NL1000319C2 - Warmtewisselaar met tapwaterkanaal en verwarmingsinrichting voorzien van een dergelijke warmtewisselaar. - Google Patents

Description

Titel: Warmtewisselaar met tapwaterkanaal en verwarmings- inrichting voorzien van een dergelijke warmtewisselaar.

De uitvinding heeft betrekking op een warmtewisselaar, omvattende een brander, een rookgaskanaal, een verwarmings-ruimte met warmte-uitwisselelementen en een kanaal voor doorvoer van een te verwarmen medium dat althans gedeeltelijk 5 aanligt tegen de verwarmingsruimte en een combiketel voorzien van een dergelijke warmtewisselaar. Een dergelijke warmtewisselaar en combiketel zijn uit de praktijk bekend.

Bij dergelijke bekende gecombineerde CV/warmwater-voorzieningen is op enigerlei wijze aan een CV-ketel een 10 watervat (boiler) toegevoegd, waarvan de inhoud wordt verwarmd door een in de CV-ketel verhit, in gesloten circuit circulerend medium zoals water. Daarbij zijn er voor de sanitairwaterverhitter in principe twee uitvoeringsmogelijkheden , nl . : 15 ~ ais tap- of doorstroomboilervat, dat geheel met water uit het gesloten circuit van de CV-ketel is gevuld er. waarin een spiraal enerzijds op de waterleiding is aangesloten en aan het andere einde warm water voor huishoudelijk gebruik kan worden aigetapt. rit is een compacte constructie die ongeveer 20 in de maat 30:-:30:-:1 C i cm kan worden geleverd. De werking is vergelijkbaar met o;- var. een (gas) geiser.

ars voorraat.:: c- ilervat, 'waarin een grote hoeveelheid water voor huishoudelijk gebruik is opgeslagen dat door via een spiraal doorgevoerd, verhit CV-water wordt verwarmd. Deze 2t uitvoering is vergelijkbaar met een (elektrische) boiier. De afmetingen van voorraadboiIers zijn in het algemeen groter, bij voorbeeld ongeveer 0 0:-:60:-:100 cm.

Beide kunnen naast de CV-ketel worden geplaatst en in principe wordt in beide gevallen in de CV-ketel water verhit 3o voor een bepaald deel, nl. ruimteverwarming, waarbij het verhitte water bijvoorbeeld door radiatoren wordt geveerd, welk CV-water tevens voer een ander doel (huishoudelijk gebruik) aangevoerd water verwarmt.

1000319.

2

Recente ontwikkelingen op het gebied van combiketels van de eerstgenoemde soort, derhalve van het tap- of doorstroom-type, waarbij water uit het gesloten CV-circuit wordt gestuurd naar een warmtewisselaar voorzien van een vat waarin zich een 5 op het waterleidingnet aangesloten sanitairwater-aftapspiraal uitstrekt, hebben geleid tot compacte wandinstallaties.

Daarbij zijn voor de warmtewisseling tussen het CV-water en het sanitairwater in ieder geval een apart boilervat, verbindingsleidingen tussen dit boilervat en de CV-ketel en 10 een koperbuisspiraal voor af te tappen warm sanitairwater nodig.

Een andere recente ontwikkeling omvat de toepassing van een betrekkelijk klein boilervat, bijvoorbeeld van 3 liter, dat constant op temperatuur wordt gehouden en bij aftappen 15 direct wordt bijverhit.

Bij alle bovengenoemde bekende combiketelontwerpen moet, wil men tenminste reeds na korte rijd (comforttijd) water op de gewenste hoge temperatuur kunnen aftappen, een relatief grote buffervoorraad water in een vat constant op hoge 20 temperatuur worden gehouden. Dit betekent dat, ook in perioden dat de CV voor ruimteverwarmingsdceleinden is uitgeschakeld (bijvoorbeeld in de zomer en tijdens vakantie) een hoeveelheid water overeenkomende met de inhoud van het buffervat op een hoge temperatuur moet worden gehouden.

25 De onderhavige uitvinding beoogt een compacte combiketel waarbij deze bezwaren zijn vermeden. Daartoe wordt een combiketel volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen volgens het kenmerkende deel van conclusie 1.

