NL1000717C2 - Gas lighter with safety device preventing inadvertent ignition - uses position of slide and resilient leaf to hold activating pressure plate against operation, or to make ignition possible - Google Patents

Gas lighter with safety device preventing inadvertent ignition - uses position of slide and resilient leaf to hold activating pressure plate against operation, or to make ignition possible Download PDF

Info

Publication number
NL1000717C2
NL1000717C2 NL1000717A NL1000717A NL1000717C2 NL 1000717 C2 NL1000717 C2 NL 1000717C2 NL 1000717 A NL1000717 A NL 1000717A NL 1000717 A NL1000717 A NL 1000717A NL 1000717 C2 NL1000717 C2 NL 1000717C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
resilient blade
slider
lighter
gas lighter
safety device
Prior art date
Application number
NL1000717A
Other languages
Dutch (nl)
Other versions
NL1000717A1 (en
Inventor
Masaki Saito
Toshihiro Ichikawa
Original Assignee
Tokai Corp
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority claimed from JP6149613A external-priority patent/JP2784145B2/en
Application filed by Tokai Corp filed Critical Tokai Corp
Publication of NL1000717A1 publication Critical patent/NL1000717A1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL1000717C2 publication Critical patent/NL1000717C2/en

Links

Classifications

    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F23COMBUSTION APPARATUS; COMBUSTION PROCESSES
    • F23QIGNITION; EXTINGUISHING-DEVICES
    • F23Q2/00Lighters containing fuel, e.g. for cigarettes
    • F23Q2/16Lighters with gaseous fuel, e.g. the gas being stored in liquid phase
    • F23Q2/164Arrangements for preventing undesired ignition

Abstract

A gas lighter (1) has a resilient leaf (9) deformable between a locked state, when the activating pressure plate (6) cannot be depressed, and a lock-released position when pressure on the plate can cause ignition. A slide (10) fitted round the leaf is moved to cause a change between the two conditions. A third position of the slide is achieved during movement from the second position to the first position. A deformation reducer (11) may also be fitted ADVANTAGE : Enables gas lighter to be left in state when ignition is not practical without releasing ignition lock, and having caused ignition, lighter reverts to locked state.

Description

Titel: Gasaansteker met veiligheidsinrichting.Title: Gas lighter with safety device.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een gasaansteker met veiligheidsinrichting, omvattende: een aanstekerhoofdlichaam waarin brandstofgas is opgeslagen; 5 een brandstoftoevoerorgaan voor het verschaffen van het in het aanstekerhoofdlichaam opgeslagen brandstofgas naar een mondstuk; een ontsteekorgaan voor het ontsteken van het uit het mondstuk afgegeven brandstofgas; 10 een indrukorgaan voor het openen van een brandstofbaan naar het mondstuk in het brandstoftoevoerorgaan; een veerkrachtig blad dat vervormbaar is tussen een vergrendelde toestand waarin het indrukken van het indrukorgaan wordt voorkomen, en een grendel-vrijgegeven 15 toestand waarin de werking van het indrukorgaan mogelijk is; een schuiforgaan dat beweegbaar is ten opzichte van het veerkrachtig blad tussen een eerste positie, waarin een ontsteekwerking onuitvoerbaar is wanneer het veerkrachtig 20 blad zich bevindt in de vergrendelde toestand, en een tweede positie, waarin de ontsteekwerking uitvoerbaar is en dat het veerkrachtig blad laat deformeren van de vergrendelde toestand naar de grendel-vrijgegeven toestand in een derde positie die wordt bereikt tijdens beweging van 25 het schuiforgaan van de tweede positie naar de eerste positie in respons op het indrukken van het indrukorgaan.The present invention relates to a gas lighter with a safety device, comprising: a lighter main body in which fuel gas is stored; 5 a fuel supply means for providing the fuel gas stored in the lighter main body to a nozzle; an igniter for igniting the fuel gas released from the nozzle; 10 an impressing member for opening a fuel path to the nozzle in the fuel supply member; a resilient blade deformable between a locked state in which depression of the impressing member is prevented, and a latch-released state in which operation of the impressing member is possible; a slider movable relative to the resilient blade between a first position in which a firing action is impracticable when the resilient blade is in the locked state, and a second position in which the firing action is practicable and causing the resilient blade to deform from the locked state to the latch released state in a third position achieved during movement of the slider from the second position to the first position in response to the depression of the depression.

Een dergelijke gasaansteker is bekend uit de Europese octrooiaanvrage EP-A-0 551 654.Such a gas lighter is known from European patent application EP-A-0 551 654.

Een gasaansteker is een nuttig hulpmiddel dat 30 eenvoudig kan worden ontstoken door het indrukken van een indrukorgaan zoals een bedieningshefboom of dergelijke, maar dat ongeschikt geacht kan worden voor diegenen die, zoals kinderen, onbekend zijn met het juiste gebruik van de 1000717 2 aansteker met het oog op veiligheid, omdat het mogelijk is dat zij de aansteker onbedoeld ontsteken. Ook kan de aansteker ontstoken worden door een onbedoeld indrukken van het indrukorgaan wanneer dat per ongeluk in aanraking komt 5 met een ander voorwerp.A gas lighter is a useful tool that can be easily ignited by pressing an impactor such as an operating lever or the like, but may be considered unsuitable for those unfamiliar with the proper use of the 1000717 2 lighter, such as children. safety, because they may ignite the lighter unintentionally. Also, the lighter can be ignited by inadvertently pressing the imprinting member when it accidentally comes into contact with another object.

Om deze redenen bestaat er een vraag naar een gasaansteker met een verbeterde veiligheid, welke het onopzettelijk ontsteken van een aansteker door diegenen die onbekend zijn met het juiste gebruik van die aansteker, 10 tegengaat, en het optreden van een onbedoelde ontsteking voorkomt.For these reasons, there is a demand for a gas lighter with improved safety which prevents the accidental ignition of a lighter by those unfamiliar with the proper use of that lighter and prevents the occurrence of accidental ignition.

De uitvinding ondervangt nu deze bezwaren en het voornaamste doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een gasaansteker met veiligheidsinrichting 15 die zowel qua veiligheid als qua bedienbaarheid verbeterd is en die het ontsteken van de aansteker bij het indrukken van een indrukorgaan mogelijk maakt, evenals automatisch herstel van een grendelhefboom naar een grendelpositie samen met de werking van het indrukorgaan.The invention now obviates these drawbacks and the main object of the present invention is to provide a gas lighter with safety device 15 which has been improved in both safety and operability and which allows ignition of the lighter when depressing an impressor as well as automatically restoration of a locking lever to a locking position in conjunction with the action of the impressing member.

20 Een ander doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een gasaansteker met veiligheidsinrichting die kan voorkomen dat een grendelhefboom in een vrijgeef-positie wordt gelaten en het vergrendelen van een indrukorgaan kan verzekeren wanneer de aansteker niet in gebruik 25 is.Another object of the present invention is to provide a gas lighter with a safety device which can prevent a latch lever from being released in a release position and ensure the locking of an inductor when the lighter is not in use.

De gasaansteker met veiligheidsinrichting volgens de onderhavige uitvinding wordt daartoe gekenmerkt doordat voorts aanwezig is een deformatie-onderdrukkend orgaan, dat de hoeveelheid deformatie van het veerkrachtig blad, 30 veroorzaakt door het schuiforgaan wanneer het schuiforgaan zich bevindt in een positie waarin de ontsteekhandeling uitvoerbaar is, vermindert tot minder dan de hoeveelheid deformatie van het veerkrachtig blad die wordt verkregen wanneer het schuiforgaan zich bevindt in de grendel-35 vrijgegeven toestand.The safety device gas lighter of the present invention is therefore characterized in that it further includes a deformation suppressing means which reduces the amount of deformation of the resilient blade caused by the slider when the slider is in a position where the ignition operation is practicable to less than the amount of deformation of the resilient blade obtained when the slider is in the latch released state.

100071? 3100071? 3

In een voordelige uitvoeringsvorm is het deformatie-onderdrukkend orgaan voorzien van een van een uitsparing voorziene inbrengsectie die het zich bij de tweede positie bevindende schuiforgaan laat bewegen in een richting 5 tegengesteld aan de deformatie van het veerkrachtig blad. Het is mogelijk om deze inbrengsectie aan te brengen op het aanstekerhoofdlichaam of het indrukorgaan. Ook kan het deformatie-onderdrukkend orgaan aangebracht zijn in een contactpositie tussen het schuiforgaan en het veerkrachtig 10 blad.In an advantageous embodiment, the deformation-suppressing member is provided with a recessed insertion section that moves the slider located at the second position in a direction opposite to the deformation of the resilient blade. It is possible to arrange this insertion section on the lighter main body or the impressing member. Also, the deformation suppressing member may be arranged in a contact position between the slider and the resilient blade.

Op voordelige wijze wordt het schuiforgaan volgens de beweging van het indrukorgaan verplaatst door middel van een nokoppervlak en deformeert het veerkrachtig blad. Dit schuiforgaan kan op een dusdanige manier gevormd zijn, dat 15 het aangrijpt op het veerkrachtig blad of het aanstekerhoofdlichaam tijdens de beweging ervan van de eerste positie naar de tweede positie als resultaat van bediening door de gebruiker, en wordt ontkoppeld door verplaatsing die optreedt wanneer het schuiforgaan naar binnen wordt 20 gedrukt. Bovendien kan een uitsparing voor het verminderen van de hoeveelheid vervorming van het veerkrachtig blad zijn aangebracht in een ontsteekpositie waarnaar het indrukorgaan wordt ingedrukt.Advantageously, the slider is displaced by a cam surface in accordance with the movement of the impressing member and the resilient blade deforms. This slider can be formed in such a way that it engages the resilient blade or lighter main body during its movement from the first position to the second position as a result of user operation, and is disengaged by displacement that occurs when the slider is pressed inward. In addition, a recess for reducing the amount of deformation of the resilient blade may be provided in a firing position to which the pressing member is depressed.

Bij de gasaansteker met veiligheidsinrichting 25 volgens de uitvinding bevindt, wanneer het schuiforgaan zich bevindt bij de eerste positie waar de ontsteek-handeling onuitvoerbaar is, het uiteinde van het veerkrachtig blad zich in een vergrendelde toestand waarin het kan samenwerken met het indrukorgaan of het hoofdlichaam 30 van de aansteker. Het veerkrachtig blad voorkomt het indrukken van het indrukorgaan, en voert daardoor een ontsteekvergrendeling uit. Wanneer het schuiforgaan wordt verplaatst naar de tweede positie waar de ontsteekhandeling uitvoerbaar is, blijft het veerkrachtig blad in een niet-35 gedeformeerde toestand of in een deformatie-onderdrukte toestand waarin het veerkrachtig blad minder gedeformeerd 100071? ’ 4 is op dezelfde manier als in de vergrendelde toestand.In the gas lighter with safety device 25 according to the invention, when the slider is at the first position where the firing operation is impracticable, the end of the resilient blade is in a locked state in which it can interact with the imprinting member or main body 30 from the lighter. The resilient blade prevents the impressing member from being pressed in, and thereby performs an ignition lock. When the slider is moved to the second position where the firing operation is feasible, the resilient blade remains in a non-deformed state or in a deformation-suppressed state in which the resilient blade is less deformed. 4 is the same as in the locked state.

Zelfs wanneer de aansteker in deze toestand wordt gelaten, wordt een falende ontsteekvergrendeling ten gevolge van plastische deformatie zeker geëlimineerd.Even if the lighter is left in this state, a failing ignition lock due to plastic deformation is certainly eliminated.

5 Wanneer het indrukorgaan wordt ingedrukt om ontsteking uit te voeren, begint het schuiforgaan te bewegen van de tweede positie naar de eerste positie in respons op deze ontsteekhandeling. Op zijn weg naar de eerste positie deformeert het schuiforgaan het veerkrachtig 10 orgaan in een grendelvrijgevende richting bij de derde positie, waardoor het indrukorgaan kan worden ingedrukt naar een ontsteekpositie. Dan wordt het door de indruk-werking van het indrukorgaan afgegeven brandstofgas aangestoken door de ontsteekmiddelen. Samen met de 15 indrukwerking van dit indrukorgaan beweegt het schuiforgaan naar de eerste positie en maakt het indrukorgaan vrij, en keert dan terug naar zijn initiële positie. Dit geeft het veerkrachtig blad vrij uit de gedeformeerde toestand die was veroorzaakt door het schuiforgaan, en het veerkrachtig 20 blad bereikt een ontsteekvergrendeltoestand welke voorkomt dat het aldus teruggekeerde indrukorgaan wordt ingedrukt. Aldus wordt een onopzettelijke ontsteking van de aansteker voorkomen, en bijgevolg is het mogelijk om een gasaansteker te realiseren met een bijzonder hoge graad van veiligheid. 25 Een structuur voor het voorkomen van de verplaatsing van het schuiforgaan naar de tweede positie door dit te vergrendelen tussen de eerste positie en de tweede positie is aangebracht op het veerkrachtig blad of het hoofdlichaam van de aansteker, en de vergrendeling van het schuiforgaan 30 wordt vrijgegeven door verplaatsing door het schuiforgaan naar binnen te drukken. Een dergelijke structuur vereist twee-traps behandelingen van het schuiforgaan, en dit maakt het voor diegenen die onbekend zijn met het juiste gebruik van de gasaansteker, onmogelijk om de ontsteekhandeling te 35 verrichten. Aldus wordt het voorkomen van een onopzettelijk ontsteken van een aansteker in veel grotere mate verzekerd, 1000717 5 en een gevoel van de verplaatsing van het schuiforgaan naar de tweede positie waar de ontsteekhandeling uitvoerbaar is, wordt zeker verkregen.When the push-in member is pressed to perform ignition, the slider starts moving from the second position to the first position in response to this firing operation. On its way to the first position, the slider deforms the resilient member in a latch-releasing direction at the third position, allowing the depression member to be depressed to a firing position. Then, the fuel gas released by the pushing action of the pushing member is ignited by the ignition means. Together with the pushing action of this pushing member, the slider moves to the first position and releases the pushing member, then returns to its initial position. This releases the resilient blade from the deformed state caused by the slider, and the resilient blade achieves a firing lock condition which prevents the thus returned impressor from being depressed. Thus, accidental ignition of the lighter is prevented, and it is therefore possible to realize a gas lighter with a particularly high degree of safety. A structure for preventing the slider from moving to the second position by locking it between the first position and the second position is arranged on the resilient blade or main body of the lighter, and the locking of the slider 30 is released by pushing inwardly through the sliding member. Such a structure requires two-stage slider treatments, and this makes it impossible for those unfamiliar with the proper use of the gas lighter to perform the ignition operation. Thus, the prevention of accidental ignition of a lighter is assured to a much greater degree, and a sense of the displacement of the slider to the second position where the ignition operation is feasible is certainly obtained.

Bij een ontsteekpositie waarnaartoe het indrukorgaan 5 moet worden gedrukt, is een uitsparing gecreëerd om de mate van deformatie van het veerkrachtig blad te matigen, hetgeen de vereiste hoeveelheid deformatie van het veerkrachtig blad in een veel grotere mate vermindert.At the firing position to which the impressing member 5 is to be pressed, a recess is created to moderate the amount of deformation of the resilient blade, which reduces the amount of deformation of the resilient blade to a much greater extent.

Aldus is het schuiforgaan verplaatsbaar van de 10 eerste positie, waar de ontsteekhandeling onuitvoerbaar is, naar de tweede positie, waar de ontsteekhandeling uitvoerbaar is, ten opzichte van het veerkrachtig blad dat het indrukken van het indrukorgaan verhindert wanneer dit zich in een niet-gedeformeerde toestand bevindt. In respons 15 op de ontsteekhandeling wordt het veerkrachtig blad gedeformeerd en gebracht in een grendel-vrijgegeven toestand bij de derde positie halverwege tussen de eerste positie en de tweede positie. De deformatie-onderdrukkende middelen zijn aangebracht voor het verminderen van de 20 hoeveelheid door het schuiforgaan bij de tweede positie veroorzaakte deformatie van het veerkrachtig blad teneinde minder te zijn dan dat wat wordt verkregen wanneer het schuiforgaan zich bevindt bij de tweede positie. Met dergelijke deformatie-onderdrukkende middelen blijft het 25 veerkrachtig blad minder gedeformeerd wanneer het schuiforgaan wordt verplaatst naar de tweede positie teneinde de ontsteekhandeling te verrichten. Als de aansteker gedurende een lange tijdsperiode in deze toestand wordt gelaten, zal het veerkrachtig blad niet plastisch gedeformeerd worden, 30 en aldus zal het aandrukken van het indrukorgaan worden verzekerd. Het is mogelijk om de betrouwbaarheid van de veiligheidsinrichting te verhogen terwijl zijn ontsteek-vergrendelfunctie wordt gehandhaafd.Thus, the slider is movable from the first position, where the igniting operation is impracticable, to the second position, where the igniting operation is practicable, relative to the resilient blade which prevents the impressing member from depressing when in an undeformed state located. In response to the firing operation, the resilient blade is deformed and brought into a latch released state at the third position midway between the first position and the second position. The deformation suppressing means is provided to reduce the amount of deformation of the resilient blade caused by the slider at the second position to be less than that obtained when the slider is at the second position. With such deformation suppressing means, the resilient blade remains less deformed when the slider is moved to the second position to perform the ignition operation. If the lighter is left in this state for a long period of time, the resilient blade will not be deformed plastically, and thus the pressing of the impressing member will be ensured. It is possible to increase the reliability of the safety device while maintaining its ignition lock function.

