<Desc/Clms Page number 1>
OCTROOI OP UITVINDING
EMI1.1
- -------------------- Besturingsinrichting voor het besturen van afzonderlijke elementen van een verwarmingsinstallatie (Uitvinding van Rolf Thomas) Vennootschap genaamd N. V. COFRABEL 15, rue Golden Hope straat 15 1620 Drogenbos Voorrang : Gebruiksmodel-aanmelding
G 84 31 560. 1, 24.10. 1984,
Bondsrepubliek Duitsland op nam van de vennootschap
Joh. Vaillant GmbH & Co.
<Desc/Clms Page number 2>
Besturingsinrichting voor het besturen van afzonderlijke elementen van een verwarmingsinstallatie.
De uitvinding betreft een besturingsinrichting voor het besturen van een aantal afzonderlijke elementen van een verwarmingsinstallatie zoals branders, mengorganen, circulatiepompen, warmtepompen en gebruikswaterbereiders, die vanuit een centraal digitaal werkende rekeneenheid via leidingen worden bestuurd, waarbij aan de elementen insteekmoduuls zijn toegevoegd.
Bekend is reeds een centraal besturingsapparaat met een groot aantal insteekplaatsen voor afzonderlijke moduuls uit te voeren, waarbij de moduuls waren toegevoegd aan bepaalde elementen van de verwarmingsinstallatie zoals bijvoorbeeld branders, mengers, verwarmingskrommeinstelorganen enz. Daar een bepaalde en reproduceerbare verbinding tussen de moduuls en de centrale besturingseenheid nodig is, was het hierbij vereist om aan een bepaalde insteekplaats ook regelmatig een bepaalde moduul toe te voegen. Hieruit volgt, dat hetzij voor het bevredigen van de onderling verschillende behoeften voor de keuze van moduuls een relatief groot aantal insteekplaatsen gereed gehouden moest worden, die in het algemeen nooit volledig bezet werden, hetzij een naderhand uitbreiden of veranderen van de besturingsinrichting onmogelijk was.
Verder is het bekend een besturingsinrichting met zuiver digitale informatieverwerking te verschaffen, waarbij ook de moduuls digitaal werkend uitgevoerd waren.
Deze geheel digitale uitvoering heeft evenwel het nadeel, dat een groot aantal digitale pulsen met zeer grote flanksteilheid over een gemeenschappelijke informatieleiding gezonden moeten worden, hetwelk leidt tot een storing van andere elektrische inrichtingen, waarbij evenzo de inwerking van stoorpulsen op de informatieleiding aanwezig is.
EMI2.1
De uitvinding heeft ten doel om het gehele
EMI2.2
perifere deel van de besturingsinrichting met analoge waarden te besturen teneinde een storingsvrij bedrijf van de afzonderlijke moduuls op willekeurige in ML.
4 1.
<Desc/Clms Page number 3>
sen te bereiken.
Voor het bereiken van dit oogmerk wordt bij een inrichting van de bovengenoemde soort volgens de uitvinding zorggedragen, dat aan elke insteekmoduul een kenmiddel met een bepaalde spanningswaarde is toegevoegd en dat alle insteekmoduuls via afzonderlijke leidingen zijn aangesloten op een analoge multiplexeenheid, die op haar beurt via een analoog/digitaal-omzetter is verbonden met de rekeneenheid.
Verdere gunstige uitvoeringsvormen van de uitvinding zijn omschreven in de volgconclusies,.
De uitvinding wordt hieronder nader toegelicht aan de hand van de enkele tekening, waarin een uitvoeringsvoorbeeld is weergegeven.
De enkele figuur toont een schematische voorstelling van de gehele besturingsinrichting met inbegrip van de periferie. Een centrale besturingseenheid 1 is voorzien van een microrekeneenheid 2 en een via een informatielijn 3 hiermee verbonden analoog/digitaalomzetter 4. Deze informatielijn 3 dient zowel voor de overdracht van adres-en informatiedelen als voor besturingsinformatie.
