"Brillens"
De uitvinding heeft betrekking op een brillens.
Bij de bekende brillenzen is de dioptrie en dus
de sterkte van de kromming aan elke zijde van de lens over
gans de oppervlakte ervan gelijk.
Bij zeer sterke kromming van de buitenzijde en
kleine kromming van de binnenzijde bij positieve of convexe
lenzsn is de dikte in het midden vrij groot. Deze dikte is
ook des te groter naar mate de diameter van de lens groter
wordt. Ook bij negatieve of concave lenzen is bij relatief
grote kromming van de binnen- en buitenzijde de dikte aan
de randen vrij groot en deze dikte is ook des te groter naa:
mate de diameter van de lens groter is. Ook deze concave lenzen zijn dus relatief zwaar. Bij deze laatste lenzen wordt dan ook de rand vrij dik hetgeen problemen kan stellen om de lens in een brilmontuur in te werken. Het relatie f grote gewicht van de bekende lenzen kan op zichzelf reeds problemen stellen, maar nog meer problemen kan het
<EMI ID=1.1>
hun dioptrie . Dit is bij voorbeeld het geval wanneer in éénzelfde br ilmontuur twee glazen van zeer uiteenlopende dioptrie moeten gemonteerd worden. De ene brillens kan dan merkelijk meer wegen dan de andere zodat het rechtdragen
van de montuur vrij moeilijk is.
De uitvinding heeft tot doel deze nadelen te verhelpen en een brillens te verschaffen waarvan het gewicht relatief klein is en dus de randen relatief dun kunnen uitgevoerd worden zodat er geen problemen ontstaan voor het monteren
in een montuur, en waarbij daarenboven het gewicht niet
of althans minder afhankelijk is van de. dioptrie zodat ook zonder hinder lenzen van zeer verschillende dioptrie in eenzelfde br ilmontuur kunnen gemonteerd worden.
Tot dit doel verandert de sterkte van de kromming, aan ten minste een zijde van de brillens, op een afstand van
<EMI ID=2.1>
<EMI ID=3.1>
de rand met Kleiner dioptrie bestaat.
De uitvinder hee ft dankbaar gebruik gemaakt van de vaststell ing dat vooral bij grote brillenzen, slechts het centrale gedeelte van de lens door het menselijk oog gebruikt wordt zodat het volstaat dat dit gedeelte de gewenste dioptrie bezit maar deze dioptrie naar de lensranden toe niet meer dezelfde moet zijn.
In een bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvin- ding is de verandering van sterkte van de kromming aan
ten minste een zijde van de brillens geleidelijk.
Bij deze uitvoeringsvorm kan het oog welke door
de brillens kijkt geen randen waarnemen en dus niets mer-
ken van de verandering van de sterkte van de kromming.
Bij voorkeur is de verandering van sterkte van
de kromming parabolisch.
In een merkwaardige uitvoeringsvorm van de uitvinding is de brillens een convexe lens en is de verandering van sterkte van de kromming een afname naar de uiterste. lensrand toe van de kroraming van de bolle buitenzijde.
In een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding is
de brillens een concave lens en is de ver.andsring van sterkte ' van. de kromming een afname naar de uiterste lensrand toe van de kromming van de concave buitenzijde van de lens.
Andere bijzonderheden en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de h iervolgende beschrijving van
een brillens volgens de uitvinding; deze beschrijving
wordt enkel als voorbeeld gegeven en beperkt de uit vinding niet; de verwijzingscijfers verwijzen naar de hieraan toegevoegde tekeningen.
Figuur 1 stelt een doorsnede voor van een brillens volgens de uitvinding waarbij in streeplijn de vorm van de lens getekend werd wanneer de uitvinding niet toegepast werd. Figuur 2 stelt een doorsnede voor analoog aan deze uit figuur 1 maar met betrekking op een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding. Figuur 3 stelt een doorsnede voor analoog aan deze uit figuren 1 en 2 maar met betrekking op een nog andere uitvoeringsvorm van de brillens volgens de uitvinding.
In de versch illende figuren hebben dezelfde verwijzingscijfers betrekking op dezelfde elementen.
De lens volgens de figuren 1 en 2 is een positieve of convexe lens. De zijde 1 welke, bij gebruik, van het oog weggericht is en hierna de buitenzijde genoemd wordt, is convex terwijl de andere zijde 2 welke hierna de binnen-
-zijde genoemd wordt, concaaf is, zij het met een kleinere dioptrie dan de buitenzijde 1.
