NL1000867C2 - Werkwijze en inrichting voor het vervaardigen van poststukken. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Werkwijze en inrichting voor het vervaardigen van poststukken

ACHTERGROND VAN DE UITVINDING

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze volgens de aanhef van conclusie 1.

5 Een dergelijke werkwijze is bekend uit de Europese oc trooiaanvrage 0 404 264.

Bij deze bekende werkwijze worden documenten gedrukt en telkens verder verwerkt in overeenstemming met specifieke, bij die gedrukte documenten behorende verwerkingsinstructies, zon-10 der dat het nodig is de documenten te voorzien van speciale merktekens voor het besturen van de verdere verwerking van die documenten.

Omdat de gedrukte documenten niet afgetast worden teneinde de bijbehorende verwerkingsinstructies te lezen bestaat 15 echter de mogelijkheid dat door fouten bij het drukken van de documenten of bij het transport van gedrukte documenten van de printer naar het station, in plaats van een bedoeld document, een ander, daarna of daarvoor gedrukt document - dat verschilt van het bedoelde document - wordt verwerkt in overeenstemming 20 met de bij het bedoelde document behorende verwerkingsinstructies of in combinatie met andere, bij het bedoelde document behorende documenten. Dergelijke fouten kunnen bijvoorbeeld optreden doordat een document blijft hangen of doordat een dubbel blad aan de printer wordt toegevoerd.

25 Dergelijke fouten kunnen er bijvoorbeeld toe leiden, dat van een set gepersonaliseerde documenten een laatste document ontbreekt en in de volgende, voor een andere geadresseerde bestemde set wordt opgenomen. Ook is het bijvoorbeeld mogelijk, dat een rekeningafschrift wordt gevoegd bij een brief die is 30 gericht aan een andere persoon dan degene op wiens bankrekening het afschrift betrekking heeft. Het zal duidelijk zijn, dat dit buitengewoon ongewenste gevolgen zijn. Bijzonder nadelig is daarbij, dat een fout ongemerkt door kan werken in de samenstelling van volgende poststukken.

10 00 867.

-2-

In het bijzonder indien de documenten bovendien groepsgewijs (batchgewijs) worden gedrukt en handmatig als stapel van de printer naar de postsamenstellingsinrichting worden gebracht, is het risico van foutieve verwerking door onregelma-5 tigheden in het transport relatief groot.

Uit het Amerikaanse octrooischrift 4 800 505 is het bekend documenten groepsgewijs te drukken en te voorzien van speciale tekens die codes representeren die behoren bij ver-werkingsinstructies die in een geheugen zijn opgeslagen.

10 Telkens na het toevoeren van een document aan de postsamenstellingsinrichting worden de speciale tekens van dat document gelezen, in reactie op de door het gelezen, speciale teken gerepresenteerde code worden de bij die code behorende verwer-kingsinstructies uit het geheugen gelezen en wordt het docu-15 ment dienovereenkomstig verwerkt. Hoewel de speciale tekens in vergelijking met speciale tekens die rechtstreeks verwerkings-instructies representeren relatief klein zijn, moet bij het bepalen van de lay-out van de documenten ruimte voor de speciale tekens vrij worden gehouden, hetgeen extra coördinatie 20 vergt. Een zogenaamde aflopende bedrukking is vaak onmogelijk. Verder verstoren dergelijke speciale tekens het uiterlijk van documenten en geven deze het document een onpersoonlijk karakter.

Volgens het Amerikaanse octrooischrift 4 972 655 worden 25 geprinte, vanuit een voorraadhouder aangevoerde aaneengesloten documenten van elkaar gescheiden, worden merktekens afgetast van de documenten (OMR), en worden de documenten overeenkomstig die afgetaste merktekens verder verwerkt als onderdeel van een te verzenden poststuk. Indien bij het aftasten geen 30 merktekens worden aangetroffen, wordt een document afgevoerd naar een bak voor misdrukken. Ook aan deze werkwijze kleeft het nadeel, dat speciaal voor het besturen van de verwerking van de documenten bestemde tekens op de documenten moeten worden aangebracht.

35 De uitvinding heeft als doel een werkwijze en een in richting voor het vervaardigen van poststukken met onderling verschillende documenten te verschaffen, waarbij de documenten 10 0 0 8 6/ -3- betrouwbaar in overeenstemming met de bijbehorende verwer-kingsinstructies worden verwerkt, zonder dat het nodig is de documenten te voorzien van speciale voor de verwerking tot poststukken bestemde merktekens.

5

SAMENVATTING VAN DE UITVINDING

Dit doel wordt volgens de onderhavige uitvinding bereikt, door een werkwijze als hiervoor beschreven uit te voe-10 ren als beschreven in het kenmerkende deel van conclusie 1.

Doordat voor een bepaald document, uit de printinstruc-ties voor dat document verificatiegegevens worden herleid, kan door het aftasten van dat document en vergelijking van het af-tastresultaat met de bijbehorende verificatiegegevens gecon-15 troleerd worden of het juiste bedrukte document wordt aangevoerd. Dit houdt in, dat gecontroleerd kan worden of een station verwerkingsinstructies behorend bij een bepaald document uitvoert of zal uitvoeren wanneer dat document dat station bereikt of zal bereiken.

20 In reactie op het verschil-meldingssignaal kan de in richting bijvoorbeeld over gaan in een stand-by toestand. Het vervaardigen van poststukken wordt dan steeds gestaakt, zodra een verschil tussen het aftastresultaat en de verificatiegegevens groter dan een vooraf gekozen mate van verschil is gevon-25 den. Er kan tevens een alarmsignaal worden gegeven, waarbij eventueel wordt aangegeven waar het verdachte document zich bevindt en waarbij de beoogde bedrukking van het verwachte document op een beeldscherm wordt getoond.

In elk geval kan worden voorkomen dat een fout in de 30 toevoer van bedrukte documenten ongemerkt optreedt en vervolgens de documenten worden verwerkt overeenkomstig instructies die bij een voorgaand of een volgend document behoren, zonder dat het nodig is op het document speciale merktekens met een vooraf bepaalde betekenis aan te brengen.

35 Doordat telkens aan de hand van aan elk aftastresultaat toegekende volgorde-informatie die verificatiegegevens worden geselecteerd waarvan de volgorde-informatie correspondeert met 1 0 00 867 .

-4- de volgorde-informatie die is toegekend aan het te vergelijken aftastresultaat, hoeven telkens slechts de bij één document behorende verificatiegegevens te worden vergeleken met het aftastresultaat. Er is dus telkens op voorhand bekend met welke 5 verificatiegegevens de aftastresultaten vergeleken moeten worden. Hierdoor is telkens slechts één vergelijking nodig, zodat de vergelijking relatief eenvoudig en in korte tijd uit te voeren is. Ook meer gedetailleerde verificatiegegevens en aftastresultaten met een hoog oplossend vermogen kunnen derhalve 10 binnen de in de praktijk beschikbare tijd met elkaar worden vergeleken. Dit is in het bijzonder van voordeel, indien achtereenvolgens verschillende documenten worden gedrukt en verwerkt die veel onderlinge overeenkomst vertonen en slechts op enkele punten van elkaar verschillen. Een dergelijke situatie 15 doet zich bijvoorbeeld voor bij het afdrukken van met adressenlijsten samengevoegde standaardbrieven en bij het verzenden van verzekeringspolissen en -offertes, waarvoor verschillende sets bepalingen van kracht zijn. Dankzij de uitvinding kan de vervaardiging en aansluitende verwerking tot poststukken van 20 dergelijke documenten eenvoudig worden gecontroleerd, zonder dat het nodig is speciale voor de verdere verwerking bestemde tekens op de documenten aan te brengen.

