NL1002545C2 - Rail voor een traplift. - Google Patents

Description

Rail voor een traplift

Trapliften zijn bekend. Een bekende traplift omvat een hoofdgestel, draagmiddelen voor het zodanig dragen van dat hoofdgestel, dat het beweegbaar is langs een draagrail, die langs een trap op enige hoogte 5 daarboven is aangebracht, een elektromotor voor het langs de draagrail bewegen van het hoofdgestel en een door het hoofdgestel gedragen hulpgestel voor het dragen van een stoel, bijvoorbeeld een rolstoel via een draagplateau.

Het is een doel van de uitvinding, een rail 10 voor een traplift te verschaffen, die een zeer grote technische flexibiliteit bezit, waardoor de rail zeer eenvoudig, bijvoorbeeld uit modulaire elementen, kan worden opgebouwd en aanpassing aan de meest uiteenlopende omstandigheden mogelijk is.

15 In verband met deze doelstelling verschaft de uitvinding een rail voor een traplift, welke rail omvat: een aantal aan elkaar aansluitende, zodanig geprofileerde, algemeen prismatische railelementen, dat zich in de rail een longitudinale holte uitstrekt, welke 20 holte over zijn gehele werkzame lengte van buitenaf toegankelijk is via een in de rail aanwezige langsopening; positioneringsmiddelen voor het in een vaste positie houden van de rail, bijvoorbeeld 25 bevestigingsmiddelen voor het aan een of meer muren bevestigen van de railelementen; en een in de holte op een vaste langspositie opgenomen heugelorgaan, waarmee via de langsopening een aandrijftandwiel kan samenwerken, dat deel uitmaakt van 30 een langs de rail beweegbare traplift, welk heugelorgaan zodanig buigbaar is, dat het zich kan voegen naar krommingen van de rail in elke richting.

Het heugelorgaan vertoont aangrijpingsvlakken met vaste onderlinge steekafstand. Deze steekafstand 1002545 2 correspondeert met de effectieve steekafstand van de traplift deel uitmakende tandwiel.

Een specifieke uitvoering vertoont de bijzonderheid dat het heugelorgaan schalmelementen omvat, 5 die door aan die schalmelementen, bijvoorbeeld de eindzones daarvan, aanwezige scharnieren onderling treksterk gekoppeld zijn, waarbij de twee aan één schalmelement aanwezige scharnieren de aangrenzende schalmelementen een vrijheid van zwenking verlenen in 10 respectieve vlakken met althans aanzienlijke onderling loodrechte componenten.

Door de vrijheid van zwenking in respectieve vlakken met althans aanzienlijke onderling loodrechte componenten wordt bereikt dat het ene aangrenzende 15 schalmelement in de ene richting en het andere schalmelement in de andere richting kan zwenken. Door deze zwenkbaarheid kan, zoals duidelijk zal zijn in principe elke kromming, zij het over discrete zones, worden geaccommodeerd.

20 Een uitvoering waarin de scharnieren bolscharnieren zijn heeft het voordeel, dat aangrenzende schalmen in elk gewenst vlak een zwenkingsvrijheidsgraad bezit. Hierdoor kunnen relatief geringe kromte-stralen worden geaccommodeerd.

25 Een uitvoering waarin de hartlijnen van de twee scharnieren van een schalmelement in hoofdzaak loodrecht op elkaar staan heeft het hiervoor genoemde voordeel niet, maar heeft het voordeel van een relatief eenvoudige en goedkope constructie.

30 In dit laatste verband wordt de aandacht erop gevestigd, dat bij buiging van het heugelorgaan in één hoofdrichting paren aangrenzende schalmen voor die richting buigstijf met elkaar gekoppeld zijn. Dit betekent, dat de holte in de rail voldoende breedte dient 35 te hebben om het heugelorgaan te accommoderen.

