"Aandrijfmechanisme voor de lade van weefgetouwen" De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een aandrijfmechanisme voor de lade van weefgetouwen, waarbij het mogelijk is de slag van de lade op eenvoudige en gemakkelijke wijze te regelen en dit mechanisme alle voordelen van een kompakte en stevige konstruktie biedt.
Een van de essentiële eisen, gesteld aan de weefmachines voor het fabriceren van baddoek, is dat de slaglengte van de lade regelmatig moet kunnen worden geregeld. De meest gebruikelijke werkwijze daarvoor bestaat in het wentelen van het riet op de lade, waarbij moet worden gezorgd voor een mechanisme voor het sturen van de stand van het riet ten opzichte van het betrokken deel van de lade. Dit systeem biedt echter het nadeel van de onvermijdelijke stoten tussen de bewegende delen met gevaar voor breuk en snelle slijtage en alle daaruit voortspruitende moeilijkheden.
Andere bekende oplossingen berusten hierop dat rechtstreeks wordt ingegrepen op het niveau van de lade-aandrijving. Dit biedt echter ernstige bezwaren o.a. wegens de vereiste glijgeleiding van het betrokken blok over een gekromde baan, zoals bij het in het Belgisch octrooi nr. 877.368 beschreven systeem, met alle nadelen van een dure uitvoering om de speling zo gering mogelijk te houden en van een vrij omvangrijke konstruktie, of ook, zoals bij het in het Zwitsers octrooi nr. 458.241 beschreven systeem, wegens het groot aantal struktureel en statisch belaste machinedelen die moeten worden verplaatst, met alle nadelen van een zwaar en omvangrijk en bovendien moeilijk met de vereiste stijfheid uit te voeren drijfwerk.
Er zijn ook zogenaamde cascade-aandrijfmechanismen voor de lade van weefmachines bekend, bestaande uit ten minste twee trapsgewijs aaneengeschakelde vierstangenkoppelingen met vaste en beweeglijke draaipunten. De hierbij gebruikte termen hebben de volgende betekenis : - stang : ofwel een beweeglijk stijf deel (zoals een koppelstang) tussen twee draaipunten, ofwel de lijn tussen twee vaste draaipunten in een mechanisme;
- vierstangenkoppeling : een gesloten keten van vier om hun beide eindpunten wentelende stangen, waarbij telkens het ene uiteinde van een stang en het betrokken uiteinde van de volgende stang van de keten wentelen om een zelfde draaipunt;
- cascade van aaneengeschakelde vierstangenkoppelingen :
een reeks trapsgewijs aaneengeschakelde vierstangenkoppelingen, waarbij twee opeenvolgende vierstangenkoppelingen telkens een gemeenschappelijk vast draaipunt hebben.
Bij sommige van deze cascade-aandrijfmechanismen is er een middel voorzien voor het variëren van de lengte van een der staven met het oog op het regelen van de slaglengte van de lade. Een dergelijke ingreep is echter alleen mogelijk na totaal stopzetten van de weefmachine en heeft dan ook een aanzienlijk tijdverlies als gevolg.
Welnu, de onderhavige uitvinding heeft als oogmerk het verhelpen van de voornoemde nadelen der bekende aandrijfmechanismen voor de lade van weefmachines. Ze heeft te dien einde betrekking op een lade-aandrijfmechanisme van het type, bestaande uit een cascade (trapsgewijze aaneenschakeling) van ten minste twee vierstangenkoppelingen met vaste en beweeglijke draaipunten, waarbij een inrichting voorzien is voor
het wijzigen van de stand van ten minste één vast draaipunt, dat niet behoort tot de buitenste draaipunten in de cascade.
De voornoemde inrichting wordt bij voorkeur aangedreven door een krachtbron, zo dat ze in werking kan worden gesteld gedurende een zeer korte tijd, ook zonder stopzetten van de weefmachine.