De analoog/digitaal-omzetter is via een afzonderlijke leiding 5 verbonden met een analoge multiplexeenheid 6, van waar een aantal leidingen 7,8, 9.... voeren naar afzonderlijke insteekmoduuls 10, 11, 12.... Elke insteekmoduul is via een afzonderlijke leiding verbonden met de analoge multiplexeenheid 6, waarbij het niet van belang is hoeveel leidingen, respectievelijk insteekmoduuls aanwezig zijn. De afzonderlijke insteekmoduuls zijn toegevoegd aan bepaalde elementen van de verwarmingsinstallatie.
Zo is bijvoorbeeld de insteekmoduul 10 toegevoegd aan een mengklep, de insteekmoduul 11 aan een brander, en de insteekmoduul 12 aan een pomp van de verwarmingsinstallatie.
Verdere toevoegingsmogelijkheden zouden kunnen zijn : een warmtepomp teneinde de verwarmingsinstallatie bivalent uit te voeren of de toevoeging van een cascaderegeling
EMI3.1
teneinde een meerketelinstallatie te kunnen besturen of
EMI3.2
een toevoeging aan een gebruikswaterbereider./# De microrekeneenheid 2 is via een vei in- 1 % 1
<Desc/Clms Page number 4>
formatielijn 13 verbonden met een afgifteplaats 14, die op haar beurt voorzien is van drie uitgangsleidingen 15.
Dit aantal 3 is afhankelijk van het maximum aantal kanalen van de analoge multiplexeenheid 23 en zou ook groter of kleiner kunnen zijn. Verder is een bundel van drie leidingen 16 aanwezig, door middel waarvan de uitgang van de afgifteplaats 14 wordt verbonden met de analoge multiplexeenheid 6.
Elk van de insteekmoduuls 10, 11, 12.... is in principe anders uitgevoerd en aangepast aan het betreffende toepassingsdoel. Er bestaat evenwel ook de mogelijkheid om insteekmoduuls voor onderling verschillende toepassingen identiek uit te voeren en alleen door een onderling verschillend kenmiddel aan te passen aan het gewenste toepassingsdoel. Hierop wordt nog nader ingegaan.
De insteekmoduul 10, die dient voor het besturen van een mengeenheid, bevat allereerst een serieketen van twee weerstanden 17 en 18, die aan de ene zijde aan massa 19 liggen en aan de andere zijde zijn aangesloten op een spanningsbron 20. In het verbindingspunt 21 is een bepaalde stuurspanning aanwezig, die via een leiding 22 is aangesloten op een aan elke insteekmoduul toegevoegde verdere analoge multiplexeenheid 23. Door een geschikte keuze van de waarden van de beide weerstanden 17 en 18 is het mogelijk om aan elke insteekmoduul voor de verschillende toepassingen een bepaalde spanningspotentiaal toe te voegen. Het kenmiddel van elke insteekmoduul vindt derhalve plaats door het toevoegen van een afzonderlijke analoge spanningswaarde.
Hierdoor is het mogelijk om de insteekmoduul, waarvan het spanningskenmiddel deze als mengmoduul kenbaar maakt, op elke willekeurige insteekplaats van de besturingsinrichting 1 in te steken en door het aftasten van de spanningswaarde kan door de rekeneenheid 2 dan worden herkend, dat aan de bepaalde spanningswaarde regelmatig de mengmoduul onafhankelijk van een plaatselijke opstelling is toegevoegd.
EMI4.1
Verder is de insteekmoduul 10 voorzien van een potentiome'r 24, die met haar ene aansluitcontact
EMI4.2
aan massa 19 ligt en met haar andere aansluitcontac0 aangesloten op de spanningsbron 20. Het schuifcontacyn 25
<Desc/Clms Page number 5>
is via een leiding 26 geschakeld op de multiplexeenheid 23. Met de potentiometer 24 kan al naar gelang de stand van het schuifcontact 25 een bepaalde spanningswaarde worden afgetast, wanneer bijvoorbeeld de hysteresis van de mengerstand kan worden bepaald. Verder is een drukschakelaar 27 aangebracht, die met haar ene zijde aan massa 19 ligt en met haar andere zijde is aangesloten op een aftakpunt 28, dat enerzijds via een leiding 29 met de multiplexeenheid, en anderzijds via een weerstand 30 met de pool van de spanningsbron 20 is verbonden.
