 9. Dit mengsel van water met twee verschillende temperaturen wordt vervolgens tijdens gebruik via de aanvoerleiding 11 naar 35 de radiatoren of dergelijke in het verwarmingscircuit geleid. Door een geschikte keuze van de mengverhouding kan worden verhinderd dat te heet water in het verwarmingscircuit 9 wordt ~ r, r. A r ’/ ''! U ^ * ~j' 9 geleid. Daardoor worden geluidshinder, uitzetten en krimpen van de delen van het verwarmingscircuit en te sterke temperatuurstijging in de ruimten verhinderd. Bovendien wordt daarmee verhinderd dat de leidingen en de verwarmingslichamen 5 te snel te warm worden, waardoor mensen en dieren zich zouden kunnen verbranden. Een verder voordeel van de driewegklep is dat het water in het voorraadvat 2 continu op een hoge temperatuur kan worden gehouden en toch steeds de temperatuur van het naar het verwarmingscircuit 9 geleide water geschikt 10 kan worden ingesteld, bijvoorbeeld op basis van de gemeten watertemperaturen in het voorraadvat 2 en in de retourleiding 8 en de warmtebehoefte in de ruimten, althans in het betreffende verwarmingscircuit. Daarmee kan snel en voordelig aan elke warmtevraag worden voldaan. De hoge temperatuur van 15 het water in het voorraadvat 2 biedt bovendien het voordeel dat de comforttijd voor een eventueel sanitairwatercircuit dat op de verwarmingsinrichting is aangesloten laag is. De comforttijd is de tijd gelegen tussen het optreden van een warmtevraag en het daaraan voldoen.
20 De warmtewisselaar 3 is gegoten uit lichtmetaal en is enigszins T-vormig. Het bovenste, liggende deel 13 van de warmtewisselaar 3 omvat een branderruimte 14 en een eerste einde 15 van de warmtewisselaar 3, dat is bevestigd tegen de langswand 4 van het voorraadvat 2, een eerste opening 16 over-25 dekkend. De branderruimte 14 heeft een veelhoekige dwarsdoorsnede, waarbij voor de vlakken vanwege optredende drukken en noodzakelijke sterkte relatief grote radii zijn gekozen. In de branderruimte 14 is een brander 17 opgesteld, welke is voorzien van een cilindrisch brandervlak 18 en zich 30 ongeveer in de lengterichting van het liggende deel 13 van de warmtewisselaar 3 uitstrekt, over in hoofdzaak de volle lengte daarvan. Op het eerste einde 15 is een ventilator 26 aangesloten voor het aanvoeren van een gas-luchtmengsel naar de brander 17.
35 Het liggende deel 13 is via een enigszins conisch deel 19 verbonden met het staande deel 20 van de warmtewisselaar 3. Het staande deel 20 omvat een warmte- ^?9 10 uitwisselingsdeel 21 dat aan de binnenzijde is voorzien van eerste warmte-overdragend oppervlak vergrotende elementen 22, bijvoorbeeld aangegoten nokken of schotten. Deze eerste elementen 22 zijn bij voorkeur uitgevoerd als in ten opzichte 5 van elkaar enigszins verschoven rijen nokken 22, welke meanderende doorgangen vormen voor rookgassen, tussen de brander 17 en het tweede einde 23 van de warmtewisselaar 3.
Het tweede einde 23 van de warmtewisselaar 3 is verbonden met het onderdeksel 6. Daartoe is in het onderdeksel 6 een tweede 10 opening 24 aangebracht, waarover het tweede einde 23 afdekkend is aangesloten. Het tweede einde 23 is geschikt voor de aansluiting van rookgas-afvoermiddelen zoals een schoorsteen. Het eerste einde 15 en het tweede einde 23 zijn beide zodanig met de langswand 4 respectievelijk het onderdeksel 6 verbonden 15 dat het voorraadvat 2 waterdicht is, afgezien van de watertoe-en -afvoermiddelen 7, 10 voor het genoemde verwarmings-circuit 9.
Aan de buitenzijde van de warmtewisselaar 3, in het bijzonder op het staande deel 20 en ten minste ter hoogte van 20 het warmte-uitwisselingsdeel 21, zijn tweede warmte- overdragend oppervlak vergrotende elementen 25 voorzien, bijvoorbeeld aangegoten nokken of schotten. De nokken of schotten 25 kunnen elke geschikte vorm hebben, bijvoorbeeld zich annulair uitstrekkende, ringvormige schotten, in 25 langsrichting van het staande deel 20 uitstrekkende schotten of rijen en kolommen nokken. Ook kunnen één of meer spiraalsgewijs verlopende schotten worden toegepast, waardoor tijdens gebruik een stroming van water langs de schotten en derhalve langs ten minste het warmte-uitwisselingsdeel 21 van de 30 warmtewisselaar 3 wordt gestimuleerd, zonder dat daartoe bewegende delen noodzakelijk zijn. Daardoor kan tijdens gebruik de warmte-overdracht tussen rookgassen in de warmtewisselaar en water in het voorraadvat nog verder worden verbeterd.