De uitvinding zal nu aan de hand van de tekeningen 35 en de beschrijving in het volgende nader worden toegelicht.The invention will now be explained in more detail with reference to the drawings and the description in the following.

f000717 6f000717 6

Fig. 1 is een perspectiefaanzicht dat hoofdelementen toont van een gasaansteker met veiligheidsinrichting volgens een eerste uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding; 5 fig. 2 is een longitudinale dwarsdoorsnede van de gasaansteker met veiligheidsinrichting zoals getoond in fig. 1; fig. 3 is een dwarsdoorsnede in bovenaanzicht dat hoofdelementen toont van de gasaansteker met 10 veiligheidsinrichting zoals getoond in fig. 1; de figuren 4A en 4B zijn uitvergrote perspectiefaanzichten die hoofdelementen tonen van de gasaansteker met veiligheidsinrichting zoals getoond in fig. 1, waarbij fig. 4A kenmerken illustreert van een 15 veerkrachtig blad en fig. 4B kenmerken illustreert van een schuiforgaan; de figuren 5A en 5B zijn perspectiefaanzichten die bedrijfsacties tonen van hoofdelementen van de gasaansteker met veiligheidsinrichting zoals getoond in fig. 1, waarbij 20 fig. 5A een werking illustreert van het schuiforgaan wanneer dit naar binnen wordt gedrukt en fig. 5B een werking illustreert van het schuiforgaan wanneer dit in een tussenhuis is ingepast; de figuren 6A en 6B zijn perspectiefaanzichten die 25 bedrijfsacties tonen van hoofdelementen van de gasaansteker met veiligheidsinrichting zoals getoond in fig. 1, waarbij fig. 6A de beweging illustreert van het schuiforgaan wanneer een bedieningskap is ingedrukt en fig. 6B de vervorming illustreert van het veerkrachtig blad wanneer 30 het schuiforgaan omlaag is gebracht naar een eerste positie;Fig. 1 is a perspective view showing main elements of a gas lighter with safety device according to a first embodiment of the present invention; Fig. 2 is a longitudinal cross-sectional view of the gas lighter with safety device as shown in Fig. 1; Fig. 3 is a cross-sectional top view showing main elements of the gas lighter with safety device as shown in Fig. 1; Figures 4A and 4B are enlarged perspective views showing main elements of the gas lighter with safety device as shown in Figure 1, with Figure 4A illustrating features of a resilient blade and Figure 4B illustrating features of a slider; Figures 5A and 5B are perspective views showing operating actions of main elements of the safety device gas lighter as shown in Figure 1, with Figure 5A illustrating an operation of the slider when pressed inward and Figure 5B illustrating an operation of the sliding member when it is fitted in an intermediate housing; Figures 6A and 6B are perspective views showing 25 operations of main elements of the safety device gas lighter as shown in Figure 1, with Figure 6A illustrating the movement of the slider when an operating cap is depressed and Figure 6B illustrating the deformation of the resilient blade when the slider is lowered to a first position;

de figuren 7A en 7B zijn longitudinale dwarsdoorsneden die bedrijfsacties tonen van hoofdelementen van de gasaansteker met veiligheidsinrichting zoals getoond 35 in fig. 1, waarbij fig. 7A een werking illustreert van het schuiforgaan wanneer dit naar binnen is gedrukt en fig. 7BFigures 7A and 7B are longitudinal cross-sectional views showing operating actions of major elements of the gas lighter with safety device as shown in Figure 1, Figure 7A illustrating an operation of the slider when pressed inward and Figure 7B

1000717 7 een werking illustreert van het schuiforgaan wanneer dit omhoog naar een tweede positie is geduwd; de figuren 8A en 8B zijn longitudinale dwarsdoorsneden die bedrijfsacties tonen van hoofdelementen van de 5 gasaansteker met veiligheidsinrichting zoals getoond in fig. 1, waarbij fig. 6A een beweging illustreert van het schuiforgaan wanneer de bedieningskap is ingedrukt en fig. 8B de vervorming illustreert van het veerkrachtig blad wanneer het schuiforgaan omlaag is gebracht naar de eerste 10 positie; fig. 9 is een longitudinale dwarsdoorsnede die hoofdelementen toont van een gasaansteker met veiligheidsinrichting volgens een tweede uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding; 15 fig. 10 is een longitudinale dwarsdoorsnede die hoofdelementen toont van een gasaansteker met veiligheidsinrichting volgens een derde uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding; de figuren 11A en 11B zijn longitudinale dwarsdoor-20 sneden die hoofdelementen tonen van een gasaansteker met veiligheidsinrichting volgens een vierde uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding, waarbij fig. 11A correspondeert met fig. 7A en een schuiforgaan illustreert wanneer dit zich bevindt bij een tweede positie, en fig.1000717 7 illustrates an operation of the slider when pushed up to a second position; Figures 8A and 8B are longitudinal cross-sectional views showing operating actions of main elements of the gas lighter with safety device as shown in Figure 1, with Figure 6A illustrating movement of the slider when the actuator cap is depressed and Figure 8B illustrating the deformation of the resilient blade when the slider is lowered to the first position; Fig. 9 is a longitudinal cross-sectional view showing main elements of a gas lighter with a safety device according to a second embodiment of the present invention; Fig. 10 is a longitudinal cross-sectional view showing main elements of a gas lighter with a safety device according to a third embodiment of the present invention; Figures 11A and 11B are longitudinal cross-sectional views showing main elements of a gas lighter with safety device according to a fourth embodiment of the present invention, with Figure 11A corresponding to Figure 7A and illustrating a slider when located at a second position, and fig.

25 11B correspondeert met fig. 8A en de beweging van het schuiforgaan en de vervorming van een veerkrachtig blad illustreert wanneer een bedieningskap is ingedrukt; de figuren 12A en 12B zijn longitudinale dwarsdoorsneden die hoofdelementen tonen van een gasaansteker met 30 veiligheidsinrichting volgens een vijfde uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding, waarbij fig. 12A correspondeert met fig. 7B en een schuiforgaan illustreert wanneer dit zich bevindt bij een tweede positie, en fig. 12B correspondeert met fig. 8A en de beweging van het 35 schuiforgaan en de vervorming van een veerkrachtig blad illustreert wanneer een bedieningskap is ingedrukt; 1000717 8 de figuren 13A en 13B zijn perspectiefaanzichten die hoofdelementen tonen van een gasaansteker met veilig-heidsinrichting volgens een zesde uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding, waarbij fig. 13A correspondeert met 5 fig. 1 en een schuiforgaan illustreert dat zich bevindt op een eerste positie, en fig. 13B correspondeert met fig. 5B en illustreert het schuiforgaan dat zich op een tweede positie bevindt; fig. 14 is een longitudinale dwarsdoorsnede die een 10 gasaansteker toont met veiligheidsinrichting volgens een zevende uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding; fig. 15 is een zijaanzicht dat hoofdelementen toont van de gasaansteker met de in fig. 14 getoonde veiligheidsinrichting; 15 de figuren 16A en 16B zijn longitudinale dwarsdoor sneden die de gasaansteker met de in fig. 14 getoonde veiligheidsinrichting tonen wanneer deze zich in een bedrijfstoestand bevindt, waarbij fig. 16A een veerkrachtig blad illustreert dat in een niet-vervormde toetand blijft 20 wanneer een schuiforgaan naar binnen wordt bewogen, en fig. 16B illustreert het veerkrachtig blad dat vervormd is wanneer het schuiforgaan zich op een derde positie bevindt; fig. 17 is een longitudinale dwarsdoorsnede die hoofdelementen toont van een gasaansteker met veiligheids-25 inrichting volgens een achtste uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding; fig. 18 is een zijaanzicht dat hoofdelementen toont van een gasaansteker met de in fig. 17 getoonde veiligheidsinrichting; 30 de figuren 19A-19C zijn uitvergrote perspectief aanzichten die de hoofdelementen tonen van een gasaansteker met de in fig. 17 getoonde veiligheidsinrichting, waarbij fig. 19A een bedieningskap met een veerkrachtig blad illustreert, fig. 19B een tussenhuis met een aangrijp-35 uitsteeksel illustreert, en fig. 19C een schuiforgaan 1000717 9 illustreert dat op een schuifmanier beweegt langs het aangrijpuitsteeksel; de figuren 20A-20C zijn longitudinale dwarsdoorsneden die acties van de hoofdelementen van de gasaansteker 5 met de in fig. 17 getoonde veiligheidsinrichting tonen, waarbij fig. 20A een veerkrachtig blad illustreert dat niet-vervormd blijft wanneer een schuiforgaan naar een tweede positie beweegt, fig. 20B illustreert de beweging van het schuiforgaan wanneer een bedieningskap wordt 10 ingedrukt, en fig. 20C illustreert het schuiforgaan dat zich op een eerste positie bevindt na een ontsteek-handeling,· en fig. 21 is een zijaanzicht dat hoofdelementen toont van een gasaansteker met veiligheidsinrichting die een 15 gemodificeerd voorbeeld is van de gasaansteker van de achtste uitvoeringsvorm.11B corresponds to FIG. 8A and illustrates the movement of the slider and the deformation of a resilient blade when an operating cap is depressed; Figures 12A and 12B are longitudinal cross-sectional views showing main elements of a gas lighter with safety device according to a fifth embodiment of the present invention, Figure 12A corresponding to Figure 7B and illustrating a slider when located at a second position, and Figure 12B corresponds to FIG. 8A and illustrates the movement of the slider and the deformation of a resilient blade when an operating cap is depressed; 1000717 8 Figures 13A and 13B are perspective views showing main elements of a safety device gas lighter according to a sixth embodiment of the present invention, Figure 13A corresponding to Figure 1 and illustrating a slider located in a first position, and FIG. 13B corresponds to FIG. 5B and illustrates the slider in a second position; FIG. 14 is a longitudinal cross-sectional view showing a gas lighter with safety device according to a seventh embodiment of the present invention; Fig. 15 is a side view showing main elements of the gas lighter with the safety device shown in Fig. 14; Figures 16A and 16B are longitudinal cross-sectional views showing the gas lighter with the safety device shown in Figure 14 when in an operating state, with Figure 16A illustrating a resilient blade that remains in an undeformed state when a slider is moved inward, and Fig. 16B illustrates the resilient blade that is deformed when the slider is in a third position; Fig. 17 is a longitudinal cross-sectional view showing main elements of a gas lighter with a safety device according to an eighth embodiment of the present invention; FIG. 18 is a side view showing main elements of a gas lighter with the safety device shown in FIG. 17; FIGS. 19A-19C are enlarged perspective views showing the main elements of a gas lighter with the safety device shown in FIG. 17, FIG. 19A illustrating a resilient blade actuator cap, FIG. 19B illustrating an intermediate housing with an engagement protrusion and FIG. 19C illustrates a slider 1000717 9 moving in a slider manner along the engagement protrusion; Figures 20A-20C are longitudinal cross-sectional views showing actions of the main elements of the gas lighter 5 with the safety device shown in Figure 17, with Figure 20A illustrating a resilient blade that remains undeformed when a slider moves to a second position, 20B illustrates the movement of the slider when an operating cap is depressed, and Fig. 20C illustrates the slider located in a first position after a firing operation, and Fig. 21 is a side view showing main elements of a gas lighter with safety device which is a modified example of the gas lighter of the eighth embodiment.

Eerste UitvoeringsvormFirst Embodiment

De figuren 1 t/m 8 tonen een gasaansteker van het type met elektrische ontladingsontsteking, voorzien van een 20 veiligheidsinrichting 1 volgens een eerste uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding;Figures 1 to 8 show a gas lighter of the type with electric discharge ignition, provided with a safety device 1 according to a first embodiment of the present invention;

De gasaansteker met veiligheidsinrichting 1 bestaat uit: een hoofdlichaam 2 van de aansteker waarin brandstof-gas is opgeslagen; een brandstoftoevoerorgaan 4 met een 25 mondstuk 3 dat het brandstofgas afgeeft; een bedieningskap 7 bestaande uit een ontsteekorgaan 5 met een piëzo-elektrische eenheid 18 en een indrukorgaan 6 dat het brandstoftoevoerorgaan 4 bedient en ontsteking tot stand brengt; en een bovenop het hoofdlichaam 2 van de aansteker 30 aangebracht veiligheidsmechanisme 8 voor het vergrendelen en ontgrendelen van het indrukorgaan 6.The gas lighter with safety device 1 consists of: a main body 2 of the lighter in which fuel-gas is stored; a fuel supply member 4 with a nozzle 3 which releases the fuel gas; an operating cap 7 consisting of an igniter 5 with a piezoelectric unit 18 and an impressing member 6 which operates the fuel supply member 4 and produces ignition; and a safety mechanism 8 mounted on top of the main body 2 of the lighter 30 for locking and unlocking the pressing member 6.

Het veiligheidsmechanisme 8 is voorzien van: een veerkrachtig blad 9 dat in aangrijping kan worden gebracht met de bedieningskap 7; een om het veerkrachtig blad 9 35 aangebracht schuiforgaan 10 dat schuifbaar is tussen een 100071? 10 eerste positie bij zijn laagste positie en een tweede positie bij zijn bovenste positie, en het veerkrachtig blad 9 vervormt bij zijn derde positie tussen de eerste positie en de tweede positie; en een deformatie-onderdrukkend 5 orgaan 11 dat de deformatie van het veerkrachtig blad 9, veroorzaakt door het zich bij de tweede positie bevindende schuiforgaan 10, vermindert.The safety mechanism 8 is provided with: a resilient blade 9 which can be engaged with the operating cover 7; a sliding member 10 arranged around the resilient blade 9, which is slidable between a 100071? First position at its lowest position and a second position at its top position, and the resilient blade 9 deforms at its third position between the first position and the second position; and a deformation suppressing member 11 which reduces deformation of the resilient blade 9 caused by the sliding member 10 located at the second position.

Het hoofdlichaam 2 van de aansteker heeft een tankhoofdlichaam 2a in de vorm van een rechthoekig 10 parallellepipedum, gemaakt van een synthetische hars. Een bovendeksel 2b is hermetisch gefixeerd op een bovenoppervlak van het tankhoofdlichaam 2a, en een tanksectie voor het opslaan van brandstofgas zoals butaangas of dergelijke is gevormd binnen het tankhoofdlichaam 2a. Een 15 tussenhuis 2c is bevestigd aan de bovenkant van het bovendeksel 2b, gescheiden van de tanksectie.The lighter main body 2 has a tank main body 2a in the form of a rectangular parallelepiped made of a synthetic resin. A top cover 2b is hermetically fixed to an upper surface of the tank main body 2a, and a tank section for storing fuel gas such as butane gas or the like is formed within the tank main body 2a. An intermediate housing 2c is attached to the top of the top cover 2b, separated from the tank section.

Het van een bekend klepmechanisme voor het regelen van de afgiftehoeveelheid van opgeslagen brandstofgas gemaakte brandstoftoevoerorgaan 4 is aangebracht op het 20 bovendeksel 2b van het hoofdlichaam 2 van de aansteker, en het op het brandstoftoevoerorgaan 4 verschafte mondstuk 3 steekt naar boven uit. Dit mondstuk 3 grijpt aan in een groef die is gevormd op een uiteinde van een L-vormige bedieningshefboom 15. De bedieningshefboom 15 wordt 25 scharnierend gesteund boven een bovengedeelte van het hoofdlichaam 2 van de aansteker door een scharnierpunt met een hoekdoorsnede, en is opgesteld terwijl zijn andere uiteinde zich schuin uitstrekt in een omlaag gerichte richting. Brandstofgas wordt afgegeven wanneer het mondstuk 30 3 omhoog wordt bewogen samen met de kantelbeweging van deze bedieningshefboom 15. Een windbestendige kap 16 is zodanig bevestigd, dat deze een gebied boven het mondstuk 3 omgeeft. Ook is voorzien in een vlamuitsteekregulatorring 17 voor het regelen van de hoeveelheid van gasemissie uit 35 het mondstuk 3.The fuel supply member 4 made of a known valve mechanism for controlling the delivery amount of stored fuel gas is mounted on the top cover 2b of the main body 2 of the lighter, and the nozzle 3 provided on the fuel supply member 4 protrudes upward. This nozzle 3 engages in a groove formed on one end of an L-shaped operating lever 15. The operating lever 15 is hingedly supported above an upper portion of the main body 2 of the lighter by an angular section hinge point, and is arranged while its other end extends obliquely in a downward direction. Fuel gas is released when the nozzle 30 3 is moved upward along with the tilting movement of this operating lever 15. A wind resistant cap 16 is mounted to surround an area above the nozzle 3. Also provided is a flame-out regulator ring 17 for controlling the amount of gas emission from the nozzle 3.

1000717 111000717 11

De met het indrukorgaan 6 corresponderende bedieningskap 7 is aangebracht aan de tegenovergelegen zijde van het hoofdlichaam 2 van de aansteker ten opzichte van het mondstuk 3 op het hoofdlichaam 2 van de aansteker 5 (een tussenhuis 2c) naast de windbestendige kap 16. Een bovenoppervlak van deze bedieningskap 7 dient als een aandrukbedieningsoppervlak 7a, en een zich omlaag uitstrekkende zijwand 7b is verschaft langs de buitenomtrek van een achterste ondergedeelte van de bedieningskap 7. De 10 cilindrische bodem van de bedieningskap 7 is aangebracht op het bovenuiteinde van een piëzo-elektrische eenheid 18 van het ontsteekorgaan 5, en kan de piëzo-elektrische eenheid 18 indrukken. Een aangrijpuitsparing 7c is aangebracht in een onderrug van de zijwand 7b van de bedieningskap 7, 15 tegenover de windbestendige kap 16. De binnenzijde van de aangrijpuitsparing 7c is dieper gemaakt dan zijn buitenzijde, en heeft een structuur die het voor een uiteinde 9c van het veerkrachtig blad 9, dat later zal worden beschreven, moeilijk maakt om ontkoppeld te worden van de 20 uitsparing 7c.The operating hood 7 corresponding to the impressing member 6 is arranged on the opposite side of the main body 2 of the lighter relative to the nozzle 3 on the main body 2 of the lighter 5 (an intermediate housing 2c) next to the wind-resistant cap 16. An upper surface of this actuator cap 7 serves as a push actuation surface 7a, and a downwardly extending side wall 7b is provided along the outer circumference of a rear lower portion of actuator cap 7. The cylindrical bottom of actuator cap 7 is mounted on the top end of a piezoelectric unit 18 of the igniter 5, and can depress the piezoelectric unit 18. A gripping recess 7c is provided in a lower back of the side wall 7b of the operating hood 7, 15 opposite the windproof hood 16. The inside of the gripping recess 7c is made deeper than its outer side, and has a structure that resists it for one end 9c of the resilient sheet 9, which will be described later, makes it difficult to be disconnected from the recess 7c.

Het ontsteekorgaan 5 heeft een ontladingselektrode 19 die is verbonden met de piëzo-elektrische eenheid 18 en is opgesteld aan de binnenzijde van de bedieningskap 7. Elektrische ontlading voor ontstekingsdoeleinden wordt 25 uitgevoerd door het aanleggen van een uit de bediening van de piëzo-elektrische eenheid 18 resulterende hoogspanning tussen de ontladingselektrode 19 en het mondstuk 3.The igniter 5 has a discharge electrode 19 which is connected to the piezoelectric unit 18 and is disposed on the inside of the operating cap 7. Electric discharge for ignition purposes is performed by applying one from the actuation of the piezoelectric unit 18 resulting high voltage between the discharge electrode 19 and the nozzle 3.