Door de drukschakelaar 27 te sluiten komt de pool 28 op een bepaalde potentiaal, namelijk de massapotentiaal. Bij geopende drukschakelaar 27 ligt het punt daarentegen op de potentiaal van de spanningsbron 20. Derhalve zou de multiplexeenheid 23 via de leiding 29 twee afzonderlijke spanningspotentialen tevoren kunnen verschaffen, die in het toepassingsgeval bijvoorbeeld zouden kunnen betekenen welke verwarmingskromme door de menger juist afgetast wordt of welke temperaturen in de ingang-en uitgangsleidingen van de menger optreden. Door de drukschakelaar 27 kan derhalve een kiesbare aanwijzing van bepaalde grootheden plaatsvinden.
De andere insteekmoduuls, waarvan telkens ten minste het kenmiddel gemeenschappelijk is, hebben een identieke constructie. Het kenmiddel bestaat ook hier uit een paar weerstanden, waarvan de waarden weliswaar verschillen van die van de weerstanden 17 en 18 zodat elke insteekmoduul op haar leiding 22 een telkens van alle andere afwijkende spanningswaarden voert. Maatgevend voor de uitvoering van de mengermoduul is de mogelijkheid van het instellen van bepaalde grootheden en het aanwijzen van bepaalde grootheden.
Verder is het mogelijk om aan de afzonderlijke insteekmoduuls regelorganen toe te voegen, bijvoorbeeld relais teneinde door van de insteekmoduuls afgaande en niet nader weergegeven leidingen regelopdrachten aan de elementen, toegevoegd aan de moduuls, verder te kunnen
EMI5.1
voeren. Zo zou het bijvoorbeeld bij insteekmoduul 10
EMI5.2
voor de menger mogelijk zijn om twee relais op de i moduul aan te brengen teneinde een rechts, respectievelijk ïll 0 1
<Desc/Clms Page number 6>
links draaiend verloop van de klepmenger mogelijk te maken.
De bundel leidingen 15 is via telkens een drieaderige aftakking 31 verbonden met de multiplexeenheid 23 en via een verdere aftakking 31 met de telkens andere multiplexeenheden 23 van de andere insteekmoduuls 11, 12, enz.
De werking van de beschreven besturingsinrichting is als volgt. Volgens de uitvinding dient de besturingsinrichting 1 om te kunnen worden toegevoegd aan elkemogelijke van tevoren nog niet vaststaande verwarmingsinstallatie met of zonder gebruikswaterbereiding, met of zonder warmtepompen en met of zonder vloerverwarming teneinde een optimaal bedrijf mogelijk te maken, niet alleen met betrekking tot tevoren bepaalde referentietemperaturen, doch ook met betrekking tot de tijden. Zo is het bijvoorbeeld zinvol om een opladen van een gebruikswaterbereider alleen op bepaalde tijden uit te voeren, namelijk wanneer na korte tijd aansluitend vermoedelijk het onttrekken van warm gebruikswater te verwachten is en het opladen te blokkeren wanneer vermoedelijk over langere tijd in het geheel geen gebruikswater benodigd wordt.
Verder is het doelmatig om de verwarmingsinstallatie's nachts met een lagere voorlooptemperatuur te drijven dan overdag, terwijl ook over het verloop van de daguren dalingen en hoog-niveau bedrijfstijden voorkomen. Voor de woning van een echtpaar, die beide werken, zal een dergelijk programma er anders uitzien als voor een woning, die door een gezin met meerdere kinderen wordt bewoond, die voortdurend aanwezig zijn.