Terwijl de binnenzijde 2 over gans de oppervlakte
<EMI ID=4.1>
in tegenstelling tot de bekende lenzen, niet het geval voor de buitenzijde 1. Enkel het centrale gedeelte gelegen binnen een theoretische cirkel aangeduid door het verwijzingscijfer
3 in de figuren 1 en 2 bezit de gewenste dioptrie. Vanaf deze cirkel 3 vermindert de sterkte van de kromming gele idelijk en wel parabolisch naar de uiterste rand van de lens toe, waarbij dus de buitenzij de 1 sneller de binnenzi j de 2 nadert dan wanneer de sterkte van de kromming van de zijde 1 constant zou zijn over gans de oppervlakte. Ter plaatse van
een theoretische cirkel 4 welke nagenoeg halverwege tussen
de cirkel 3 en de buitenste rand van de lens gelegen is, is de variatie van sterkte van de kromming beëindigd en is de buitenzijde 1 maximaal bij de binnenzijde 2 gelegen. Vanaf
<EMI ID=5.1>
brillens loopt de buitenzijde 1 dan evenwijdig aan de binnenzij de 2.
Het is duidelijk dat door de afname van de sterkte van de kromming tussen theoretische cirkels 3 en 4 de dikte van de lens in haar midden merkelijk kleiner is dan wanneer deze sterkte van de kromming niet verandert. In
de figuur <1> is trouwens in streeplijn de lens getekend met deze lfde diameter maar waarbij de sterkte van de kromming van de buitenzijde 1 niet verandert . Het is daarop duidelijk te zien dat de dikte van deze lens met ongewijzigde sterkte van de kromming merkelijk groter is in het midden zodat dus het gewicht van de lens ook merkelijk groter . zal zijn dan bij de lens voorgesteld in volle lijn in figuur 1, dit is dus de lens volgens de uitvinding.
In figuur 2 is in streeplijn eveneens een lens voorgesteld waarbij de sterkte van de kromming van de
<EMI ID=6.1>
kleinere diameter bezit dan de diameter van de in volle lijn ge tekende lens volgens de uitvinding. Deze figuur
2 maakt het duidelijk dat men met een veel kleinere dikte van de lens in het midden een grotere diameter kan bekomen. Men kan deze buitendiameter van de lens trouwens praktisch onbeperkt laten toenemen zonder dat daardoor het centrale gedeelte, binnen de theoretische cirkel 3 gelegen veranderd wordt en zonder dat dus de dikte van de lens in het midden verandert. De diameter van de theoretische cirkel 3 is
bij voorkeur gelegen tussen <3> en 4cm terwijl dus rie diameter van de totale lens tussen vrij grote lenzen kan variëren.
De variatie van de sterkte van de kromming van
<EMI ID=7.1>
van de brekingsindex van het glas, van de aard van het glas en van de gevolgde fabricatiemethode.
Het centrale gedeelte, dit is dus het binnen de cirkel 3 gelegen gedeelte van de lens wordt normaal <EMI ID=8.1>
geslepen, bij voorbeeld sferisch of torisch. De vermin-
<EMI ID=9.1>
voor de drager van de bril aangezien deze drager in de praktijk toch slechts het centrale gedeelte van de lens gebruikt. Door de geleidelijke vermindering van de sterkte van de kromming van de zijde 1 valt deze verandering trouwens ; niet op.
Het is duidelijk dat men hetzelfde resultaat kan
<EMI ID=10.1>
te laten maar de kromming van de binnenzijde 2 van op een afstand van de buitenrand van de lens te doen afnemen.
Bij de uitvoeringsvorm volgens figuur 3 is de bril-
<EMI ID=11.1>
buitenzijde 1 naar de buitenkant toe concaaf terwijl de binnenzijde 2 in de tegengestelde zin concaaf is. Ook bij
deze lens verandert men van op een afstand van de uiterste rand van de lens, namelijk vanaf de theoretische cirkel aangeduid met het verwijzingscijfer 3, de sterkte van de kromming van de buitenzijde 1. Men vermindert de concave kromming zelfs tot een tegengestelde namelijk een convexe krom-
<EMI ID=12.1>
zijde 1 merkelijk dichter gelegen is bij de binnenzijde
2 dan dit het geval zou zijn wanneer de sterkte van de kromming van de buitenzij de 1 ongewijzigd gebleven is, zoals in streeplijn in figuur 3 voorgesteld is. Ook bij deze convexe brillenzen zit dus enkel het ce ntrale gedeelte van de lens aan weerszijden de gewenste dioptrie terwijl de randen door hun kleinere dikte voor een totaal kleiner gewicht zorgen. Door het toepassen van de uitvinding kan men er
<EMI ID=13.1> dioptrie, en haar diameter, dezelfde dikte van de uiterste rand van de lens bekomt zodat dus de montage in een mon- tuur probleemloos loopt.