35 Een verwarmingsinrichting 1 volgens fig. 1 kan als volgt worden opgebouwd. De langswand 4 van het voorraadvat 2 wordt vervaardigd, bijvoorbeeld uit plaat door walsen en ^004570 11 dichtlassen van de naad. Vervolgens worden de deksels 5, 6 vervaardigd, bij voorkeur enigszins bol. In de langswand 4 en het onderdeksel 6 worden respectievelijk de eerste 16 en tweede opening 24 aangebracht. De warmtewisselaar 3 wordt 5 gegoten en vervolgens binnen de langswand 4 gebracht, waarna, bij voorkeur onder tussenkomst van een geschikte pakking, 0-ringen of dergelijke, het eerste einde 15 van de warmtewisselaar 3 aan de langswand wordt vastgezet.
Aansluitend wordt het onderdeksel 6 tegen de langswand 10 vastgezet, waarbij het tweede einde 23, wederom bij voorkeur onder tussenkomst van een geschikte pakking of dergelijke, over de tweede opening 24 wordt vastgezet. De warmtewisselaar 3 is daartoe aan de beide einden voorzien van geschikte flenzen die met behulp van bijvoorbeeld bouten aan de 15 langswand 4 kunnen worden vastgezet, bij voorkeur vanaf de buitenzijde. Tenslotte wordt het bovendeksel 5 op de langswand 4 vastgezet. Aangezien het voorraadvat 2 pas wordt gesloten en dichtgelast nadat de warmtewisselaar 3 en eventuele andere montagedelen zijn geplaatst, dat wil zeggen de verwarmings- 20 inrichting verder is afgemonteerd, wordt verhinderd dat tolerantieproblemen bijvoorbeeld als gevolg van fabricage, asspanningen en dergelijke de verwarmingsinrichtingen, met name de waterdichtheid en veiligheid daarvan nadelig beïnvloeden.
25 Uiteraard kan een dergelijke verwarmingsinrichting ook op andere wijze worden opgebouwd, bijvoorbeeld door een andere volgorde van montage. Zo kan de warmtewisselaar op het onderste deksel 6 worden gemonteerd en daarna in het voorraadvat 2 worden gestoken, teneinde aansluitend aan de langswand 4 30 te worden bevestigd. Daarmee wordt verhinderd dat de warmtewisselaar 3 aan het eerste einde 15 van het horizontale deel 13 komt te hangen tijdens de montage, hetgeen belastingtechnisch ongunstig kan zijn, met name bij een relatief zware, lange warmtewisselaar 3. Ook kan eerst het onderdeksel 6 35 worden vastgezet, waarna de warmtewisselaar vanaf de bovenzijde in het voorraadvat wordt gestoken en aan het onderdeksel 6 en de langswand 4 wordt vastgezet. Een dergelijke montage kan belastingtechnisch gunstig zijn doch is bij een relatief 10C45 70 12 hoog, smal voorraadvat lastig vanwege de beschikbare manouvreerruimte. Zo zijn vele variaties mogelijk.
Doordat het eerste einde in, althans aan de langswand 4 is vastgezet en het tweede einde 23 in het onderdeksel 6 5 kunnen verschillen in de uitzettingscoëfficiënten van het voorraadvat 2 en de warmtewisselaar 3 eenvoudig worden opgevangen. Met name wanneer het onderdeksel 6 enigszins bol en relatief flexibel is uitgevoerd. Het onderdeksel 6 kan als expansieveer functioneren en vervormingen als gevolg van 10 uitzetting en krimp eenvoudig opvangen. Dezelfde warmtewisselaar 3 kan in voorraadvaten 2 met verschillende hoogten en/of diameters worden toegepast, aangezien steeds de eerste 16 en tweede opening 24 op geschikte onderlinge afstand en positie kunnen worden aangebracht in de onderling een hoek 15 insluitende wanddelen van de langswand 4 en het onderdeksel 6.
Doordat het eerste einde 15 in de langswand 4 is gemonteerd kan de ventilator 26 tegen de zijkant van het voorraadvat 2 worden gemonteerd, zodat deze niet voor extra inbouwhoogte zorgt. Bovendien is de ventilator 26 daardoor 20 eenvoudig bereikbaar voor onderhoud en (de)montage. Bovendien kan boven het liggende deel 13 van de warmtewisselaar een ruimte 27 worden gecreëerd waarin relatief warm water kan worden afgetapt, welke ruimte 27 bovendien kan worden gebruikt voor positionering van andere warmte-uitwisselingsmiddelen, 25 zoals nog nader zal worden toegelicht aan de hand van andere varianten. Bovendien kan in deze uitvoeringsvorm het volledige buitenvlak van de branderruimte 14 worden gebruikt voor warmte-uitwisseling met het water. Een verder voordeel van de in de warmtewisselaar 3 opgenomen bocht is dat de warmte-30 wisselaar 3 een relatief grote lengte heeft tussen het eerste 15 en tweede einde 23, terwijl de totale inbouwhoogte H relatief klein is. Daardoor kan deze in een voorraadvat 2 worden gebruikt met een gunstige verhouding tussen inhoud en buitenoppervlak.