Een verder voordeel van de merkwijze volgens de uitvinding is, dat tevens de werking van de printer kan worden ge-25 controleerd.

Bij de hiervoor besproken bekende systemen die werken zonder het lezen van speciale verwerkings-merktekens van de te verwerken documenten worden de gedrukte documenten direct verwerkt, verpakt en verzonden, zonder dat de persoon die het 30 systeem bedient gelegenheid heeft deze documenten te inspecteren. Hierdoor bestaat een grote kans, dat storingen van de printer, waardoor de beoogde bedrukking geheel of gedeeltelijk niet of anders wordt afgedrukt, onopgemerkt blijven.

Bij de werkwijze volgens de uitvinding leidt, bij ge-35 schikt gekozen verificatiegegevens, een van de beoogde bedrukking afwijkende bedrukking van een document tot een verschil- 10008t -5- melding, waardoor verzending van eventuele documenten met drukfouten op betrouwbare wijze kan worden voorkomen.

De aan de printer toegevoerde documenten kunnen bijvoorbeeld als losse documenten vanaf een stapel of in de vorm van 5 onderling verbonden documenten van een kettingformulier-baan worden toegevoerd. Na het bedrukken van de documenten en voorafgaand aan eventueel indelen van de documenten in sets kunnen deze eventueel gestapeld worden, waarna de sets gevormd worden door bij eenzelfde set behorende documenten achtereenvolgens 10 vanaf een stapel af te voeren en een pauze in te lassen voordat documenten van een volgende set worden afgevoerd. Een andere mogelijkheid is, de sets te vormen door van de printer afkomstige documenten telkens te verzamelen tot een stapel, waarbij telkens een stapel wordt afgevoerd zodra deze een com-15 plete set bij elkaar behorende documenten vormt.

De controle volgens de uitvinding kan voor alle vanaf een printer toegevoerde documenten uitgevoerd worden, zodat elk document wordt gecontroleerd. Het is echter ook mogelijk, het aftasten en verifiëren steekproefsgewijs uit te voeren.

20 Doordat transportfouten doorwerken en de kans dat twee opeenvolgende fouten elkaar teniet doen klein is, is het risico dat poststukken een foutieve samenstelling krijgen zonder dat een fout wordt gemeld ook bij steekproefsgewijze controle zeer gering.

25 Opgemerkt wordt, dat waar in de onderhavige aanvrage wordt gesproken over documenten, deze documenten uiteraard ook elk deel uit kunnen maken van een groter geheel en bijvoorbeeld een buitenste document van een katern of een stapel kunnen vormen. Verder kunnen de documenten of een aantal van de 30 documenten ook worden gevormd door enveloppen (bijvoorbeeld retourenveloppen) of zijn uitgevoerd als etiketten op enveloppen, dozen of andere voorwerpen.

De uitvinding kan tevens zijn belichaamd in een inrichting volgens conclusie 13, die specifiek is ingericht voor het 35 uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvinding.

Bijzondere uitwerkingen van de uitvinding zijn beschreven in de afhankelijke conclusies.

1 0 00 867.

-6-

KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN

Fig. 1 is een schematische weergave van een eerste voor-5 beeld van een inrichting volgens de uitvinding,

Fig. 2 is een schematische weergave van een tweede voorbeeld van een inrichting volgens de uitvinding, en

Fig. 3 is een stroomschema van een voorbeeld van een werkwijze volgens de uitvinding.

10

GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING

De uitvinding wordt in eerste instantie beschreven aan de hand van het in Fig. 1 getoonde voorbeeld van een inrich-15 ting volgens de uitvinding en het in Fig. 3 getoonde stroomschema van een voorbeeld van een werkwijze volgens de uitvinding. Deze voorbeelden vormen de momenteel het meest geprefereerde uitvoeringsvormen van de uitvinding. In de tekening zijn overeenkomende delen van de verschillende, getoonde voor-20 beelden aangeduid met onderling identieke verwijzingscijfers.

De in Fig. 1 getoonde inrichting voor het samenstellen van poststukken is uitgerust met een aantal stations 1-6 waarvan een eerste station is uitgevoerd als een printer 1, een transport-eenheid 7 die de printer 1 met de overige stations 25 2-6 verbindt voor het stuksgewijs toevoeren van individuele door de printer 1 gedrukte documenten van de printer 1 naar de overige stations 2-6, en een besturingssysteem gevormd door twee processor-systemen 8, 9 voor het besturen van de stations 1-6 en de transporteenheid 7.

30 Meer in het bijzonder zijn de stations van de inrichting volgens dit voorbeeld uitgevoerd als: een printer 1, een eerste bijlage-feeder 2, een tweede bijlage feeder 3, een vouw-station 4, een aftast-eenheid 5 en een couverteerstation 6. De transport-eenheid verloopt vanaf de printer 1 langs de eerste 35 bijlage-feeder 2, de tweede bijlage feeder 3 en het vouwsta-tion 4 naar de aftast-eenheid 5. Een voorbeeld van een samenstel met feeders 2, 3, een vouwstation 4 en een transporteen- 10 0 0 8 6/.

-7- heid 7 als getoond is meer gedetailleerd beschreven in EP-A-0 605 066. De feeders 2, 3, het vouwstation en het cou-verteerstation 6 zijn bestemd voor het verwerken van documenten die door de transporteenheid 7 worden toegevoerd vanaf de 5 printer 1. Voor het verzamelen van voltooide poststukken kan stroomafwaarts van het couverteerstation bijvoorbeeld een ver-zamelhouder of -bak of een naar een sorteereenheid leidende afvoerbaan worden geplaatst. Dergelijke afvoermiddelen zijn op zich bekend en hier derhalve verder niet nader beschreven.

10 Voor het besturen van de stations 2-6 stroomafwaarts van de printer 1 is een van de processor-systemen 8 door middel van een bussysteem 10 gekoppeld met een processor 11 van de transportbaan 7, een processor 12 van de aftast-eenheid 5 en een processor 13 van het couverteerstation 6. De processor 11 15 van het transportsysteem 7 is op zijn beurt via een bussysteem 14 verbonden met processors 15, 16 van de eerste en de tweede bijlage-feeder 2, 3 en met een processor 17 van het vouwstation 4. Het processor-systeem 8 voor het besturen van de ver-werkingsstations 2-6 en de transporteenheid 7 is opgebouwd uit 20 een controller 18 en een RAM geheugen 19 met een aantal geheu-genplaatsen Vi-vN. Hoewel het processor-systeem 8 in de tekening duidelijkheidshalve buiten de behuizingen van de stations 2-6 en de transportbaan 7 is weergegeven, is het bij voorkeur ingebouwd in de behuizing van het couverteerstation 6.

25 De printer 1 is voorzien van een processor 20. Deze pro cessor 20 en de processor 8 van het besturingssysteem zijn via een verder bussysteem 21 verbonden met de andere processor 9 die deel uitmaakt van een in de handel verkrijgbare personal computer 22 met een beeldscherm 23 en een toetsenbord 24.

30 Het processor-systeem 8 voor het besturen van de stati ons 2-6 stroomafwaarts van de printer 1 is ingericht voor het verzenden van telkens nieuwe verwerkingsinstructies naar de stations in overeenstemming met het toevoeren van opeenvolgende documenten aan de stations 2-6, zodanig dat aan de sta-35 tions 2-6 toegevoerde documenten door die stations 2-6 worden bewerkt overeenkomstig de bij die documenten behorende verwer-kingsinstructies, bijvoorbeeld door het selectief al dan niet 10 00 867.

