<Desc/Clms Page number 1>
BESCHRIJVING behorende bij een
UITVINDINGSOCTROOIAANVRAGE ten name van
VELINGS, Jacobus Johannes Hubertina Gerdina voor : "Montagesysteem voor een voorgefabriceerde wand" Met recht van voorrang op een octrooiaanvrage ingediend in Nederland op 2 december 1985 onder n 8503322
<Desc/Clms Page number 2>
"Montagesysteem voor een voorgefabriceerde wand"
De uitvinding heeft betrekking op een montagesysteem voor een voorgefabriceerde wand waarbij gebruik gemaakt wordt van staanders die een U-of kokervormige doorsnede hebben en van liggers met een U-vormige doorsnede.
Aan montagesystemen van deze soort wordt een groot aantal eisen gesteld. Zo moet het systeem snel en eenvoudig gemonteerd kunnen worden, zo efficient mogelijk gebruik maken van materiaal, weinig gereedschap vereisen, gemakkelijk aan nieuwe gebruikseisen aangepast kunnen worden en gemakkelijk verplaatsbaar zijn en geluidsisolerend en warmtewerend zijn.
Volgens de uitvinding wordt een dergelijk systeem verkregen doordat voor de verbinding van een staander met een ligger een koppelstuk aanwezig is dat met de staander is verbonden en waarop de ligger met het verbindingsgedeelte van de benen van de U-vormige doorsnede rust, en de open zijde van deze doorsnede naar beneden gericht is.
De uitvinding berust op het inzicht, dat het niet nodig is, de liggers vast met de staanders te verbinden. De altijd nodige beplatings-en raam-en deurconstructies tussen de staanders en de liggers zorgen voor voldoende fixatie van de liggers tussen de staanders.
Een voorkeursuitvoering van de uitvinding is gekenmerkt, doordat het koppelstuk bestaat uit een tweetal stukken metaaldraad, die elk door een tweetal gaten gestoken zijn in de staander, welke gaten zijn aangebracht in de lengterichting van de ligger in vlakken die loodrecht staan op die lengterichting, en buiten de staander uitstekende delen van de metaaldraden een oplegvlak vormen voor de ligger, waarbij de onderlinge afstand van de metaaldraden gelijk of
<Desc/Clms Page number 3>
ongeveer gelijk is aan de inwendige breedte van het verbindingsgedeelte van de benen van de U-vormige doorsnede van de ligger.
Hiermede wordt bereikt, dat de liggers in een richting loodrecht op de wand worden vastgezet, terwijl hiervoor en voor het opleggen uiterst eenvoudige middelen voldoende zijn. Bij voorkeur worden hierbij twee metaaldraadstukken verenigd tot een U-vormige beugel.
Voorts is het van praktisch voordeel wanneer de twee benen van de U-vormige beugel ongelijk van lengte zijn.
Een bijzonder gunstige uitvoeringsvorm van de uitvinding is gekenmerkt, doordat de uiteinden van de benen van deze doorsnede rechthoekig naar binnen zijn omgebogen over hun gehele of over een of meer delen van hun lengte.
Door deze constructie wordt het aanbrengen van de draadstukken of draadbeugels aanzienlijk verbeterd en de constructie belangrijk verstevigd.
Wanneer hierbij de benen van de U-vormige doorsnede van de staanders ongelijk van lengte gemaakt worden onstaat de mogelijkheid twee staanders tot een enkele te verenigen, wat voor het systeem meer mogelijkheden schept.
Efficient zijn voorts uitvoeringsvormen waarbij de benen van de U-vormige doorsnede van de liggers rechthoekig naar binnen zijn omgebogen en wanneer de staanders en de liggers een identieke dwarsdoorsnede hebben.
Men kan dan met slechts een profiel voor zowel staanders als liggers volstaan.
Een uitvoeringsvorm, die in het gehele systeem toepassing kan vinden, maar die in het bijzonder van belang is voor toepassing als eindstaander is een wand is gekenmerkt doordat de uiteinden van de benen van de U-vormige doorsnede van de staanders rechthoekig naar binnen zijn omgebogen en vervolgens plaatselijk zijn
<Desc/Clms Page number 4>
teruggebogen teneinde oplegvlakken te vormen waarop de liggers kunnen rusten.
Verdere voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de navolgende beschrijving van een aantal uitvoeringsvormen aan de hand van de tekening. Hierin is : figuur 1a en 1b een schematische weergave van een voorkeursuitvoering van een staander en een legger alsmede van een koppelstuk in perspectief ; figuren 2a en 2b doorsneden van een legger en een staander in andere uitvoeringsvormen tonen ; figuur 3 een weergave in perspectief van een tweede uitvoeringsvorm van een staander ; figuren 4,5 en 6 het koppelstuk tonen in een drietal uitvoeringsvormen ; figuren 7a en 7b een staander tonen in perspectief en in bovenaanzicht in een derde uitvoerinsvorm ; en figuur 8 een staander weergeeft in een uitvoeringsvorm waarbij twee staanderprofielen in elkaar geschoven zijn.