Bij de combiketel volgens de uitvinding kan nagenoeg 30 direct aan eer. warmtevraag worden voldaan, zowel voor ruimteverwarming als voor sanitairwaterverwarming. De comforttijd is kort terwijl geen warmte verloren gaat indien er geen warmtevraag is. Dit is met name van belang bij langdurige afwezigheid van warmtevraag voor het ruimeeverwarmingscircuit en/of 35 voor het sanitairwatercircuit. Doordat slechts een geringe hoeveelheid warmte-overdragend medium in het dicht tegen de verwarmingsruimte gepositioneerde kanaal hoeft te worden 1000319.

3 rondgepompt, en slechts een geringe massa verwarmd hoeft te worden kan snel aan wisselende warmtevragen worden voldaan.

Het of elk waterkanaal is in een voordelige uitvoeringsvorm inwendig bekleed met een kunststof die de kwaliteit van 5 het sanitairwater niet aantast .

In nadere uitwerking van de uitvinding zijn de beide waterkanalen met rechthoekige doorsnede uitgevoerd zodat het beschikbare volume maximaal wordt benut. Beide kanalen zijn bij voorkeur drukbestendig tot bijvoorbeeld respectievelijk 10 4,5 bar voor het CV-waterkanaal en 12 bar voor het sanitair- waterkanaal.

Bij gebruik van een warmtewisselaar volgens de uitvinding zal, in het bijzonder bij gebruik van de warmtewisselaar bij relatief lage temperaturen, relatief veel condensaat optreden 15 in de verbrandingsruimte. Dit dient uit de verbrandingsruimte te worden afgevoerd en zorgt voor ongewenste vervuiling in de inrichting. Bij de bekende warmtewisselaar betekent dit dat de verbrandingsruimte dient te worden voorzien van condensafvoer-middelen en dat bovendien reiniging van de verbrandingsruimte 20 en de brander moeilijk uitvoerbaar is.

De uitvinding beoogt derhalve tevens een warmtewisselaar van de in de aanhef beschreven soort waarbij de genoemde nadelen zijn vermeden, met behoud van de voordelen daarvan, en welke warmtewisselaar over een groot temperatuurbereik, in het 25 bijzonder ook bij relatief lage temperaturen geschikt is. Daartoe wordt de warmtewisselaar volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 4 .

Doordat de dekkap, die mede de verwarmingsruimte bepaalt, bij de warmtewisselaar volgens de uitvinding eenvoudig 30 wegneembaar is, zijn de verwarmingsruimte, althans de naar de verbrandingsruimte gekeerde zijde van de basisplaat en de warmte-uitwisselelementen, en de brander eenvoudig benaderbaar voor inspectie en onderhoud. Indien tijdens gebruik van de warmtewisselaar condens en/of vervuiling optreedt kan 35 periodiek de dekkap worden weggenomen en kunnen de verschillende delen worden gereinigd. Bovendien kunnen onderdelen bij beschadiging eenvoudig worden gerepareerd of 1000319.

4 vervangen. Condens kan bijvoorbeeld in de dekkap eenvoudig worden opgevangen en na wegnemen van de dekkap worden verwijderd. Een verder verrassend voordeel van de warmtewisselaar volgens de uitvinding is dat deze relatief ondiep 5 kan worden uitgevoerd, aangezien slechts aan één zijde van de verwarmingsruimte een mediumvoerend kanaal is aangebracht. Daardoor kan een compacte warmtewisselaar worden verkregen met voldoende capaciteit en een lage comforttijd. Dat wil zeggen dat het op temperatuur brengen van water met behulp van de 10 warmtewisselaar slechts weinig tijd kost.

In een voordelige uitvoeringsvorm wordt de warmtewisselaar volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 5.