35 Een verwarmingsinrichting 1 volgens fig. 1 kan als volgt worden gebruikt.
/Τ' f .
* 'v- ^ ’ » w' 13
Het voorraadvat 2 en het verwarmingscircuit 9 worden met water gevuld en de verwarmingsinrichting 1 wordt op geschikte wijze aangesloten. Vervolgens wordt met behulp van de ventilator een gas-luchtmengsel in de brander 17 gevoerd en 5 verbrand. De verhitte rookgassen worden eventueel langs de wand van de branderruimte 14 geleid en vervolgens via de meanderende doorgangen tussen de eerste warmte overdragen oppervlak vergrotende elementen 22 naar de rookgasafvoer gevoerd, onder uitwisseling van warmte via de wand van de 10 warmtewisselaar naar het water in het voorraadvat. Het opgewarmde water zal langs de warmtewisselaar 3 omhoog stromen naar de ruimte 27 boven het liggende deel 13, terwijl relatief koud water, althans water met een lagere temperatuur nabij de langswand 4 naar onder zal worden gevoerd. Daardoor wordt een 15 gunstig stromingspatroon in het voorraadvat verkregen. Doordat onderin het voorraadvat 2 het water een relatief lage temperatuur zal hebben, met name doordat hier het water vanuit het verwarmingscircuit 9 wordt teruggevoerd, zullen de rookgassen in de warmtewisselaar 3 sterk worden afgekoeld, zodat 20 condensatie van de rookgassen optreedt. Het condensaat stroomt, met name als gevolg van de vertikale stand van het staande deel 20, eenvoudig weg. Daardoor wordt op eenvoudige wijze een condenserende verwarmingsinrichting met een hoog rendement verkregen.
25 De verwarmingsinrichting is voorts voorzien van therrnostaatmiddelen of anderszins geschikte temperatuurmeet-en -schakelmiddelen 28 voor het in- en uitschakelen van de brander en/of de pomp, al naar gelang de geconstateerde warmtebehoefte. Dergelijke temperatuur en/of warmtebehoefte 30 gestuurde schakelingen zijn op zichzelf bekend. Daarmee kan het water voor het ruimteverwarmingscircuit 9 op eenvoudige en energetisch voordelige wijze op een gewenste temperatuur worden gehouden.
Fig. 2 toont een tweede uitvoeringsvorm van een 35 verwarmingsinrichting 101 volgens de uitvinding, waarbij in de boven de branderruimte 114 gelegen ruimte 127 een eerste tapspiraal 130 is opgenomen. Deze eerste tapspiraal 130 kan 14 bijvoorbeeld worden aangesloten op een sanitairwater-tapcircuit (niet getoond). Deze eerste tapspiraal 130 kan zich geheel boven de branderruimte 114 uitstrekken maar kan zich ook bijvoorbeeld spiraalsgewijs rond het horizontale deel 113 5 van de warmtewisselaar 103 uitstrekken. Dit kan bijvoorbeeld voordelig zijn wanneer weinig ruimte beschikbaar is en wanneer snelle responsietijd voor het tappen van warm sanitairwater gewenst is (de zogenaamde comforttijd).
Een tweede tapspiraal 131 is nabij het ondereinde van 10 het voorraadvat 102 opgenomen, daar waar tijdens gebruik het retourwater van het ruimteverwarmingscircuit 109 in het voorraadvat 102 wordt ingebracht en het water in het voorraadvat 102 een relatief lage temperatuur heeft. Deze tweede tapspiraal 131 is bijvoorbeeld bijzonder geschikt voor 15 aansluiting op een (niet getoond) vloerverwarmingscircuit of een dergelijk lage-temperatuur-verwarmingscircuit. De tweede tapspiraal 131 is in de getoonde uitvoeringsvorm naast het ondereinde van de warmtewisselaar 103 weergegeven, met de lengterichting van de spiraal ongeveer evenwijdig aan de as 20 van het staande deel 120 daarvan, maar kan zich ook ongeveer langs de binnenzijde van de langswand 104 van het voorraadvat 102 uitstrekken. Daardoor heeft de spiraal een grotere gewikkelde lengte relatief ten opzichte van de hoogte en is in hoofdzaak in de eerder besproken neerwaarts gerichte stroming 25 van het water in het voorraadvat 102 opgesteld.