Bij al de hiervoor be schreven uitvoeringsvormen bekomt men nie t alleen een lens met veel kleiner gewicht dan de bekende maar kan men ook dit gewicht beïnvloeden door de keuze van de grootte van het centrale gedeelte begrensd door de theoretische cirkel 3. Men kan er dan ook voor zorgen dat zelfs bij lenzen met vrij uiteenlopende dioptriën de gewichten niet of zeer weinig verschillen zodat dus zonder hinder in éénzelfde montuur lenzen met zeer uiteenlopende dioptri�n kunnen gebruikt worden. Ook bij grote dioptriën wordt geen speciale zware montuur vereist.
Het is vanzelfsprekend dat de uitvinding ook toepasbaar is op lenzen met dubbele dioptrie zo genoemde dubbel-
focus lenzen.
De uitvinding is geenszins beperkt tot de hiervoor beschreven uitvoeringsvormen, en binnen het raam van de octrooiaanvrage kunnen aan de beschreven uitvoeringsvormen vele veranderingen aangebracht worden, onder meer voor wat betreft de vorm, de samenstelling, de schikking en het aantal van de onderdelen die voor het verwezenlijken van de uitvinding gebruikt worden.
"Brillens"
The invention relates to a spectacle lens.
With the known spectacle lenses, the diopter is and so
the strength of the curvature on each side of the lens
the entire surface of it.
With very strong curvature of the outside and
small curvature of the inside when positive or convex
lenzsn, the thickness in the middle is quite large. This thickness is
also the larger the larger the diameter of the lens
is becoming. Also with negative or concave lenses is relative
large curvature of the inside and outside the thickness
the edges are quite large and this thickness is also the greater after:
the larger the diameter of the lens. These concave lenses are therefore also relatively heavy. With the latter lenses, the rim therefore becomes quite thick, which can cause problems to work the lens into a spectacle frame. The relative weight of the known lenses can pose problems in itself, but it can cause even more problems
<EMI ID = 1.1>
their diopter. This is the case, for example, when two glasses of very different diopters have to be mounted in the same spectacle frame. One spectacle lens can then weigh considerably more than the other so that it can be worn straight
of the frame is quite difficult.
The object of the invention is to overcome these drawbacks and to provide a spectacle lens of which the weight is relatively small and thus the edges can be made relatively thin, so that no problems arise for mounting.
in a frame, and in addition the weight is not
or at least less dependent on the. diopter so that lenses of very different diopters can be mounted in the same spectacle frame without hindrance.
For this purpose, the strength of the curvature changes, on at least one side of the spectacle lens, at a distance of
<EMI ID = 2.1>
<EMI ID = 3.1>
the edge with Smaller diopter exists.
The inventor has made grateful use of the finding that especially with large spectacle lenses, only the central part of the lens is used by the human eye, so that it is sufficient for this part to have the desired diopter but this diopter towards the lens edges is no longer the same. must be.
In a particular embodiment of the invention, the change in strength of the curvature is on
at least one side of the spectacle lens gradually.
In this embodiment, the eye can pass through
the spectacle lens does not perceive any edges and therefore nothing
know the change in the strength of the curvature.
Preferably, the change in magnitude is from
the curvature is parabolic.
In a curious embodiment of the invention, the spectacle lens is a convex lens and the change in power of the curvature is a decrease towards the extreme. lens edge from the crowning of the convex outer side.
In another embodiment of the invention
the spectacle lens has a concave lens and is the rim ring of power 'of. the curvature a decrease towards the extreme lens edge of the curvature of the concave outside of the lens.
Other particularities and advantages of the invention will become apparent from the following description of
a spectacle lens according to the invention; this description
is given by way of example only and does not limit the invention; the reference numbers refer to the attached drawings.
Figure 1 represents a sectional view of a spectacle lens according to the invention in which the shape of the lens is drawn in broken line when the invention is not applied. Figure 2 represents a cross-section analogous to that of Figure 1 but relating to another embodiment of the invention. Figure 3 represents a section analogous to that of Figures 1 and 2, but relating to yet another embodiment of the spectacle lens according to the invention.