In het eerste (onderste) deel van een rookgaskanaal dat 15 aansluit op een warmtewisselaar hebben de rookgassen de hoogste temperatuur en bovendien zal daar het meeste condensaat en derhalve vervuiling zich concentreren. Aangezien bij deze uitvoeringsvorm van de warmtewisselaar dit eerste deel van het rookgaskanaal zich nog binnen de warmtewisselaar 20 uitstrekt en is afgedekt door de wegneembare dekkap, kan de restwarmte van de rookgassen nog worden benut en kan dit deel van het rookgaskanaal bovendien eenvoudig worden geïnspecteerd en gereinigd, terwijl het condensaat eenvoudig kan worden afgevoerd. Het biedt daarrij voordelen wanneer het genoemde 25 eerste deel van het rookgaskanaal althans gedeeltelijk is voorzien van warmte-uitwisselelementen, die bij voorkeur de rookgassen eenvoudiger doorlaten dan de warmte-uitwisselelementen in de verwarmingsruimte. Daardoor wordt de restwarmte van de rookgassen op optimale wijze benut.

30 Nadere voordelige uitvoeringsvormen van een warmte wisselaar volgens de uitvinding worden gekenmerkt door de maatregelen volgens de volgconclusies.

Ter verduidelijking van de uitvinding zullen een uit-voeringsvoorbeeld van een warmtewisselaar en een verwarmings-35 inrichting, onder verwijzing naar de tekening, worden beschreven .

1000319.

5

Fig. 1 toont in vooraanzicht een verwarmingsinrichting met warmtewisselaar volgens de uitvinding, met weggenomen dekkap; fig. 2 toont in zij-aanzicht de verwarmingsinrichting met 5 warmtewisselaar gedeeltelijk doorgesneden volgens de lijn II -II in fig. 1, met geplaatste dekkap; en fig. 3 toont in vooraanzicht een alternatieve uitvoeringsvorm van een verwarmingsinrichting volgens de uitvinding met weggenomen dekkap en gedeeltelijk weggebroken 10 basisplaat en mediumvoerend kanaal.

In fig. 1 is een vooraanzicht getoond van een verwarmingsinrichting met warmtewisselaar 1 volgens de uitvinding, met open verwarmingsruimte 2. De verwarmingsruimte 2 wordt aan de achterzijde begrensd door een basisplaat 3, aan de onder-15 zijde en de twee zijkanten door een opstaande wand 4 resp. 4' en aan de bovenzijde door een brander 5. De brander 5 is bij voorkeur van het pre-mix type en kan in de verbrandingsruimte zijn gestoken of daarvan een geïntegreerd deel uitmaken. Aan de voorzijde wordt de verwarmingsruimte 2 tijdens normaal 20 gebruik in de getoonde uitvoeringsvorm begrensd door een in fig. 1 weggenomen dekkap 6, welke dekkap zichtbaar is in fig. 2.

Vanaf de basisplaat 3 strekt zich in de verwarmingsruimte 2 een groot aantal vingervormige, vingers 7 te noemen 25 warmte-uitwisselelementen uit tot nabij en bij voorkeur tot nagenoeg tegen de dekkap 6 (indien geplaatst; zie fig. 2) . De vingers 7 zijn bijvoorbeeld in rijen aangebracht, zodanig dat de vingers 7 in aangrenzende rijen versprongen staan ten opzichte van elkaar. Daardoor wordt door de vingers 7 een 30 labyrint.h-vormig pad bepaald door de verwarmingsruimte 2 .

In de verwarmingsruimte 2 is een tussenschot 8 aangebracht dat zich in verticale richting uitstrekt vanaf de bovenzijde, naast de brander 5, in de richting van de onderwand 4, evenwijdig aan de zijwand 4'. Het tussenschot 8 ein-35 digt op afstand van de onderwand 4, onder vorming van een doorgang 9. Door het tussenschot 8, de naastgelegen zijwand 4', de basisplaat 3 en de dekkap 6 wordt een rookgas- 1000319.

6 kanaal 10 gevormd, dat enerzijds via de doorgang 9 in open verbinding staat met de rest van de verwarmingsruimte 2, en anderzijds via een schoorsteenopening 11 in verbinding kan worden gebracht met een schoorsteen (niet weergegeven). In 5 althans een deel van het rookgaskanaal 10 kunnen net als in het overige deel van de verwarmingsruimte 2 vingers 7 zijn aangebracht, bij voorkeur met grotere tussenafstanden.