Fig. 3 toont een derde uitvoeringsvorm van een verwarmingsinrichting 201 volgens de uitvinding. Bij deze uitvoeringsvorm strekt de warmtewisselaar 203 zich uit tussen het bovendeksel 205 en de langswand 204 van het voorraadvat 30 202. Bij deze uitvoeringsvorm strekt de branderruimte 214 zich in het bovenste gedeelte van het staande deel 220 uit, waarbij het warmte-uitwisselingsdeel 221 zich gedeeltelijk in het verlengde van de branderruimte 214 en gedeeltelijk in het horizontale deel 213 uitstrekt. De ventilator 226 kan daarbij 35 op het bovendeksel 205 zijn geplaatst, als blazende ventilator, maar kan ook aan de rookafvoerzijde, derhalve aan 1004570 15 het tweede einde 223, tegen de langswand 204 worden aangebracht, als zuigende ventilator.
Een uitvoeringsvorm volgens fig. 3 kan bijvoorbeeld voordelig zijn wanneer onderin een ruimte 227A gewenst is met 5 een relatief lage temperatuur of wanneer bijvoorbeeld een niet condenserende verwarmingsinrichting wenselijk is, hoewel deze wel condenserend kan zijn. Bovendien heeft deze uitvoeringsvorm het voordeel dat deze met het bodemdeksel 206 tegen of althans nabij een vloer of dergelijk constructiedeel kan 10 worden opgesteld. Immers, er hoeft aan de onderzijde geen rookgasafvoer of dergelijke te worden aangesloten. Bovendien bevindt de branderruimte 214 zich bij deze uitvoeringsvorm nabij het boveneinde van het voorraadvat, de warmste positie tijdens gebruik. Daardoor wordt op optimale wijze gezorgd voor 15 directe verwarming van water tot een maximale temperatuur, juist voordat het verwarmde water het voorraadvat 202 kan verlaten naar de aanvoerleiding van het verwarmingscircuit 209. Een dergelijke inrichting is bijvoorbeeld voordelig indien het voorraadvat 202 een relatief kleine inhoud heeft en 20 een relatief korte comforttijd voor het centrale verwarmingscircuit 209 is gewenst.
Rond de branderruimte en ten minste het staande deel 220 van de warmtewisselaar strekt zich nabij de langswand 204 van het voorraadvat 202 een eerste tapspiraal 230 uit. Deze 25 tapspiraal is gewikkeld tussen een eerste einde 232 en een tweede einde 233. Het eerste 232 en tweede einde 233 zijn beide vast verbonden met het bovendeksel 205 waarin het eerste einde van de warmtewisselaar 203 is bevestigd. De warmtewisselaar 203 en de eerste tapspiraal 230 kunnen tezamen met 30 het bovendeksel 205 eenvoudig in het voorraadvat worden geschoven, waarna het tweede einde van de warmtewisselaar met de langswand 204 kan worden verbonden. Plaatsing van de warmtewisselaar en de tapspiraal is daardoor eenvoudig mogelijk terwijl deze positievast ten opzichte van elkaar 35 zijn. Bij deze getoonde uitvoeringsvorm is een brander 217 met een vlak of enigszins gebogen branderdek toegepast, waarbij tijdens gebruik de vlammen in hoofdzaak neerwaarts zijn Λ ' ' y Λ 16 gericht, in de richting van het warmte-uitwisselingsgebied 221. Overigens kan een dergelijke brander ook geheel of gedeeltelijk in de warmtewisselaar zijn meegegoten.
Fig. 4 toont een vierde uitvoeringsvorm van een 5 verwarmingsinrichting 301 volgens de uitvinding, waarbij de warmtewisselaar U-vormig is uitgevoerd. De branderruimte 314 is in een eerste, zich horizontaal uitstrekkende poot 313 aangebracht. De aansluitmiddelen voor de rookgasafvoer zijn aangebracht aan het tweede einde 323 van de warmtewisselaar 10 303, aan de zich evenwijdig aan de eerste poot 313 uit strekkende tweede poot 313A. Het warmte-uitwisselingsgebied 321 is daarbij opgenomen in het zich althans in hoofdzaak in vertikaal uitstrekkende verbindingsdeel 320 van de beide poten 313, 313A. Vanaf het eerste einde 315 van de warmtewisselaar 15 303 is de brander 317 in de branderruimte 314 gestoken. Rond het eerste einde 315 is een eerste flens 340 aangebracht met een grotere buitenomtrek dan de eerste opening 316. Rond het tweede einde 323 is een tweede flens 341 aangebracht, met een buitenomtrek die kleiner is dan de eerste opening 316 maar 20 groter dan de tweede opening 324. De warmtewisselaar 