Samen met de indrukwerking van de bedieningskap 7 van het indrukorgaan 6 wordt een bovengedeelte van de 30 piëzo-elektrische eenheid 18 omlaag gebracht. Een hefboom-indrukker 20, die in aanraking kan komen met het andere uiteinde van de bedieningshefboom 15 van het brandstof-toevoerorgaan 4, is opgesteld op een beweegbaar gedeelte van de piëzo-elektrische eenheid 18. Dit laat de 35 hefboomindrukker 20 de bedieningshefboom 15 scharnierend bewegen samen met de indrukactie van de bedieningskap 7, 1000717 12 zodat brandstofgas wordt afgegeven uit het mondstuk 3. Verder indrukken van de bedieningskap 7 bedient het ontsteekorgaan 5, waardoor ontladingsontsteking tot stand wordt gebracht.An upper portion of the piezoelectric unit 18 is lowered together with the push-in action of the operating cap 7 of the push-in member 6. A lever presser 20, which can come into contact with the other end of the operating lever 15 of the fuel supply member 4, is arranged on a movable part of the piezoelectric unit 18. This allows the lever pusher 20 to pivot the operating lever 15 together with the push-in action of the operating cap 7, 1000717 12 so that fuel gas is released from the nozzle 3. Further pressing of the operating cap 7 actuates the igniter 5, thereby causing discharge ignition.

5 Thans zal de structuur van het veiligheidsmechanisme 8 worden beschreven. Zoals geïllustreerd in fig. 5A, verloopt het tussenhuis 2c van het aanstekerlichaam 2 continu met de zijwand van het tankhoofdlichaam 2a onder het tussenhuis 2c, en vormt een zijwand die zich omhoog 10 uitstrekt. Het zich verticaal uitstrekkende veerkrachtig blad 9 is, op een geïntegreerde manier, gevormd in een gebogen gedeelte van het tussenhuis 2c, tegenover de windbestendige kap 16. Dit veerkrachtig blad 9 wordt bepaald door twee schuifsleuven 21 te maken in het gebogen 15 gedeelte van het tussenhuis 2c. Het onderste uiteinde van het veerkrachtig blad 9 is verbonden met het tussenhuis 2c, terwijl het bovenste uiteinde daarvan vrij en deformeerbaar is gemaakt. Het veerkrachtig blad 9 is aan één stuk samen met het tussenhuis 2c gevormd van synthetische hars, en is 20 plastisch deformeerbaar vanwege de karakteristieken van het materiaal.The structure of the safety mechanism 8 will now be described. As illustrated in Fig. 5A, the intermediate housing 2c of the lighter body 2 continuously extends with the side wall of the tank main body 2a below the intermediate housing 2c, forming a side wall extending upward. The vertically extending resilient blade 9 is, in an integrated manner, formed in a curved portion of the intermediate housing 2c, opposite the wind resistant cap 16. This resilient blade 9 is defined by making two sliding slots 21 in the curved portion of the intermediate housing. 2c. The lower end of the resilient blade 9 is connected to the intermediate housing 2c, while the upper end thereof is made free and deformable. The resilient blade 9 is formed in one piece together with the intermediate housing 2c from synthetic resin, and is plastically deformable due to the characteristics of the material.

Zoals getoond in fig. 4A heeft het veerkrachtig blad 9 een basis 9a die verbonden is met het tussenhuis 2c en rechtop staat. Een bovengedeelte van het veerkrachtig blad 25 9 is voorzien van een contactoppervlak 9b, waarvan het binnenoppervlak meer naar de binnenkant van de aansteker helt bij zijn bovengedeelte. Op vergelijkbare wijze helt ook het buitenoppervlak van het veerkrachtig blad 9 meer naar de binnenzijde van de aansteker bij zijn boven-30 gedeelte. Het uiteinde 9c van het veerkrachtig blad 9 is dun uitgevoerd. Wanneer het veerkrachtig blad 9 niet-gedeformeerd is en vergrendeld wordt gemaakt, kan het uiteinde 9c aangrijpen op de aangrijpuitsparing 7c van de bedieningskap 7. De aangrijping tussen het uiteinde 9c en 35 de aangrijpuitsparing 7c voorkomt het omlaagdrukken van de bedieningskap 7.As shown in Fig. 4A, the resilient blade 9 has a base 9a connected to the intermediate housing 2c and standing upright. An upper portion of the resilient blade 9 is provided with a contact surface 9b, the inner surface of which leans more toward the inside of the lighter at its upper portion. Similarly, the outer surface of the resilient blade 9 also slopes more toward the inside of the lighter at its top portion. The end 9c of the resilient blade 9 is made thin. When the resilient blade 9 is deformed and rendered locked, the end 9c can engage the engagement recess 7c of the actuator cap 7. The engagement between the end 9c and the engagement recess 7c prevents the actuator 7 from pushing down.

1000717 131000717 13

Een rug 24 is gevormd in het centrum van de binnenzijde van de basis 9a van het veerkrachtig blad 9, en strekt zich uit van het onderste uiteinde van het contactoppervlak 9b naar het onderste uiteinde van het veer-5 krachtig blad 9. Op beide zijden van deze rug 24 zijn ook geleidingssecties 23 gevormd. Een wig-achtige stopper 25 die aangrijpt op het bovenuiteinde van een aangrijpsectie 34 van het schuiforgaan 10, is aangebracht op het bovenuiteinde van de geleidingssecties 23. Een inbrenginkeping 10 22 is gevormd in een gebied waar het tussenhuis 2c is verbonden met het veerkrachtig blad 9, dat wil zeggen een gebied op de binnenzijde van het onderuiteinde van de basis 9a (zie fig. 4A).A backing 24 is formed at the center of the interior of the base 9a of the resilient blade 9, and extends from the lower end of the contact surface 9b to the lower end of the resilient blade 9. On both sides of these backs 24 are also formed guide sections 23. A wedge-like stopper 25 engaging the top end of an engaging section 34 of the sliding member 10 is mounted on the top end of the guide sections 23. An insertion notch 22 is formed in an area where the intermediate housing 2c is connected to the resilient blade 9 that is, an area on the inside of the bottom end of the base 9a (see Fig. 4A).

Schuifgroeven 21 op beide zijde van het veerkrachtig 15 blad 9 zijn gemaakt in een gekromd gedeelte van het tussenhuis 2c, en een lager gedeelte 21a van elke schuifgroef 21 heeft een smallere breedte corresponderend met de breedte van een koppelsectie 32 van het schuiforgaan 10, dat later zal worden beschreven. Anderzijds heeft een bovengedeelte 20 21c van de schuifgroef 21 een grotere breedte die het inbrengen toelaat van een pal 36 van het schuiforgaan 10, zoals later zal worden beschreven. Een tussengedeelte tussen de boven- en ondergedeelten is schuin gesneden en voorzien van een helling die een bredere breedte heeft in 25 de bovenwaartse richting. Deze helling werkt als een hellend gedeelte 21b (nokoppervlak) voor het indrukken van het schuiforgaan 10.Sliding grooves 21 on both sides of the resilient blade 9 are made in a curved portion of the intermediate housing 2c, and a lower portion 21a of each sliding groove 21 has a narrower width corresponding to the width of a coupling section 32 of the slider 10, which later will be described. On the other hand, an upper portion 21c of the sliding groove 21 has a wider width which permits the insertion of a catch 36 of the sliding member 10, as will be described later. An intermediate section between the top and bottom parts is cut obliquely and has a slope that has a wider width in the upward direction. This ramp acts as an inclined portion 21b (cam surface) for depressing the sliding member 10.

Zoals getoond in fig. 4B, is het schuiforgaan 10 dat op een verschuifbare manier is aangebracht om het 30 veerkrachtige blad 9, voorzien van: een bedieningslip 31 die aan de buitenkant vervormd is; de koppelsectie 32 die zich uitstrekt van beide uiteinden van de bedieningslip 31 naar de binnenzijde van de aansteker; en een plaatachtige ontvangstsectie 33 die dichter bij de binnenzijde van de 35 aansteker geplaatst is. Een opening 10a waardoorheen het veerkrachtig blad 9 reikt, is gevormd in het schuiforgaan 1000717 14 10 tussen de bedieningslip 31 en de ontvangstsectie 33.As shown in Fig. 4B, the sliding member 10 slidably mounted around the resilient blade 9 is provided with: an operating lip 31 which is deformed on the outside; the coupling section 32 extending from both ends of the operating tab 31 towards the inside of the lighter; and a plate-like receiving section 33 located closer to the inside of the lighter. An opening 10a through which the resilient blade 9 extends is formed in the sliding member 1000717 14 10 between the operating lip 31 and the receiving section 33.

Een longitudinale groef 35 waarop de rug 24 van het veerkrachtig blad 9 schuift, is aangebracht in het binnen-oppervlak van de opening 10a aan de zijde van de ontvangst-5 sectie 33, en aangrijpsecties 34 waarover de geleidings-sectie 23 van het veerkrachtig blad 9 schuift, zijn aangebracht aan beide zijden van de groef 35.A longitudinal groove 35 on which the back 24 of the resilient blade 9 slides is provided in the inner surface of the opening 10a on the side of the receiving section 33, and engaging sections 34 over which the guide section 23 of the resilient blade 9 are provided on both sides of the groove 35.

Beide uiteinden van de ontvangstsectie 33 zijn gevormd in een gekromd oppervlak zodat zij kunnen 10 overeenstemmen met de configuratie van het binnenoppervlak van het gekromde gedeelte van het tussenhuis 2c. De pallen 36 waarvan de uiteinden in aanraking komen met het buitenoppervlak van het tussenhuis 2c buiten de schuifgroeven 21, zijn verbonden met beide uiteinden van de bedieningslip 31 15 van het schuiforgaan 10. Deze pallen 36 zijn veerkrachtig door middel van sleuven 37, en bijgevolg zijn zij vervormd en steken naar buiten wanneer de bedieningslip naar het inwendige van de aansteker wordt gedrukt, waardoor een verschuiving van de ontvangstsectie 33 naar het inwendige 20 van de aansteker mogelijk wordt gemaakt.Both ends of the receiving section 33 are formed in a curved surface so that they can correspond to the configuration of the inner surface of the curved portion of the intermediate housing 2c. The pawls 36, the ends of which come into contact with the outer surface of the intermediate housing 2c outside the sliding grooves 21, are connected to both ends of the operating lip 31 of the sliding member 10. These pawls 36 are resilient by means of slots 37, and therefore they deform and protrude when the operating tab is pressed towards the interior of the lighter, allowing a shift from the receiving section 33 to the interior 20 of the lighter.

Een been 38 is verbonden met een onderoppervlak van de ontvangstsectie 33, en de longitudinale groef 35 is continu gemaakt in dit been 38. Bovenuiteinden van de aangrijpsecties 34 zijn aangebracht en steken schuin naar 25 boven uit. Op vergelijkbare wijze is de stopper 25 op de bovenuiteinden van de geleidingssecties 23 van het veerkrachtig blad 9 aangebracht en vormt een binnenhoek met een scherpe hoek, waardoor aangrijping van de aangrijpsecties 34 met de stopper 25 is verzekerd.A leg 38 is connected to a bottom surface of the receiving section 33, and the longitudinal groove 35 is made continuous in this leg 38. Top ends of the engaging sections 34 are provided and project obliquely upward. Similarly, the stopper 25 is disposed on the upper ends of the guide sections 23 of the resilient blade 9 and forms an acute angle inner corner, ensuring engagement of the engaging sections 34 with the stopper 25.

30 Wanneer een dergelijk schuiforgaan 10 is aangebracht om het veerkrachtig blad 9, reiken de koppelsecties 32 op beide zijden door de schuifgroeven 21 en bewegen zij verticaal, en ook is het been 38 ingebracht in de inbreng-inspringing 22 van het tussenhuis 2c. Een bovenoppervlak 35 van de ontvangstsectie 33 kan in aanraking komen met het onderuiteinde van de bedieningskap 7. De grootte van de 1000717 15 opening 10a van het schuiforgaan 10 is op een dusdanige manier ontworpen, dat een half-cirkelvormige spleet (zie fig. 1) wordt gemaakt buiten het veerkrachtig blad 9 terwijl de aangrijpsecties 34 in schuifcontact zijn met de 5 geleidingssecties 23. Wanneer het schuiforgaan 10 zich bevindt bij de hellende gedeelten 21b en het inbreng-gedeelte 21c van de schuifgroef 21 tijdens zijn naar boven gerichte beweging, kunnen de pallen 36 op beide uiteinden van de bedieningslip 31 het inwendige van de schuifgroef 21 10 binnengaan. Terwijl de pallen 36 zich in de schuifgroef 21 bevinden, is het mogelijk dat de bodems van de pallen 36 in schuifcontact komen met hellende oppervlakken van de hellende gedeelten 21b van de schuifgroef 21.When such a sliding member 10 is disposed about the resilient blade 9, the coupling sections 32 extend on both sides through the sliding grooves 21 and move vertically, and also the leg 38 is inserted into the insertion recess 22 of the intermediate housing 2c. An upper surface 35 of the receiving section 33 may contact the lower end of the operating cap 7. The size of the 1000717 opening 10a of the sliding member 10 is designed in such a way that a semicircular slit (see Fig. 1) is made outside the resilient blade 9 while the engaging sections 34 are in sliding contact with the guide sections 23. When the sliding member 10 is located at the inclined portions 21b and the insertion portion 21c of the sliding groove 21 during its upward movement, the pawls 36 on both ends of the actuating lip 31 enter the interior of the sliding groove 21. While the pawls 36 are in the sliding groove 21, the bottoms of the pawls 36 may come into sliding contact with inclined surfaces of the inclined portions 21b of the sliding groove 21.

In de bovengenoemde structuur is het deformatie-15 onderdrukkend orgaan 11 aangebracht teneinde de vervorming te voorkomen van het veerkrachtig blad 9, zoals veroorzaakt door het zich bij de tweede positie (het bovenste uiteinde) bevindende schuiforgaan 10, en bestaat uit het inbrengdeel 21c van de schuifgroef 21 die het schuiforgaan 10 laat 20 verplaatsen in een richting tegengesteld aan de richting van de vervorming van het veerkrachtig blad 9, dat wil zeggen, naar het inwendige van de aansteker. Wanneer het schuiforgaan 10 zich bevindt bij de derde positie tussen de tweede positie en de eerste positie (het onderste 25 uiteinde), komen de pallen 36 daarvan in schuifcontact met de hellende delen 21b (nokoppervlakken), zodat het schuiforgaan 10 naar buiten wordt verplaatst. Op dat moment drukken de aangrijpsecties 34 van het schuiforgaan 10 het contactoppervlak 9b in, waardoor het veerkrachtig blad 9 30 wordt vervormd en in een grendel-vrijgegeven toestand wordt gebracht. Anderzijds, wanneer het schuiforgaan 10 zich in de eerste positie bevindt, komen de aangrijpsecties 34 in schuifcontact met de geleidingssecties 23, zodat voorkomen wordt dat het veerkrachtig blad 9 wordt ingedrukt en wordt 35 vervormd.In the above structure, the deformation-suppressing member 11 is arranged to prevent deformation of the resilient blade 9, as caused by the sliding member 10 located at the second position (the upper end), and consisting of the insertion part 21c of the sliding groove 21 which causes the sliding member 10 to move in a direction opposite to the deformation of the resilient blade 9, that is, towards the interior of the lighter. When the slider 10 is at the third position between the second position and the first position (the lower end), the pawls 36 thereof come into sliding contact with the inclined parts 21b (cam surfaces) so that the slider 10 is moved outward. At that time, the engaging sections 34 of the sliding member 10 depress the contact surface 9b, deforming the resilient blade 9 and bringing it into a latch-released state. On the other hand, when the slider 10 is in the first position, the engaging sections 34 come into sliding contact with the guide sections 23, thereby preventing the resilient blade 9 from being compressed and deforming.

10007TT10007TT

1616

Thans zal de werking worden uitgelegd van de gasaansteker met veiligheidsinrichting volgens de uitvinding. Zoals getoond in de figuren 1 en 2, bevindt het veerkrachtig blad 9 zich in een niet-gedeformeerde toestand 5 (een vergrendelde toestand) wanneer het schuiforgaan 10 zich bevindt bij de positie waar een ontsteekhandeling onuitvoerbaar is, dat wil zeggen bij het onderste gedeelte 21a van de schuifgroef 21 (de eerste positie). Wanneer de bedieningskap 7 wordt ingedrukt, komt de koppeluitsparing 10 7c in aangrijping met het uiteinde 9c van het veerkrachtig blad 9. Dit heeft invloed op de bedieningskap 7, en voorkomt dat deze verder wordt ingedrukt. Aldus bevindt het veerkrachtig blad 9 zich in een ontsteking-vergrendelde toestand waarbij de emissie van brandstofgas en een 15 ontsteekhandeling onmogelijk zijn uit te voeren. Bovendien is in deze vergrendelde toestand het schuiforgaan 10 voorzien van voldoende speling opdat de aangrijpsecties 34 vrij kunnen schuiven over de geleidingssecties 23 van het veerkrachtig blad 9. Dit verzekert dat het schuiforgaan 10 20 zich in een vergrendelgebied bevindt. In deze toestand zijn de aangrijpsecties 34 in aangrijping met de stopper 25, zelfs wanneer het schuiforgaan 10 naar boven wordt bewogen, en bijgevolg blijft het veerkrachtig blad 9 onvervormd.The operation of the gas lighter with safety device according to the invention will now be explained. As shown in Figures 1 and 2, the resilient blade 9 is in an undeformed state 5 (a locked state) when the sliding member 10 is at the position where an ignition operation is impracticable, i.e. at the lower portion 21a of the sliding groove 21 (the first position). When the operating cap 7 is pressed, the coupling recess 10 7c engages the end 9c of the resilient blade 9. This affects the operating cap 7, and prevents it from being pressed further. Thus, the resilient blade 9 is in an ignition-locked state where fuel gas emission and ignition operation are impossible to perform. In addition, in this locked position, the sliding member 10 is provided with sufficient clearance for the engaging sections 34 to slide freely over the guide sections 23 of the resilient blade 9. This ensures that the sliding member 10 is in a locking region. In this state, the engaging sections 34 engage the stopper 25 even when the slider 10 is moved upwardly, and thus the resilient blade 9 remains undeformed.

Wanneer de gasaansteker wordt gebruikt, wordt de 25 bedieningslip 31 van het schuiforgaan 10 naar boven naar de tweede positie geduwd terwijl deze naar binnen wordt gedrukt. In het bijzonder worden, wanneer het schuiforgaan 10 naar binnen wordt gedrukt, de uiteinden van de pallen 36 op beide uiteinden vervormd teneinde in contact te komen 30 met en zich uit te strekken langs het buitenoppervlak van het tussenhuis 2c, zoals geïllustreerd in de fig. 5A en 7A. Als resultaat hiervan wordt het schuiforgaan 10 naar binnen verplaatst, en de bovenuiteinden van de aangrijpsecties 34 worden naar binnen toe ontkoppeld van de op de boven-35 uiteinden van de geleidingssecties 23 van het veerkrachtig blad 9 gevormde stopper 25. Het schuiforgaan 10 wordt 1000717 17 ontkoppeld van het veerkrachtig blad 9, en dit kan bewegen naar het inbrengdeel 21c die zich bevindt op het bovenuiteinde van het hellende deel 21b van schuifgroef 21.When the gas lighter is used, the actuating lip 31 of the slider 10 is pushed upward to the second position while being pressed inward. Specifically, when the slide member 10 is pressed inward, the ends of the pawls 36 are deformed at both ends to contact and extend along the outer surface of the intermediate housing 2c, as illustrated in FIG. 5A and 7A. As a result, the sliding member 10 is moved inwardly, and the upper ends of the engaging sections 34 are inwardly disengaged from the stopper 25 formed on the upper ends of the guide sections 23 of the resilient blade 9. The sliding member 10 becomes 1000717 17 disengaged from the resilient blade 9, and it can move to the insertion part 21c located on the top end of the sloping part 21b of sliding groove 21.