Aan de achterzijde van de basisplaat strekt zich een, in een zigzagtraject verlopend mediumvoerend kanaal 12 uit 10 (fig. 2). Dit mediumvoerend kanaal 12 heeft een inlaatzijde 13 nabij de onderzijde van de warmtewisselaar, onderaan het rookgaskanaal 10, en een uitlaatzijde 14 die zich in wezen bevindt nabij de bovenzijde van de warmtewisselaar 1, diametraal tegenover de inlaatzijde 13. Vanaf de uitlaat-15 zijde 14 strekt zich een aansluitbuis 14' uit langs de zijwand 4' tot nabij de onderzijde van de warmtewisselaar, zodanig dat de warmtewisselaar aan de onderzijde aansluitbaar is op zowel de aanvoer- als de retourleiding van een (niet getoond) verwarmingscircuit. Het mediumvoerend kanaal 12 heeft 20 in stromingsrichting gezien bijvoorbeeld eerst een verticale lus aan de keerzijde van de basisplaat ter plaatse van (een gedeelte van) het rookgaskanaal 10 en vervolgens een aantal horizontale, boven elkaar aangebrachte lussen aan de keerzijde van de basisplaat ter plaatse van de rest van de verwarmings-25 kamer 2 (fig. 3).

Zoals duidelijk blijkt uit fig. 2 is aan de van de basisplaat 3 afgekeerde zijde van het mediumvoerende kanaal 12 een waterkanaal 30 aangebracht tegen het mediumvoerende kanaal 12. Dit waterkanaal 30 is eveneens meandervormig, heeft een 30 inlaat 31 nabij de onderzijde van de warmtewisselaar 1, ter hoogte van de inlaatzijde 13 van het mediumvoerende kanaal 3 en een uitlaat 32 nabij de bovenzijde van de warmtewisselaar, ter hoogte van de uitlaatzijde 14 van het mediumvoerende kanaal 12. Het waterkanaal 30 is opneembaar in een sanitair-35 watercircuit, waarbij leidingwater vanuit een niet getoonde waterleiding koud wordt aangevoerd via de inlaat 31 en 1000319.

7 verwarmd wordt uitgevoerd door de uitlaat 32 . De werking van de warmtewisselaar zal nog nader worden toegelicht .

Het waterkanaal 30 kan aan de binnenzijde zijn bekleed met een relatief dunne laag kunststof welke de kwaliteit van 5 sanitairwater tijdens het doorstromen van het waterkanaal 30 en de verhitting daarin niet nadelig beïnvloed. Een voordeel daarvan is dat daarmee aan wettelijke regels wordt voldaan in verschillende landen zonder dat het waterkanaal in bijvoorbeeld relatief duur koper of messing hoeft te worden 10 uitgevoerd. Het watervoerend kanaal 30 kan evenals de rest van de warmtewisselaar in bijvoorbeeld aluminium of een legering daarvan worden uitgevoerd, waardoor de vervaardiging relatief goedkoop is.

Een dekkap 6 is met behulp van een viertal klemmen 15 15 tegen de basisplaat 3 klembaar. Daarbij sluit de dekkap 6 gasdicht af tegen de basisplaat en/of de wanden 4, 4', eventueel onder tussenkomst van een daarvoor geschikte pakking. De klemmen 15 zijn uitgevoerd als zogenaamde snelsluitklemmen of vergelijkbare klemmen. In een eerste stand wordt de dekkap 6 met 20 behulp van de klemmen 15 vastgedrukt tegen de basisplaat 3, in een tweede stand kan de dekkap 6 worden weggenomen. De klemmen zijn met behulp van bijvoorbeeld eer. hefboom eenvoudig beweegbaar tussen de eerste en de tweede stand. Overigens kunnen allerlei andere relatief eenvoudig lesneembare vastzetmiddelen 25 worden gebruikt, zoals klemverer, (vleugel)bouten, schuifmid-delen en dergelijke.

De warmtewisselaar 1 volgers de uitvinding kan als volgt functioneren, uitgaande van opname it een geschikt verwarmingscircuit en aangesloten op een geschikte brandstof-30 voorziening.