De uitvinding zal nu worden toegelicht aan de hand van bijgaande tekeningen. Hierin tonen: 1002545 3 figuur 1 een schematisch perspectivisch aanzicht van een rail met een heugelorgaan volgens de uitvinding; figuur 2 een gedeeltelijk weggebroken 5 perspectivisch aanzicht op vergrote schaal van een deel van de traplift volgens figuur 1; en figuur 3 een gedeeltelijk weggebroken perspectivisch aanzicht van een detail van een variant.

Figuur 1 toont een uit een aantal delen 10 bestaande trap 1, die aan één zijde wordt begrensd muren 2. Aan deze muren is door middel van draagbouten 3 een uit segmenten bestaande draagrail 4 bevestigd. Deze draagrail 4 wordt ter wille van een optimale mechanische sterkte en veiligheid verder gesteund door steunen 5, die 15 met gemeenschappelijke voetplaten 6 op de treden 7' van de trap rusten.

Zoals figuur 1 toont draagt de traplift een stoel 8 met een zitting 9 en een rugleuning 10, en een door de zitting gedragen voetsteun 11. Zoals hierna aan 20 de hand van figuur 2 zal worden toegelicht, wordt de stoel zodanig gedragen, dat hij in drie vrijheidsgraden beweeglijk is.

De eerste vrijheidsgraad is een rotatievrijheidsgraad, die met het verwijzingsgetal 12 is 25 aangeduid. In deze rotatie-vrijheidsgraad is de stoel 8 omhoog en omlaag zwenkbaar rond een hartlijn 13.

In een tweede rotatie-vrijheidsgraad 14 is de stoel 8 zwenkbaar rond een hartlijn 15.

In een derde vrijheidsgraad, een translatie, is 30 de stoel 8 omhoog en omlaag beweegbaar. Deze beweging is niet strikt verticaal maar heeft een verticale component. Deze vrijheidsgraad is in de tekening met het verwijzingsgetal 16 aangeduid.

Zoals figuur 1 duidelijk toont, is de stand van 35 de draagrail 4 over zijn lengte sterk variabel. De drie vrijheidsgraden van de traplift volgens de uitvinding maken een volledige aanpassing daarvan mogelijk. De stand-variaties van de stoel 9 worden gecompenseerd door 1002545 4 de rotatie-vrijheidsgraden 12 en 14, terwijl de hoogte-instelling wordt verzorgd door de derde vrijheidsgraad 16. Deze kan bijvoorbeeld noodzakelijk zijn om contact tussen het hoofd van een gebruiker en een relatief lage 5 plafondrand 17 te vermijden.

Figuur 2 toont, dat de draagrail 4 aan de onderzijde open is en een buigbaar heugelorgaan 18 draagt. Deze ketting kan door aandrijving van de traplift 19 samenwerken met een tandwiel 20, dat via een 10 wormoverbrenging 21 wordt aangedreven door een elektromotor 22. Deze elektromotor 22 is van relatief zwaar type, daar hij in staat moet zijn, het hele gewicht van een gebruiker en de traplift 19 langs de draagrail 4 omhoog te brengen. De motor 22 wordt gedragen door een 15 hoofdgestel 23, dat door middel van in het algemeen met 24 aangeduide rollen rolbaar is langs de draagrail 4.

Het hoofdgestel 23 draagt via een hartlijn 13 een hulpgestel 25 door middel van een elektromotor 26, die een schroefspindel 27 kan aandrijven is de stand van 20 het hulpgestel 25 ten opzicht van het hoofdgestel 23 instelbaar. Daartoe werkt de spindel 27 samen met een van inwendige draad voorziene buis 28, die scharnierbaar samenwerkt met een beugel 29, die via glijstangen 30,31 is verbonden met een hulpgestel 25. De glijstangen 30,31 25 dienen voor het glijdend geleiden van een draagblok 32, dat een draagas 33 roteerbaar rond hartlijn 15 draagt.

Met draagas 33 zijn steunen 34 voor de stoel 8 verbonden. Met de draagas 33 is een tandheugel 35 verbonden, die samenwerkt met een door een elektromotor 36 aangedreven 30 tandwiel 37. Door aandrijving van de motor 36 kan de stoel 8 worden gezwenkt rond de hartlijn 15. De opklapbare armsteun 38 draagt een bedieningspaneel 39.