Aangezien de geometrische situatie van de koppeling kan worden gewijzigd tijdens de werking van de weefmachine, bestaat een groot voordeel van de uitvinding hierin dat de slaglengte van de lade kan worden verkort bij het detekteren van een foutieve inslag, zodat het opnemen van een dergelijke inslag in het weefsel met alle daaruit voortspruitende storingen gemakkelijk en doeltreffend kan worden vermeden.
Een ander voordeel van de uitvinding bestaat hierin dat een zelfde weefmachine kan worden gebruikt voor het weven
van gewoon effen weefsel en van baddoek zonder struktuurwijziging van de machine bij de overgang van het ene weefprocédé op het andere.
De uitvinding wordt hiernavolgend nader toegelicht door de beschrijving van twee uitvoeringswijzen, gegeven aan de hand van de bijgaande schematische tekeningen, waar :
figuur 1 een eindaanzicht van een eerste uitvoeringsvoorbeeld van het aandrijfmechanisme voor de lade van weefmachines volgens de uitvinding weergeeft; figuren 2, 3 en 4 een tweede uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting volgens de uitvinding in drie verschillende standen, <EMI ID=1.1>
wijziging van de slaglengte der lade en de voorste dode stand na wijziging van deze slaglengte weergeven; en figuur 5, in perspektief, een derde uitvoeringsvoorbeeld van een aandrijfmechanisme volgens de uitvinding toont.
Zoals blijkt uit de bijgaande tekeningen dragen de zijfreems 1 van de betrokken weefmachine een krukas 2 en een schommelas 3 met een riet 4. Deze schommelas 3 kan ook de vereiste geleiders voor het invoerorgaan van de inslagdraad dragen; deze zijn echter niet weergegeven om de tekening niet te ingewikkeld te maken. De elementen 3 en 4 vormen, samen met niet getekende toebehoren, de lade van de weefmachine.
Het aandrijvingsmechanisme voor de lade van weefmachines volgens de onderhavige uitvoeringswijze bestaat uit een cascade van twee vierstangenkoppelingen tussen de krukas 2 en de lade-as
<EMI ID=2.1>
waarvan het ene uiteinde op het punt 6 scharnierend verbonden is met een stang 7 en het andere uiteinde op het punt 8 schar-
<EMI ID=3.1>
is, die op het punt 12 scharnierend verbonden is met een stang
13. Deze laatste is op haar beurt in het punt 14 scharnierend
<EMI ID=4.1>
aan moet worden toegevoegd dat de draaipunten 2, 10 en 3 vaste
<EMI ID=5.1>
opzichte van het machinefreem 1 zijn.
De plaats van het draaipunt 10 is echter regelbaar volgens een belangrijk kenmerk van de uitvinding. Dit is mogelijk bijvoorbeeld door excentrische montage van het draaipunt in een bus 16, zodat de meetkundige situatie van de koppeling en bijgevolg de slaglengte van het riet 4 en meteen de rotatie-ampli-
<EMI ID=6.1>
voornoemde bus 16 in de ene of andere richting rondom het middelpunt 116. Deze rotatie van de bus 16 wordt bij voorkeur aangedreven vanuit een krachtbron met het doel de regeling van de lade zo gemakkelijk en zo snel mogelijk te maken.
Volgens een voorkeuruitvoering van de uitvinding wordt deze aandrijving van de bus 16 vanuit een krachtbron bovendien gestuurd door het inslagdetektiemiddel van de weefmachine, en
wel zo dat de slaglengte van het riet 4 onmiddellijk wordt verkort bij het detekteren van een foutieve inslag.
Volgens een andere voorkeuruitvoering van de uitvinding vindt deze aandrijving van de bus 16 zo plaats dat de lade gedurende twee of drie inslagen een verkorte slaglengte en gedurende de derde of vierde inslag volle slaglengte heeft met
het oog op het weven van baddoek. De verkorting van de slag-lengte wordt bepaald door de rotatiehoek van de bus 16.
Op figuur 1 is eveneens een praktisch mechanisme voor het regelen van de rotatie van de bus 16 weergegeven. Dit mecha-
<EMI ID=7.1>
del van een bekende snelheidsreduktor met een reduktieverhouding van 1/3-1/4.