-8- toevoegen van bijlagen door de bijlage-feeders 2, 3, door het selectief op bepaalde manieren vouwen of niet vouwen van documenten door het vouwstation 4, en/of door het selectief in enveloppen van verschillende types of formaten verpakken van de 5 gevormde sets documenten.

Het processor-systeem 8 voor het besturen van de stations 2-6 stroomafwaarts van de printer 1 is tevens ingericht voor het synchroniseren van de toevoer van verwerkingsinstructies aan de stations 2-6 met de toevoer van documenten aan die 10 stations. Volgens het onderhavige voorbeeld geschied dit door communicatie met de stations. Er worden telkens nieuwe instructies verzonden naar elk van de stations 2-6 nadat van het desbetreffende station een gereedmeldingssignaal is ontvangen. Ook andere manieren van synchronisatie zijn echter mogelijk, 15 zoals het verzenden van synchronisatie-pulsen die voor alle stations het begin van een volgende arbeidsslag aangeven.

In de personal computer 22 kunnen printinstructie-sets voor het printen van documenten worden opgeslagen in combinatie met bij die printinstructie-sets behorende verwerkingsin-20 structies en, uitgaande van de printinstructie-sets gegenereerde verificatiegegevens. De verwerkingsinstructies en de verificatiegegevens kunnen met behulp van deze personal computer 22 zijn gegenereerd of in deze computer 22 zijn geladen vanaf een informatiedrager of via een externe communieatieka-25 naai. Teneinde de printinstructie-sets desgewenst met deze personal computer 22 te kunnen verwerken tot verificatiegegevens, bevat de personal computer 22 een daartoe geschikt programma.

In de geheugenplaatsen Vi-VN kunnen de verificatiegege-30 vens behorend bij door de printer 1 gedrukte of te drukken documenten worden opgeslagen. Door de verificatiegegevens in een vooraf bepaalde volgorde in de geheugenplaatsen Vi-Vn op te slaan, dienen de geheugenplaatsen Vi-VN tevens voor het vastleggen van volgorde-informatie behorend bij de opgeslagen ve-35 rificatiegegevens. De verificatiegegevens behorend bij het n-de document kunnen bijvoorbeeld telkens in geheugenplaats Vu worden opgeslagen.

1 0 0 0 8 6 7 .

-9-

De controller 18 kan lezen welke verificatiegegevens In een bepaalde geheugenplaats V van het RAM 19 zijn opgeslagen en is derhalve tevens ingericht voor het lezen van de volgorde-informatie, die immers is vastgelegd door het in overeen-5 stemming met de volgorde opslaan van de bij opeenvolgende printinstructie-sets ofwel documenten behorende verificatiegegevens in opeenvolgende geheugenplaatsen.

Het processor-systeem 8 voor het besturen van de stations 2-6 stroomafwaarts van de printer 1 is tevens ingericht 10 voor het verwerken van signalen die tijdens het aftasten van passerende documenten door een leeskop-samenstel 25 van de af-tast-eenheid 5 worden ontvangen van de processor 12 van de af-tast-eenheid 12. Voorts is dit processor-systeem 8 ingericht voor het toekennen van volgorde-informatie aan de aldus ver-15 kregen aftastresultaten en voor het selecteren van verificatiegegevens behorend bij bepaalde volgorde-informatie die wordt gerepresenteerd door het nummer of adres van de geheugenplaats V waarin die verificatiegegevens zijn opgeslagen.

Daarnaast is het processor-systeem 8 voor het besturen 20 van de stations 2-6 stroomafwaarts van de printer 1 ingericht voor het vergelijken van de uitgaande van de ontvangen signalen verkregen aftastresultaten met de geselecteerde verificatiegegevens en voor het genereren van een verschil-meldings-signaal wanneer een mate van verschil tussen de aftastresulta-25 ten en de geselecteerde verificatiegegevens is gevonden, dat een vooraf bepaalde maximum mate van verschil te boven gaat.

Navolgend wordt de werking van de inrichting volgens het in Fig. 1 getoonde voorbeeld beschreven en toegelicht aan de hand van het in Fig. 3 weergegeven stroomschema.

30 Na een startinstructie 26 worden tellers m en n geïni- tialiseerd op de waarde 1, als is weergegeven met stappen 27 en 28. De tellers m en n behoren bij twee, min of meer onafhankelijk van elkaar uit te voeren basiscycli 30 resp. 29. De ene cyclus 29 betreft de feitelijke produktiecyclus, in de 35 vorm van het drukken en verwerken van documenten alsmede het genereren van verificatiegegevens met bijbehorende volgorde-informatie in overeenstemming met de naar de printer gestuurde 1 o o o ε c ?.

-10- printinstructie-sets. De andere cyclus 30 vormt een controle-o£ verificatiecyclus gedurende welke gegevens afgetast van de documenten worden vergeleken met de verificatiegegevens die volgens de volgorde-informatie bij de afgetaste gegevens beho-5 ren.

De produktiecyclus 29 start telkens met de acties 31 en 32, waarvan de ene actie 31 wordt gevormd door het vanuit een geheugen van de personal computer 22 toevoeren van een set printinstructies n voor het drukken van een document aan de 10 printer 1 en aan de processor 9 van de personal computer 22 en de andere actie 32 wordt gevormd door het naar de controller 18 sturen van de bij de printinstructies n behorende verwer-kingsinstructies n.

Voor de processor 9 van de personal computer 22 is de 15 volgende actie 35 het verwerken van de printinstructie-set n tot een representatie van een pixelpatroon van het te drukken of gedrukte document of van een deel daarvan.

De daarop volgende actie 36 wordt gevormd door het toekennen van de geldende waarde van de teller n aan de volgorde-20 code v.

Vervolgens wordt het pixelpatroon opgeslagen in een ge-heugenplaats met adres V als is weergegeven door actie 37.

Tenslotte wordt het vaststellen van de verificatiegegevens beëindigd met het ophogen van de teller n als is weerge-25 geven door actie 38. Voor een volgend document wordt de cyclus herhaald met de opgehoogde teller n, zoals blijkt uit de te-rugvoerlus 39. Indien het aantal beschikbare geheugenplaatsen (N) kleiner is dan het aantal te verwerken documenten, voorziet de actie 39 er bij voorkeur tevens in, dat aan de teller 30 n, telkens wanneer deze de waarde N heeft bereikt, daaraan voor de volgende cyclus weer de waarde 1 wordt toegekend. Nieuwe pixelpatronen kunnen zonder bezwaar telkens over de oudste nog in de geheugenplaatsen aanwezige pixelpatronen heen worden geschreven, want de bij die oude pixelpatronen beho-35 rende documenten zijn dan reeds verwerkt.

In plaats van onder adressen corresponderend met volgorde van ontvangst van de verificatiegegevens kunnen de veri- 1 o 0 0 8 6 7 .1 -11- ficatiegegevens ook onder willekeurige adressen worden opgeslagen in associatie met een volgorde-code, zoals de code V volgens het onderhavige voorbeeld.

De fysieke verwerking van de instructies bestaat uit het 5 printen van documenten en het verwerken van de documenten door de stroomafwaarts van de printer 1 gelegen stations 2-6.