Niet is getekend dat de traplift 19 oplaadbare batterijen draagt. Figuur 1 toont, dat aan de zitting van 35 de stoel een aansluiting 40 is bevestigd, die kan samenwerken met aan de einden van de draagrail 4 aangebrachte aansluitingen 41,42 van een laadinrichting.

1002545 5

Hierdoor kunnen in de eindstanden van de traplift de batterijen worden geladen.

Figuur 3 toont een rail 51, omvattende een balkelement 52 met een I-profiel en een daardoor aan de 5 onderzijde gedragen kokerbalkelement 53 met een prismatische vorm, dat wil zeggen dat de dwarsdoorsnede door het element 53 op elke positie dezelfde is. Het kokerbalkelement 53 vertoont een longitudinale holte 54, die aan de onderzijde aansluit aan een longitudinale 10 opening 55, die door draagranden 56, 57 wordt begrensd.

De draagranden 56 dragen de een buigbaar heugelorgaan 57, die geheel is geaccommodeerd in de holte 54 en door middel van niet-getekende middelen daarin op een vaste langspositie is gefixeerd. Het buigbare heugelorgaan 57 15 omvat schalmelementen 58, 59, die aan hun eindzones van algemeen met 60 aangeduide scharnieren zijn voorzien.

Deze scharnieren 60 zijn van het type met twee onderling loodrechte scharnierassen. Hierdoor kunnen de aangrenzende schalmelementen 58, 59 over een beperkte 20 hoek in alle vlakken zwenken.

De schalmelementen 58 vertonen elk een opening, waarin de tanden 61 van tandwiel 20 kunnen ingrijpen. De steekafstand van deze tanden 61 correspondeert met de steekafstand tussen successieve schalmelementen 58.

25 Het I-balkelement 52 dient voor geleiding van leirollen 62, die het hoofdgestel 23 dragen, analoog aan de rollen 24.

De tanden 61 vertonen een breedte, die geringer is dan de opening 55, tevens rekening houdende met de 30 mogelijke krommingen van rail 51. Dergelijke krommingen brengen immers, zoals duidelijk zal zijn, het vereiste van een grotere breedte van de opening 55 met zich mee.

1002545

Claims (4)

1. Rail voor een traplift, welke rail omvat: een aantal aan elkaar aansluitende, zodanig geprofileerde, algemeen prismatische railelementen, dat zich in de rail een longitudinale holte uitstrekt, welke 5 holte over zijn gehele werkzame lengte van buitenaf toegankelijk is via een in de rail aanwezige langsopening; positioneringsmiddelen voor het in een vaste positie houden van de rail, bijvoorbeeld 10 bevestigingsmiddelen voor het aan een of meer muren bevestigen van de railelementen; en een in de holte op een vaste langspositie opgenomen heugelorgaan, waarmee via de langsopening een aandrijftandwiel kan samenwerken, dat deel uitmaakt van 15 een langs de rail beweegbare traplift, welk heugelorgaan zodanig buigbaar is, dat het zich kan voegen naar krommingen van de rail in elke richting.

2. Rail volgens conclusie 1, waarin het heugelorgaan schalmelementen omvat, die door aan die 20 schalmelementen, bijvoorbeeld de eindzones daarvan, aanwezige scharnieren onderling treksterk gekoppeld zijn, waarbij de twee aan één schalmelement aanwezige scharnieren de aangrenzende schalmelementen een vrijheid van zwenking verlenen in respectieve vlakken met althans 25 aanzienlijke onderling loodrechte componenten.

3. Rail volgens conclusie 1, waarin de scharnieren bolscharnieren zijn.

4. Rail volgens conclusie 2, waarin de hartlijnen van de twee scharnieren van een schalmelement 30 in hoofdzaak loodrecht op elkaar staan. 1002543