De as 17 draagt twee nokken 18 en 19, samenwerkend respektievelijk met de schijf 20 en de schijf 21, gemonteerd op een hefboom 22, die wentelt om het punt 23 van een vast deel van het machinefreem. Deze hefboom 22 heeft een gebogen deel, waarmee scharnierend en regelbaar verbonden het ene uiteinde van een verbindingsstang 24 is, die met zijn andere uiteinde wentelt rondom een punt van een aandrijfelement 25, dat bevestigd is aan de voornoemde bus 16. Dit systeem leent zich voor een gemakkelijke regeling van de door de bus 16 gekommandeerde wentelingsamplitude.
In het bovenbeschreven aandrijvingsmechanisme kan tussen de krukas 2 en de as 17 een hier niet weergegeven koppeling voorzien zijn, die wordt gestuurd door elk van de volgende delen of door al deze delen samen : een handbediende schakelaar voor het regelen van de stand van de voornoemde bus 16 na stopzetten van de weefmachine; een trapsgewijs werkende schakelaar, gestuurd in afhankelijkheid van het weefprogramma van de weefmachine; een schakelaar, gestuurd door de detektor of detektoren van foutieve inslagen.
Een tweede uitvoeringswijze van de uitvinding, toegelicht door de figuren 2 en 4, berust op dezelfde principes als de bovenbeschreven uitvoeringswijze, zodat in deze figuren dezelfde referentiegetallen als in figuur 1 worden gebruikt.
<EMI ID=8.1>
herleid tot twee tappen, bevestigd aan beide uiteinden van een stevig buisvormig element 26, dat het riet van de weefmachine
The present invention relates to a drive mechanism for the loom drawer, wherein it is possible to control the stroke of the drawer in a simple and easy manner and this mechanism offers all the advantages of a compact and sturdy construction. .
One of the essential requirements for the weaving machines for the production of bath towel is that the stroke length of the drawer must be adjustable on a regular basis. The most common method of doing this is to rotate the reed on the drawer, whereby a mechanism must be provided for controlling the position of the reed relative to the relevant part of the drawer. However, this system presents the drawback of the inevitable impacts between the moving parts with the risk of breakage and rapid wear and all the resulting difficulties.
Other known solutions are based on direct intervention at the drawer drive level. However, this presents serious drawbacks, inter alia, because of the required sliding guidance of the block concerned over a curved track, such as with the system described in Belgian patent no. 877,368, with all the disadvantages of an expensive design to keep the play as little as possible and quite bulky construction, or also, as in the system described in Swiss Patent No. 458,241, because of the large number of structurally and statically loaded machine parts that have to be moved, with all the disadvantages of a heavy and bulky and moreover difficult with the required stiffness gear to be carried.
So-called cascade drive mechanisms for the drawer of weaving machines are also known, consisting of at least two cascading four-bar couplings with fixed and movable pivot points. The terms used herein have the following meanings: - rod: either a movable rigid part (such as a coupling rod) between two pivots, or the line between two fixed pivots in a mechanism;
- four-bar linkage: a closed chain of four rods revolving around their two end points, one end of a rod and the respective end of the next rod of the chain revolving around the same pivot point;
- cascade of linked four-bar linkages:
a series of cascaded four-bar links, two consecutive four-bar links each having a common fixed pivot.
In some of these cascade drive mechanisms, a means is provided for varying the length of one of the rods in order to control the stroke length of the drawer. However, such an intervention is only possible after total shutdown of the weaving machine and therefore results in a considerable loss of time.
The object of the present invention is to remedy the aforementioned drawbacks of the known drive mechanisms for the drawer of weaving machines. For this purpose it relates to a drawer drive mechanism of the type consisting of a cascade (stepped concatenation) of at least two four-bar linkages with fixed and movable pivot points, a device being provided for
changing the position of at least one fixed pivot point, which does not belong to the outer pivot points in the cascade.
The aforementioned device is preferably driven by a power source so that it can be operated for a very short time, even without stopping the weaving machine.