In overeenstemming met de aan de printer 1 toegevoerde set printinstructies n wordt door de printer 1 een document van een of meer pagina's gedrukt en wordt elk bedrukte vel van 10 het document afgegeven aan de transportbaan 7. Deze handelingen zijn aangeduid met verwijzingscijfer 33. Indien het document uit meerdere vellen bestaat, kunnen deze bijvoorbeeld bij afgifte aan de transportbaan 7 en/of stroomafwaarts van het vouwstation 4 worden verzameld.

15 Het door de printer 1 afgegeven document wordt langs de transportbaan 7 achtereenvolgens aan de opeenvolgende, stroomafwaarts van de printer 1 gelegen stations 2-6 toegevoerd. Het processor-systeem 8 dat is aangesloten op het bussysteem 10 zorgt er daarbij voor, dat telkens in overeenstemming met de 20 volgorde waarin het gedrukte document de stroomafwaarts van de printer 1 gelegen stations 2-6 bereikt, aan die stations 2-6, telkens tijdig voor aankomst van het document, diegene van de bij het document behorende verwerkingsinstructies worden toegevoerd die voor het desbetreffende station 2-6 zijn bestemd. 25 Aldus opereren de verwerkingsstations 2-6 in principe telkens bij het arriveren van gedrukte documenten ter plaatse van die stations 2-6 in overeenstemming met de bij die documenten behorende set verwerkingsinstructies. Deze op zich bekende, uit meerdere stappen bestaande verwerking van de verwerkingsin-30 structies n is overzichtelijkheidshalve aangeduid als een enkele groep handelingen 34.

Het is overigens ook mogelijk, dat een of meer van de verwerkingsstations 2-6 steeds dezelfde bewerking uitvoert. In dat geval hoeven die stations uiteraard niet met de controller 35 18 te communiceren.

Omdat met het uitvoeren van de verwerkingsinstructies telkens automatisch gewacht wordt tot een document arriveert, 100086/a -12- hoe ft het programma van de controller geen speciale toetsings-acties te bevatten om het uitvoeren van de verwerkingsinstruc-ties uit te stellen tot de actie 33 van het printen en afgeven van het desbetreffende document is voltooid.

5 De verificatiecyclus 30 gedurende welke het gedrukte do cument wordt gecontroleerd start met een toetsingsactie 40 die het nagaan van het aanwezig zijn van een document ter plaatse van het leeskop-samenstel 25 van de aftast-eenheid 5 inhoudt. De actie 40 wordt herhaald zolang de conditie van aanwezigheid 10 van een document niet vervuld is. Dit is aangegeven met een lus 41. De frequentie waarmee nagegaan wordt of aan de conditie van aanwezigheid van een document wordt voldaan kan in afhankelijkheid van de uitvoering van de aftast-eenheid en de beoogde verwerkingscapaciteit worden gekozen.

15 De volgende actie 42 van de verificatiecyclus 30 vormt de eigenlijke start van het controleren van het document en wordt gevormd door het aftasten van de bedrukking van het document door het passerende document te scannen met behulp van het leeskop-samenstel 25 van de aftast-eenheid 5.

20 Bij het scannen wordt een signaal verkregen, dat vervol gens wordt verwerkt tot een aftastresultaat, zoals is aangegeven door actie 43. Het signaal kan door de aftast-eenheid worden afgegeven in een vorm die rechtstreekse vergelijking met het pixelpatroon van de verificatiegegevens toelaat. In dat 25 geval is de actie 43 van verwerking tot aftastresultaat bij voorkeur beperkt tot het in een tussengeheugen opslaan van het ontvangen signaal. Aan het aftastresultaat wordt tevens automatisch bijbehorende volgorde-informatie toegekend in de vorm van de stand van de teller m tijdens de cyclus waarin dat af-30 testresultaat wordt verkregen en wordt gebruikt voor het controleren van het afgetaste document. Doordat de teller m aan het eind van elke verificatiecyclus wordt verhoogd (actie 44) en eventueel na een aantal cycli weer op 1 wordt gesteld, is de waarde van de teller m steeds in overeenstemming met de 35 volgorde waarin de documenten zijn afgetast en waarin de aftast resultaten zijn verkregen.

10 00 867 .

-13-

Vervolgens wordt het pixelpatroon geselecteerd, waarvan de bijbehorende volgorde-informatie - in dit voorbeeld het adres van de geheugenplaats V waar het patroon is opgeslagen -correspondeert met de aan het aftastresultaat toegekende volg-5 orde-informatie - in dit voorbeeld de actuele waarde van de teller m Deze stap wordt gerepresenteerd door actie 45.

Nu is vastgesteld welk pixelpatroon met het aftastresultaat overeen zou moeten stemmen indien het printen van het document en het transport tot aan de aftast-eenheid 5 op de be-10 oogde wijze is verlopen. De eigenlijke vergelijking tussen het verkregen aftastresultaat en het geselecteerde pixelpatroon is weergegeven als stap 46. De uitkomst van deze vergelijking is een verschil, dat in principe ook gelijk aan nul kan zijn.

De volgende actie 47 betreft het toetsen of dit verschil 15 toelaatbaar is of op zijn minst als verdacht moet worden aangemerkt. In dit voorbeeld wordt bepaald of het aantal pixels van het aftastresultaat dat verschilt van corresponderende pixels van het pixelpatroon groter of kleiner is dan een opgegeven grenswaarde. Deze grenswaarde kan instelbaar zijn, ten-20 einde de gebruiker in staat te stellen deze in te stellen overeenkomstig de te verwerken documenten. Indien voor elk pixel een van 32 grijswaardes geldt, kan een verschil bijvoorbeeld aangenomen worden wanneer de helderheid van een pixel van het aftastresultaat ten minste twee grijswaardes verschilt 25 van het corresponderende pixel van het pixelpatroon van de ve-rificatiegegevens. Uiteraard kunnen gevonden verschillen tussen corresponderende pixels van het aftastresultaat en de ve-rificatiegegevens ook gewogen worden al naar gelang de grootte van de gevonden verschillen. Verder kan, teneinde een automa-30 tische calibratie van het systeem te verkrijgen, de interpretatie van het van de aftast-eenheid 5 ontvangen signaal of de verwerking door de aftast-eenheid 5 zelf voortdurend bijgesteld worden aan de hand van tendenzen in afwijkingen tussen het aftastresultaat en de verificatiegegevens binnen de gren-35 zen van de geaccepteerde afwijkingen.

Indien de uitkomst van de toetsingsactie 47 is, dat het gevonden verschil groter is dan het toelaatbaar geachte ver- 1 0 00 867.

-14- schil, dan wordt een verschil-meldingssignaal gegenereerd zoals is aangegeven door actie 48. Bij voorkeur wordt in reactie op een verschil-meldingssignaal de gehele inrichting automatisch stil gezet, teneinde een operator gelegenheid te geven 5 na te gaan wat de oorzaak van de verschil-melding is.

Indien uit de toetsingsactie 47 blijkt, dat het af-tastresultaat minder dan een vooraf bepaalde mate van verschil vertoont met de vergeleken verificatiegegevens, dan vervolgt de verificatiecyclus 30 met de eerder genoemde actie 44 van 10 het ophogen of opnieuw instellen van de teller m, waarna met een volgende cyclus 30 - d.w.z. het controleren van een volgend document - kan worden vervolgd zoals is aangegeven met een retourlus 49.