Met behulp van de brander 5 werden verhitte rookgassen langs de vingers 7 via het labyrintr-vormige pad in de richting van de doorgang 9 gedwongen en vervolgens via de doorgang 9 en het rookgaskanaal 10, langs de daarin geplaatste 35 vingers 7 naar de schoorsteen. De stroming van de rookgassen is schematisch aangegeven met de pijlen G. Tijdens de doorstroming van de verwarmingsruimte 2, inclusief het rookgas- 1000319.

8 kanaal 10, geven de verhitte rookgassen hun warmte hoofdzakelijk af aan de vingers 7 en de basisplaat 3. Doordat de eventuele vingers 7 in het rookgaskanaal 10 verder uit elkaar zijn geplaatst en slechts een gedeelte van het rookgaskanaal 5 vullen wordt daarin voor een optimale warmte-uitwisseling gezorgd tussen het relatief koude water en de sterk afgekoelde rookgassen. De basisplaat 3 geeft vervolgens de opgenomen warmte weer af aan medium, in het bijzonder water dat door het mediumvoerend kanaal 12 stroomt en kan worden gebruikt voor 10 ruimteverwarming.'

Bij vraag naar warmte in een op de verwarmingsinrichting aangesloten ruimteverwarmingscricuit wordt water op een geschikte temperatuur gebracht en via de uitlaatzijde 14 in het ruimteverwarmingscircuit gebracht, waarna het afgekoeld 15 tot minder dan 50°C via de inlaatzijde 13 weer wordt teruggebracht in het mediumvoerende kanaal 12. Doordat de retourtemperatuur relatief laag is zal in het onderste deel van de verwarmingsinrichting condensatie optreden, zodat gebruik kan worden gemaakt van condensatiewarmte. Dit betekent 20 dat de verwarmingsinrichting functioneert als hoog-rendements-ketel.

Bij vraag naar verwarmd sanitairwater zal de brander in gebruik worden gesteld, waarbij in het mediumvoerende kanaal verhit water direct vanuit de uitlaatzijde van het medium-25 voerende kanaal 12 naar de inlaatzijde zal worden teruggevoerd en worden herverhit. Tijdens het passeren van het mediumvoerende kanaal 12 wordt dan door warmte-uitwisseling water in het waterkanaal 30 verwarmd tot de gewenste temperatuur. Daar slechts een relatief geringe hoeveelheid medium (water of 30 bijvoorbeeld olie) in het mediumvoerende kanaal 12 verhit hoeft te worden, de opgesiagen warmte in de eigen massa van het warmtewisselelement 1 groot is en de af te leggen weg kort is is de comforttijd, dat wil zeggen de tijd die verstrijkt tussen het constateren van en voldoen aan de warmtevraag 35 bijzonder kort.

Het is daarbij bijzonder voordelig wanneer een regeling is opgenomen die bij elke opstartsituatie zorgt voor een vast 1000319.

9 temperatuurverschil tussen het ingevoerde leidingwater en het verwarmde medium in het mediumvoerende kanaal 12. Dit verschil kan bijvoorbeeld 45°C zijn. Bij gebruik van een dergelijke regeling wordt de comforttijd verkort, en wordt bovendien het 5 comfort tijdens gebruik als gevolg van een relatief constante temperatuur van het tapwater aanmerkelijk verbeterd.

Na verloop van tijd kan de brander 5 worden uitgeschakeld en de dekkap 6 worden weggenomen na losnemen van de klemmen 15. Wanneer de dekkap 6 is verwijderd kunnen onder 10 andere de verwarmingsruimte 2, het eerste deel van het rookgaskanaal 10 en de brander 5 worden geïnspecteerd en gereinigd. Zo kan eventueel condenswater worden weggenomen en kunnen andersoortige vervuilingen worden weggenomen. 3ovendien kan de werking van de brander 5 worden gecontroleerd, 15 bijvoorbeeld door controle op verkleuringen in de warmtewisselaar 1. Immers, sterker verhitte delen zullen anders verkleuren dan minder verhitte delen. Na inspectie en onderhoud kan de dekkap 6 eenvoudig weer worden teruggeplaatst, waarna de verwarmingsinrichting direct weer in 20 werking kan worden gesteld. Voor de verwijdering van de dekkap hoeft geen water te worden afgetapt of anderszins voorzorgsmaatregelen te worden genomen, anders dan uitschakeling van de brander.