Wanneer dienovereenkomstig de besturingsinrichting wordt toegevoegd aan een verwarmingsinstallatie, dient de keuze van de insteekmoduuls plaats te vinden. Elk te besturen apparaat van de verwarmingsinstallatie wordt voorzien van een insteekmoduul en in de besturingsinrichting zijn bijvoorbeeld vijf insteekmoduulplaatsen tevoren aangebracht. Wanneer dit aantal insteekmoduulplaatsen niet voldoende is, zijn de te besturen elementen van de ver-
EMI6.1
warmingsinstallatie te waarderen en de belangrijkste vijf
EMI6.2
plaatsen uit te kiezen. Dit zal in de regel de brander van de verwarmingsinstallatie, de verbruikswaterbereJer en de verwarmingskromme-instelling zijn.
De moduuls }
<Desc/Clms Page number 7>
een opschrift waardoor de gebruiker kan zien aan welk element van de verwarmingsinstallatie de moduuls zijn toegevoegd en zij hebben verder het reeds beschreven spanningskenmiddel aan de hand van de onderling verschillende weerstandswaarden van de weerstanden 17 en 18. De insteekmoduuls worden op willekeurige wijze in de insteekplaatsen gestoken, waarbij de bundel leidingen 31 en de leidingen 7,8, 9 enz. met elkaar zijn verbonden door tussenkomst van nieuwe stekers. Hiermede is de besturingsinrichting bij het aansluiten op de netspanning bedrijfsgereed. Opgemerkt wordt nog, dat de rekeneenheid 2 voorzien is van een klok en van een aanwijzing voor deze klok.
Wanneer er van wordt uitgegaan, dat de gehele verwarmingsinstallatie in een afgekoelde toestand is, bijvoorbeeld aan het einde van een nachtelijke laag-niveau-periode zal bijvoorbeeld op het tijdstip 6.00 uur in de rekeneenheid een opdracht worden gegeven om zowel de gebruikswaterbereider op te laden alsook de verwarmingsinstallatie op een bepaalde, door de verwarmingskromme vastgelegde voorlooptemperatuur omhoog te regelen. Hiertoe wordt via de informatielijn 13 de afgifteplaats 14 bekrachtigd, die via de bundel leidingen 15 een stuuropdracht afgeeft, waarmede wordt afgetast of een insteekmoduul aanwezig is, die aan de verbruikswaterbereider is toegevoegd. Hiertoe worden alle multiplexeenheden 23 via deze stuuropdrachten uitgenodigd om hun kensignaal via de leidingen 7,8, 9 enz. af te geven aan de analoge multiplexeenheid 6.
Hierin verschijnen over de gehele bundel leidingen 7,8 en 9 alle kentekens van alle insteekmoduuls. Via de analoog/digitaal-omzetter 4 is de rekeneenheid in staat om het bijbehorende kensignaal uit de verschillende kensignalen te selecteren, waarmede de rekeneenheid de informatie heeft verkregen, dat ten minste een gebruikswaterbereider en de referentiewaardegever hiervan aanwezig zijn. Onder in aanmerkingname, dat de insteekmoduul 11 aan de gebruikswaterbereider is toegevoegd, blijft het kensignaal hiervan op de leiding 8 aanwezig en via de bundel leidingen 15
EMI7.1
zal de rekeneenheid de bijbehorende referentie-oplaad-
EMI7.2
waarde opvragen.
Aan één van de ingangsleidingen 32'due analoge multiplexeenheid 23 van de insteekmoduul 11 /M...
<Desc/Clms Page number 8>
verschijnt een waarde, die als analoge grootheid met de temperatuuroplaad-referentiewaarde van de verbruikswaterbereider correspondeert. Deze analoge waarde wordt via de leiding 8 en de analoog/digitaal-omzetter als digitale waarde afgegeven aan de rekeneenheid 2. Voor het geval, dat aan de insteekmoduul 11 ook de instelrelais voor de verbruikswaterbereider liggen, gaat nu een corresponderende instelopdracht terug en de verbruikswaterbereider begint met het opladen van de verlaagde waarde tot op een tevoren bepaalde nieuwe referentiewaarde. Hetzelfde geldt voor het geval, dat de lading van de verbruikswaterbereider voorrang boven het in bedrijf nemen van de verwarming heeft.