Indien intussen een volgend document ter plaatse van de 15 aftast-eenheid 5 is gearriveerd, kan onmiddellijk met scannen worden begonnen. Teneinde de verwerking van documenten niet op te houden verloopt de verificatiecyclus echter bij voorkeur sneller dan de productiecyclus 29, zodat steeds enige tijd verstrijkt voordat na voltooiing van een verificatiecyclus de 20 toetsingsactie 40 de uitkomst "ja" oplevert. Eventueel is het ook mogelijk documenten die tijdens het toetsen van een voorgaand document arriveren ongecontroleerd te laten passeren. Doordat eventuele afdruk- en transportfouten tevens van invloed zijn op de samenstelling van volgende poststukken, wor-25 den eventuele gemiste eerste fouten later alsnog gedetecteerd. Het is daarbij wel van belang, dat ook het ongecontroleerd doorlaten van documenten wordt geregistreerd, teneinde de teller m tijdens een volgende verificatiecyclus de juiste waarde te kunnen geven.

30 Nadat bij het vergelijken van een aftastresultaat met verificatiegegevens een verschil groter dan de vooraf bepaalde maximum mate van verschil is geconstateerd, kan met het geven van een verschil-meldingssignaal gewacht worden totdat een aantal volgende documenten is afgetast en gecontroleerd. In-35 dien bijvoorbeeld blijkt dat aftastresultaten van een voorafgaand en van een volgend documenten wel voldoende overeenstemming met de desbetreffende verificatiegegevens vertonen, vormt i 10 00 867 .

-15- dit een indicatie dat waarschijnlijk geen transportstoring is opgetreden dat het verschil-meldingssignaal waarschijnlijk is veroorzaakt, doordat met het desbetreffende document of de desbetreffende set iets mis is, zoals een drukfout of een om-5 gevouwen deel van een document, of doordat bij het verifiëren een storing is opgetreden, bijvoorbeeld door een stoorsignaal.

Indien is gebleken dat wat betreft een aantal voorafgaande en volgende documenten of sets wel voldoende overeenstemming tussen aftastresultaat en bijbehorende verificatiege-10 gevens aanwezig is, wordt derhalve bij voorkeur een speciaal verschil-meldingssignaal gegenereerd. In reactie op dit speciale verschil-meldingssignaal kan bijvoorbeeld het verdachte document of de verdachte set afgevoerd worden via een afkeur-uitgang, waarna het door de bediener van de inrichting geïn-15 specteerd kan worden, terwijl de inrichting verder ononderbroken in bedrijf blijft. Indien geen afkeur-uitgang aanwezig is, kan aan de operator het signaal worden gegeven het desbetreffende document of de desbetreffende set te inspecteren. Indien de te verzenden documenten niet erg belangrijk zijn, kan in 20 reactie op het speciale verschil-meldingssignaal ook gewoon ononderbroken doorgedraaid worden.

Verder kan, nadat bij het vergelijken van een aftastresultaat met verificatiegegevens een verschil groter dan de vooraf bepaalde maximum mate van verschil is geconstateerd ook 25 eerst worden nagegaan of wel voldoende overeenstemming bestaat tussen het aftastresultaat en volgende of voorafgaande verificatiegegevens en/of tussen de verificatiegegevens en volgende of voorafgaande aftastresultaten.

Indien bijvoorbeeld geconstateerd wordt, dat wel vol-30 doende overeenstemming bestaat tussen het aftastresultaat en de eerstvolgende verificatiegegevens, dan geeft dit een aanwijzing, dat het verwachte document ontbreekt of in een voorafgaande of volgende set terecht is gekomen. Nadat uit inspectie naar voren is gekomen wat de aard van de opgetreden sto-35 ring is, kan het gegeven, dat wel voldoende overeenstemming bestaat tussen het aftastresultaat en de eerstvolgende verifi- 10 00 867.

-16- cat iegegevens worden gebruikt als basis voor het opnieuw synchroniseren van het proces.

Het vergelijken van aftastresultaten en verificatiegege-vens kan op verschillende manieren en niveaus worden uitge-5 voerd. In plaats van herleiding van zowel aftastsignalen als printinstructies tot pixelrepresentaties als hiervoor beschreven, is het bijvoorbeeld ook mogelijk de verificatiegegevens telkens op te slaan in de vorm van gecodeerde representaties van opeenvolgingen van alfanumerieke karakters overeenkomstig 10 ten minste een deel van de sets printinstructies, bijvoorbeeld in de vorm van bestanden die tekst bevatten of gedeeltes daarvan op basis waarvan de printinstructies worden gegenereerd. Tijdens het verwerken van de afgetaste patronen worden daarbij karakters in de afgetaste bedrukkingspatronen geïdentificeerd. 15 Opeenvolgingen van de geïdentificeerde karakters worden tenslotte vergeleken met de opeenvolgingen van karakters als gerepresenteerd door de volgens de bijbehorende volgorde-in-formatie met het aftastresultaat corresponderende verificatie-gegevens. Scanners en software voor karakterherkenning zijn in 20 de handel verkrijgbaar.

Een andere, vooral wat betreft het aftasten eenvoudige, maar in veel gevallen effectieve mogelijkheid voor het vergelijken van aftastresultaten en verificatiegegevens kan worden toegepast indien het drukken van ten minste sommige van de do-25 cumenten telkens bestaat uit het drukken van ten minste een aantal regels of kolommen.

Volgens dit verdere voorbeeld wordt bij het vaststellen van de verificatiegegevens telkens uit een van de sets printinstructies herleid hoe groot het aantal regels of kolom-30 men is, dat een bepaalde, over het document verlopende baan snijdt. Het aftast-samenstel 25 wordt in dwarsrichting ten opzichte van de transportbaan van het document zo gepositioneerd, dat het aftasten telkens langs die bepaalde baan wordt uitgevoerd. De bij het aftasten verkregen signalen worden tel-35 kens verwerkt tot een aftastresultaat dat het aantal regels of kolommen in het gebied van de aftastbaan aangeeft. Dit kan eenvoudig worden uitgevoerd door het aantal dips in helderheid 10 00 867 .

-17- onder een bepaalde grenswaarde te tellen. Het vergelijken van de verificatiegegevens en het aftastresultaat kan telkens eenvoudig worden uitgevoerd door het vergelijken van het aantal regels volgens een aftastresultaat met het aantal regels vol-5 gens de verificatiegegevens.

Teneinde tijdens het aftasten het aantal regels of kolommen betrouwbaar vast te kunnen stellen, wordt tijdens het aftasten van de documenten telkens de gemiddelde lokale be-drukkingsdichtheid over een interval met een lengte van ten 10 minste een halve x-hoogte en ten minste anderhalve x-breedte van tekst op het document geregistreerd. Aldus kunnen regels of kolommen betrouwbaar worden gedetecteerd, zonder dat het aantal getelde regels of kolommen wordt beïnvloed door verschillen tussen individuele karakters in door de aftastbaan 15 doorsneden gedeeltes van de verschillende regels.