Wanneer het schuiforgaan 10 aankomt bij het inbreng-5 deel 21c van de schuifgroef 21 (de tweede positie), zal het schuiforgaan 10 niet aangrijpen op het tussenhuis 2c maar dit binnengaan, omdat het inbrengdeel 21c van de schuifgroef 21 breder is gevormd dan de pallen 36.When the sliding member 10 arrives at the insertion part 21c of the sliding groove 21 (the second position), the sliding member 10 will not engage the intermediate housing 2c but enter it because the insertion part 21c of the sliding groove 21 is wider than the catches 36.

Wanneer het schuiforgaan 10 zich bevindt bij het 10 bovenuiteinde, dat wil zeggen de tweede positie, zijn de bodemuiteinden van de pallen 36 in contact met de hellende oppervlakken van de hellende delen 21b, zoals geïllustreerd in de fig. 5B en 7B. Bovendien bevindt het bovenoppervlak van de ontvangstsectie 33 zich in dicht nabijheid van het 15 onderuiteinde van de bedieningskap 37. In deze toestand, waarin een ontsteekhandeling uitvoerbaar is, is het veerkrachtig blad 9 niet vervormd, en bijgevolg is het mogelijk om uit te sluiten dat het veerkrachtig blad 9 plastisch gedeformeerd zal worden tot een dusdanige vorm, 20 dat het uiteinde van het veerkrachtig blad 9 niet in aangrijping kan komen met de koppeluitsparing 7c van de bedieningskap 7, zelfs als de gasaansteker voor een lange tijdsduur wordt achtergelaten.When the slider 10 is at the top end, that is, the second position, the bottom ends of the pawls 36 are in contact with the sloping surfaces of the sloped parts 21b, as illustrated in Figs. 5B and 7B. In addition, the top surface of the receiving section 33 is in close proximity to the lower end of the operating cap 37. In this state, in which an ignition operation is practicable, the resilient blade 9 is not deformed, and therefore it is possible to rule out that it resilient blade 9 will be plastically deformed to such a shape that the end of the resilient blade 9 cannot engage the coupling recess 7c of the actuator cap 7 even if the gas lighter is left for a long period of time.

Wanneer de bedieningskap 7 wordt ingedrukt naar de 25 eerste positie terwijl het schuiforgaan 10 zich bevindt bij de tweede positie, wordt de bodem van de bedieningskap 7 gedrukt tegen de ontvangstsectie 33 bij de derde positie in een initiële toestand voordat de koppeluitsparing 7c van de bedieningskap 7 in aangrijping komt met het uiteinde 9c van 30 het veerkrachtig blad 9, zodat het schuiforgaan 10 wordt ingedrukt zoals weergegeven in de fig. 6A en 8A. Samen daarmee ondervindt het schuiforgaan 10 een kracht die veroorzaakt dat het schuiforgaan 10 uitsteekt en naar de buitenzijde beweegt wanneer een onderoppervlak van de 35 ontvangstsectie 33 in contact komt met het hellende oppervlak (een nokoppervlak) van het hellende deel 21b 1000717 18 van de schuifgroef 21. Wegens deze drukkracht werken de aangrijpsecties 34 van het schuiforgaan 10 om het contactoppervlak 9b van het veerkrachtig blad 9 naar de buitenkant te drukken.When the operating hood 7 is pressed to the first position while the sliding member 10 is in the second position, the bottom of the operating hood 7 is pressed against the receiving section 33 at the third position in an initial state before the coupling recess 7c of the operating hood 7 engages the end 9c of the resilient blade 9 so that the slider 10 is depressed as shown in FIGS. 6A and 8A. Along with this, the sliding member 10 experiences a force that causes the sliding member 10 to protrude and move outwardly when a bottom surface of the receiving section 33 contacts the inclined surface (a cam surface) of the inclined portion 21b 1000717 18 of the sliding groove 21. Because of this compressive force, the engaging sections 34 of the sliding member 10 act to push the contact surface 9b of the resilient blade 9 outward.

5 Het veerkrachtig blad 9 wordt naar buiten toe vervormd en in een grendel-vrijgegeven toestand gebracht door het schuiforgaan 10, en bijgevolg wordt het verplaatst van de positie onder de koppeluitsparing 7c van de bedieningskap 7, waardoor aangrijp-beïnvloeding onmogelijk 10 wordt gemaakt. Aldus wordt het indrukken van de bedieningskap 7 mogelijk.The resilient blade 9 is deformed outwardly and brought into a latch-released state by the sliding member 10, and consequently it is displaced from the position below the torque recess 7c of the actuator cap 7, making engagement influence impossible. The pressing of the operating cap 7 thus becomes possible.

Wanneer de bedieningskap 7 verder wordt ingedrukt, veroorzaakt de hefboomdrukker 20 dat de bedieningshefboom 15 scharnierend beweegt, hetgeen op zijn beurt veroorzaakt 15 dat het mondstuk 3 van het brandstoftoevoerorgaan 4 geactiveerd wordt, zodat brandstofgas wordt afgegeven.When the operating cap 7 is further depressed, the lever pusher 20 causes the operating lever 15 to pivot, which in turn causes the nozzle 3 of the fuel supply member 4 to be activated, so that fuel gas is released.

Naast de scharnierbeweging van de bedieningshefboom wordt de piëzo-elektrische eenheid 18 samengedrukt, en wordt een ontsteekhandeling uitgevoerd. Bovendien beweegt het schuif-20 orgaan 10 verder omlaag. Terwijl het naar buiten uitsteekt wegens de aanwezigheid van het hellende deel 21b, laat het schuiforgaan 10 het veerkrachtig blad 9 vervormen. Zoals getoond in de fig. 6B en 8B, veroorzaakt een verdere omlaag gerichte beweging van het schuiforgaan 10 echter, dat de 25 bodem van de pallen 36 worden ontkoppeld van het hellende deel 21b, en de pallen 36 worden omlaag gebracht naar de eerste positie langs het buitenoppervlak van het tussenhuis 2c. Tijdens de neerwaartse reis van het schuiforgaan 10 zzijn de aangrijpsecties 34 van het schuiforgaan 10 30 ontkoppeld van het contactoppervlak 9b, maar zij zijn in aangrijping met de geleidingssecties 23 onder het contactoppervlak 9b. Dit maakt het veerkrachtig blad 9 vrij uit de ingedrukte en vervormde toestand, veroorzaakt door het schuiforgaan 10. Het uiteinde 9c van het veerkrachtig blad 35 9 komt echter in contact met de bodem van de aldus omlaag verplaatste bedieningskap 7, en bijgevolg wordt het veer- 1000717 19 krachtig blad 9 nog steeds in een vervormde toestand gelaten.In addition to the pivotal movement of the operating lever, the piezoelectric unit 18 is compressed, and an ignition operation is performed. In addition, the slide 20 moves further down. As it protrudes outwardly due to the presence of the inclined portion 21b, the sliding member 10 causes the resilient blade 9 to deform. However, as shown in Figs. 6B and 8B, a further downward movement of the sliding member 10 causes the bottom of the pawls 36 to be disengaged from the inclined portion 21b, and the pawls 36 to be lowered to the first position along the outer surface of the intermediate housing 2c. During the downward travel of the slider 10, the engaging sections 34 of the slider 10 are disengaged from the contact surface 9b, but they engage the guide sections 23 below the contact surface 9b. This releases the resilient blade 9 from the depressed and deformed state caused by the sliding member 10. However, the end 9c of the resilient blade 9 contacts the bottom of the operating cap 7 thus moved downward, and consequently the spring is 1000717 19 powerful blade 9 still left in a deformed state.

Wanneer een vinger wordt weggenomen van de bedieningskap 7 teneinde de vlam te doven, keert de 5 bedieningskap 7 terug naar zijn initiële opgetilde positie ten gevolge van een terugbrengkracht van bijvoorbeeld een in de piëzo-elektrische eenheid 18 opgenomen veer. Het veerkrachtig blad 9 keert terug naar zijn originele positie veel dichter bij het inwendige van de gasaansteker ten 10 gevolge van zijn veerkracht. Aldus wordt, zoals getoond in de fig. 1 en 2, het uiteinde 9c van het veerkrachtig blad 9 weer aangrijpbaar gemaakt met de op het onderuiteinde van de bedieningskap 7 gevormde koppeluitsparing 7c, en het veerkrachtig blad 9 keert automatisch terug naar zijn 15 grendeltoestand om het indrukken van de bedieningskap 7 te voorkomen.When a finger is removed from the actuator cap 7 to extinguish the flame, the actuator cap 7 returns to its initial lifted position due to a return force of, for example, a spring included in the piezoelectric unit 18. The resilient blade 9 returns to its original position much closer to the interior of the gas lighter due to its resilience. Thus, as shown in Figs. 1 and 2, the end 9c of the resilient blade 9 is again engageable with the coupling recess 7c formed on the lower end of the operating cap 7, and the resilient blade 9 automatically returns to its latching state avoid pressing the operating cover 7.

Tweede UitvoeringsvormSecond Embodiment

Fig. 9 toont een gasaansteker 40 met veiligheids-inrichting volgens een tweede uitvoeringsvorm, waarbij een 20 bedieningskap een gemodificeerd voorbeeld is van die van de eerste uitvoeringsvorm.Fig. 9 shows a gas lighter 40 with a safety device according to a second embodiment, wherein an operating cap is a modified example of that of the first embodiment.

De bedieningskap 7 van het indrukorgaan 6 van deze uitvoeringsvorm is voorzien van een sleuf-achtige inkeping 7d die een breedte heeft die enigszins groter is dan die 25 van het veerkrachtig blad 9 en zich bevindt boven de koppeluitsparing 7c. Het uiteinde van het veerkrachtig blad 9 is ingebracht in de inkeping 7d. Andere kenmerken zijn aangebracht op dezelfde manier als in de voorgaande uitvoeringsvorm. Dezelfde verwijzingscijfers worden 30 gebruikt om corresponderende kenmerken aan te duiden, en derhalve zal de uitleg daarvan hier achterwege worden gelaten.The operating cap 7 of the push-in member 6 of this embodiment is provided with a slot-like notch 7d having a width slightly greater than that of the resilient blade 9 and located above the coupling recess 7c. The end of the resilient blade 9 is inserted into the notch 7d. Other features are applied in the same manner as in the previous embodiment. The same reference numerals are used to indicate corresponding features, and therefore the explanation thereof will be omitted here.

Volgens deze uitvoeringsvorm is, op dezelfde manier als bij de voorgaande uitvoeringsvorm, wanneer het 35 schuiforgaan 10 zich bevindt bij de eerste positie waar de 1000717 20 ontsteekhandeling onuitvoerbaar is, de koppeluitsparing 7c van de bedieningskap 7 in aangrijping met het uiteinde 9c van het veerkrachtig blad 9 in zijn vergrendeltoestand wanneer geprobeerd wordt de bedieningskap 7 in te drukken, 5 waardoor een ontsteekvergrendeling wordt uitgevoerd. De bedieningskap 7 wordt omlaag gedrukt tot de eerste positie nadat het schuiforgaan 10 is opgetild naar de tweede positie, waar de ontsteekhandeling uitvoerbaar is, door dezelfde handeling als bij de voorgaande uitvoeringsvorm.According to this embodiment, in the same manner as in the previous embodiment, when the sliding member 10 is located at the first position where the 1000717 ignition operation is impracticable, the coupling recess 7c of the operating cap 7 is engaged with the end 9c of the resilient blade 9 in its locking state when an attempt is made to press the operating cap 7, 5 thereby performing an ignition lock. The operating cap 7 is pushed down to the first position after the slider 10 is lifted to the second position, where the ignition operation can be performed, by the same operation as in the previous embodiment.

10 Het schuiforgaan 10 dat omlaag wordt bewogen samen met de bedieningskap 7, veroorzaakt dat het veerkrachtig blad 9 gedeformeerd wordt en in een grendel-vrijgegeven toestand wordt gebracht door middel van het hellende nokoppervlak van het hellende deel 21b van de schuifgroef 21, gevormd op 15 dezelfde manier als bij de voorgaande uitvoeringsvorm, bij de derde positie halverwege tussen de tweede positie en de eerste positie. Aldus wordt een ontsteekhandeling mogelijk.The sliding member 10 which is lowered together with the operating cap 7 causes the resilient blade 9 to be deformed and brought into a latch released state by means of the inclined cam surface of the inclined portion 21b of the sliding groove 21 formed at 15. the same way as in the previous embodiment, at the third position midway between the second position and the first position. Thus an ignition operation becomes possible.

Samen met de neerwaartse beweging van de bedieningskap 7 vanaf de derde positie wordt het veerkrachtig blad 9 20 vrijgemaakt uit de gedeformeerde toestand die wordt veroorzaakt door het schuiforgaan 10. Het veerkrachtig blad 9 herneemt zijn oorspronkelijke vorm vanwege zijn veerkracht. In de voorgaande uitvoeringsvorm komt het veerkrachtig blad 9 in contact met het zijoppervlak 7b van de bedieningskap 25 7, en bijgevolg wordt het veerkrachtig blad 9 in een gedeformeerde toestand gehouden. In deze uitvoeringsvorm wordt echter de hoeveelheid vervorming van het veerkrachtig blad 9 verminderd door het inbrengen van het veerkrachtig blad 9 in de inkeping 7d. Aldus is de benodigde hoeveelheid 30 vervorming van het veerkrachtig blad 9 verminderd en onderdrukt plastische vervorming daarvan in een veel grotere mate.Together with the downward movement of the operating cap 7 from the third position, the resilient blade 9 is released from the deformed state caused by the sliding member 10. The resilient blade 9 returns to its original shape due to its resilience. In the foregoing embodiment, the resilient blade 9 contacts the side surface 7b of the operating cap 7, and thus the resilient blade 9 is held in a deformed state. However, in this embodiment, the amount of deformation of the resilient blade 9 is reduced by inserting the resilient blade 9 into the notch 7d. Thus, the required amount of deformation of the resilient blade 9 is reduced and plastic deformation thereof suppresses to a much greater extent.

Derde UitvoeringsvormThird Embodiment

Fig. 10 toont een gasaansteker met veiligheids-35 inrichting volgens een derde uitvoeringsvorm, en de 1000717 21 gasaansteker gebruikt een ander ontsteeksysteem dat verschilt van de gasaansteker van de eerste uitvoeringsvorm. Dezelfde verwijzingscijfers zijn gebruikt om de corresponderende kenmerken van de eerste uitvoeringsvorm 5 aan te duiden, en de uitleg daarvan zal hier beknoptheids-halve worden weggelaten.Fig. 10 shows a gas lighter with a safety device according to a third embodiment, and the 1000717 21 gas lighter uses a different ignition system different from the gas lighter of the first embodiment. The same reference numerals have been used to indicate the corresponding features of the first embodiment 5, and the explanation thereof will be omitted here for brevity.

Het ontsteeksysteem van de gasaansteker van deze uitvoeringsvorm is een zogenaamd flint-systeem. De gasaansteker van deze uitvoeringsvorm is voorzien van een 10 ontsteekorgaan 5 dat bestaat uit een vuursteen 51 en een vijl 52. Een bedieningshefboom 53 voor het regelen van de emissie van brandstofgas is scharnierbaar gemonteerd, als het indrukmiddel 6, op een bovengedeelte van het aanstekerlichaam 2 via een draaipunt. Het uiteinde van de 15 bedieningshefboom 53 is in aangrijping met het mondstuk 3 van het brandstoftoevoerorgaan 4, op dezelfde manier als bij de in fig. 2 getoonde voorgaande uitvoeringsvorm.The gas lighter ignition system of this embodiment is a so-called flint system. The gas lighter of this embodiment is provided with a igniter 5 consisting of a flint 51 and a file 52. An operating lever 53 for controlling fuel gas emission is pivotally mounted, as the pressing means 6, on an upper portion of the lighter body 2 via a pivot point. The end of the operating lever 53 engages the nozzle 3 of the fuel supply member 4 in the same manner as in the previous embodiment shown in Fig. 2.

In het veiligheidsmechanisme 8 van deze uitvoeringsvorm is een aangrijpuitsparing 53c gevormd in het onder-20 uiteinde van een omlaagdruksectie 53a op de vijlzijde van de bedieningshefboom 53, en het uiteinde 9c van het op dezelfde manier als bij de voorgaande uitvoeringsvorm gevormde veerkrachtig blad 9 is in aangrijping met de aangrijpuitsparing 53c. De structuur van dit veerkrachtig 25 blad 9, het om het veerkrachtig blad 9 passende schuif- orgaan 10, en de schuifgroeven 21 waarin het schuiforgaan 10 is ingebracht, hebben dezelfde constructie als de eerste uitvoeringsvorm. Het deformatie-onderdrukkend orgaan 11 is uitgevoerd voor het reduceren van de hoeveelheid vervorming 30 van het veerkrachtig blad 9 door het zich bij de tweede positie bevindende schuiforgaan 10 te laten bewegen naar het inwendige van de inbrengsecties 21c.In the safety mechanism 8 of this embodiment, a gripping recess 53c is formed in the lower end of a push-down section 53a on the file side of the operating lever 53, and the end 9c of the resilient blade 9 formed in the previous embodiment is in engagement with the engagement recess 53c. The structure of this resilient blade 9, the sliding member 10 fitting around the resilient blade 9, and the sliding grooves 21 into which the sliding member 10 is inserted have the same construction as the first embodiment. The deformation suppressing member 11 is configured to reduce the amount of deformation 30 of the resilient blade 9 by moving the slider 10 located at the second position toward the interior of the insertion sections 21c.

Bij deze uitvoeringsvorm zal, wanneer het schuiforgaan 10 zich bevindt bij zijn laagste uiteinde, dat wil 35 zeggen de eerste positie waar de ontsteekhandeling onuitvoerbaar is, een vonk worden gemaakt door bediening 1000717 22 van de vijl 52 van het ontsteekorgaan 5. Het is echter onmogelijk dat bedieningshefboom 53 van het indrukorgaan 6 wordt ingedrukt omdat de aangrijpuitsparing 53c in aangrijping is met het uiteinde 9c van het veerkrachtig 5 blad 9 dat zich in een vergrendelde toestand bevindt.In this embodiment, when the sliding member 10 is at its lowest end, that is, the first position where the ignition operation is impracticable, a spark will be made by operation 1000717 22 of the file 52 of the ignition member 5. However, it is impossible that operating lever 53 of the impressing member 6 is depressed because the engaging recess 53c engages the end 9c of the resilient blade 9 which is in a locked position.