303 kan met het tweede einde vooruit door de eerste opening 316 in het voorraadvat 302 worden gestoken en worden doorgeschoven totdat het verbindingsdeel 320 tussen de poten 313, 313A tegen de buitenzijde van de langswand 304 aanligt. Vervolgens wordt de 25 warmtewisselaar gekanteld, zodat het genoemde verbindingsdeel 320 naar binnen geschoven kan worden tot aan de eerste poot 313. Aansluitend wordt de warmtewisselaar nogmaals gekanteld, zodat de eerste poot 313 ook in het voorraadvat 302 kan worden geschoven en de eerste flens 340 aanligt tegen de buitenzijde 30 van de langswand 304. De eerste opening 316 en de tweede opening 325 zijn op een zodanige onderlinge afstand boven elkaar geplaatst dat in de hiervoor beschreven stand van de warmtewisselaar de tweede flens 341 aan de binnenzijde tegen de langswand 304 ligt, rond de omtrek van de tweede opening 35 325. De langswand 304 en de flenzen 340, 341 zijn van corresponderende gaten voorzien, zodat de flenzen, onder 17 tussenkomst van daartoe geëigende pakkingen, tegen de langswand afdichtend kunnen worden vastgeschroefd.
Op de verwarmingsinrichting 301 is tussen de wateraanvoer-aansluitmiddelen 307 en de waterafvoer-5 aansluitmiddelen 310 een verwarmingscircuit aangesloten, bijvoorbeeld zoals schematisch getoond in fig. 4A of fig. 4B.
Fig. 4A toont een verwarmingscircuit 301 omvattende een ruimteverwarmingscircuit 309, schematisch weergegeven door een radiator 380, en een sanitairwatercircuit 350, schematisch 10 weergegeven door een platenwarmtewisselaar 352 en een waterkraan 355. De aanvoerleiding 311 is via een eerste regelbare driewegklep 360 enerzijds aangesloten op het ruimteverwarmingscircuit 309 en anderzijds op de aanvoerzijde van de platenwarmtewisselaar 352. De retourleidingen 381 en 356 van 15 respectievelijk het ruimteverwarmingscircuit 309 en de platenwarmtewisselaar 352 zijn te zamen op een waterpomp 312 aangesloten. De andere zijde van de pomp 312 is op een eerste zijde van een tweede gestuurde driewegklep 365 aangesloten. De overige twee zijden van de tweede driewegklep 365 zijn 20 aangesloten op respectievelijk de aanvoerleiding 311 en de retourleiding 308.
Tijdens gebruik kan heet water vanuit het voorraadvat 302 naar het verwarmingscircuit 309 en/of het sanitairwatercircuit 350 worden geleid, afhankelijk van de instelling van 25 de eerste driewegklep 360. Bij het toegevoerde hete water kan via de tweede driewegklep 365 vanuit de beide verwarmings-circuits 309 en 350 relatief koel retourwater worden bijgevoegd. De pomp 312 zorgt daarbij voor sturing van het water in de goede richting. Door instelling van de beide 30 regelkleppen 360, 365 wordt steeds, afhankelijk van de gemeten watertemperaturen in het voorraadvat 302 en de retourleiding en de warmtebehoeften in de circuits 309 en 350 water met een geschikte temperatuur in een geschikte hoeveelheid aan de respectieve verwarmingscircuits toegevoerd.
35 Fig. 4B toont een verwarmingscircuit, vergelijkbaar met het verwarmingscircuit volgens fig. 4A, waarbij een tweetal pompen en terugslagkleppen en slechts één geregelde ' ; / 0 18 driewegklep is opgenomen. Bij deze inrichting wordt heet water vanuit het voorraadvat 302 direct toegevoerd aan de beide verwarmingscircuits 309, 350. Via de regelklep 360 kan wederom relatief koel water worden bijgemengd vanuit de retourleiding.
5 De terugslagkleppen 366, 367 zorgen ervoor dat water vanuit het ene circuit 309 niet direct in het andere circuit 350 kan worden gepompt vice versa. Afhankelijk van de warmtebehoefte in de beide verwarmingscircuits 309, 350 worden de pompen 312, 312A aangestuurd voor het in het betreffende circuit 309, 350 10 rondpompen van een geschikte hoeveelheid water van een geschikte temperatuur. Daardoor kan steeds op snelle, comfortabele en energetisch gunstige wijze in elk verwarmingscircuit aan de warmtebehoefte worden voldaan.
Uiteraard kunnen op vergelijkbare wijze meerdere 15 circuits worden aangesloten. Dezelfde en vergelijkbare verwarmingscircuits zijn bovendien toepasbaar bij andere verwarmingscircuits volgens de uitvinding.