Bij de inrichting volgens Fig. 1 wordt het besturingssysteem gevormd door twee communicerende data processor systemen 8 en 9. In Fig. 2 is een alternatieve uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding weergegeven, waarbij de 20 personal computer 22 de centrale processor voor het besturen van de inrichting vormt. Hiertoe communiceert het processor-systeem 9 van de personal computer 22 via een bussysteem 50 met processors 11 en 13 van respectievelijk de transportbaan 7 en het couverteerstation 6. De communicatie tussen de proces-25 sor 11 van de transportbaan 11 en de processors 15-17 van de stations 2-4 langs de transportbaan verloopt volgens dit voorbeeld, evenals volgens het in Fig. 1 getoonde voorbeeld, via een tweede bussysteem 14. In beide voorbeelden kunnen in plaats van bussystemen overigens ook andere communicatie-net-30 werken, zoals stelsels van point-to-point verbindingen worden toegepast.

verder is de inrichting volgens het in Fig. 2 getoonde voorbeeld niet voorzien van een printer, maar van een toevoer-station 51, waarin elders geprinte documenten kunnen worden 35 geladen, zoals schematisch is aangeduid met een pijl 52. Een pijl 53 representeert het partijgewijs toevoeren van verwer-kingsinstructies en verificatiegegevens aan de personal compu- 1 0 00 8 6 7.

-18- ter 22. De inrichting volgens dit voorbeeld is aldus bestemd voor toepassingen, waarbij het printen van partijen documenten (actie 33 in Fig. 3) en het genereren van de verificatiegege-vens (cycli 29 in Fig. 3) elders wordt uitgevoerd, voordat de 5 verwerking van de partij gedrukte documenten tot poststukken plaats heeft. De verwerkingsinstructies en de verificatiegege-vens kunnen op verschillende op zich bekende wijzen aan de personal computer worden toegevoerd, zowel via data-verbindingen als door het inlezen van gegevens vanaf een informatiedra-10 ger. Zoals hiervoor reeds werd beschreven, is het ook mogelijk, de printinstructies zelf of gegevens waarop deze zijn gebaseerd als verificatiegegevens te gebruiken. Voorts is het ook mogelijk deze gegevens aan de personal computer 22 toe te voeren en deze daarna te verwerken tot verificatiegegevens.

15 Bij het genereren van de documenten hoeft dan geen extra bewerking plaats te vinden voor het genereren van verificatiegegevens. De handelingen die verband houden met het verwerken van de documenten worden zo op een plaats geconcentreerd.

De toevoereenheid 51 is voorzien van een separatie-een-20 heid 54 voor het stuksgewijs van een stapel afnemen van documenten. De separatie-eenheid 54 is bij voorkeur ingericht voor het vanaf de bovenzijde van een stapel afnemen van documenten, maar kan ook zijn ingericht voor het vanaf de onderzijde van een stapel afnemen van documenten. De separatie-eenheid 54 is 25 bedienbaar door een processor 55 die is verbonden met het bus-systeem 50, waarop ook de als besturingssysteem dienende personal computer 22 is aangesloten.

Het toevoerstation 51 bevat behalve de separatie-eenheid 54 tevens een aftast-eenheid 5 met een leeskop-samenstel 25 en 30 een processor 12. Deze processor 12 is eveneens verbonden met het bussysteem 50, waarop ook de als besturingssysteem dienende personal computer 22 is aangesloten.

Bij het in Fig. 2 getoonde uitvoeringsvoorbeeld worden de documenten direct na toevoer en voordat deze een eerste van 35 de verwerkingsstations 2-4 en 6 hebben bereikt gecontroleerd. Dit biedt het voordeel, dat eventuele fouten kunnen worden geïdentificeerd voordat de documenten verder zijn verwerkt. Dit 10 00 867.

-19- is vooral van belang bij toepassingen, waarbij de documenten partijgewijs worden gedrukt en handmatig van de printer naar de inrichting voor het samenstellen van poststukken over worden gebracht, omdat bij deze handmatige stap een relatief gro-5 te kans op vergissingen bestaat. Indien bijvoorbeeld de verkeerde stapel in het toevoerstation wordt geplaatst wordt bij het in Fig. 2 getoonde voorbeeld een fout gemeld, voordat het enig document een verwerkingsstap heeft ondergaan. Voor het herstellen van de fout kan er derhalve mee worden volstaan het 10 gecontroleerde document en de stapel documenten in het toevoerstation 51 uit de inrichting te halen.

De direct stroomopwaarts van het couverteerstation 6 gelegen positie van de aftast-eenheid 5 als getoond in Fig. 1 biedt daarentegen het voordeel, dat ook het transport langs de 15 stations 2-4 tussen de printer 1 en het couverteerstation 6 wordt gecontroleerd. Deze positie van de aftast-eenheid 5 is vooral voordelig indien de documenten stuksgewijs individueel worden geprint en afgegeven aan de stroomafwaarts gelegen stations 2-6, omdat de kans op fouten dan relatief klein is en 20 bij het herstellen van een geconstateerde fout zo nodig een of meer documenten opnieuw geprint kunnen worden.

Opgemerkt wordt, dat de maatregel dat de volgorde waarin de verwerkingsinstructies behorend bij bepaalde printinstruc-tie-sets door een bepaald station worden uitgevoerd correspon-25 deert met de volgorde waarin die printinstructie-sets door de printer worden uitgevoerd niet betekent, dat die volgordes noodzakelijkerwijs gelijk moeten zijn. De volgorde waarin de verwerkingsinstructies worden uitgevoerd kan bijvoorbeeld ook tegengesteld zijn aan de volgorde waarin de bijbehorende 30 printinstructies zijn uitgevoerd. Dit zal bijvoorbeeld het geval zijn, wanneer de gedrukte documenten telkens van bovenaf aan een stapel worden toegevoegd en, na het drukken, van bovenaf van die gevormde stapel worden genomen en worden toegevoerd aan de verdere stations.

35 Een bijzonder voordelige uitwerking van de uitvinding voorziet erin, dat telkens uitsluitend verificatiegegevens behorend bij het eerste blad van het hoofddocument worden opge- 10 00 867 .

-20- slagen. Voor het controleren van het transport van de set is dit voldoende, omdat het eerste blad van elk hoofddocument de buitenzijde van de desbetreffende set vormt en tijdens het samenstellen van de set het buitenste blad blijft vormen. In het 5 bijzonder bevat het eerste blad van elke set bijna altijd het adres van de geadresseerde, hetgeen zeer geschikte informatie vormt voor het identificeren van een document. De set kan tijdens of na het samenstellen worden gecontroleerd door het hel-derheidspatroon in het gebied van het adresveld af te tasten. 10 Ook na verpakking in een vensterenveloppe kan elke set, eventueel opnieuw, gecontroleerd worden door het adresveld door het venster van de enveloppe heen af te tasten. Als verifica-tiegegevens kunnen ook bij herhaald aftasten van een bepaalde set steeds dezelfde verificatiegegevens worden gebruikt.

15 Indien de enveloppe wordt bedrukt met een adres corres ponderend met het adres op het hoofddocument, kan tevens de enveloppe telkens afgetast worden, teneinde telkens na te gaan of een set documenten in de juiste, bedrukte enveloppe wordt of is verpakt.

20 Hiertoe is het in Fig. 2 getoonde systeem voorzien van een printer/aftast-eenheid 56 die op het couverteerstation 6 is aangesloten. De printer/aftast-eenheid 56 bevat een prin-terdeel 57 met een processor 58 die via het bussysteem 50 op de centrale processor 9 is aangesloten en een aftast-eenheid 25 61 met een leeskop-samenstel 59 die is gekoppeld aan een, eveneens via het bussysteem 50 op de centrale processor 9 aangesloten processor 60.

In bedrijf worden de enveloppen telkens toegevoerd aan de printeenheid 57, waar deze worden bedrukt met een adres dat 30 bijvoorbeeld telkens correspondeert met een adres afgedrukt op een hoofddocument dat onderweg is naar het couverteerstation. de printinstructie-sets voor het drukken van elk adres maken bij voorkeur deel uit van de verwerkingsinstructies behorend bij het desbetreffende hoofddocument. De bedrukte enveloppen 35 worden telkens toegevoerd aan het couverteerstation 6 waar een document of een set documenten in de enveloppe wordt verpakt. Tenslotte wordt de enveloppe met daarin het document dan wel i 10 00 867.