Daarom wordt geen brandstofgas afgegeven uit het mondstuk 3, en wordt een ontsteekvergrendeling tot stand gebracht.Therefore, no fuel gas is released from the nozzle 3, and an ignition lock is established.

Anderzijds, wanneer de gasaansteker wordt gebruikt, wordt het schuiforgaan 10 naar binnen gedrukt op dezelfde 10 manier als bij de eerste uitvoeringsvorm, zodat de gekromde pallen 36 van het schuiforgaan 10 gedeformeerd zijn. In deze toestand wordt het schuiforgaan 10 omhoog bewogen naar de tweede positie waar de ontsteekhandeling uitvoerbaar is, langs de schuifgroeven 21, terwijl de aangrijpsecties 34 15 van het schuiforgaan 10 ontkoppeld zijn van de stopper 25 op het veerkrachtig blad 9. Wanneer het schuiforgaan 10 gedurende een lange tijd in de tweede positie wordt gelaten, zal het veerkrachtig blad 9 niet gedeformeerd worden, en bijgevolg zal de ontsteekvergrendelfunctie 20 gehandhaafd worden.On the other hand, when the gas lighter is used, the slider 10 is pushed in in the same manner as in the first embodiment, so that the curved catches 36 of the slider 10 are deformed. In this state, the sliding member 10 is moved up to the second position where the firing operation is practicable, along the sliding grooves 21, while the engaging sections 34 of the sliding member 10 are disengaged from the stopper 25 on the resilient blade 9. When the sliding member 10 is left in the second position for a long time, the resilient blade 9 will not be deformed, and consequently the ignition lock function 20 will be maintained.

De bedieningshefboom 53 wordt ingedrukt van de tweede positie naar de eerste positie terwijl de vijl 52 geroteerd wordt door ontsteekhandeling in de toestand waarin de ontsteekhandeling uitvoerbaar is. Dan deformeert 25 het schuiforgaan 10 het veerkrachtig blad 9 bij de derde positie tijdens het verloop van zijn beweging van de tweede positie naar de eerste positie door het hellende nokopper-vlak van het hellende deel 21b, en laat deze brengen in een grendel-vrijgegeven toestand. Daardoor wordt brandstofgas 30 afgegeven en ontstoken. In overeenstemming met het indrukken van de bedieningshefboom 53 wordt het schuiforgaan 10 bewogen naar zijn laagste positie, dat wil zeggen de eerste positie, en het veerkrachtig blad 9 keert automatisch terug naar de vergrendelde toestand.The operating lever 53 is depressed from the second position to the first position while the file 52 is rotated by ignition operation in the state where the ignition operation is executable. Then, the sliding member 10 deforms the resilient blade 9 at the third position in the course of its movement from the second position to the first position through the inclined cam surface of the inclined portion 21b, and causes it to engage in a latch-released state . As a result, fuel gas 30 is released and ignited. In accordance with the depression of the operating lever 53, the sliding member 10 is moved to its lowest position, i.e. the first position, and the resilient blade 9 automatically returns to the locked position.

1000717 231000717 23

Vierde UitvoeringsvormFourth Embodiment

De fig. 11A en 11B tonen een gasaansteker 60 waarbij de ontsteking van het elektrische-ontladingstype is, met veiligheidsinrichting volgens een vierde uitvoeringsvorm, 5 en deze gasaansteker 60 is een voorbeeld waarin een nokoppervlak voor het forceren van het veerkrachtig blad 9 door middel van het schuiforgaan 10 is gevormd in een orgaan dat beweegt in respons op de werking van het indruk-orgaan 6.11A and 11B show a gas lighter 60 in which the ignition is of the electric discharge type, with a safety device according to a fourth embodiment, and this gas lighter 60 is an example in which a cam surface for forcing the resilient blade 9 by means of the sliding member 10 is formed in a member that moves in response to the action of the impressing member 6.

10 Het hoofdlichaam 2 dat de hoofdstructuur is van de gasaansteker 60, het brandstoftoevoerorgaan 4, het ontsteekorgaan 5 met de piëzo-elektrische eenheid 18, het indrukorgaan 6, en de bedieningskap 7, hebben dezelfde constructie als in de eerste uitvoeringsvorm, en daarom 15 worden dezelfde verwijzingscijfers gebruikt om de corresponderende kenmerken aan te duiden.The main body 2, which is the main structure of the gas lighter 60, the fuel supply member 4, the igniter 5 with the piezoelectric unit 18, the impressor 6, and the actuator cap 7, have the same construction as in the first embodiment, and therefore use the same reference numbers to designate the corresponding features.

Het veiligheidsmechanisme 8 voor het vergrendelen of vrijgeven van de werking van het indrukorgaan 6 bestaat uit het veerkrachtig blad 9, het schuiforgaan 10 en een 20 bedieningsorgaan 61. Het bedieningsorgaan 61 omvat een taps oppervlak 61a dat fungeert als een nokoppervlak en bevestigd is aan een beweegbaar gedeelte van de piëzo-elektrische eenheid 18 dat beweegt ten gevolge van het indrukken van de bedieningskap 7 van het indrukorgaan 6.The safety mechanism 8 for locking or releasing the action of the impressing member 6 consists of the resilient blade 9, the sliding member 10 and an actuating member 61. The actuating member 61 comprises a tapered surface 61a which functions as a cam surface and is attached to a movable part of the piezoelectric unit 18 that moves as a result of the pressing of the operating cap 7 of the pressing member 6.

25 Anderzijds is een hellend ontvangstoppervlak 33a dat in contact kan komen met het taps oppervlak 61a van het bedieningsorgaan 61, gevormd op de binnenzijde van het schuiforgaan 10 dat verticaal beweegbaar is langs het veerkrachtig blad 9. Andere structuren van dit schuiforgaan 30 schuiforgaan 10 en de structuur van het veerkrachtig blad 9 zijn dezelfde als die van de eerste uitvoeringsvorm. Op het raakoppervlak 9b van het veerkrachtig blad 9 is echter een uitstulping 9d horizontaal aangebracht, dat het schuiforgaan 10 vasthoudt en daarmee in aangrijping is.On the other hand, an inclined receiving surface 33a that can contact the tapered surface 61a of the actuator 61 is formed on the inside of the slider 10 which is vertically movable along the resilient blade 9. Other structures of this slider 30 and the slider 10 The structure of the resilient blade 9 is the same as that of the first embodiment. However, on the contact surface 9b of the resilient blade 9, a protrusion 9d is arranged horizontally, which retains the sliding member 10 and is engaged therewith.

1000717 241000717 24

In deze uitvoeringsvorm zijn met de schuifgroeven 21 van de eerste uitvoeringsvorm corresponderende (niet weergegeven) groeven gemaakt op beide zijden van het veerkrachtig blad 9. De schuifgroeven van deze uitvoeringsvorm 5 zullen worden uitgelegd in termen van fig. 1. In het bijzonder hebben de schuifgroeven niet de tussengelegen hellende delen 21b, maar zij hebben het deformatie-onderdrukkend orgaan 11 samengesteld door de verbinding van de inbrengsectie 21c, met een grotere breedte, met de 10 bovenkant van het onderdeel 21a, met een smallere breedte. Wanneer het schuiforgaan 10 wordt bewogen naar de positie van de inbrengsectie 21c (de tweede positie), worden de pallen 36 op beide zijden ingebracht in schuifgroeven van de inbrengsectie 21c, en het schuiforgaan wordt bewogen 15 naar het inwendige van de gasaansteker, waardoor de hoeveelheid vervorming van het veerkrachtig blad 9 wordt verminderd.In this embodiment, grooves (not shown) corresponding to the sliding grooves 21 of the first embodiment are made on both sides of the resilient blade 9. The sliding grooves of this embodiment 5 will be explained in terms of Fig. 1. In particular, the sliding grooves not the intermediate inclined parts 21b, but they have the deformation suppressing member 11 assembled by the connection of the insertion section 21c, of a larger width, with the top of the part 21a, of a narrower width. When the slider 10 is moved to the position of the insertion section 21c (the second position), the pawls 36 are inserted on both sides into sliding grooves of the insertion section 21c, and the slider 15 is moved towards the interior of the gas lighter. deformation of the resilient blade 9 is reduced.

Thans zal de werking worden beschreven van de gasaansteker met de veiligheidsinrichting volgens deze 20 uitvoeringsvorm. Fig. 11A correspondeert met een bedrijfs-toestand van de in fig. 7B getoonde gasaansteker, en fig. 11B correspondeert met een bedrijfstoestand van de in fig. 8A getoonde gasaansteker. Wanneer het schuiforgaan 10 zich bevindt in zijn laagste positie, dat wil zeggen de eerste 25 positie, grijpt het uiteinde 9c van het veerkrachtig blad 9 aan op de koppeluitsparing 7c wanneer de bedieningskap 7 wordt ingedrukt: het veerkrachtig blad 9 bevindt zich namelijk in een ontsteek-vergrendelde toestand.The operation of the gas lighter with the safety device according to this embodiment will now be described. Fig. 11A corresponds to an operating state of the gas lighter shown in FIG. 7B, and FIG. 11B corresponds to an operating state of the gas lighter shown in FIG. 8A. When the sliding member 10 is in its lowest position, ie the first position, the end 9c of the resilient blade 9 engages the coupling recess 7c when the operating cap 7 is pressed: the resilient blade 9 is in an ignition -locked state.

Wanneer de gasaansteker 30 met de veiligheids-30 inrichting wordt gebruikt, wordt de bedieningslip 31 omhoog geduwd terwijl deze naar binnen wordt gedrukt. Op dezelfde manier als bij de eerste uitvoeringsvorm wordt het aldus naar binnen gedrukte schuiforgaan 10 op een dusdanige manier vervormd, dat de uiteinden van de pallen 36 zich 35 wijd uitstrekken, en dan beweegt het schuiforgaan 10. De aangrijpsectie 34 wordt naar binnen toe ontkoppeld van de 1000717 25 stopper 25, en het schuiforgaan 10 beweegt zich naar boven naar zijn bovenste positie, dat wil zeggen de tweede positie zoals getoond in fig. 11A. Op dit moment wordt het schuiforgaan 10 gesandwiched tussen de uitstulping 9d van 5 het veerkrachtig blad 9 dat in aangrijping is met het onderuiteinde van de aangrijpsectie 34 en het tapse oppervlak 61a van het bedieningsorgaan 61, en het schuiforgaan 10 wordt in de tweede positie vastgehouden.When the gas lighter 30 is used with the safety device 30, the operating tab 31 is pushed upward while being pushed inward. In the same manner as in the first embodiment, the thus pushed-in slide member 10 is deformed in such a way that the ends of the pawls 36 extend widely, and then the slide member 10. The engaging section 34 is disengaged inwardly from the 1000717 stopper 25, and the slide member 10 moves upward to its top position, ie the second position as shown in Fig. 11A. At this time, the slider 10 is sandwiched between the bulge 9d of the resilient blade 9 which engages the lower end of the engaging section 34 and the tapered surface 61a of the actuator 61, and the slider 10 is held in the second position.

Bij aankomst bij de tweede positie wordt het 10 schuiforgaan 10 het inwendige van de gasaansteker in bewogen, en het op de ontvangstsectie 33 gevormde hellende oppervlak 33a komt in aanraking met het tapse oppervlak 61a van het bedieningsorgaan 61. Het binnenoppervlak van de aangrijpsectie 34 komt in aanraking met het contactopper-15 vlak 9b van het veerkrachtig blad 9, en de aangrijpsectie 34 wordt vastgehouden tussen het bedieningsorgaan 61 en het veerkrachtig blad 9. In deze tweede positie waar de ontsteekhandeling uitvoerbaar is, blijft het veerkrachtig blad 9 niet-vervormd, en bijgevolg zal een grendelfunctie 20 van het veerkrachtig blad 9 gehandhaafd blijven, zelfs als het veerkrachtig blad 9 gedurende een lange tijd in deze tweede positie wordt gelaten.Upon arrival at the second position, the slider 10 is moved into the interior of the gas lighter, and the inclined surface 33a formed on the receiving section 33 contacts the tapered surface 61a of the actuator 61. The inner surface of the engaging section 34 enters contact with the contact surface 9b of the resilient blade 9, and the engaging section 34 is held between the actuator 61 and the resilient blade 9. In this second position where the firing operation is practicable, the resilient blade 9 remains undeformed, and consequently, a locking function 20 of the resilient blade 9 will be maintained even if the resilient blade 9 is left in this second position for a long time.

Wanneer de bedieningskap 7 wordt ingedrukt naar de eerste positie voor ontsteekdoeleinden, wordt het tapse 25 oppervlak 61a van het bedieningsorgaan 61 omlaag gebracht wanneer de bedieningskap 7 bij de derde positie aankomt, en het aldus omlaag gebrachte tapse oppervlak 61a dwingt het hellende ontvangstoppervlak 33a van het schuiforgaan 10 op een dusdanige manier, dat het hellende ontvangstoppervlak 30 naar buiten uitsteekt. Zoals getoond in fig. 11B dwingt de aangrijpsectie 34 van het schuiforgaan 10 het contactoppervlak 9b van het veerkrachtig blad 9 naar buiten vanwege de dwingende kracht van het hellende oppervlak 61a. Dit laat het veerkrachtig blad 9 vervormen en in een 35 grendel-vrijgegeven toestand brengen, waardoor indrukken van de bedieningskap 7 mogelijk wordt.When the operating cap 7 is depressed to the first position for firing purposes, the tapered surface 61a of the operating member 61 is lowered when the operating cap 7 arrives at the third position, and the tapered surface 61a thus lowered forces the inclined receiving surface 33a of the slider 10 in such a way that the inclined receiving surface 30 protrudes outward. As shown in Fig. 11B, the engaging section 34 of the sliding member 10 urges the contact surface 9b of the resilient blade 9 outward due to the coercive force of the inclined surface 61a. This causes the resilient blade 9 to deform and bring it into a latch-released state, thereby enabling actuation of the operating cap 7.

1000717 261000717 26

Hierna komt de bodem van de bedieningskap 7 in aanraking met de aangrijpsectie 34, en het schuiforgaan 10 wordt omlaag gedwongen naar de eerste positie langs het contactoppervlak 9b op een dusdanige manier, dat deze over 5 de protuberance 9d van het contactoppervlak 9b gaat.After this, the bottom of the operating cap 7 contacts the engaging section 34, and the sliding member 10 is forced down to the first position along the contact surface 9b in such a way that it passes the protuberance 9d of the contact surface 9b.

Samen daarmee worden het brandstoftoevoerorgaan 4 en het ontsteekorgaan 5 bediend, en ontsteking wordt uitgevoerd. Bij het wegnemen van een vinger van de bedieningskap 7 keert de gasaansteker automatisch terug naar zijn initiële 10 ontsteek-vergrendelde toestand.Together with this, the fuel supply member 4 and the igniter 5 are operated, and ignition is performed. When a finger is removed from the operating cap 7, the gas lighter automatically returns to its initial ignition-locked state.

In de bovenbeschreven uitvoeringsvorm zijn de hellende oppervlakken die dienen als een nokoppervlak, aangebracht op zowel het bedieningsorgaan 61 als op de ontvangstsectie 33, maar het is mogelijk om dit 15 nokoppervlak op slechts één van deze onderdelen aan te brengen.In the above-described embodiment, the inclined surfaces serving as a cam surface are provided on both the actuator 61 and the receiving section 33, but it is possible to apply this cam surface on only one of these parts.

Vijfde UitvoeringsvormFifth Embodiment

De fig. 12A en 12B tonen een gasaansteker 70 van het elektrische ontladingstype met veiligheidsinrichting van 20 deze uitvoeringsvorm, en dit is een voorbeeld waarin het deformatie-onderdrukkend orgaan 11 en het nokoppervlak dat het veerkrachtig blad 9 dwingt door middel van het schuiforgaan 10, zijn gevormd bij een contactgebied tussen het schuiforgaan 10 en het veerkrachtig blad 9.Figures 12A and 12B show an electric discharge type gas lighter 70 with safety device of this embodiment, and this is an example in which the deformation suppressing member 11 and the cam surface forcing the resilient blade 9 by the sliding member 10 are formed at a contact area between the sliding member 10 and the resilient blade 9.

25 De basisstructuur van de gasaansteker 70 is dezelfde als in de voorgaande uitvoeringsvorm, en dezelfde verwijzingscijfers worden gebruikt om de corresponderende kenmerken aan te duiden, het veiligheidsmechanisme 8 voor het vergrendelen of vrijgeven van de werking van het 30 indrukorgaan 6 is samengesteld uit een gekromd aandruk- oppervlak 71 dat is gevormd op een binnenoppervlak van de aangrijpsectie 34 van het schuiforgaan 10, en een gekromd schuifcontactoppervlak 72 dat is gevormd tussen het uiteinde 9c van het veerkrachtig blad 9 en de stopper 25.The basic structure of the gas lighter 70 is the same as in the previous embodiment, and the same reference numerals are used to indicate the corresponding features, the safety mechanism 8 for locking or releasing the operation of the impressing member 6 is composed of a curved pressure surface 71 formed on an inner surface of the engaging section 34 of the sliding member 10, and a curved sliding contact surface 72 formed between the end 9c of the resilient blade 9 and the stopper 25.

1000717 271000717 27

In het bijzonder is het gekromde schuifcontactoppervlak 72 van het veerkrachtig blad 9 verdeeld in twee onderverdelingen; namelijk: een bovengedeelte van het gekromde schuifcontactoppervlak 72 is gevormd in een van 5 een uitsparing voorzien oppervlak 72a dat het deformatie-onderdrukkend orgaan 11 vormt; en een ondergedeelte daarvan is gevormd tot een uitstekend oppervlak 72b dat een nokoppervlak vormt. Een gekromd aandrukoppervlak 71 van het schuiforgaan 10 is gevormd tot een uitstekend oppervlak dat 10 past bij het van een uitsparing voorzien oppervlak 72a van het gekromde schuifcontactoppervlak 72. Hier is de grootte van het schuiforgaan 10 op een dusdanige manier ingesteld, dat het eindoppervlak van de ontvangstsectie 33 in een zij oppervlak van de piëzo-elektrische eenheid 18 komt 15 terwijl het gekromde aandrukoppervlak 71 past in het oppervlak 72a van het gekromde schuifcontactoppervlak 72.In particular, the curved sliding contact surface 72 of the resilient blade 9 is divided into two subdivisions; namely, an upper portion of the curved sliding contact surface 72 is formed in a recessed surface 72a which forms the deformation suppressing member 11; and a lower portion thereof is formed into a protruding surface 72b which forms a cam surface. A curved pressing surface 71 of the sliding member 10 is formed into a protruding surface matching the recessed surface 72a of the curved sliding contact surface 72. Here, the size of the sliding member 10 is adjusted in such a way that the end surface of the receiving section 33 enters a side surface of the piezoelectric unit 18 while the curved pressing surface 71 fits into the surface 72a of the curved sliding contact surface 72.