Na het beëindigen van de verbruikswatertemperatuurverhoging, dat wil zeggen na een volledig laden van de accumulator, schakelt de rekeneenheid als tweede prioriteitsstap de verwarmingsinstallatie aan, waarbij de insteekmoduuls voor de brander, respectievelijk de verwarmingscirculatiepomp worden aangeschakeld. De aldaar opgezamelde waarden of ingestelde waarden worden afgelezen en dan als regelgrootheden hetzij direkt, hetzij via de insteekmoduul teruggegeven, of de elementen, gevormd door de brander en de circulatiepomp, worden direkt door de rekeneenheid 2 gestuurd.
Het belangrijkste aspect van de onderhavige uitvinding bestaat uit het feit, dat elke afzonderlijke te gebruiken insteekmoduul een kenmiddel heeft, dat bestaat uit een analoge spanningswaarde, die de direkte toevoeging van de moduul aan het bijbehorende, doch zich op een andere plaats bevindende element van de verwarmingsinstallatie voorstelt. Verder is het van belang, dat binnen de afzonderlijke insteekmoduuls een uitsluitend analoge informatieverwerking plaatsvindt en dat de overdracht van de informatiewegen van de insteekmoduuls naar de analoge multiplexeenheid 6 eveneens op analoge waarde plaatsvindt. Eerst binnen de besturingsinrichting 1 vindt een omzetting in digitale signalen en in aansluiting hierop een digitale informatieverwerking plaats.
<Desc / Clms Page number 1>
PATENT ON INVENTION
EMI1.1
- -------------------- Control device for controlling individual elements of a heating system (Invention of Rolf Thomas) Company called NV COFRABEL 15, rue Golden Hope, 15 1620 Drogenbos Priority: Utility Model Login
G 84 31 560. 1, 24.10. 1984,
Federal Republic of Germany included the company
Joh. Vaillant GmbH & Co.
<Desc / Clms Page number 2>
Control device for controlling individual elements of a heating system.
The invention relates to a control device for controlling a number of individual elements of a heating installation, such as burners, mixing devices, circulation pumps, heat pumps and utility water preparers, which are controlled via pipes from a centrally operating digital computing unit, wherein plug-in modules are added to the elements.
It is already known to implement a central control device with a large number of slots for individual modules, the modules being added to certain elements of the heating installation, such as, for example, burners, mixers, heating curve adjusters, etc., since a certain and reproducible connection between the modules and the central unit control unit was required, it was hereby required to regularly add a particular module to a particular slot. It follows that either a relatively large number of slots had to be kept ready to satisfy the differing needs for module selection, which were generally never fully occupied, or an extension or change of the controller was impossible.
It is further known to provide a control device with pure digital information processing, in which the modules are also digitally operated.
However, this completely digital embodiment has the drawback that a large number of digital pulses with very high edge steepness have to be sent over a common information line, which leads to a malfunction of other electrical devices, in which the interference pulses on the information line are likewise present.
EMI2.1
The object of the invention is to provide the entire
EMI2.2
control the peripheral part of the control device with analog values in order to ensure trouble-free operation of the individual modules at random in ML.
4 1.
<Desc / Clms Page number 3>
sen.
To achieve this object, it is ensured in a device of the above-mentioned type according to the invention that each plug-in module has a characteristic with a specific voltage value added and that all plug-in modules are connected via separate lines to an analog multiplex unit, which in turn an analog / digital converter is connected to the computer.
Further favorable embodiments of the invention are defined in the subclaims.
The invention is explained in more detail below with reference to the single drawing, in which an exemplary embodiment is shown.
The single figure shows a schematic of the entire control device including the periphery. A central control unit 1 is provided with a micro-calculation unit 2 and an analog / digital converter 4 connected thereto via an information line 3. This information line 3 serves both for the transfer of address and information parts and for control information.
The analog / digital converter is connected via a separate line 5 to an analog multiplex unit 6, from which a number of lines 7,8, 9 ... lead to separate plug-in modules 10, 11, 12 .... Each plug-in module is connected via a separate line connected to the analog multiplexing unit 6, it is not important how many lines or plug-in modules are present. The individual plug-in modules are added to certain elements of the heating system.