-21- de documenten langs de aftast-eenheid 59 afgevoerd. De aftast-eenheid 59 tast het adres af en signaleert het verkregen hel-derheidssignaal aan de processor 60. Deze processor 60 verwerkt het helderheidssignaal tot een aftastresultaat, dat via 5 het bussysteem 50 aan de centrale processor 9 wordt doorgegeven, waar het wordt vergeleken met verificatie-gegevens die op grond van bijbehorende volgorde-informatie met het desbetreffende aftastresultaat zouden moeten corresponderen. Wanneer een te groot verschil wordt gevonden wordt een verschil-10 meldingssignaal gegenereerd. Dit signaal kan gelijk aan of anders zijn dan het verschil-meldingssignaal dat wordt gegenereerd wanneer bij vergelijking van aftastresultaten verkregen door het aftasten van een document een te groot verschil wordt geconstateerd.

15 De werkwijze en de inrichting volgens de uitvinding zijn ook bruikbaar voor het controleren of paarsgewijs bij elkaar behorende, unieke documenten op de juiste wijze worden samengevoegd (gematcht). In dat geval wordt telkens een van een toe te voegen document afgetast bedrukkingspatroon vergeleken met 20 een bedrukkingspatroon gerepresenteerd of aangewezen door de verwerkingsinstructies behorend bij het gedrukte hoofddocument. Ten opzichte van bekende werkwijzen van matchen met verificatie, waarbij delen van beide documenten worden afgetast en vergeleken biedt dit het voordeel, dat de samen te voegen 25 documenten geen overeenstemmende gedeeltes hoeven te bevatten.

Binnen het kader van de uitvinding is het overigens ook mogelijk, meerdere, al dan niet opeenvolgende, identieke documenten te drukken en te verwerken. Ook is het mogelijk, dat bij meerdere documenten dezelfde of althans gelijke verwer-30 kingsinstructies behoren. Indien meerdere opeenvolgende documenten identiek zijn, kan het tot het moment dat voor het eerst een ander aftastresultaat wordt gedetecteerd of andere verificatiegegevens als referentie worden gebruikt duren, voordat een transportfout wordt gedetecteerd. Het verdient 35 derhalve de voorkeur niet al te veel onderling identieke documenten achter elkaar te verwerken. Indien van een bepaald document een groot aantal moet worden gedrukt en verwerkt ver- 1 0 00 867 .

-22- dient het de voorkeur deze niet direct allemaal achter elkaar maar afgewisseld met andere documenten te drukken en te verwerken. Dit hoeft geen negatieve invloed te hebben op het aantal per tijdseenheid te vervaardigen poststukken.

1 0 00 867.

Claims (16)

1. Werkwijze voor het vervaardigen van poststukken, omvattende : het aan een printer (1) toevoeren van een aantal sets printinstructies elk bestemd voor het drukken van een docu-5 ment; het drukken van documenten in overeenstemming met de toegevoerde sets printinstructies door genoemde printer (1); het aan een station (2-4, 6) van een inrichting voor het samenstellen van poststukken toevoeren van een aantal onder-10 ling verschillende verwerkingsinstructies, welke verwerkings-instructies elk behoren bij bepaalde van de genoemde sets printinstructies, waarbij de volgorde waarin de verwerkingsinstructies worden uitgevoerd door het station (2-4, 6) correspondeert met de volgorde waarin de genoemde sets printinstruc-15 ties worden uitgevoerd door de printer (1); het toevoeren van documenten van de printer (1) naar genoemd station; het bedienen van het station (2-4, 6), telkens in overeenstemming met het toevoeren van een document aan het station 20 (2-4, 6) en met verwerkingsinstructies behorend bij volgorde- informatie die aan de beurt is; gekenmerkt door: het uitgaande van de sets printinstructies vaststellen van verificatiegegevens; 25 het aan bepaalde van de verificatiegegevens toekennen van bijbehorende volgorde-informatie in overeenstemming met de volgorde waarin de sets printinstructies zijn of worden uitgevoerd door de printer (1); het opslaan van de verificatiegegevens in een geheugen 30 (19), telkens in combinatie met bijbehorende volgorde-informa- tie; het aftasten van een bedrukking van ten minste een aantal van de documenten, waarbij telkens een aftastresultaat wordt verkregen; 10 00 867 . -24- het aan aftastresultaten toekennen van bijbehorende volgorde-informatie in overeenstemming met de volgorde waarin de documenten zijn afgetast; het vergelijken van een van de aftastresultaten met ve-5 rificatiegegevens waarvan de bijbehorende volgorde-informatie correspondeert met de aan dat aftastresultaat toegekende volg-orde-informatie; en het genereren van een verschil-meldingssignaal, indien het aftastresultaat meer dan een vooraf bepaalde mate van ver-10 schil vertoont met de vergeleken verificatiegegevens.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij indien een aftastresultaat meer dan een vooraf bepaalde mate van verschil vertoont met de vergeleken verificatiegegevens, voorafgaand aan het verschil-meldingssignaal een bedrukking van ten minste 15 een volgend document wordt afgetast, waarbij ten minste een verder aftastresultaat wordt verkregen, aan het of elk verder aftastresultaat bijbehorende volgorde-informatie wordt toegekend in overeenstemming met de volgorde waarin de documenten zijn afgetast, het of elk verder aftastresultaat wordt verge-20 leken met verificatiegegevens waarvan de bijbehorende volgorde-informatie correspondeert met de aan dat verder aftastresultaat toegekende volgorde-informatie, een eerste verschil-meldingssignaal wordt gegenereerd indien ook het ten minste ene verder aftastresultaat meer dan een vooraf bepaalde mate 25 van verschil vertoont met de daarmee vergeleken verificatiegegevens, en een ander verschil-meldingssignaal wordt gegenereerd indien het of elk genoemd verder aftastresultaat en ten minste een voorafgaand aftastresultaat minder dan een vooraf bepaalde mate van verschil vertoont met de daarmee vergeleken 30 verificatiegegevens.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, waarbij indien een aftastresultaat meer dan een vooraf bepaalde mate van verschil vertoont met de vergeleken verificatiegegevens, het aftastresultaat bovendien wordt vergeleken met verdere verifica- 35 tiegegevens inclusief verificatiegegevens waarvan de bijbehorende volgorde-informatie correspondeert met de aan het volgende of vorige aftastresultaat toe te kennen volgorde-infor- i 10 00 867 . -25- mat ie, en een transportstoringssignaal wordt gegenereerd indien het aftastresultaat minder dan een vooraf bepaalde mate van verschil vertoont met daarmee vergeleken verificatiegege-vens behorend bij volgorde-informatie corresponderend roet aan 5 een van de volgende of voorafgaande aftastresultaten toe te kennen volgorde-informatie.

4. Werkwijze volgens conclusie 3, waarbij indien het aftastresultaat minder dan een vooraf bepaalde mate van verschil vertoont met daarmee vergeleken verificatiegegevens behorend 10 bij volgorde-informatie corresponderend met aan een van de volgende of voorafgaande aftastresultaten toe te kennen volgorde-informatie, uitgaande van de volgorde-informatie behorend bij de minder dan een bepaalde mate van verschil vertonende verificatiegegevens wordt bepaald hoe bij volgende aftastre-15 sultaten behorende volgorde-informatie kan worden gesynchroniseerd met bij volgende verificatiegegevens behorende volgorde-informatie .