In deze uitvoeringsvorm zijn (niet weergegeven) schuifgroeven, corresponderend met de schuifgroeven 21 van de eerste uitvoeringsvorm, gemaakt op beide zijden van het 20 veerkrachtig blad 9. De schuifgroeven van deze uitvoeringsvorm kunnen worden uitgelegd in termen van fig. 1. In het bijzonder hebben de schuifgroeven noch de hellende tussengedeelten 21b noch de inbrenggedeelten 21c, en de ondergedeelten 21a met een kleinere breedte strekken zich 25 uit tot het bovenuiteinde van de schuifgroeven.In this embodiment, sliding grooves (not shown) corresponding to the sliding grooves 21 of the first embodiment are made on both sides of the resilient blade 9. The sliding grooves of this embodiment can be explained in terms of Fig. 1. In particular, the sliding grooves neither the inclined intermediate portions 21b nor the insertion portions 21c, and the smaller width lower portion 21a extend to the top end of the sliding grooves.

Thans zal de werking van de gasaansteker 70 met veiligheidsinrichting volgens deze uitvoeringsvorm worden besproken. Fig. 12A correspondeert met een bedrijfstoestand van de in fig. 7B getoonde gasaansteker, en fig. 12B 30 correspondeert met een bedrijfstoestand van de in fig. 8A getoonde gasaansteker. Wanneer het schuiforgaan 10 zich bevindt in zijn onderste positie, dat wil zeggen de eerste positie, grijpt het uiteinde 9c van het veerkrachtig blad 9 aan op de koppeluitsparing 7c, zelfs wanneer de bedienings-35 kap 7 wordt ingedrukt, dat wil zeggen dat het veerkrachtig 1000717 28 blad 9 zich bevindt in een ontstekings-vergrendelde toestand.The operation of the gas lighter 70 with safety device according to this embodiment will now be discussed. Fig. 12A corresponds to an operating state of the gas lighter shown in FIG. 7B, and FIG. 12B 30 corresponds to an operating state of the gas lighter shown in FIG. 8A. When the sliding member 10 is in its lower position, i.e. the first position, the end 9c of the resilient blade 9 engages the coupling recess 7c even when the operating cap 7 is pressed, i.e. it is resilient 1000717 28 blade 9 is in an ignition-locked condition.

Wanneer de gasaansteker 70 met de veiligheids-inrichting wordt gebruikt, wordt de bedieningslip 31 omhoog 5 geduwd terwijl deze naar binnen wordt gedrukt. Het aldus naar binnen gedrukte schuiforgaan 10 wordt op een dusdanige manier vervormd, dat de uiteinden van de pallen 36 aan beide zijden van het schuiforgaan 10 zich wijd uitstrekken, en dan beweegt het schuiforgaan 10. De aangrijpsectie 34 10 wordt naar binnen toe ontkoppeld van de stopper 25, en het schuiforgaan 10 beweegt omhoog naar zijn bovenste positie, dat wil zeggen de tweede positie zoals getoond in fig. 12A. Op dat moment, wanneer de aangrijpsectie 34 is ontkoppeld van de stopper 25, en wanneer het schuiforgaan 10 omhoog 15 beweegt, gaat het gekromde aandrukoppervlak 71 over het uitstekende oppervlak 72b van het gekromde schuifcontactoppervlak 72. Het eindoppervlak van de ontvangstsectie 33 van het schuiforgaan 10 komt in aanraking met het zij oppervlak van de piëzo-elektrische eenheid 18, en 20 bijgevolg zal de ontvangstsectie 33 niet langer bewegen naar het inwendige van de gasaansteker. Als resultaat daarvan wordt het veerkrachtig blad 9 tijdelijk gedeformeerd naar de buitenkant, en het schuiforgaan 10 beweegt verder omhoog.When the gas lighter 70 is used with the safety device, the operating tab 31 is pushed upwards while it is pressed inward. The sliding member 10 thus pressed inward is deformed in such a way that the ends of the catches 36 on both sides of the sliding member 10 extend widely, and then the sliding member 10 moves inwardly from the engaging section. stopper 25, and the slider 10 moves up to its top position, i.e. the second position as shown in Fig. 12A. At that time, when the engaging section 34 is disengaged from the stopper 25, and when the slider 10 moves upward, the curved pressing surface 71 passes over the protruding surface 72b of the curved sliding contact surface 72. The end surface of the receiving section 33 of the slider 10 contacts the side surface of the piezoelectric unit 18, and thus the receiving section 33 will no longer move towards the interior of the gas lighter. As a result, the resilient blade 9 is temporarily deformed to the outside, and the slider 10 moves further upward.

25 Bij aankomst van het schuiforgaan 10 bij de tweede positie past het gekromde aandrukoppervlak 71 van het schuiforgaan 10 in het van een uitsparing voorziene oppervlak 72a van het gekromde schuifcontactoppervlak 72. Daardoor wordt de hoeveelheid deformatie van het veer-30 krachtig blad 9 verminderd, en het schuiforgaan 10 wordt door het veerkrachtig blad 9 vastgehouden om niet te vallen. Aangezien de hoeveelheid deformatie van het veerkrachtig blad 9 bij deze tweede positie waar een ontsteekwerking uitvoerbaar is, is verminderd, zal het 35 veerkrachtig blad 9 niet gedeformeerd worden, zelfs als het 1000717 29 gedurende lange tijd in die positie wordt gelaten, en bijgevolg zal zijn grendelfunctie gehandhaafd worden.Upon arrival of the sliding member 10 at the second position, the curved pressing surface 71 of the sliding member 10 fits into the recessed surface 72a of the curved sliding contact surface 72. Thereby, the amount of deformation of the resilient blade 9 is reduced, and the sliding member 10 is held by the resilient blade 9 so as not to fall. Since the amount of deformation of the resilient blade 9 at this second position where a firing action is feasible has decreased, the resilient blade 9 will not be deformed even if the 1000717 29 is left in that position for a long time, and will therefore be locking function be maintained.

Wanneer de bedieningskap 7 wordt ingedrukt naar de eerste positie voor ontsteekdoeleinden, komt het aldus 5 omlaag gebrachte onderuiteinde van de bedieningskap 7 in aanraking met het schuiforgaan 10 bij de derde positie in een aanvangstoestand, en bijgevolg wordt het schuiforgaan 10 gedwongen zich uit te strekken. Daardoor beweegt het gekromde aandrukoppervlak 71 weg van het van een uitsparing 10 voorzien oppervlak 72a van het gekromde schuifcontactoppervlak 72 op een dusdanige manier, dat het in schuivend contact komt met het uitsteekoppervlak 72b onder het van een uitsparing voorziene oppervlak 72a. Als resultaat hiervan wordt het veerkrachtig blad 9 gedwongen om naar 15 buiten uit te steken. Zoals getoond in fig. 12B, veroorzaakt deze aandrukkracht dat het veerkrachtig blad 9 gedeformeerd wordt en in een grendel-vrijgegeven toestand wordt gebracht, waardoor het indrukken van de bedieningskap 7 mogelijk wordt.When the operating cap 7 is pressed to the first position for firing purposes, the thus lowered lower end of the operating cap 7 contacts the slider 10 at the third position in an initial state, and consequently the slider 10 is forced to extend. Thereby, the curved pressing surface 71 moves away from the recessed surface 72a of the curved sliding contact surface 72 in such a manner that it contacts the protruding surface 72b below the recessed surface 72a. As a result, the resilient blade 9 is forced to protrude outward. As shown in Fig. 12B, this pressing force causes the resilient blade 9 to be deformed and brought into a latch-released state, allowing the actuation of the actuator cap 7 to be depressed.

20 Verder indrukken van de bedieningskap 7 doet het gekromde aandrukoppervlak 71 van het schuiforgaan 10 over het uitsteekoppervlak 72b gaan, en bijgevolg wordt het schuiforgaan 10 ingedrukt naar zijn laagste positie, dat wil zeggen de eerste positie. Samen daarmee worden het 25 brandstoftoevoerorgaan 4 en het ontsteekorgaan 5 bediend, en ontsteking wordt uitgevoerd. Bij loslaten van een vinger van de bedieningskap 7 keert de gasaansteker automatisch terug naar zijn initiële ontstekings-vergrendelde toestand.Further depressing the operating cap 7 causes the curved pressing surface 71 of the sliding member 10 to pass over the protruding surface 72b, and consequently the sliding member 10 is depressed to its lowest position, ie the first position. Together therewith, the fuel supply member 4 and the igniter 5 are operated, and ignition is performed. When a finger is released from the operating cap 7, the gas lighter automatically returns to its initial ignition-locked state.

Zesde Uitvoeringsvorm 30 De fig. 13A en 13B tonen een gasaansteker 80 van het elektrische ontladingstype met veiligheidsinrichting van deze uitvoeringsvorm. In tegenstelling tot de gasaansteker 1 van het eerste uitvoeringsvorm, welke een ovale dwarsdoorsnede heeft, is in deze uitvoeringsvorm een 35 gasaansteker met rechthoekige dwarsdoorsnede voorzien vanSixth Embodiment 30 Figures 13A and 13B show an electric discharge type gas lighter 80 with safety device of this embodiment. In contrast to the gas lighter 1 of the first embodiment, which has an oval cross-section, in this embodiment a gas lighter with a rectangular cross-section is provided with

100071T100071T

30 het veiligheidsmechanisme 8 dat vergelijkbaar is met dat van de voorgaande uitvoeringsvormen. Hoewel er bepaalde verschillen in vorm kunnen zijn, zijn dezelfde verwijzings-cijfers gebruikt om de corresponderende kenmerken aan te 5 duiden.The safety mechanism 8 which is comparable to that of the previous embodiments. Although there may be certain differences in shape, the same reference numbers have been used to indicate the corresponding features.

Het hoofdlichaam 2 van de gasaansteker 80 is rechthoekig cilindrisch, en bijgevolg is ook de bedieningskap 7 rechthoekig, in overeenstemming met de vorm van het hoofdlichaam 2. Het veiligheidsmechanisme 8 is 10 gevormd langs het vlakke eindoppervlak van het aansteker-lichaam. Andere basisstructuren, dat wil zeggen het brandstoftoevoerorgaan 4, het ontsteekorgaan 5 en het indrukorgaan 6, zijn van dezelfde samenstelling als die van de eerste uitvoeringsvorm.The main body 2 of the gas lighter 80 is rectangular cylindrical, and consequently the operating cap 7 is also rectangular, in accordance with the shape of the main body 2. The safety mechanism 8 is formed along the flat end surface of the lighter body. Other basic structures, that is, the fuel supply member 4, the igniter 5 and the impressor 6, are of the same composition as that of the first embodiment.

15 De aangrijpuitsparing 7c is gemaakt in het onderste achtereind van de zijwand 7b van de bedieningskap 7 welke zich bevindt op de tegenoverliggende zijde ten opzichte van de windbestendige kap 16. Het veerkrachtig blad 9, dat verticaal reikt, is aan één stuk gevormd op het eindvlak 20 van het tussenhuis 2c van het aanstekerlichaam 2. De schuifgroeven 21 aan beide zijden van dit veerkrachtig blad 9 hebben een breedte die correspondeert met die van de koppelsectie 32 van het schuiforgaan 10, en de breedte van de groeven 32 is constant over de lengte van de groeven.The engagement recess 7c is made in the lower rear end of the side wall 7b of the operating hood 7 which is located on the opposite side to the wind resistant hood 16. The resilient blade 9, which extends vertically, is formed in one piece on the end face 20 of the intermediate housing 2c of the lighter body 2. The sliding grooves 21 on both sides of this resilient blade 9 have a width corresponding to that of the coupling section 32 of the sliding member 10, and the width of the grooves 32 is constant over the length of the grooves.

25 Inbrengsecties 81 die het deformatie-onderdrukkend orgaan 11 vormen op een uitgespaarde manier, en hellende oppervlakken 82 die een nokoppervlak vormen, zijn gevormd op beide zijden van een bovengedeelte van de schuifgroeven 21.Insertion sections 81 forming the deformation suppressing member 11 in a recessed manner, and inclined surfaces 82 forming a cam surface, are formed on both sides of an upper portion of the sliding grooves 21.

30 Het schuiforgaan 10 is voorzien van de bedieningslip 31 die zich lateraal uitstrekt, en de flexibele gekromde pallen 36 die zich wijd kunnen uitstrekken, zijn verbonden met beide uiteinden van de bedieningslip 31. Deze pallen 36 kunnen in aanraking komen met het buitenzijoppervlak van 35 het tussenhuis 2c onder de schuifgroeven 21, en kunnen ook in aanraking komen met de inbrengsectie 81 en de hellende 100071? 31 oppervlakken 82 op het bovengedeelte van de schuifgroeven 21. De koppelsecties 32 van het schuiforgaan 10 bewegen schuifbaar langs de schuifgroeven 21 op dezelfde manier als bij de eerste uitvoeringsvorm, en het onderuiteinde van de 5 bedieningskap 7 komt in aanraking met een bovenoppervlak van de inwendige ontvangstsectie 33.The sliding member 10 is provided with the operating lip 31 which extends laterally, and the flexible curved pawls 36 which can extend widely are connected to both ends of the operating lip 31. These pawls 36 may come into contact with the outer side surface of the intermediate housing 2c under the sliding grooves 21, and may also come into contact with the insertion section 81 and the inclined 100071? 31 surfaces 82 on the top portion of the sliding grooves 21. The coupling sections 32 of the sliding member 10 slide slidingly along the sliding grooves 21 in the same manner as in the first embodiment, and the lower end of the operating cap 7 contacts a top surface of the interior receiving section 33.

Uitstulpingen 7e die verticaal reiken, zijn gevormd aan beide zijden van de koppeluitsparing 7c van de bedieningskap 7, en deze uitstulpingen 7e bewegen langs de 10 schuifgroeven 21 in respons op de verticale beweging van de bedieningskap 7.Protrusions 7e extending vertically are formed on both sides of the coupling recess 7c of the operating hood 7, and these bulges 7e move along the sliding grooves 21 in response to the vertical movement of the operating hood 7.

De inbrengsecties 81 zijn voorzien van een uitsparing in een richting tegengesteld aan de deformatie-richting van het veerkrachtig blad 9. Wanneer het schuif-15 orgaan 10 zich bevindt in zijn bovenste positie, dat wil zeggen de tweede positie waar een ontsteekwerking uitvoerbaar is, zijn de pallen 36 aan beide zijden van het schuiforgaan 10 ingebracht in de inbrengsecties 81, hetgeen het veerkrachtig blad 9 niet-gedeformeerd maakt. Bij de derde 20 positie tijdens de reis van het schuiforgaan 10 van de tweede positie naar de eerste positie komen de pallen 36 in aanraking met de helende oppervlakken 82, en het schuiforgaan 10 wordt met de hellende oppervlakken 82, en het schuiforgaan 10 wordt naar buiten verplaatst, waardoor het 25 veerkrachtig blad 9 gedeformeerd wordt en in een grendel-vrijgegeven toestand wordt gebracht.The insertion sections 81 are provided with a recess in a direction opposite to the deformation direction of the resilient blade 9. When the slide member 10 is in its top position, that is, the second position where a firing action is feasible, the pawls 36 on both sides of the slider 10 are inserted into the insertion sections 81, making the resilient blade 9 undeformed. At the third position during the travel of the slider 10 from the second position to the first position, the pawls 36 come into contact with the healing surfaces 82, and the slider 10 becomes with the inclined surfaces 82, and the slider 10 is extended , deforming the resilient blade 9 and bringing it into a latch-released state.

De werking van de gasaansteker van deze uitvoeringsvorm is in hoofdzaak dezelfde als die van de eerste uitvoeringsvorm. Fig. 13A correspondeert met een in fig. 1 30 getoonde toestand van de gasaansteker waarbij het schuiforgaan 10 zich bevindtt bij de eerste positie, en fig. 13B correspondeert met een in fig. 5B getoonde bedrijfstoestand waarbij het schuiforgaan 10 zich bevindt bij de tweede positie.The operation of the gas lighter of this embodiment is substantially the same as that of the first embodiment. Fig. 13A corresponds to a state of the gas lighter shown in FIG. 1, with the sliding member 10 located at the first position, and FIG. 13B corresponding to an operating state shown in FIG. 5B where the sliding member 10 is at the second position.

1000717 321000 717 32

Zevende UitvoeringsvormSeventh Embodiment

De fig. 14, 15, 16A en 16B tonen een gasaansteker 90 van het elektrische ontladingstype met veiligheidsinrich-ting van deze uitvoeringsvorm. In elk van de voorgaande 5 uitvoeringsvormen is het veerkrachtig blad 9 overgebracht op het hoofdlichaam 2 van de aansteker, en is het veerkrachtig blad 9 ontworpen om aan te grijpen op de koppeluitsparing 7c van de bedieningskap 7 van het indrukorgaan 6. In tegenstelling daarmee is in deze 10 uitvoeringsvorm het veerkrachtig blad 9 overgebracht op de bedieningskap 7 van het indrukorgaan 6, en is het op een dusdanige manier opgesteld, dat het uiteinde van het veerkrachtig blad 9 aangrijpt op een deel van het tussenhuis 2c van het hoofdlichaam 2 van de aansteker. De 15 gasaansteker 90 van deze uitvoeringsvorm heeft dezelfde rechthoekige dwarsdoorsnede als de gasaansteker van de zesde uitvoeringsvorm. Hoewel er een zeker verschil kan zijn in vorm, opstelling en locatie voor elk onderdeel, worden dezelfde verwijzingscijfers gebruikt om de 20 corresponderende kenmerken aan te duiden.Figures 14, 15, 16A and 16B show an electric discharge type gas lighter 90 with safety device of this embodiment. In any of the foregoing 5 embodiments, the resilient blade 9 has been transferred to the main body 2 of the lighter, and the resilient blade 9 is designed to engage the coupling recess 7c of the actuator cap 7 of the impressing member 6. In contrast, In this embodiment, the resilient blade 9 is transferred to the operating cap 7 of the impressing member 6, and it is arranged in such a way that the end of the resilient blade 9 engages a part of the intermediate housing 2c of the main body 2 of the lighter. The gas lighter 90 of this embodiment has the same rectangular cross section as the gas lighter of the sixth embodiment. While there may be a certain difference in shape, arrangement and location for each part, the same reference numbers are used to indicate the 20 corresponding features.