For example, the plug-in module 10 is added to a mixing valve, the plug-in module 11 to a burner, and the plug-in module 12 to a pump of the heating system.
Additional options could be: a heat pump to make the heating system bivalent or the addition of a cascade control
EMI3.1
in order to operate a multi - boiler installation, or
EMI3.2
an addition to a user water preparation ./# The micro-calculation unit 2 is 1% 1 via a safety key
<Desc / Clms Page number 4>
formation line 13 connected to a delivery location 14, which in turn is provided with three output lines 15.
This number 3 depends on the maximum number of channels of the analog multiplex unit 23 and could also be larger or smaller. Furthermore, a bundle of three lines 16 is provided, by means of which the output of the delivery point 14 is connected to the analog multiplex unit 6.
Each of the plug-in modules 10, 11, 12 ... is in principle designed differently and adapted to the respective application purpose. However, there is also the possibility to design plug-in modules for mutually different applications and only by adapting them to the desired application purpose by means of a mutually different identifier. This will be discussed further.
The plug-in module 10, which serves to control a mixing unit, first of all contains a series circuit of two resistors 17 and 18, which are connected to ground 19 on one side and to a voltage source 20 on the other side. a certain control voltage is present, which is connected via a line 22 to a further analog multiplex unit 23 added to each plug-in module. By suitable selection of the values of the two resistors 17 and 18, it is possible to assign a specific plug-in to each plug-in module for the different applications. add voltage potential. The characteristic of each plug-in module therefore takes place by adding a separate analog voltage value.
It is hereby possible to insert the plug-in module, the voltage identifier of which makes it known as a mixing module, at any plug-in location of the control device 1, and by sensing the voltage value, the calculation unit 2 can then recognize that the determined voltage value regularly the mixing module has been added independently of a local installation.
EMI4.1
Furthermore, the plug-in module 10 is provided with a potentiometer 24, which has one connection contact
EMI4.2
to ground 19 and with its other terminal contact connected to voltage source 20. The sliding contact 25
<Desc / Clms Page number 5>
is connected via a line 26 to the multiplex unit 23. Depending on the position of the sliding contact 25, a certain voltage value can be scanned with the potentiometer 24, for example when the hysteresis of the mixer position can be determined. Furthermore, a pressure switch 27 is provided, one side of which is connected to ground 19 and the other side of which is connected to a tap point 28, which is connected on the one hand via a line 29 to the multiplex unit, and on the other hand via a resistor 30 to the pole of the voltage source 20 is connected.
By closing the pressure switch 27, the pole 28 reaches a certain potential, namely the ground potential. When the pressure switch 27 is open, on the other hand, the point lies on the potential of the voltage source 20. Therefore, the multiplex unit 23 could supply two separate voltage potentials via the line 29, which in the case of application could mean, for example, which heating curve is just being scanned by the mixer or which temperatures in the input and output lines of the mixer occur. The pressure switch 27 can therefore provide a selectable indication of certain quantities.
The other plug-in modules, of which at least the identification means are in common, each have an identical construction. Here, too, the characteristic consists of a pair of resistors, the values of which differ from those of the resistors 17 and 18, so that each plug-in module on its line 22 carries a voltage value which differs from all other values. Decisive for the design of the mixer module is the possibility of setting certain quantities and indicating certain quantities.
Furthermore, it is possible to add control elements to the individual plug-in modules, for example relays, in order to be able to continue with control commands to the elements added to the modules by lines leading from the plug-in modules and not shown in more detail.
EMI5.1
feed. For example, it would be with plug-in module 10
EMI5.2
it is possible for the mixer to mount two relays on the module in order to obtain one right, respectively 1
<Desc / Clms Page number 6>
left-hand rotation of the valve mixer.
The bundle of conduits 15 is in each case connected via a three-core branch 31 to the multiplex unit 23 and via a further branch 31 to the respective other multiplex units 23 of the other plug-in modules 11, 12, etc.