In figuur la is een staander 1 weergegeven, die een U-vormige doorsnede heeft met benen 2 en 3, een verbindingsgedeelte 4 en omgebogen randen 5 en 6 van de benen 2 en 3. In het deel 4 zijn gaten aangebracht op gelijke hoogte en dicht bij de benen 2 en 3 en overeenkomstige gaten zijn aangebracht in de omgebogen randen.
Door deze gaten zijn de metalen draaddelen 7 en 8 gestoken, die het koppelstuk vormen en die aan weerszijden uit de staander in horizontale richting uitsteken. Deze draaddelen kunnen uit een stuk draad gebogen zijn tot een U-vormige beugel 9 (zie ook figuren 4,5 en 6).
Deze draaddelen 7 en 8 vormen een oplegvlak voor de ligger 10, die evenals de staander een U-vormige doorsnede heeft. Bij voorkeur wordt zoals weergegeven in de figuren 1a en 1b een identieke doorsnede gekozen. De ligger 10 wordt met het verbindingsdeel 11 van de benen 12 en 13
<Desc/Clms Page number 5>
op het koppelstuk 7,8 gelegd en niet verder met de staander verbonden. In lengterichting is de ligger opgesloten tussen twee staanders, in dwarsrichting tussen de twee draaddelen 7 en 8 en in vertikale richting zorgen de tussen de staanders en liggers aan te brengen wanddelen zoals beplating, isolatie, beglazing en dergelijke ervoor, dat de ligger zich niet meer kan verplaatsen. Aldus is een eenvoudig, gemakkelijk te monteren en zo nodig te verplaatsen montagesysteem verkregen.
In de figuren 2a en 2b is dit nog verder verduidelijkt aan de hand van schematisch weergegeven andere uitvoeringsvormen van staander en ligger. De staander 1 heeft hierbij een kokervormige doorsnede waarbij de draaddelen 7 en 8 om zijn gevoerd door twee tegenover elkaar liggende wanden 4 en 14. De ligger heeft wederom een U-vormige doorsnede maar mist de omgebogen randen 15 en 16 van de benen.
In figuur 3 is een uitvoeringsvorm van een staander weergegeven, waarbij de randen 5 en 6 slechts ter plaatse waar zich de gaten 15 en 16 voor een koppelstuk bevinden, zijn omgebogen.
De figuren 4,5 en 6 tonen koppelstukken in een drietal uitvoeringsvormen. Zoals bovenstaand reeds is beschreven, kan een koppelstuk uit twee draaddelen 7 en 8 bestaan, doch is het ook mogelijk deze tot een beugel 9 te verenigen. Van bijzonder voordeel is een uitvoeringsvorm waarbij de delen 7 en 8 ongelijk van lengte zijn (figuur 6). Dit vergemakkelijkt het aanbrengen in de staander.
In de figuren 7a en 7b is een staanderconstructie weergegeven, die vooral met voordeel kan worden toegepast als eindstaander. Daarbij is geen evenwichtige belasting van een uit draaddelen bestaand koppelstuk mogelijk aangezien zich niet wederzijds van de staander een ligger bevindt. Het is dan van voordeel een koppelstuk te vormen door delen 17,18 terug te buigen uit de omgebogen
<Desc/Clms Page number 6>
randen 5 en 6. De bovenranden van de delen 17 en 18 vormen dan een oplegvlak voor een ligger.
In figuur 8 tenslotte is een uitvoeringsvorm van een staander weergegeven waarbij de benen 2 en 3 ongelijk van lengte zijn. Het is dan mogelijk twee staanders 1 en 1' zoals getekend, tot een te verenigen, wat in bepaalde gevallen waarin de staander extra belast wordt, van voordeel kan zijn.
<Desc / Clms Page number 1>
DESCRIPTION associated with a
INVENTION PATENT APPLICATION in the name of
VELINGS, Jacobus Johannes Hubertina Gerdina for: "Mounting system for a prefabricated wall" With priority of a patent application filed in the Netherlands on December 2, 1985 under n 8503322
<Desc / Clms Page number 2>
"Mounting system for a prefabricated wall"
The invention relates to a mounting system for a prefabricated wall using uprights having a U or tubular cross section and girders with a U shaped cross section.
A large number of requirements are imposed on mounting systems of this type. For example, the system must be quick and easy to assemble, use material as efficiently as possible, require few tools, be easily adapted to new usage requirements and be easy to move and be sound-insulating and heat-resistant.
According to the invention, such a system is obtained in that for the connection of an upright to a girder there is a coupling piece which is connected to the upright and on which the girder rests with the connecting part of the legs of the U-shaped section, and the open side of this section is directed downwards.
The invention is based on the insight that it is not necessary to permanently connect the beams to the uprights. The always necessary cladding and window and door constructions between the uprights and the girders ensure sufficient fixation of the girders between the uprights.