Het veiligheidsmechanisme 8 van de gasaansteker 90 wordt gevormd door het veerkrachtig blad 9 en het schuiforgaan 10. Het veerkrachtig blad 9 is gevormd tot een vlak eindvlak op dezelfde manier als bij de voorgaande 25 uitvoeringsvorm. Dit veerkrachtig blad 9 strekt zich verticaal uit en heeft dezelfde vorm als die van de voorgaande uitvoeringsvorm, en het bovenuiteinde daarvan is bevestigd aan de bodem van het bedieningsoppervlak 7a. De schuifgroeven 21 zijn gemaakt aan beide zijden van het 30 veerkrachtig blad 9. Bovendien is een aangrijpuitsparing 91 die aangrijpt op het uiteinde 9c van het veerkrachtig blad 9, gevormd in een eindvlakgedeelte van het tussenhuis 2c van het hoofdlichaam 2.The safety mechanism 8 of the gas lighter 90 is formed by the resilient blade 9 and the sliding member 10. The resilient blade 9 is formed into a flat end face in the same manner as in the previous embodiment. This resilient blade 9 extends vertically and has the same shape as that of the previous embodiment, and its top end is attached to the bottom of the operating surface 7a. The sliding grooves 21 are made on both sides of the resilient blade 9. In addition, an engagement recess 91 engaging the end 9c of the resilient blade 9 is formed in an end face portion of the intermediate housing 2c of the main body 2.

Het schuiforgaan 10 is ingebracht in de 35 schuifgroeven 21 aan beide zijden van het veerkrachtig blad 1000717 33 9, en zijn verticaal beweegbaar langs dit veerkrachtig blad 9. Het schuiforgaan 10 van deze uitvoeringsvorm is hetzelfde als dat van de voorgaande uitvoeringsvorm voor de bedieningslip 31, de ontvangstsectie 33 en de pallen 36, 5 met uitzondering van het verwijderen van het been 38 uit het schuiforgaan 10. Deze onderdelen, dat wil zeggen de bedieningslip 31, de ontvangstsectie 33 en de pallen 36, zijn echter ondersteboven opgesteld in vergelijking met de voorgaande uitvoeringsvormen.The sliding member 10 is inserted into the sliding grooves 21 on both sides of the resilient blade 1000717 33 9, and are movable vertically along this resilient blade 9. The sliding member 10 of this embodiment is the same as that of the previous embodiment for the operating lip 31, the receiving section 33 and the pawls 36, 5 except for the removal of the leg 38 from the sliding member 10. However, these parts, i.e. the operating lip 31, the receiving section 33 and the pawls 36, are arranged upside down compared to the foregoing embodiments.

10 Inbrengsecties 92 die het deformatie-onderdrukkend orgaan 11 vormen op een teruggesprongen manier, zijn gevormd aan beide zijden en in een ondergedeelte van de schuifgroeven 21, en hellende oppervlakken 93 die een nokoppervlak vormen, zijn gevormd boven de inbrengsecties 15 92.Insertion sections 92 forming the deformation suppressing member 11 in a recessed fashion are formed on both sides and in a lower portion of the sliding grooves 21, and inclined surfaces 93 forming a cam surface are formed above the insertion sections 92.

De pallen 36 van het schuiforgaan 10 kunnen in aanraking komen met het buitenzijoppervlak van de bedieningskap 7 boven de schuifgroeven 21, en kunnen ook in aanraking komen met de inbrengsecties 92 en de hellende 20 oppervlakken 93 in het ondergedeelte van de schuifgroeven 21. De koppelsecties 32 van het schuiforgaan 10 bewegen schuifbaar langs de schuifgroeven 21, en het bovenuiteinde van het tussenhuis 2c komt in aanraking met het onderoppervlak van de inwendige ontvangstsectie 33.The pawls 36 of the sliding member 10 may contact the outer side surface of the operating cap 7 above the sliding grooves 21, and may also come into contact with the insertion sections 92 and the inclined surfaces 93 in the lower portion of the sliding grooves 21. The coupling sections 32 of the sliding member 10 slidably move along the sliding grooves 21, and the upper end of the intermediate housing 2c contacts the lower surface of the internal receiving section 33.

25 De inbrengsecties 92 zijn op een teruggesprongen manier gevormd in een richting tegenovergesteld aan de deformatie-richting van het veerkrachtig blad 9. Wanneer het schuiforgaan 10 zich bevindt bij zijn laagste positie, dat wil zeggen de tweede positie waar een ontsteekwerking 30 uitvoerbaar is, zijn de pallen 36 aan beide zijden ingebracht in de inbrengsecties 92, hetgeen het veerkrachtig blad 9 niet-gedeformeerd maakt (zie fig. 16A). Bij de derde positie tijdens de reis van het schuiforgaan 10 van de tweede positie naar de eerste positie (zie fig.The insertion sections 92 are formed in a recessed manner in a direction opposite to the deformation direction of the resilient blade 9. When the slider 10 is at its lowest position, that is, the second position where an ignition action 30 is possible. the pawls 36 are inserted on both sides into the insertion sections 92, making the resilient blade 9 undeformed (see Fig. 16A). At the third position during the travel of the slider 10 from the second position to the first position (see FIG.

35 16B), komen de pallen 36 in aanraking met de hellende oppervlakken 93, welke op hun beurt het schuiforgaan 10 1000717 34 naar buiten verplaatsen. Aldus wordt het veerkrachtig blad 9 naar buiten toe gedeformeerd en in een grendel-vrij-gegeven toestand gebracht.16B), the pawls 36 come into contact with the inclined surfaces 93, which in turn displace the sliding member 10 1000717 34. Thus, the resilient blade 9 is deformed outwardly and brought into a latch released state.

De werking van de gasaansteker 90 van deze 5 uitvoeringsvorm is in hoofdzaak dezelfde als die van de zesde uitvoeringsvorm. De fig. 14 en 15 corresponderen met een in fig. 13A getoonde toestand van de gasaansteker waarbij het schuiforgaan 10 zich bevindt bij de eerste positie, en fig. 16A correspondeert met een in fig. 13B 10 getoonde bedrijfstoestand van de gasaansteker waarbij het schuiforgaan 10 zich bevindt bij de tweede positie. Het schuiforgaan 10, aldus verplaatst naar de tweede positie waar een ontsteekwerking uitvoerbaar is, is ingebracht in de inbrengsecties 92 op de manier zoals bovenvermeld. Aldus 15 blijft het veerkrachtig blad 9 niet-gedeformeerd, en bijgevolg zal een grendelfunctie van het veerkrachtig blad 9 een lange tijd in deze toestand worden gelaten.The operation of the gas lighter 90 of this embodiment is substantially the same as that of the sixth embodiment. FIGS. 14 and 15 correspond to a state of the gas lighter shown in FIG. 13A with the sliding member 10 located at the first position, and FIG. 16A corresponds to an operating state of the gas lighter shown in FIG. 13B 10 wherein the sliding member 10 is at the second position. The slider 10, thus moved to the second position where a firing action is feasible, is inserted into the insertion sections 92 in the manner as mentioned above. Thus, the resilient blade 9 remains undeformed, and consequently, a locking function of the resilient blade 9 will be left in this state for a long time.

Achtste UitvoeringsvormEighth Embodiment

De fig. 17, 18, 19A, 19B, 19C, 20A, 20B en 20C tonen 20 een gasaansteker 100 met veiligheidsinrichting volgens deze uitvoeringsvorm. In deze uitvoeringsvorm is het veerkrachtig blad 9 aangebracht op het indrukorgaan 6 en op een dusdanige manier opgesteld, dat het uiteinde van het veerkrachtig blad 9 in aangrijping is met een gedeelte van 25 het hoofdlichaam 2 van de gasaansteker op dezelfde manier als bij de zevende uitvoeringsvorm. In tegenstelling met het feit dat in de voorgaande uitvoeringsvorm het schuiforgaan 10 is aangebracht om het veerkrachtig blad 9 heen, is bij deze uitvoeringsvorm het schuiforgaan 10 30 aangebracht op het hoofdlichaam 2 van de aansteker. Hoewel er een zeker verschil kan zijn in vorm, opstelling en locatie, worden dezelfde verwijzingscijfers gebruikt om de corresponderende kenmerken aan te duiden.17, 18, 19A, 19B, 19C, 20A, 20B and 20C show a gas lighter 100 with safety device according to this embodiment. In this embodiment, the resilient blade 9 is mounted on the impressing member 6 and arranged in such a manner that the end of the resilient blade 9 engages a portion of the gas lighter main body 2 in the same manner as in the seventh embodiment. . In contrast to the fact that in the previous embodiment the sliding member 10 is arranged around the resilient blade 9, in this embodiment the sliding member 10 is mounted on the main body 2 of the lighter. While there may be some difference in shape, arrangement and location, the same reference numerals are used to indicate the corresponding features.

Het veiligheidsmechanisme 8 van de gasaansteker 100 35 wordt gevormd door het veerkrachtig blad 9 en het schuif- 1000717 35 orgaan 10. Zoals getoond in fig. 19A, is het veerkrachtig blad 9 dat zich verticaal uitstrekt, gevormd in de zijwand 7b van de bedieningskap 7, en zijn aan beide zijden van het veerkrachtig blad 9 longitudinale groeven 101 gemaakt. Dit 5 veerkrachtig blad 9 strekt zich uit vanaf zijn dikke basisportie 9a op een bovengedeelte daarvan, en een ondergedeelte daarvan is naar buiten uitpuilend gevormd. Een contactoppervlak 9f is gevormd op het onderuiteinde van het uitpuilende gedeelte van het veerkrachtig blad 9. Een 10 aangrijpuitsparing 9g is in hoofdzaak bij het centrum van dit contactoppervlak 9f gevormd, en het contactoppervlak 9f is bij een hellende hoek gevormd teneinde de aangrijp-uitsparing 9g gedeeltelijk te omgeven.The safety mechanism 8 of the gas lighter 100 35 is formed by the resilient blade 9 and the slide 1000717 35 member 10. As shown in Fig. 19A, the resilient blade 9 extending vertically is formed in the side wall 7b of the actuator cap 7 , and longitudinal grooves 101 are made on both sides of the resilient blade 9. This resilient blade 9 extends from its thick base portion 9a on an upper portion thereof, and a lower portion thereof is outwardly protruded. A contact surface 9f is formed on the lower end of the bulging portion of the resilient blade 9. A gripping recess 9g is formed substantially at the center of this contact surface 9f, and the contact surface 9f is formed at an inclined angle so as to engage the recess 9g partially surrounded.

Een aangrijpuitsteeksel 102 dat aangrijpt op de 15 aangrijpuitsparing 9g van het veerkrachtig blad 9, is gevormd op het binnenoppervlak van de zijwand van het tussenhuis 2c van het hoofdlichaam 2 van de aansteker, zoals getoond in fig. 19B. Hellende oppervlakken 103 die corresponderen met het contactoppervlak 9f van het 20 veerkrachtig blad 9, zijn op een dusdanige manier gevormd, dat zij minder hellend zijn naar het binnenoppervlak van de zijwand bij hun bovenuiteinden. De schuifgroeven 21 zijn verticaal gevormd aan beide zijden van deze hellende oppervlakken 103.An engagement protrusion 102 which engages the engagement recess 9g of the resilient blade 9 is formed on the inner surface of the side wall of the intermediate housing 2c of the main body 2 of the lighter, as shown in Fig. 19B. Inclined surfaces 103 corresponding to the contact surface 9f of the resilient blade 9 are formed in such a way that they are less inclined to the inner surface of the side wall at their top ends. The sliding grooves 21 are vertically formed on both sides of these inclined surfaces 103.

25 Zoals getoond in fig. 19C, is het schuiforgaan 10 op een dusdanige manier ingebracht in de in het tussenhuis 2c gevormde schuifgroeven 21, dat het verticaal beweegbaar is. Het schuiforgaan 10 is voorzien van de bedieningslip 31, en de pallen 36 die in aanraking komen met het buitenoppervlak 30 van het tussenhuis 2c buiten de schuifgroeven 21, zijn verbonden met beide uiteinden van de bedieningslip 31. De inwendige ontvangstsectie 33, die door de schuifgroeven 21 gepasseerd is en waarmee het onderuiteinde van de bedieningskap 7 in aanraking komt, is verbonden met de 35 bedieningslip 31, waardoor rechthoekige ruimten zijn 1000717 36 gevormd tussen de inwendige ontvangstsectie 33 en de pallen 36.As shown in Fig. 19C, the sliding member 10 is inserted into the sliding grooves 21 formed in the intermediate housing 2c in such a way that it is vertically movable. The sliding member 10 is provided with the actuating lip 31, and the catches 36 which contact the outer surface 30 of the intermediate housing 2c outside the sliding grooves 21 are connected to both ends of the operating lip 31. The inner receiving section 33 passing through the sliding grooves 21 and which contacts the lower end of the operating cap 7 is connected to the operating lip 31, whereby rectangular spaces are formed between the inner receiving section 33 and the pawls 36.

Een gedeelte van het tussen de schuifgroeven 21 gedefinieerde tussenhuis 2c is ingebracht in de in het 5 schuiforgaan 10 gevormde opening 10a. Een aandruksectie 39 is gevormd in de opening 10a samen met de inwendige ontvangstsectie 33. Een ondergedeelte van deze aandruksectie 39 is gevormd in het been 38 dat zich omlaag op een geïntegreerde manier uitstrekt. Een bovenoppervlak van de 10 aandruksectie 39 is gevormd tot een bovenste hellend geleidingsoppervlak 39a dat correspondeert met het contactoppervlak 9f van het veerkrachtig blad 9. De longitudinale groef 35 waarin het aangrijpuitsteeksel 102 van het tussenhuis 2c kan worden ingebracht, is gevormd in het been 38 15 bij het centrale gedeelte van het bovenste hellende geleidingsoppervlak 39a dat naar de bedieningslip 31 is gericht. Bovendien zijn onderste hellende geleidings-oppervlakken 39b die corresponderen met de hellende oppervlakken 103 van het tussenhuis 2c, gevormd aan beide 20 zijden van een gedeelte van de longitudinale groef 35 van de aandruksectie 39 die naar de bedieningslip 31 is gericht. Bovendien is een opening 10b die het inbrengen van het onderuiteinde van het veerkrachtig blad 9 toelaat, gevormd op de tegenovergelegen zijde naar de opening 10a 25 met de aandruksectie 39 tussen deze twee openingen gesandwiched.A portion of the intermediate housing 2c defined between the sliding grooves 21 is inserted into the opening 10a formed in the sliding member 10. A pressing section 39 is formed in the opening 10a together with the internal receiving section 33. A bottom portion of this pressing section 39 is formed in the leg 38 which extends downwardly in an integrated manner. An upper surface of the pressing section 39 is formed into an upper inclined guide surface 39a corresponding to the contact surface 9f of the resilient blade 9. The longitudinal groove 35 into which the engagement projection 102 of the intermediate housing 2c can be inserted is formed in the leg 38. at the central portion of the upper inclined guide surface 39a which faces the operating lip 31. In addition, lower inclined guide surfaces 39b corresponding to the inclined surfaces 103 of the intermediate housing 2c are formed on both sides of a portion of the longitudinal groove 35 of the pressing section 39 facing the actuating lip 31. In addition, an opening 10b allowing insertion of the lower end of the resilient blade 9 is formed on the opposite side to the opening 10a 25 with the pressing section 39 sandwiched between these two openings.

In het tussenhuis 2c zijn alleen het aangrijpuitsteeksel 102 en de hellende oppervlakken 103 aan beide zijden van het aangrijpuitsteeksel 102 gevormd om naar 30 binnen uit te steken. Een bovengedeelte van de zijwand boven deze elementen is dun uitgevoerd, en vormt bijgevolg het deformatie-onderdrukkend orgaan 11 voor het verminderen van de hoeveelheid deformatie van het veerkrachtig blad 9 door het gebruik van de aandruksectie 39.In the intermediate housing 2c, only the engagement protrusion 102 and the inclined surfaces 103 are formed on both sides of the engagement protrusion 102 to protrude inward. An upper portion of the sidewall above these elements is made thin, and thus forms the deformation suppressing member 11 for reducing the amount of deformation of the resilient blade 9 using the pressing section 39.

35 Thans zal de werking worden beschreven van de gasaansteker met veiligheidsinrichting van deze uitvoe- 1000717 37 ringsvorm. Zoals getoond in de fig. 17 en 18 bevindt het veerkrachtig blad 9 zich in een niet-gedeformeerde toestand (een vergrendelde toestand) wanneer het schuiforgaan 10 zich bevindt bij het onderuiteinde van de schuifgroeven 21, 5 dat wil zeggen de eerste positie waar de ontsteekwerking onuitvoerbaar is. Wanneer de bedieningskap 7 wordt ingedrukt, grijpt het aangrijpuitsteeksel 102 van het tussenhuis 2c aan op de aangrijpuitsparing 9g van het veerkrachtig blad 9, en onderbreekt de bedieningskap 7.The operation of the gas lighter with safety device of this embodiment will now be described. As shown in Figs. 17 and 18, the resilient blade 9 is in an undeformed state (a locked state) when the sliding member 10 is located at the lower end of the sliding grooves 21, 5 i.e. the first position where the firing action is impracticable. When the actuation cap 7 is pressed, the engagement protrusion 102 of the intermediate housing 2c engages the engagement recess 9g of the resilient blade 9, and the actuation cap 7 interrupts.

10 Dit maakt het verder indrukken van de bedieningskap 7 onmogelijk, en de gasaansteker is in een ontsteekvergren-delde toestand gebracht.This makes further pressing of the operating cap 7 impossible, and the gas lighter is brought into an ignition-locked condition.

Wanneer de gasaansteker 100 wordt gebruikt, wordt de bedieningslip 31 van het schuiforgaan 10 omhoog geduwd naar 15 de tweede positie terwijl dit naar het inwendige van de gasaansteker wordt gedrukt. In het bijzonder komen, wanneer het schuiforgaan 10 naar het inwendige van de gasaansteker wordt gedrukt, de uiteinden van de pallen 36 aan beide zijden in aanraking met het buitenoppervlak van het tussen-20 huis 2c, en de pallen 36 worden gedeformeerd teneinde zich wijd uit te strekken. Als resultaat hiervan wordt het schuiforgaan 10 verplaatst naar het inwendige van de gasaansteker, en de top van de aandruksectie 39 wordt ontkoppeld van het onderuiteinde van de hellende opper-25 vlakken 103 van het tussenhuis 2c. Dan wordt het schuiforgaan 10 ontkoppeld van de hellende oppervlakken 103 naar het inwendige van de gasaansteker, en bijgevolg wordt het beweegbaar naar het bovenuiteinde van de schuifgroeven 21.When the gas lighter 100 is used, the operating lip 31 of the slide member 10 is pushed up to the second position while being pushed towards the interior of the gas lighter. In particular, when the slide member 10 is pressed toward the interior of the gas lighter, the ends of the pawls 36 on both sides come into contact with the outer surface of the intermediate housing 2c, and the pawls 36 are deformed to extend widely to stretch. As a result, the slider 10 is moved to the interior of the gas lighter, and the top of the pressing section 39 is disengaged from the bottom end of the inclined surfaces 103 of the intermediate housing 2c. Then, the sliding member 10 is disengaged from the inclined surfaces 103 to the interior of the gas lighter, and consequently it is movable to the top end of the sliding grooves 21.