Since the geometrical situation of the coupling can be changed during the operation of the weaving machine, a great advantage of the invention consists in that the stroke length of the drawer can be shortened when detecting an incorrect weft, so that the inclusion of such a weft in the tissue and any disturbances resulting therefrom can be easily and effectively avoided.
Another advantage of the invention is that the same weaving machine can be used for weaving
of plain plain weave and of bath towel without change of structure of the machine during the transition from one weaving process to another.
The invention is further elucidated hereinafter by the description of two embodiments, given with reference to the accompanying schematic drawings, where:
Figure 1 shows an end view of a first exemplary embodiment of the drive mechanism for the drawer of weaving machines according to the invention; Figures 2, 3 and 4 show a second embodiment of the device according to the invention in three different positions, <EMI ID = 1.1>
change the stroke length of the drawer and the front dead position after changing this stroke length; and figure 5 shows, in perspective, a third exemplary embodiment of a drive mechanism according to the invention.
As can be seen from the accompanying drawings, the side frames 1 of the weaving machine concerned carry a crankshaft 2 and a rocker shaft 3 with a reed 4. This rocker shaft 3 can also carry the required guides for the weft thread insertion member; however, these are not shown so as not to complicate the drawing. Elements 3 and 4, together with accessories not shown, form the drawer of the weaving machine.
The drive mechanism for the drawer of weaving machines according to the present embodiment consists of a cascade of two four-bar links between the crankshaft 2 and the drawer shaft
<EMI ID = 2.1>
one end of which is hinged at point 6 to a rod 7 and the other end is hinged at point 8
<EMI ID = 3.1>
which is hingedly connected at point 12 to a rod
13. The latter, in turn, is hinged at point 14
<EMI ID = 4.1>
it should be added that the pivot points 2, 10 and 3 are fixed
<EMI ID = 5.1>
relative to the machine frame 1.
However, the location of the pivot 10 is controllable according to an important feature of the invention. This is possible, for example, by eccentric mounting of the pivot point in a sleeve 16, so that the geometrical situation of the coupling and, consequently, the stroke length of the reed 4 and immediately the rotation ampli
<EMI ID = 6.1>
said sleeve 16 in one direction or another around the center point 116. This rotation of the sleeve 16 is preferably driven from a power source for the purpose of making drawer adjustment as easy and quick as possible.
According to a preferred embodiment of the invention, this drive of the bush 16 from a power source is additionally controlled by the weft detection means of the weaving machine, and
so that the stroke length of the reed 4 is shortened immediately upon detection of an incorrect impact.
According to another preferred embodiment of the invention, this drive of the sleeve 16 takes place in such a way that the drawer has a shortened stroke length during two or three wefts and during the third or fourth weft it has a full stroke length with
for the purpose of weaving bath towel. The shortening of the stroke length is determined by the angle of rotation of the sleeve 16.
Figure 1 also shows a practical mechanism for controlling the rotation of the sleeve 16. This mecha-
<EMI ID = 7.1>
part of a known speed reducer with a reduction ratio of 1 / 3-1 / 4.
The shaft 17 carries two cams 18 and 19, cooperating with the disc 20 and the disc 21, respectively, mounted on a lever 22 revolving about the point 23 of a fixed part of the machine frame. This lever 22 has a curved part, hinged and controllably connected, at one end of a connecting rod 24, which with its other end revolves around a point of a drive element 25, which is attached to the aforementioned sleeve 16. This system lends itself to easy control of the rotation amplitude commanded by the bus 16.
In the drive mechanism described above, between the crankshaft 2 and the shaft 17 there may be provided a clutch, not shown here, which is controlled by each of the following parts or by all these parts together: a manually operated switch for controlling the position of the aforementioned sleeve 16 after stopping the weaving machine; a stepped switch, controlled in dependence on the weaving program of the weaving machine; a switch controlled by the detector or detectors of erroneous impacts.
A second embodiment of the invention, illustrated by Figures 2 and 4, is based on the same principles as the above-described embodiment, so that the same reference numbers as in Figure 1 are used in these figures.
<EMI ID = 8.1>
reduced to two trunnions, attached to both ends of a sturdy tubular element 26, that the cane from the weaving machine