A preferred embodiment of the invention is characterized in that the coupling piece consists of two pieces of metal wire, each of which is inserted through two holes in the upright, which holes are arranged in the longitudinal direction of the beam in planes perpendicular to that longitudinal direction, and parts of the metal wires protruding outside the upright form a bearing surface for the beam, the mutual distance of the metal wires being equal or
<Desc / Clms Page number 3>
approximately equal to the internal width of the connecting portion of the legs of the U-shaped cross section of the beam.
This achieves that the beams are fixed in a direction perpendicular to the wall, while extremely simple means are sufficient for this and for the support. Preferably, two metal wire pieces are united here to form a U-shaped bracket.
Furthermore, it is of practical advantage if the two legs of the U-shaped bracket are of unequal length.
A particularly favorable embodiment of the invention is characterized in that the ends of the legs of this cross-section are bent rectangular inwards over their whole or one or more parts of their length.
Due to this construction, the application of the wire pieces or wire brackets is considerably improved and the construction is considerably reinforced.
When the legs of the U-shaped cross-section of the uprights are made uneven in length, the possibility arises of combining two uprights into a single one, which creates more possibilities for the system.
Also efficient are embodiments in which the legs of the U-shaped cross section of the beams are bent inward rectangularly and when the uprights and beams have an identical cross section.
It is then sufficient to have only one profile for both uprights and beams.
An embodiment which can find application throughout the system, but which is particularly important for use as end stand, is a wall characterized in that the ends of the legs of the U-shaped cross section of the uprights are bent rectangular inwards and then be local
<Desc / Clms Page number 4>
bent back to form bearing surfaces on which the beams can rest.
Further advantages of the invention will become apparent from the following description of a number of embodiments with reference to the drawing. Herein: figures 1a and 1b show a schematic representation of a preferred embodiment of a upright and a shelf and of a coupling piece in perspective; Figures 2a and 2b show cross-sections of a shelf and an upright in other embodiments; figure 3 shows a perspective view of a second embodiment of an upright; figures 4.5 and 6 show the coupling piece in three embodiments; Figures 7a and 7b show a stand in perspective and top view in a third embodiment; and figure 8 represents an upright in an embodiment in which two upright profiles are pushed together.
Figure 1a shows a post 1, which has a U-shaped cross section with legs 2 and 3, a connecting part 4 and bent edges 5 and 6 of legs 2 and 3. In part 4 holes are provided at the same height and closed at the legs 2 and 3 and corresponding holes are made in the bent edges.
The metal wire parts 7 and 8, which form the coupling piece and protrude from the upright on both sides in the horizontal direction, have been passed through these holes. These wire parts can be bent from a single piece of wire into a U-shaped bracket 9 (see also figures 4.5 and 6).
These wire parts 7 and 8 form a bearing surface for the beam 10, which, like the upright, has a U-shaped cross-section. Preferably, as shown in Figures 1a and 1b, an identical cross-section is selected. The beam 10 is connected to the connecting part 11 of the legs 12 and 13
<Desc / Clms Page number 5>
placed on the coupling piece 7.8 and not further connected to the upright. In the longitudinal direction, the beam is enclosed between two uprights, in the transverse direction between the two wire parts 7 and 8 and in the vertical direction, the wall parts to be fitted between the uprights and beams, such as sheeting, insulation, glazing and the like, ensure that the beam is no longer can move. A simple, easy to assemble and, if necessary, movable mounting system is thus obtained.
In figures 2a and 2b this is further elucidated on the basis of diagrammatically shown other embodiments of upright and beam. The upright 1 hereby has a tubular cross-section, wherein the wire parts 7 and 8 are passed round by two opposite walls 4 and 14. The beam again has a U-shaped cross-section but lacks the bent edges 15 and 16 of the legs.
Figure 3 shows an embodiment of an upright, in which the edges 5 and 6 are bent only at the location where the holes 15 and 16 for a coupling piece are located.
Figures 4.5 and 6 show coupling pieces in three embodiments. As has already been described above, a coupling piece can consist of two wire parts 7 and 8, but it is also possible to combine them into a bracket 9. Of particular advantage is an embodiment in which the parts 7 and 8 are unequal in length (figure 6). This makes it easier to install in the upright.
Figures 7a and 7b show an upright construction, which can be used particularly advantageously as an end upright. A balanced load of a coupling piece consisting of wire parts is hereby not possible, since a beam is not located opposite the upright. It is then advantageous to form a coupling piece by bending parts 17,18 back from the bent
<Desc / Clms Page number 6>
edges 5 and 6. The top edges of parts 17 and 18 then form a bearing surface for a beam.
Finally, figure 8 shows an embodiment of an upright in which the legs 2 and 3 are unequal in length. It is then possible to combine two uprights 1 and 1 'as shown, into one, which may be advantageous in certain cases where the upright is additionally loaded.