Bij aankomst van het schuiforgaan 10 bij de tweede 30 positie komen de onderste hellende geleidingsoppervlakken 39b van de aandruksectie 39 in aanraking met de hellende oppervlakken 103 zoals getoond in fig. 20A. Als resultaat hiervan wordt het schuiforgaan 10 naar buiten verplaatst, en het veerkrachtig blad 9 blijft niet-gedeformeerd. Daarom 35 zal het veerkrachtig blad 9 niet plastisch gedeformeerd worden tot een vorm die het onmogelijk maakt voor de 1000717 38 aangrijpuitsparing 9g van het veerkrachtig blad 9 om aan te grijpen op het aangrijpuitsteeksel 102 van het tussenhuis 2c, zelfs wanneer de gasaansteker gedurende lange tijd in deze toestand wordt gelaten, en bijgevolg wordt een 5 grendelfunctie van de gasaansteker behouden. Hier komt, wanneer het schuiforgaan 10 omhoog wordt geduwd terwijl dit wordt ingedrukt, het bovenste hellende geleidingsoppervlak 39a in aanraking met het contactoppervlak 9f van het veerkrachtig blad 9, en het veerkrachtig blad 9 wordt 10 tijdelijk gedeformeerd.Upon arrival of the sliding member 10 at the second position, the lower inclined guide surfaces 39b of the pressing section 39 contact the inclined surfaces 103 as shown in Fig. 20A. As a result, the slider 10 is moved outwardly, and the resilient blade 9 remains undeformed. Therefore, the resilient blade 9 will not be plastically deformed into a shape that makes it impossible for the 1000717 38 engagement recess 9g of the resilient blade 9 to engage the engagement protrusion 102 of the intermediate housing 2c even when the gas lighter is in a long period of time. this state is left, and consequently a locking function of the gas lighter is maintained. Here, when the slide member 10 is pushed upward while pressed, the upper inclined guide surface 39a contacts the contact surface 9f of the resilient blade 9, and the resilient blade 9 is temporarily deformed.

Wanneer de bedieningskap 7 wordt ingedrukt voor ontstekingsdoeleinden, komt het onderuiteinde van de bedieningskap 7 in aanraking met de inwendige ontvangst-sectie 33, en het schuiforgaan 10 wordt omlaag gebracht 15 samen met de bedieningskap 7. Zoals getoond in fig. 20B is het schuiforgaan 10 bij de derde positie in een initiële toestand onderworpen aan een kracht die veroorzaakt dat het schuiforgaan 10 wordt verplaatst naar het inwendige van de gasaansteker omdat de onderste hellende geleidingsopper-20 vlakken 39b van het schuiforgaan 10 omlaag worden gebracht langs de hellende oppervlakken 103 (een nokoppervlak) van het tussenhuis 2c. Vanwege deze drukkracht werken de bovenste hellende geleidingsoppervlakken 39a van het schuiforgaan 10 om het contactoppervlak 9f van het 25 veerkrachtig blad 9 in te drukken. Als resultaat hiervan wordt het veerkrachtig blad 9 gedeformeerd en in een grendel-vrijgegeven toestand gebracht, die het voor de aangrijpuitsparing 9g onmogelijk maakt om aan te grijpen op het aangrijpuitsteeksel 102 van het tussenhuis 2c. Dit 30 maakt het indrukken van de bedieningskap 7 mogelijk, en een ontsteekwerking wordt uitgevoerd. Samen hiermee wordt het schuiforgaan 10 ook omlaag gebracht, en het gaat over het aangrijpuitsteeksel 102 van het tussenhuis 2c en wordt omlaag gebracht naar de eerste positie zoals getoond in 35 fig. 20C.When the operating hood 7 is depressed for ignition purposes, the lower end of the operating hood 7 contacts the internal receiving section 33, and the sliding member 10 is lowered together with the operating hood 7. As shown in Fig. 20B, the sliding member 10 at the third position in an initial state subjected to a force causing the slider 10 to be moved toward the interior of the gas lighter because the lower inclined guide surfaces 39b of the slider 10 are lowered along the sloping surfaces 103 (a cam surface ) of the intermediate housing 2c. Because of this compressive force, the upper inclined guide surfaces 39a of the sliding member 10 act to depress the contact surface 9f of the resilient blade 9. As a result, the resilient blade 9 is deformed and brought into a latch-released state, which makes it impossible for the engagement recess 9g to engage the engagement protrusion 102 of the intermediate housing 2c. This permits the pressing of the operating cap 7, and a firing action is performed. Along with this, the slider 10 is also lowered, and it passes over the engagement protrusion 102 of the intermediate housing 2c and is lowered to the first position as shown in Fig. 20C.

1000717 391000 717 39

Fig. 21 toont een gemodificeerd voorbeeld van de gasaansteker met veiligheidsinrichting van de achtste uitvoeringsvorm. In deze gasaansteker is een schuifgroef 21 gevormd in het tussenhuis 2c, en daarom wordt een 5 gedetailleerde beschrijving daarvan hier kortheidshalve achterwege gelaten. Het aangrijpuitsteeksel 102 en het hellende oppervlak 103 zijn gevormd aan beide zijden of aan één zijde van de schuifgroef 21. In respons op hun posities zijn de vormen van het contactoppervlak 9f en de aangrijp-10 uitsparing 9g van het veerkrachtig blad 9 en de aandruk- sectie 39 van het schuiforgaan 10 gemodificeerd, en worden effecten verkregen vergelijkbaar met die welke verkregen worden door de voorgaande uitvoeringsvormen.Fig. 21 shows a modified example of the safety device gas lighter of the eighth embodiment. In this gas lighter, a sliding groove 21 is formed in the intermediate housing 2c, and therefore a detailed description thereof is omitted here for brevity. The engagement protrusion 102 and the inclined surface 103 are formed on either side or on one side of the sliding groove 21. In response to their positions, the shapes of the contact surface 9f and the engagement recess 9g of the resilient blade 9 and the press-on are section 39 of the slider 10 is modified, and effects are obtained similar to those obtained by the previous embodiments.

Het deformatie-onderdrukkend orgaan 11 vermindert de 15 hoeveelheid vervorming van het veerkrachtig blad 9 zoals veroorzaakt door het zich bij de tweede positie bevindende schuiforgaan 10 tot een hoeveelheid die wordt verkregen wanneer het veerkrachtig blad 9 in hoofdzaak niet-gedeformeerd is. De hoeveelheid vervorming van het veerkrachtig 20 blad 9 zoals verkregen wanneer het schuiforgaan 10 zich bevindt bij de tweede positie, dient alleen verminderd te worden en is lager dan die welke wordt verkregen wanneer het schuiforgaan zich bevindt in de derde positie. Het is wenselijk dat de hoeveelheid vervorming van het veer-25 krachtig blad die wordt verkregen wanneer het schuiforgaan zich bevindt bij de tweede positie, wordt verminderd tot het bereik waar het uiteinde 9c of de aangrijpuitsparing 9g kan aangrijpen op de koppeluitsparing 7c van de bedieningskap 7 of het aangrijpuitsteeksel 102 van het 30 tussenhuis 2c. Het is ook wenselijk dat de hoeveelheid vervorming wordt verminderd tot de hoeveelheid die wordt verkregen wanneer het veerkrachtig blad 9 niet-gedeformeerd is.The deformation suppressing member 11 reduces the amount of deformation of the resilient blade 9 caused by the slider 10 located at the second position to an amount obtained when the resilient blade 9 is substantially undeformed. The amount of deformation of the resilient blade 9 as obtained when the slider 10 is at the second position should only be reduced and is less than that obtained when the slider is at the third position. Desirably, the amount of deformation of the spring-loaded blade obtained when the slider is at the second position is reduced to the range where the end 9c or the engagement recess 9g can engage the torque recess 7c of the actuator cover 7 or the engagement projection 102 of the intermediate housing 2c. It is also desirable that the amount of deformation be reduced to the amount obtained when the resilient blade 9 is undeformed.

Het basisidee van de gasaansteker met veiligheids-35 inrichting in elk van de voorgaande uitvoeringsvormen ligt in een veiligheidsmechanisme waarin het veerkrachtig blad 9 10007T? 40 dat een ontstekingsvergrendelingstoestand verschaft wanneer het zich in een niet-gedeformeerde toestand bevindt, wordt gedeformeerd naar een grendel-vrijgegeven toestand door middel van het schuiforgaan 10, en meer in het bijzonder in 5 de vermindering van de hoeveelheid vervorming van het veerkrachtig blad 9 die wordt verkregen wanneer het schuiforgaan 10 zich bevindt bij de positie waar een ontsteek-handeling uitvoerbaar is.The basic idea of the gas lighter with safety device in any of the previous embodiments lies in a safety mechanism in which the resilient blade 9 10007T? 40, which provides an ignition lock state when in an undeformed state, is deformed to a latch released state by the sliding member 10, and more particularly in the reduction of the amount of deformation of the resilient blade 9 which is obtained when the sliding member 10 is at the position where an ignition operation is possible.

Thans zijn diverse uitvoeringsvormen van de 10 uitvinding gedetailleerd beschreven. Opgemerkt moet echter worden, dat deze beschrijvingen van specifieke uitvoeringsvormen slechts illustratief zijn voor de aan het uitvindingsconcept ten grondslag liggende principes.Various embodiments of the invention have now been described in detail. It should be noted, however, that these descriptions of specific embodiments are illustrative only of the principles underlying the inventive concept.

Diverse modificaties van de beschreven uitvoeringsvormen 15 zijn mogelijk, evenals andere uitvoeringsvormen van de uitvinding, zonder af te wijken van de geest en de omvang van de uitvinding, zoals voor deskundigen duidelijk zal zijn.Various modifications of the described embodiments 15 are possible, as well as other embodiments of the invention, without departing from the spirit and scope of the invention, as will be apparent to those skilled in the art.

10007171000717

Claims (7)

1. Gasaansteker met een veiligheidsinrichting, omvattende: een aanstekerhoofdlichaam waarin brandstofgas is opgeslagen; 5 een brandstoftoevoerorgaan voor het verschaffen van het in het aanstekerhoofdlichaam opgeslagen brandstofgas naar een mondstuk; een ontsteekorgaan voor het ontsteken van het uit het mondstuk afgegeven brandstofgas; 10 een indrukorgaan voor het openen van een brandstofbaan naar het mondstuk in het brandstoftoevoerorgaan; een veerkrachtig blad dat vervormbaar is tussen een vergrendelde toestand waarin het indrukken van het indrukorgaan wordt voorkomen, en een grendel-vrijgegeven 15 toestand waarin de werking van het indrukorgaan mogelijk is; een schuiforgaan dat beweegbaar is ten opzichte van het veerkrachtig blad tussen een eerste positie, waarin een ontsteekwerking onuitvoerbaar is wanneer het veerkrachtig 20 blad zich bevindt in de vergrendelde toestand, en een tweede positie, waarin de ontsteekwerking uitvoerbaar is en dat het veerkrachtig blad laat deformeren van de vergrendelde toestand naar de grendel-vrijgegeven toestand in een derde positie die wordt bereikt tijdens beweging van 25 het schuiforgaan van de tweede positie naar de eerste positie in respons op het indrukken van het indrukorgaan; met het kenmerk, dat voorts aanwezig is een deformatie-onderdrukkend orgaan, dat de hoeveelheid deformatie van het veerkrachtig blad, veroorzaakt door het schuiforgaan 30 wanneer het schuiforgaan zich bevindt in een positie waarin de ontsteekhandeling uitvoerbaar is, vermindert tot minder dan de hoeveelheid deformatie van het veerkrachtig blad die Ï000717 wordt verkregen wanneer het schuiforgaan zich bevindt in de grendel-vrijgegeven toestand.A gas lighter with a safety device, comprising: a lighter main body in which fuel gas is stored; 5 a fuel supply means for providing the fuel gas stored in the lighter main body to a nozzle; an igniter for igniting the fuel gas released from the nozzle; 10 an impressing member for opening a fuel path to the nozzle in the fuel supply member; a resilient blade deformable between a locked state in which depression of the impressing member is prevented, and a latch-released state in which operation of the impressing member is possible; a slider movable relative to the resilient blade between a first position in which a firing action is impracticable when the resilient blade is in the locked state, and a second position in which the firing action is practicable and causing the resilient blade to deform from the locked state to the latch released state in a third position achieved during movement of the slider from the second position to the first position in response to the depression of the depression member; characterized by further comprising a deformation suppressing member which reduces the amount of deformation of the resilient blade caused by the slider 30 when the slider is in a position where the firing operation is practicable to less than the amount of deformation of the resilient blade obtained when the slider is in the latch-released state. 2. Gasaansteker met veiligheidsinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het deformatie-5 onderdrukkend orgaan is voorzien van een van een uitsparing voorziene inbrengsectie die het zich bij de tweede positie bevindende schuiforgaan laat bewegen in een richting tegengesteld aan de richting van deformatie van het veerkrachtig blad.2. A gas lighter with a safety device according to claim 1, characterized in that the deformation-suppressing member is provided with a recessed insertion section which moves the slider located at the second position in a direction opposite to the direction of deformation. the resilient blade. 3. Gasaansteker met veiligheidsinrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de inbrengsectie is aangebracht op het aanstekerhoofdlichaam dan wel het indrukorgaan.Gas lighter with safety device according to claim 2, characterized in that the insertion section is arranged on the lighter main body or the insertion member. 4. Gasaansteker met veiligheidsinrichting volgens een 15 der conclusies 1-3, met het kenmerk, dat het deformatie- onderdrukkend orgaan is aangebracht in een gebied waar het schuiforgaan in aanraking komt met het veerkrachtig blad.4. A gas lighter with a safety device according to any one of claims 1-3, characterized in that the deformation suppressing member is arranged in an area where the sliding member comes into contact with the resilient blade. 5. Gasaansteker met veiligheidsinrichting volgens een der conclusies 1-4, met het kenmerk, dat het schuiforgaan 20 wordt verplaatst door een nokoppervlak in de gasaansteker volgens de beweging van het indrukorgaan, die het veerkrachtig blad deformeert.Gas lighter with a safety device according to any one of claims 1-4, characterized in that the sliding member 20 is displaced by a cam surface in the gas lighter according to the movement of the pressing member deforming the resilient blade. 6. Gasaansteker met veiligheidsinrichting volgens een der conclusies 1-5, met het kenmerk, dat het schuiforgaan 25 aangrijpt op een gedeelte van het veerkrachtig blad dan wel het aanstekerhoofdlichaam tijdens de beweging daarvan van de eerste positie naar de tweede positie door bediening door een gebruiker, en het aldus aangrijpende schuiforgaan wordt verplaatst en ontkoppeld door het indrukken van het 30 schuiforgaan naar het inwendige van de gasaansteker.A gas lighter with a safety device according to any one of claims 1 to 5, characterized in that the sliding member 25 engages a portion of the resilient blade or lighter main body during its movement from the first position to the second position by operation by a user , and the thus engaging slider is moved and disengaged by depressing the slider toward the interior of the gas lighter. 7. Gasaansteker met veiligheidsinrichting volgens een der conclusies 1-6, met het kenmerk, dat een uitsparing voor het verminderen van de hoeveelheid vervorming van het veerkrachtig blad is aangebracht in de ontsteekpositie 35 waarnaar het indrukorgaan wordt ingedrukt. 1000717A gas lighter with a safety device according to any one of claims 1 to 6, characterized in that a recess for reducing the amount of deformation of the resilient blade is provided in the ignition position to which the impressing member is pressed. 1000717
NL1000717A 1994-06-30 1995-06-30 Gas lighter with safety device preventing inadvertent ignition - uses position of slide and resilient leaf to hold activating pressure plate against operation, or to make ignition possible NL1000717C2 (en)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
JP6149613A JP2784145B2 (en) 1994-03-03 1994-06-30 Gas lighter with safety device
JP14961394 1994-06-30

Publications (2)

Publication Number Publication Date
NL1000717A1 NL1000717A1 (en) 1996-01-02
NL1000717C2 true NL1000717C2 (en) 1998-09-29

Family

ID=15479043

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1000717A NL1000717C2 (en) 1994-06-30 1995-06-30 Gas lighter with safety device preventing inadvertent ignition - uses position of slide and resilient leaf to hold activating pressure plate against operation, or to make ignition possible

Country Status (2)

Country Link
AU (1) AU685943B2 (en)
NL (1) NL1000717C2 (en)

Citations (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0551654A2 (en) * 1992-01-13 1993-07-21 Tokai Corporation Gas lighter with safety device

Patent Citations (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0551654A2 (en) * 1992-01-13 1993-07-21 Tokai Corporation Gas lighter with safety device

Also Published As

Publication number Publication date
NL1000717A1 (en) 1996-01-02
AU685943B2 (en) 1998-01-29
AU2338695A (en) 1996-01-18

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US5462432A (en) Gas lighter with ignition safety device
US5145358A (en) Safety device for piezoelectric gas lighter
JP2784977B2 (en) Gas lighter with safety device
US5788476A (en) Childproof piezoelectric lighter with sliding mechanism
US5492468A (en) Child-resistant lighter with externally biased actuator
US5407346A (en) Push type safety lock lighter
JP2784145B2 (en) Gas lighter with safety device
JP2001515194A (en) Lighters to prevent children from using
US6755642B2 (en) Safety piezoelectric lighter
US5558514A (en) Safety latch for a lighter
US6540506B1 (en) Disposable piezoelectric lighter
NL1000717C2 (en) Gas lighter with safety device preventing inadvertent ignition - uses position of slide and resilient leaf to hold activating pressure plate against operation, or to make ignition possible
PL192043B1 (en) Cigarette lighter protected against accidental use by children
JP2731884B2 (en) Gas lighter with safety device
JP2007240139A (en) Child-resistant gas lighter
US5931656A (en) Gas lighter with interrupted gas valve actuator means for providing child resistancy
JP2001141237A (en) Spark ignition type gas lighter
US6669465B2 (en) Safety lock for piezoelectric lighter
JP3571291B2 (en) Lighters to prevent children from using
US20020177091A1 (en) Utility lighter
US6039562A (en) Piezoelectric lighter with safety lock
JP2004522124A (en) Tamper-resistant writer with flexible latch
US6736630B1 (en) Safety switch assembly for lighter
CA2268212C (en) Childproof piezoelectric lighter with sliding mechanism
KR200151175Y1 (en) Safeguard device of gas lighter

Legal Events

Date Code Title Description
AD1A A request for search or an international type search has been filed
RD2N Patents in respect of which a decision has been taken or a report has been made (novelty report)

Effective date: 19980525

PD2B A search report has been drawn up
VD1 Lapsed due to non-payment of the annual fee

Effective date: 20060101