In the different figures, the same reference numbers refer to the same elements.
The lens according to Figures 1 and 2 is a positive or convex lens. The side 1 which, when in use, faces away from the eye and is hereinafter referred to as the outer side, is convex, while the other side 2 which is the inner side
side is concave, albeit with a smaller diopter than the outside 1.
While the inside 2 covers the entire surface
<EMI ID = 4.1>
unlike the known lenses, not the case for the outside 1. Only the central part located within a theoretical circle indicated by the reference numeral
3 in Figures 1 and 2 has the desired diopter. From this circle 3, the strength of the curvature gradually decreases parabolically towards the extreme edge of the lens, so that the outer side 1 approaches the inner side 2 more quickly than if the strength of the curvature of side 1 were constant. are all over the surface. Spot of
a theoretical circle 4 which is nearly halfway between
the circle 3 and the outer edge of the lens is located, the variation of the strength of the curvature is ended and the outer side 1 is located at the inner side 2 at the most. From
<EMI ID = 5.1>
spectacle lens the outside 1 then runs parallel to the inside 2.
It is clear that due to the decrease in the strength of the curvature between theoretical circles 3 and 4, the thickness of the lens in its center is noticeably smaller than if this strength of the curvature does not change. In
by the way, the figure <1> shows in dashed line the lens with this same diameter, but where the strength of the curvature of the outside 1 does not change. It can then be clearly seen that the thickness of this lens with unchanged strength of the curvature is noticeably greater in the center, so that the weight of the lens is also noticeably greater. than with the lens shown in full line in Figure 1, so this is the lens according to the invention.
In Fig. 2 a lens is also shown in broken line, in which the strength of the curvature of the
<EMI ID = 6.1>
has a smaller diameter than the diameter of the full-line drawn lens of the invention. This figure
2 makes it clear that a larger diameter can be obtained with a much smaller thickness of the lens in the center. Moreover, this outer diameter of the lens can be increased practically indefinitely without thereby altering the central portion located within the theoretical circle 3 and thus without changing the thickness of the lens in the center. The diameter of the theoretical circle is 3
preferably between <3> and 4 cm, so that the diameter of the total lens can vary between relatively large lenses.
The variation of the strength of the curvature of
<EMI ID = 7.1>
of the refractive index of the glass, of the nature of the glass and of the manufacturing method used.
The central part, ie the part of the lens located within circle 3, normally becomes <EMI ID = 8.1>
ground, for example spherical or toric. The reduction
<EMI ID = 9.1>
for the wearer of the glasses, since in practice this wearer uses only the central part of the lens. This change is incidentally due to the gradual reduction in the strength of the curvature of the side 1; not on.
Obviously, one can achieve the same result
<EMI ID = 10.1>
but to decrease the curvature of the inside 2 from a distance from the outside edge of the lens.
In the embodiment according to Figure 3, the spectacle
<EMI ID = 11.1>
outside 1 to the outside concave while the inside 2 is concave in the opposite sense. Also with
this lens is changed from a distance from the extreme edge of the lens, namely from the theoretical circle indicated by the reference numeral 3, the strength of the curvature of the outside 1. The concave curvature is even reduced to an opposite, namely a convex curvature. -
<EMI ID = 12.1>
side 1 is noticeably closer to the inside
2 then this would be the case if the strength of the curvature of the outer side 1 had remained unchanged, as shown in dashed line in FIG. With these convex spectacle lenses, therefore, only the central part of the lens on both sides has the desired diopter, while the edges ensure a total lower weight due to their smaller thickness. By applying the invention one can get there
<EMI ID = 13.1> diopter, and its diameter, obtains the same thickness of the extreme edge of the lens, so that the mounting in a frame runs smoothly.
In all the above-described embodiments one does not only obtain a lens with a much smaller weight than the known ones, but one can also influence this weight by the choice of the size of the central part bounded by the theoretical circle 3. One can therefore ensure that even with lenses with widely varying diopters the weights do not differ or differ very little, so that lenses with very different diopters can be used without hindrance in the same frame. Even with large dioptres, no special heavy frame is required.
It goes without saying that the invention is also applicable to lenses with double diopter, so-called double diopter.
focus lenses.
The invention is by no means limited to the above-described embodiments, and within the scope of the patent application many changes can be made to the described embodiments, including with regard to the shape, composition, arrangement and number of parts required for the application. to implement the invention.