Uiteraard kunnen ook andersvormige warmtewisselaars, bijvoorbeeld zoals getoond in de figuren 1 tot 3 of de nog 20 nader te beschrijven figuur 5 op een vergelijkbare wijze in een reeds op voorhand gesloten of nog gedeeltelijk open voorraadvat worden bevestigd. Een dergelijke bevestigingswijze heeft het voordeel dat de warmtewisselaar in een reeds in hoofdzaak gesloten vat kan worden gestoken, en vanaf de 25 buitenzijde kan worden bevestigd. De positie van de warmtewisselaar binnen het voorraadvat wordt daarbij vastgelegd door de positie van de betreffende openingen in het voorraadvat. Deze openingen kunnen bijvoorbeeld beide in de langswand zijn gelegen, recht boven elkaar, of aan bijvoorbeeld tegenover 30 gelegen zijden van de langswand. Ook kan één der openingen in een deksel zijn gelegen en de andere opening in de langswand of eventueel beide openingen in de respectieve deksels. De bevestigingsflenzen en/of pakkingen kunnen zodanig zijn uitgevoerd dat kleine relatieve bewegingen van de warmte-35 wisselaar ten opzichte van de langswand mogelijk zijn, teneinde verschil in uitzetting van de warmtewisselaar en het voorraadvat op te vangen. Dit is met name van belang wanneer 1 0 045 70 19 de beide einden van de warmtewisselaar zijn opgenomen in dezelfde langswand.
Figuur 5 toont een vijfde uitvoeringsvorm van een warmtewisselaar 401 volgens de uitvinding, waarbij de 5 warmtewisselaar in hoofdzaak Z-vormig is uitgevoerd. De branderruimte 414 is in een eerste zich horizontaal uitstrekkende poot 413 aangebracht. De aansluitmiddelen voor de rookgasafvoer zijn aangebracht aan het tweede einde 423 van de warmtewisselaar 403, aan de zich evenwijdig maar in 10 tegengestelde richting uitstrekkende tweede poot 413A. Het warmte-uitwisselingsgebied 421 is opgenomen in het zich althans in hoofdzaak in verticale richting uitstrekkende verbindingsdeel 420 tussen de beide poten 413, 413A. Rond het verbindingsdeel 420 strekt zich een tapspiraal 430 uit, nabij 15 de langswand 404. Deze tapspiraal 430 is bijvoorbeeld opneembaar in een vloerverwarmingsinrichting of dergelijke. Vanaf het onderdeksel 406 strekt zich een eerste, relatief korte aansluitpijp 450 uit tot in het voorraadvat 402, alsmede een tweede, relatief lange tweede aansluitpijp 451. Tussen de 20 beide aansluitpijpen 450, 451 is een warmtecircuit 409 opgenomen dat een bijvoorbeeld platenwarmtewisselaar 452 omvat. Water kan met behulp van een pomp 453 door dit circuit worden gepompt, door de platenwarmtewisselaar 452. In de platenwarmtewisselaar 452 kan bijvoorbeeld sanitairwater 25 worden opgewarmd door warmte-uitwisseling, hetwelk via een tapkraan of dergelijke kan worden afgetapt. Een dergelijk circuit 454 is schematisch weergegeven in figuur 5.
De uitvinding is geenszins beperkt tot de in de tekening en de beschreven uitvoeringsvormen. Vele variaties 30 daarop zijn mogelijk.
Zo kunnen de in de verschillende figuren getoonde warmtewisselaars worden gecombineerd met de verschillende getoonde voorraadvaten en/of tapspiralen. Bovendien kan bij elk van deze uitvoeringsvormen een ander aantal tapspiralen 35 worden toegepast alsmede bijvoorbeeld een verwarmingscircuit met warmtewisselaar zoals getoond in figuur 5. De daarin opgenomen platte warmtewisselaar kan uiteraard ook een 1004570 20 andersoortige warmtewisselaar zijn, De in figuur 1 getoonde, zich in de langsrichting van het warmte-uitwisselingsgebied 21 uitstrekkende vinnen 25, welke als warmte-overdragend oppervlak vergrotende elementen fungeren kunnen uiteraard op 5 andere wijzen zijn uitgevoerd, bijvoorbeeld spiraalsgewijs, als nokken, radiale schotten, of dergelijke geschikte vormen. Bovendien kan een bus zijn aangebracht welke het warmte-uitwisselingsgebied althans gedeeltelijk en op enige afstand omgeeft, welke bus eindigt op enige afstand van het eerste en 10 tweede einde van de warmtewisselaar. Daardoor kan tussen de warmtewisselaar en de bus water stromen, waardoor de natuurlijke stroming binnen het voorraadvat kan worden gestuurd.
Deze en vele vergelijkbare aanpassingen en variaties 15 worden geacht binnen het raam van de uitvinding te vallen.
1 0 0 45 7 C'