De basisplaat 3 is in een voordelige uitvoeringsvorm 2t vervaardigd door spuitgieten of zandgieten, bij voorbeur eendelig te zamen met de zijwanden 4, 4', de vingers 7, net tussenschot 8, het mediumvoerende kanaal 12, het waterkanaal 30 en/of de brander 5. Daardoor zijn geen extra montagehandelingen en afdichtmiddelen noodzakelijk en wordt J0 een optimaal contact tussen de verschillende delen verzekerd. Ook de dekkap 6 kan zijn vervaardigd door gieten. De genoemde delen zijn bij voorkeur vervaardigd uit aluminium of een aluminiumlegering of dergelijk lichtmetaal. Dit heeft een gunstig gewicht en gunstige vervaardigings- en warmte-^5 technische eigenschappen.

In fig. 3 is een alternatieve uitvoeringsvorm van een verwarmingsinrichting volgens de uitvinding getoond waarbij

1 0 0 0 3 1 S

10 een gasblok 40 en een ventilator 41 met brander en een circu-latiepomp 42 nabij de onderzijde van de basisplaat 3 zijn aangebracht, waarbij de verbrandingsruimte 43 doosvormig is.

Ter illustratie wordt een aantal maten van mogelijke 5 uitvoeringsvormen van een verwarmingsinrichting gegeven, welke niet limitatief dienen te worden opgevat. De warmtewisselaar heeft bijvoorbeeld een breedte van tussen de 200 en 450 mm en een hoogte van tussen de 300 en 600 mm. De diepte van de ver-warmingsruimte is bijvoorbeeld ongeveer 70 tot 80 mm, de 10 maximale diepte van de dekkap ongeveer 120 mm, ter hoogte van de aansluiting voor de schoorsteen. Het rookgaskanaal strekt zich bijvoorbeeld over een lengte van ongeveer 500 mm uit in de verwarmingsruimte. Het mediumvoerende kanaal 12 heeft een zodanige vorm en doorsnede dat bijvoorbeeld 300 tot 1000 liter 15 water of een ander dergelijk medium per uur daar doorheen kan stromen, het waterkanaal is zodanig gedimensioneerd dat daar bijvoorbeeld 150 tot 450 liter per uur doorheen kan stromen. Het mediumvoerende kanaal 12 en het waterkanaal 30 hebben een in hoofdzaak rechthoekige, ronde of ovale doorsnede. De eigen 20 massa van het warmtewisselelement is in een uitvoering in aluminium of een legering daarvan bijvoorbeeld 20 kg. Het waterkanaal 30 heeft, als gevolg van met name de kleinere afmetingen in dwarsdoorsnede, relatief veel raakvlak, waardoor warmte-uitwisseling snel en energetisch gunstig kan plaats-25 vinden. Een combiketel volgens de uitvinding is zeer compact, heeft een hoog vermogen er. een hoog rendement.

Het mediumvoerende kanaal 12 is bij voorkeur bestand tegen een druk van meer dan 4,5 bar, het waterkanaal 30 bij voorkeur tot een druk van ten minste 12 bar.

30 De uitvinding is geenszins beperkt tot de in de be schrijving en tekeningen weergegeven uitvoeringsvormen. Zo kunnen andersoortige warmte-uitwisselelementen worden toegepast en andere opstellingen daarvan. Bovendien kunnen deze in het rookgaskanaal worden weggelaten. Daarbij kan het rookgas-35 kanaal zich ook geheel buiten de verwarmingsruimte uitstrekken of voor een groter deel daarin zijn opgenomen, bijvoorbeeld door aanbrengen van één of meer verdere tussenschotten. De 1000319.

11 dekkap kan anders zijn uitgevoerd, eventueel in meerdere delen en kan de verwarmingsruimte vanaf een andere zijde toegankelijk maken. De dekkap kan met een ander aantal klemmen worden vastgezet en kan overigens op elke geschikte wijze losneembaar 5 zijn aangebracht. Voorts kunnen het mediumvoerende kanaal en het waterkanaal anders zijn uitgevoerd, bijvoorbeeld een ander traject doorlopen of althans gedeeltelijk aan andere zijden van de warmtewisselaar zijn aangebracht. Daarbij kan de dekkap zijn vervangen door een andersoortige afdekking, bijvoorbeeld 10 vast met de basisplaat verbonden. Hoewel de verwarmingsinrichting in het bijzonder geschikt is voor gebruik bij lage temperaturen is het gebruik daarvan daartoe uiteraard niet beperkt. Deze en vele andere aanpassingen worden geacht binnen het raam van de uitvinding te vallen.