The operation of the described control device is as follows. According to the invention, the control device 1 must be able to be added to any pre-fixed heating installation with or without utility water preparation, with or without heat pumps and with or without underfloor heating in order to enable optimum operation, not only with regard to predetermined reference temperatures but also with regard to the times. For example, it makes sense to only charge a utility water generator at specific times, namely when it is likely to be expected after a short period of time afterwards to extract hot utility water and to block charging if presumably no utility water is needed at all for a longer period of time. is becoming.
It is also expedient to drive the heating system at night with a lower flow temperature than during the day, while also decreasing and high-level operating times occur during the day hours. For a couple's home, both of whom work, such a program will look different than for a home occupied by a family with several children who are constantly present.
If, accordingly, the control device is added to a heating system, the selection of the plug-in modules must be made. Each device of the heating installation to be controlled is provided with a plug-in module and, for example, five plug-in module locations are provided in the control device. If this number of plug-in module locations is not sufficient, the elements to be controlled are
EMI6.1
heating installation and the most important five
EMI6.2
places to choose from. As a rule, this will be the burner of the heating system, the drinking water generator and the heating curve setting.
The modules}
<Desc / Clms Page number 7>
an inscription through which the user can see to which element of the heating system the modules have been added and they have furthermore the voltage means already described, on the basis of the mutually different resistance values of the resistors 17 and 18. The plug-in modules are randomly inserted in the plug-in places the bundle of conduits 31 and the conduits 7,8, 9, etc. are interconnected through new plugs. The control device is hereby ready for operation when connected to the mains voltage. It should also be noted that the computing unit 2 is provided with a clock and with an indication for this clock.
If it is assumed that the entire heating installation is in a cooled state, for example at the end of a nightly low-level period, at the time of 6.00 am, for example, an order will be given in the computer to charge the utility water generator as well as adjust the heating system to a specific flow temperature determined by the heating curve. For this purpose, via the information line 13, the dispensing location 14 is energized, which issues a control command via the bundle of pipes 15, with which it is scanned whether there is a plug-in module which has been added to the consumable water generator. To this end, all multiplex units 23 are invited via these control commands to output their identification signal via lines 7,8, 9 etc. to the analog multiplex unit 6.
This shows all license plates of all plug-in modules over the entire bundle of pipes 7,8 and 9. Via the analog-to-digital converter 4, the calculation unit is able to select the associated identification signal from the various identification signals, with which the calculation unit has obtained the information that at least one user water generator and its reference value transmitter are present. Taking into account that the plug-in module 11 has been added to the consumer water preparer, its identification signal remains on the line 8 and via the bundle of lines 15
EMI7.1
the computer will display the corresponding reference charging
EMI 7.2
request value.
To one of the input lines 32'due analog multiplex unit 23 of the plug-in module 11 / M ...
<Desc / Clms Page number 8>
a value appears, which corresponds as an analog quantity to the temperature charging reference value of the drinking water generator. This analog value is supplied as digital value via the line 8 and the analog / digital converter to the calculation unit 2. In the case where the setting relays for the drinking water generator are also located on the plug-in module 11, a corresponding setting command is now reset and the drinking water generator starts charging the reduced value to a predetermined new reference value. The same applies if the load of the drinking water generator has priority over starting up the heater.
After the end of the consumption water temperature increase, i.e. after a full charging of the accumulator, the calculation unit switches on the heating system as a second priority step, whereby the plug-in modules for the burner or the heating circulation pump are switched on, respectively. The values or set values collected there are read off and then, as control variables, are returned either directly or via the plug-in module, or the elements formed by the burner and the circulation pump are directly controlled by the calculation unit 2.
The most important aspect of the present invention consists in the fact that each individual plug-in module to be used has a characteristic consisting of an analog voltage value, which allows the direct addition of the module to the associated but differently located element of the heating system. It is also important that an exclusively analog information processing takes place within the individual plug-in modules and that the transfer of the information paths from the plug-in modules to the analog multiplex unit 6 also takes place at analog value. First, a conversion to digital signals takes place within the control device 1, followed by a digital information processing.