Claims (12)

1. Verwarmingsinrichting, omvattende een voorraadvat en een zich in het voorraadvat uitstrekkende warmtewisselaar, welke warmtewisselaar een branderruimte en een daarop aansluitend warmte-uitwisselingsdeel omvat en is voorzien van gasmengsel- 5 aanvoermiddelen voor een gas-luchtmengsel naar in de branderruimte opgestelde brandermiddelen en rookgasafvoer-middelen, waarbij het voorraadvat is voorzien van water-aanvoermiddelen en water-afvoermiddelen, waarbij de warmtewisselaar in hoofdzaak is vervaardigd door gieten uit licht-10 metaal en het vat in hoofdzaak is vervaardigd uit plaatmateriaal, met het kenmerk, dat de gasmengsel-aanvoermiddelen nabij een eerste einde van de warmtewisselaar zijn opgesteld en de rookgasafvoermiddelen nabij een op afstand van het eerste einde gelegen tweede einde, waarbij het eerste einde 15 van de warmtewisselaar zich nabij de bovenzijde van het voorraadvat in een eerste wanddeel van het voorraadvat bevindt en het tweede einde nabij de onderzijde van het voorraadvat in een tweede plaatdeel en waarbij het voorraadvat is ingericht voor het opslaan en doorvoeren van water voor gebruik in een 20 ruimteverwarmingscircuit.
2. Verwarmingsinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat tussen het eerste en het tweede einde ten minste één bocht in de warmtewisselaar is opgenomen.
3. Verwarmingsinrichting volgens één der voorgaande 25 conclusies, met het kenmerk, dat het voorraadvat is voorzien van een zijwand, een bovendeksel en een onderdeksel, waarbij het eerste plaatdeel een gedeelte van één der deksels is en het tweede plaatdeel een gedeelte van de wand is of omgekeerd.
4. Verwarmingsinrichting volgens één der conclusies 1-3, 30 met het kenmerk, dat het eerste plaatdeel deel uitmaakt van één der deksels en het tweede plaatdeel van het andere deksel.
5. Verwarmingsinrichting volgens één der conclusies 1-3, met het kenmerk, dat het eerste en tweede plaatdeel beide deel uitmaken van de zijwand.
6. Verwarmingsinrichting volgens één der voorgaande 5 conclusies, met het kenmerk, dat ten minste één tapspiraal is voorzien welke zich in het voorraadvat uitstrekt, op afstand van de warmtewisselaar.
7. Verwarmingsinrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de, althans een tapspiraal ten minste een 10 gedeelte van het warmte-uitwisselingsdeel omgeeft en zich nabij de buitenwand van het voorraadvat uitstrekt.
8. Verwarmingsinrichting volgens conclusie 6 of 7, met het kenmerk, dat ten minste één tapspiraal zich nabij de bovenzijde in het voorraadvat uitstrekt, bij voorkeur ten minste 15 gedeeltelijk boven de branderruimte.
9. Verwarmingsinrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de warmtewisselaar, in het bijzonder het warmte-uitswisselingsdeel aan de buitenzijde is voorzien van bij voorkeur meegegoten warmte-overdragend 20 oppervlak vergrotende elementen.
10. Werkwijze voor het vervaardigen van een verwarmingsinrichting volgens één der conclusies 1-4, met het kenmerk, dat de wand van het voorraadvat wordt vervaardigd, waarbij een opening wordt aangebracht in de wand voor het opnemen van één 25 einde van de warmtewisselaar, waarbij de warmtewisselaar wordt gegoten en met het betreffende einde in de opening wordt bevestigd, waarbij een deksel wordt voorzien van een opening voor opname van het andere einde van de warmtewisselaar, welk deksel op de wand wordt gelast en waarbij het betreffende 30 einde in de opening in het deksel wordt gemonteerd, waarna het voorraadvat wordt gesloten door bevestiging van het tweede deksel, bij voorkeur door lassen.
11. Werkwijze volgens conclusie 10, met het kenmerk, dc.t voorafgaand aan het bevestigen van het betreffende deksel aan 35 het genoemde einde van de warmtewisselaar en de wand van het voorraadvat ten minste één tapspiraal rond ten minste een gedeelte van de warmtewisselaar wordt aangebracht, welke 1004570 tapspiraal bij voorkeur is verbonden met het betreffende deksel.
12. Werkwijze voor het vervaardigen van een verwarmings-inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat in de 5 zijwand van het voorraadvat een eerste en een tweede opening in hoofdzaak boven elkaar worden aangebracht, waarbij de eerste opening groter is dan de tweede opening en de warmtewisselaar in hoofdzaak U-vormig is uitgevoerd, zodanig dat het eerste en tweede einde zich ongeveer in eenzelfde vlak 10 uitstrekken, op een onderlinge afstand welke overeenkomt met de afstand tussen de eerste en de tweede opening, waarbij één der einden van de warmtewisselaar door de eerste opening wordt gestoken tot nabij het andere einde en wordt gekanteld, zodanig dat het voorliggende einde tegen de tweede opening 15 wordt bewogen, waarna het eerste en tweede einde van de warmtewisselaar afsluitend met de zijwand van het voorraadvat worden verbonden, één en ander zodanig dat de rookgasafvoer-middelen en de gasmengsel-aanvoermiddelen vanaf de buitenzijde van het voorraadvat bereikbaar zijn terwijl het voorraadvat 20 waterdicht is afgesloten. 1 0 Ü A L- T 0
NL1004570A 1996-11-19 1996-11-19 Verwarmingsinrichting met voorraadvat en warmtewisselaar en werkwijze voor de vervaardiging daarvan. NL1004570C2 (nl)