1000319.

Claims (10)

1. Warmtewisselaar, omvattende een brander, een rookgaskanaal, een verwarmingsruimte met warmte-uitwisselelementen en ten minste één kanaal voor doorvoer van een te verwarmen medium dat althans gedeeltelijk aanligt tegen de verwarmings- 5 ruimte, met het kenmerk, dat de verwarmingsruimte wordt begrensd door ten minste een basisplaat, waarbij de basisplaat althans een deel van de warmte-uitwisselelementen draagt en in contact staat met het mediumvoerend kanaal dat opneembaar is in een ruimteverwarmingscircuit, waarbij aan de van de basis-10 plaat afgekeerde zijde van het mediumvoerende kanaal een waterkanaal is aangebracht dat opneembaar is in een sanitair-watercircuit, één en ander zodanig dat in het 'waterkanaal stromend water verwarmbaar is door warmte-uitwisseling met ten minste medium in het mediumvoerende kanaal en tapbaar is uit 15 het op het waterkanaal aansluitende sanitairwatercircuic .

2. Warmtewisselaar volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat aan weerszijden van de verwarmingsruimte een mediumvoerend kanaal en een waterkanaal is aangebracht .

3. Warmtewisselaar volgens conclusie 1 of 2, met het 20 kenmerk, dat het of elk waterkanaal aan de binnenzijde is bekleed met een laag kunststof die de kwaliteit van het sanitairwater niet, althans niet nadelig beïnvloedt.

4. Warmtewisselaar, eventueel volgens één der voorgaande conclusies, omvattende een brander, een rookgaskanaal, een 25 verwarmingsruimte met warmte-uitwisselelementen en een kanaal voor doorvoer van een te verwarmen medium dat althans gedeeltelijk aanligt tegen de verwarmingsruimte, met het kenmerk, dat de verwarmingsruimte wordt begrensd door ten minste een basisplaat en een dekkap, waarbij ce basisplaat 30 althans een deel van de warmte-uitwisselelementen draagt er. in contact staat met het mediumvoerende kanaal en de dekkap eenvoudig wegneembaar is onder vrijgifte van ten minste de warmte-uitwisselelementen, één en ander zodanig dat in het 1000319. bijzonder de basisplaat en de warmte-uitwisselelementen na verwijdering van de dekkap vrijliggen voor inspectie en onderhoud .

5. Warmtewisselaar volgens conclusie 4, met het kenmerk, 5 dat althans een deel van het rookgaskanaal zich door de verwarmingsruimte uitstrekt, welk deel is afgedekt en vrij-geefbaar is door de wegneembare dekkap.

6. Warmtewisselaar volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de basisplaat althans tijdens normaal 10 gebruik een hoek insluit met de horizontaal en zich bij voorkeur in hoofdzakelijk verticale richting uitstrekt, waarbij de brander nabij de bovenzijde, en het rookgaskanaal nabij de onderzijde van de basisplaat aansluit op de verwarmingsruimte.

7. Warmtewisselaar volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat nagenoeg alle warmte-uitwisselelementen zich vanaf de basisplaat uitstrekken in de verwarmingsruimte tot nabij de overzijde van de verbrandingsruimte, in het bijzonder de dekkap.

8. Warmtewisselaar volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, cat de warmtewisselaar in hoofdzaak is vervaardigd uit aluminium of een aluminiumlegering, bij voorkeur door gieten, waarbij de warmte-uitwisselementen zijn meegevormd met de basisplaat.

9. Warmtewisselaar volgens één der conclusies 4-8, met het kenmerk, dat kiemmiddelen zijn voorzien voor het tegen de basisplaat vastklemmen van de dekkap.

10. Warmtewisselaar volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een deel van de warmte-uitwisselelementen 30 zich in het rookgaskanaal uitstrekt. 1000316