5. Werkwijze volgens een de voorgaande conclusies, waarbij het vaststellen van de verificatiegegevens het verwerken 20 van ten minste een deel van een van de sets printinstructies tot een pixelrepresentatie van het af te drukken patroon omvat, tijdens het aftasten verkregen signalen worden verwerkt tot aftastresultaat in de vorm van een pixelrepresentatie van de afgetaste bedrukking en het vergelijken van de aftastresul-25 taten met verificatiegegevens het vergelijken van een pixelrepresentatie volgens een aftastresultaat met een pixelrepresentatie volgens de verificatiegegevens omvat.

6. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het bedrukken van ten minste sommige van de documenten 30 het drukken van alfanumerieke karakters omvat, het vaststellen van de verificatiegegevens het vaststellen van opeenvolgingen van karakters volgens een van de sets printinstructies omvat, uit tijdens het afgetasten verkregen signalen karakters in afgetaste bedrukkingspatronen worden herkend, en het vergelijken 35 van aftastresultaten met verificatiegegevens het vergelijken van de opeenvolging van alfanumerieke karakters representerende codes volgens een aftastresultaat met de opeenvolging 10 00 867. -26- van alfanumerieke karakters representerende codes volgens ve-rificatiegegevens omvat.

7. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies/ waarbij 5 het drukken van ten minste sommige van de documenten het drukken van uit een aantal karakters samengestelde regels of kolommen omvat, het vaststellen van de verificatiegegevens het telkens uit een van de sets printinstructies herleiden van een aantal, 10 een bepaalde baan over het te drukken of gedrukte document snijdende, regels of kolommen omvat, het aftasten telkens langs genoemde baan wordt uitgevoerd, tijdens het aftasten verkregen signalen telkens worden 15 verwerkt tot een aftastresultaat dat aantallen regels of kolommen in het gebied van genoemde baan over het afgetaste document aangeeft, en het vergelijken van de verificatiegegevens en het aftastresultaat telkens het vergelijken van het aantal regels 20 volgens een aftastresultaat met het aantal regels volgens verificatiegegevens omvat.

8. Werkwijze volgens conclusie 7, waarbij tijdens het aftasten van de documenten telkens gemiddelde lokale bedruk-kingsdichtheden over een interval met een lengte van ten min- 25 ste een halve x-hoogte van tekst op het document worden geregistreerd.

9. Werkwijze volgens conclusie 7, waarbij tijdens het aftasten van de documenten telkens gemiddelde lokale bedruk-kingsdichtheden over een interval met een lengte van ten min- 30 ste anderhalve x-breedte van tekst op het document worden geregistreerd.

10. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, waarbij een document ten minste twee keer wordt afgetast en de bij het aftasten van een bepaald document verkregen aftastre- 35 sultaten met dezelfde verificatiegegevens worden vergeleken.

11. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, verder omvattende: het in een enveloppe plaatsen van een ten 10 0 0 867 . -27- minste een document en het via een venster van die enveloppe aftasten van een gedeelte van dat document.

12. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, waarbij verificatiegegevens behorend bij bepaalde hoofddocu- 5 menten uitgaande van printinstructies voor bedrukkingen in adresvelden van die hoofddocumenten worden verkregen, verder omvattende: het bedrukken van enveloppen met adressen corresponderend met adressen gedrukt op de genoemde hoofddocumenten; 10 het in de bedrukte enveloppen plaatsen van de genoemde hoofddocumenten, waarbij het bedrukken en transporteren van de documenten en de enveloppen wordt gesynchroniseerd voor het in een enveloppe bedrukt met een corresponderend adres plaatsen van elk hoofddocument; 15 het aftasten van de bedrukte enveloppen; en het vergelijken van de aftastresultaten verkregen door het aftasten van de enveloppen met qua volgorde-informatie bijbehorende van de genoemde verificatiegegevens.

13. Inrichting voor het samenstellen van poststukken om- 20 vattende: een station (2-4, 6) voor het verwerken van documenten; een document-toevoerbaan (7) aangesloten op het station (2-4, 6) voor het toevoeren van te verwerken documenten aan dat station; 25 een besturingssysteem (8, 9) gekoppeld met het station (2-4, 6), welk besturingssysteem is ingericht voor het verzenden van telkens nieuwe verwerkingsinstructies naar het station (2-4, 6) in overeenstemming met het toevoeren van opeenvolgende documenten aan het station, zodanig dat aan het station 30 toegevoerde documenten door het station worden bewerkt overeenkomstig de bijbehorende verwerkingsinstructies; en middelen voor het synchroniseren van de toevoer van verwerkingsinstructies aan het station met de toevoer van documenten aan het station (2-4, 6); 35 gekenmerkt door middelen (9, 19) voor het vastleggen van volgorde-informatie behorend bij verificatiegegevens; 10 0 0 lit; -28- middelen (9, 18) voor het lezen van de vastgelegde volgorde- informatie ; een aftast-eenheid (5) voor het aftasten van de bedrukking van toegevoerde documenten, welke aftast-eenheid (5) is 5 gekoppeld met het besturingssysteem (8, 9); waarbij het besturingssysteem (8, 9) is ingericht voor het verwerken van tijdens het aftasten ontvangen signalen tot aftastresultaten, voor het toekennen van volgorde-informatie aan de aftastresultaten, voor het selecteren van verificatie-10 gegevens behorend bij bepaalde volgorde-informatie, voor het vergelijken van bepaalde van de aftastresultaten en geselecteerde van de verificatiegegevens, en voor het genereren van een verschil-meldingssignaal in afhankelijkheid van een waargenomen mate van verschil tussen genoemde, bepaalde aftastre-15 sultaten en genoemde geselecteerde verificatiegegevens.

14. Inrichting volgens conclusie 13, verder omvattende een geheugen voor het opslaan van verificatiegegevens in combinatie met de bijbehorende volgorde-informatie;

15. Inrichting volgens conclusie 13 of 14, verder omvat- 20 tende: een printer (1) voor het bedrukken van documenten gekoppeld met het besturingssysteem (8, 9), middelen (18) voor het verwerken van gegevens betreffende de printinstructies tot verificatiegegevens, 25 en een transportbaan (7) welke de printer (1) met het station (2-4, 6) verbindt voor het stuksgewijs toevoeren van individuele door de printer (1) gedrukte documenten van de printer naar het station (2-4, 6).

16. Inrichting volgens een der conclusies 13-15, verder 30 omvattende: een printer (57) voor het bedrukken van enveloppen en een verdere aftast-eenheid (59) voor het aftasten van bedrukte enveloppen, waarbij het besturingssysteem (9) tevens is ingericht voor het verwerken van tijdens het aftasten van de enveloppen ontvangen signalen tot aftastresultaten, voor het 35 toekennen van volgorde-informatie aan de door het aftasten van enveloppen verkregen aftastresultaten, voor het opnieuw selecteren van verificatiegegevens behorend bij bepaalde volgorde- 10 00 867. -29- inf ormatie , voor het vergelijken van bepaalde van de aftastre-sultaten en geselecteerde van de verificatiegegevens, en voor het genereren van een verschil-meldingssignaal in afhankelijkheid van een waargenomen mate van verschil tussen genoemde, 5 bepaalde aftastresultaten en genoemde geselecteerde verificatiegegevens . 10 00 8 0/