De uitvinding heeft betrekking op een dobber voor het vissen op
<EMI ID=1.1>
deze langs de vislijn te geleiden, en op een bepaalde plaats, overeenkomend
met de gewenste visdiepte te arrêteren, waarbij een geleidingsorgaan aan het ondereinde van de dobber bevestigd is, al of niet voorzien van een tweede geleidingsorgaan aan het drijf lichaam of daarboven'.
Bij-het vissen wil men weten hoe diep het water is op de plaats,
<EMI ID=2.1>
met een peillood, maar.men kon dan eerst na enige malen te hebben ingeworpen
<EMI ID=3.1>
<EMI ID=4.1>
beperken.
In een eerdere oplossing van dit probleem werd daartoe reeds
<EMI ID=5.1>
<EMI ID=6.1>
verplaatsing van de dobber langs de vislijn te remmen resp. geheel tot stilstand te brengen. Een belangrijke uitvoeringsvorm van dit principe was om het betreffende orgaan of element uit te voeren als een combinatie van glad
en stroef materiaal.
In een eenvoudige uitvoeringsvorm is ter. realisatie van de hiervoor genoemde maatregel voorgeschreven dat de middelen voor het geleiden en beves-
<EMI ID=7.1> gedeeltelijk ie opgevuld met een waterbestendig anti-slipmiddel. Het waterbestendige anti-slipmiddel bestaat bij voorkeur uit rubber, hars, tweecomponentenlijm of dergelijk materiaal, doch ook materialen met soortgelijke eigenschappen kunnen worden toegepast.
Verder omvatten de middelen voor het geleiden en bevestigen een zijdelings aan het dobberlichaam bevestigde bovenste geleidingsorgaan zoals een ring, die ervoor zorgt dat de bijvoorbeeld door een peillood gespannen vislijn zich bij vertikale stand van de dobber ver genoeg langs het dobberlichaam uitstrekt.
In de praktijk is gebleken, dat het opbrengen van het stroeve materiaal op het gladde materiaal met zekere moeilijkheden gepaard gaat. Een eenvoudiger maatregel is nu om het stroeve materiaal aan de buitenzijde
te voorzien van een sponning, waarin het gladde materiaal - onder veerspanning staande - is aangebracht.
Het stroeve materiaal kan daarbij schijfvormig zijn met aan de omtrek naar buiten gekeerd een sponning, waarbij in de schijf een V-vormige sectie wordt uitgesneden of geknipt.
Anderzijds kan het stroeve materiaal met sponning, dat van rubber,
<EMI ID=8.1>
<EMI ID=9.1>
remming, die door dit orgaan geleverd wordt, aan te passen aan de dikte van de vislijn.
De uitvinding zal hieronder aan de hand van enige in de bijgaande tekening weergegeven figuren nader worden toegelicht.
Fig. 1 toont een dobber volgens de uitvinding voorzien van een anti-slipmiddel; Fig. 2 geeft een doorsnede van een gewijzigde uitvoeringsvorm van het onderste orgaan; <EMI ID=10.1> <EMI ID=11.1>
De in fig. 1 weergegeven dobber bestaat uit een naar beide einden
<EMI ID=12.1>
is van een pennetje 2 dat gedurende het hengelen boven het wateroppervlak dient uit te steken zolang geen aanbeet plaats heeft gevonden. Aan de onderzijde is het dobberlichaam voorzien van een oog 3 van bijvoorbeeld messing of soortgelijk materiaal, waarbij het vlak van het oog bij vertikale stand van de dobber ongeveer horizontaal is, dat wil zeggen horizontaal of iets beneden horizontaal. Verder werkt met het bovengedeelte van het dobberlichaam 1 een cylindrisch busje 4 samen. Een met een streeppuntlijn 5 aangeduide vislijn die aan het ondereinde een haak 6 draagt, kan tussen het busje 4 en het dobberlichaam 1 worden vastgeklemd indien het busje tevoren op de vislijn is geschoven. Tot zover kan men spreken van een normale dobber.
Als de vislijnlengte tussen de dobber en de bodem van het viswater te groot is, zal het pennetje 2 na de worp op het water liggen, is hij te kort dan verdwijnt het pennetje geheel onder water. Door telkens de vislijn met het busje 4 een andere stand te geven, kan een ervaren visser na tenminste zeven keer werpen de juiste stand hebben gevonden.
Het bijzondere van de uitvinding is nu gelegen in het anti-slipmiddel 7 dat een gedeelte van het oog 3 opvult, tezamen met het zijdelings op het dobberlichaam aanbrengen van een ring 8 waar de vislijn ook doorheen gaat.
Trekt men nu het busje 4 terug op de vislijn en werpt men de dobber met een stukje lood aan de haak 6 in het water dan zal nadat het geheel op de bodem is beland de dobber langs de lijn omhoog bewegen totdat het wateroppervlak is bereikt. Haalt men vervolgens het gehele vistuig uit het water dan zal het dobberlichaam 1 ten gevolge van het anti-slipmiddel 7 in het oog 3 niet over de vislijn 5 verschuiven en kan de vislijn worden vastgezet door het busje 4 over het dobberlichaam 1 te schuiven.