Priority Applications (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1004570A NL1004570C2 (nl) 1996-11-19 1996-11-19 Verwarmingsinrichting met voorraadvat en warmtewisselaar en werkwijze voor de vervaardiging daarvan.
AT97203608T ATE235029T1 (de) 1996-11-19 1997-11-19 Heizungsgerät mit speicher und wärmetauscher, und dessen herstellungsverfahren
EP97203608A EP0843134B1 (en) 1996-11-19 1997-11-19 Heating apparatus with storage vessel and heat exchanger, and method for manufacturing same
DE69719917T DE69719917T2 (de) 1996-11-19 1997-11-19 Heizungsgerät mit Speicher und Wärmetauscher, und dessen Herstellungsverfahren

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1004570A NL1004570C2 (nl) 1996-11-19 1996-11-19 Verwarmingsinrichting met voorraadvat en warmtewisselaar en werkwijze voor de vervaardiging daarvan.
NL1004570 1996-11-19

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1004570C2 true NL1004570C2 (nl) 1998-05-20

Family

ID=19763901

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1004570A NL1004570C2 (nl) 1996-11-19 1996-11-19 Verwarmingsinrichting met voorraadvat en warmtewisselaar en werkwijze voor de vervaardiging daarvan.

Country Status (4)

Country Link
EP (1) EP0843134B1 (nl)
AT (1) ATE235029T1 (nl)
DE (1) DE69719917T2 (nl)
NL (1) NL1004570C2 (nl)

Families Citing this family (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE29814868U1 (de) * 1998-08-19 1999-12-30 Hoval Interliz Ag Vaduz Heizkessel
DE202009018196U1 (de) * 2009-09-09 2011-06-09 Kellermann, Stephan, Dipl.-Ing., 22393 Hocheffizientes, solarunterstütztes Brennwert-Speicherheizgerät für flüssige oder gasförmige Brennstoffe zur Erzeugung von Trinkwarmwasser und Heizwärme zur Raumheizung

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0008568A1 (en) * 1978-08-24 1980-03-05 Lennart Bernstein A boiler for heating the heat-transfer medium in a heating system
EP0062023A2 (en) * 1981-04-01 1982-10-06 Fagersta AB A boiler
DE9315307U1 (de) * 1993-09-01 1994-04-14 EWFE-Heizsysteme GmbH, 28357 Bremen Behälter zur Erzeugung und Speicherung für Brauchwasser und Heizung
EP0687871A1 (en) * 1994-06-15 1995-12-20 Dejatech B.V. Heating boiler comprising more than one chamber

Family Cites Families (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL9301274A (nl) 1993-07-20 1995-02-16 Dejatech Bv Hoog-rendement combiketel.

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0008568A1 (en) * 1978-08-24 1980-03-05 Lennart Bernstein A boiler for heating the heat-transfer medium in a heating system
EP0062023A2 (en) * 1981-04-01 1982-10-06 Fagersta AB A boiler
DE9315307U1 (de) * 1993-09-01 1994-04-14 EWFE-Heizsysteme GmbH, 28357 Bremen Behälter zur Erzeugung und Speicherung für Brauchwasser und Heizung
EP0687871A1 (en) * 1994-06-15 1995-12-20 Dejatech B.V. Heating boiler comprising more than one chamber

Also Published As

Publication number Publication date
EP0843134B1 (en) 2003-03-19
ATE235029T1 (de) 2003-04-15
EP0843134A1 (en) 1998-05-20
DE69719917D1 (de) 2003-04-24
DE69719917T2 (de) 2004-02-05

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US4146089A (en) Hot water system and condensing unit therefor
US4823770A (en) Combination hydronic space heater and tankless hot water heater
US6732940B2 (en) Compact vehicle heating apparatus and method
JP2600694Y2 (ja) 水加熱装置
US20070158048A1 (en) External flue heat exchangers
JP2013505415A (ja) タンクレス温水システム用のコイル管熱交換器
KR101284544B1 (ko) 중화렌지 열을 이용한 온수발생장치
US4821682A (en) Method and apparatus for utilizing waste heat in hot water heaters
US4397296A (en) Water heater with submerged combustion chamber
NL1004570C2 (nl) Verwarmingsinrichting met voorraadvat en warmtewisselaar en werkwijze voor de vervaardiging daarvan.
US4179902A (en) Hot water system and condensing unit therefor
US20050235984A1 (en) Water heating apparatus
US20040139929A1 (en) Dual function high efficiency water heater
AU2015100075A4 (en) Improved Water Heater
US2048393A (en) Triple service water heater and boiler
JP4203664B2 (ja) ヒートポンプ給湯装置
GB2096288A (en) Heating system
WO2000050821A1 (en) Mixed boiler
NL1001374C2 (nl) Warmtewisselaar voor combiketel met centrale verbrandingsruimte.
CN1236084A (zh) 具有储存容器和热交换器的加热装置及其制造方法
EP0356452A1 (en) A device for preparing hot water by means of an external heating source
EP0759528B1 (de) Heizkessel
WO2006026833A1 (en) Temperature sensing probe and water heating apparatus
US4237969A (en) Heat transfer element to replace electrical heating element
EP0608030A1 (en) Three-way combi-boiler

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
SD Assignments of patents

Owner name: ALUHEAT B.V.

VD1 Lapsed due to non-payment of the annual fee

Effective date: 20070601