In fig. 2 ziet men wederom het onderste orgaan of oog 3 weergegeven, waarbij een draad 11 van glad verend materiaal aangebracht is in een naar buiten gekeerde sponning 17 (zie fig. 3), terwijl het geheel omgeven is door een schijfvormige bedekking 12 van stroef materiaal, waarin een taps toelopende opening 13 is uitgespaard. Dit orgaan moet onder zekere voorspanning in de dobber 1 worden aangebracht, hetgeen niet altijd even gemakkelijk is.
In fig. 4 wordt een andere weg bewandeld. Hierbij is eveneens in het stroeve materiaal 16 langs de buitenomtrek een sponning 17 (zie ook fig. 3) uitgespaard, waarin een gevouwen draad 18 van glad, verend materiaal onder veerspanning geplaatst wordt. Dit wordt bereikt doordat de draad 18 in ontspannen toestand op de plaats van de bocht of vouw 19 tussen de benen 21
een kleinere hoek vormt dan de hoek 22, die de benen 23 van het stroeve
<EMI ID=13.1>
The invention relates to a float for fishing
<EMI ID = 1.1>
guide it along the fishing line, and in a certain place, correspondingly
with the desired fishing depth, wherein a guide member is attached to the bottom end of the float, whether or not provided with a second guide member on the float or above it.
When fishing you want to know how deep the water is on the spot,
<EMI ID = 2.1>
with a plumb line, but.men could then only after having thrown in several times
<EMI ID = 3.1>
<EMI ID = 4.1>
limit.
In an earlier solution to this problem, this was already done
<EMI ID = 5.1>
<EMI ID = 6.1>
to stop or move the float along the fishing line. to stop completely. An important embodiment of this principle was to design the relevant member or element as a combination of smooth
and non-slip material.
In a simple embodiment, ter. realization of the aforementioned measure requires that the means for guiding and securing
<EMI ID = 7.1> partially filled with a water-resistant anti-slip agent. The water-resistant anti-slip agent preferably consists of rubber, resin, two-component adhesive or the like, but materials with similar properties can also be used.
The means for guiding and securing further comprise an upper guide member, such as a ring, which is attached laterally to the float body, which ensures that the fishing line, for instance tensioned by a plumb line, extends far enough along the float body when the float is in the vertical position.
It has been found in practice that the application of the non-slip material to the smooth material involves certain difficulties. A simpler measure is now to keep the non-slip material on the outside
provided with a rebate in which the smooth material - under spring tension - is arranged.
The non-slip material can be disc-shaped with a rebate turned outwardly at the periphery, wherein a V-shaped section is cut or cut in the disc.
On the other hand, the non-slip rebated material, that of rubber,
<EMI ID = 8.1>
<EMI ID = 9.1>
inhibition, which is provided by this organ, to adapt to the thickness of the fishing line.
The invention will be explained in more detail below with reference to a few figures shown in the accompanying drawing.
Fig. 1 shows a float according to the invention provided with an anti-slip agent; Fig. 2 is a sectional view of a modified embodiment of the lower member; <EMI ID = 10.1> <EMI ID = 11.1>
The float shown in Figure 1 consists of one to both ends
<EMI ID = 12.1>
is of a pin 2 which must protrude above the water surface during angling as long as no bite has taken place. At the bottom, the float body is provided with an eye 3 of, for example, brass or similar material, the plane of the eye when the float is in vertical position approximately horizontally, i.e. horizontally or slightly below horizontally. Furthermore, a cylindrical canister 4 cooperates with the upper part of the float body 1. A fishing line indicated by a dashed line 5 and carrying a hook 6 at the lower end can be clamped between the van 4 and the float body 1 if the van has previously been slid onto the fishing line. So far one can speak of a normal float.
If the fishing line length between the float and the bottom of the fishing water is too large, the pin 2 will lie on the water after the cast. If it is too short, the pin will disappear completely under water. By setting the fishing line with the canister 4 a different position each time, an experienced fisherman can find the correct position after casting at least seven times.
The special feature of the invention now lies in the anti-slip agent 7 which fills up a part of the eye 3, together with the provision on the float body of a ring 8 laterally through which the fishing line also passes.
If the van 4 is now pulled back onto the fishing line and the float is thrown into the water with a piece of lead on the hook 6, the float will move up along the line after the whole has landed on the line until the water surface is reached. If the entire fishing gear is subsequently removed from the water, the float body 1 will not slide over the fishing line 5 as a result of the anti-slip agent 7 in the eye 3 and the fishing line can be secured by sliding the sleeve 4 over the float body 1.
In Fig. 2 the bottom member or eye 3 is again shown, a wire 11 of smooth resilient material being arranged in an outwardly directed groove 17 (see Fig. 3), while the whole is surrounded by a disc-shaped cover 12 of non-slip material in which a tapered opening 13 is recessed. This member has to be fitted under a certain tension in the float 1, which is not always easy.
In fig. 4 another way is taken. A rebate 17 (see also Fig. 3) is also cut out in the non-slip material 16 along the outer circumference, in which a folded wire 18 of smooth, resilient material is placed under spring tension. This is achieved in that the thread 18 is relaxed at the location of the bend or fold 19 between the legs 21
forms a smaller angle than the angle 22, which the legs 23 of the stiff
<EMI ID = 13.1>