"Elektrische motor"
De uitvinding betreft een elektrische motor met een rotorgedeelte en een statorgedeelte, waarvan een van deze gedeelten 2 n magneetpolen heeft die afwisselend Noord- en Zuidpolen zijn en die gelijkmatig verdeeld zijn over een naar het andere gedeelte gerichte omtrek die concentrisch is met de rotoras, welk ander gedeelte 2 n kernen heeft die gelijkmatig verdeeld zijn over een omtrek die naar de magneetpolen gericht is, welke omtrek eveneens concentrisch is met de rotoras, waarbij deze kernen voorzien zijn van wikkelingen die zodanig zijn en op zulke wijze in een elektrische kring staan dat opeenvolgende kernen in tegengestelde zin gemagnetiseerd worden, terwijl middelen voorzien zijn om de magnetiseringszin om te keren wanneer de rotor een rotatie heeft ondergaan over 360[deg.] . 2 n.
De uitvinding heeft tot doel een elektrische motor
te verschaffen waarvan het rendement bijzonder hoog ligt.
Een ander doel van de uitvinding is een elektrische motor te verschaffen waarvan het gemakkelijk is de omkering van de magnetiseringszin van de kernen te regelen.
Nog een doel van de uitvinding is het verschaffen
van e en elektrische motor waarvan het omkeren van de magnetiseringszin verloopt zonder storende beïnvloeding van de werking van de motor.
Een doel van de uitvinding is ook een elektrische motor van de gedoelde soort te verschaffen die op een eenvoudige wijze kan worden geconstrueerd.
Tot dit doel is op de rotoras een element gemonteerd met 2 n middelen waarvan de verplaatsing voorbij een vast punt van het statorgedeelte hogergedoelde magnetiseringszin omkeert.
In een voordelige uitvoeringsvorm van de uitvinding is op de rotoras een schijf gemonteerd met 2 n openingen, is aan de ene zijde van de schijf een vaste lichtbron opgesteld en is aan de andere zijde van de schijf een fotogevoelig element opgesteld dat onder invloed van licht hoger gedoelde magnetiseringszin omkeert.
In een bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding zijn hoger gedoelde kernen benen van U-vormige stukken en behoren zij twee aan twee tot een zelfde U-vormig stuk.
In een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding
zijn hogergedoelde kernen radiale uitsteeksels van een ring.
Bij voorkeur zijn de kernen naar het middelpunt van de ring gericht.
In een doelmatige uitvoeringsvorm van de uitvinding
<EMI ID=1.1>
kernen tot het statorgedeelte.
In een zeer voordelige uitvoeringsvorm van de uitvinding behoren de magneetpolen tot permanente magneten.
Andere bijzonderheden en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de hier volgende beschrijving van twee uitvoeringsvormen van een elektrische motor volgens de uitvinding; deze beschrijving wordt enkel als voorbeeld gegeven
<EMI ID=2.1>
de hieraan toegevoegde tekeningen.
Figuur 1 stelt een langsdoorsnede voor van een elektrische motor volgens de uitvinding. Figuur 2 stelt een aanzicht voor van het rotorgedeelte van de motor volgens de lijn II-II uit figuur 1. Figuur 3 stelt een aanzicht voor van het statorgedeelte van de motor volgens de lijn III-III uit figuur 1. Figuur 4 stelt een ontwikkeling voor in een vlak van de magnetische kringen uit de motor volgens de vorige figuren. Figuur 5 is een vereenvoudigd elektrisch schema van een gedeelte van de motor volgens de vorige figuren. Figuur 6 is een zijaanzicht van een tweede elektrische motor volgens de uitvinding. Figuur 7 stelt een doorsnede voor volgens de lijn VII-VII uit figuur 6.
In de verschillende figuren hebben dezelfde verwijzingscijfers betrekking op dezelfde elementen.
De in de figuren 1 tot 5 voorgestelde elektrische motor bevat een statorgedeelte en een rotorgedeelte.
Het statorgedeelte bevat twee steunen van magnetisch permeabel materiaal, bij voorbeeld van ijzer. De eerste steun bestaat uit een voet 1, een daarmee verbonden
draagplaat 2 en een in deze draagplaat gemonteerd leger 3.
De tweede steun bestaat uit een voet 4, een daarmee verbonden draagplaat 5 en een in deze draagplaat gemonteerd
leger 6. Op de draagplaten 2 en 5 zijn de elektromagnetische kernen bevestigd die verder beschreven staan. Tot de rotor behoort de as 7 die gelegerd is in de legers 3 en 6 en waarvan het vrije einde 8 een niet voorgesteld mechanisme kan aandrijven. Tot de rotor behoren ook de op de as 7 vast bevestigde schijven 9 en 10. De schijven 9 en 10 zijn van
een materiaal met slechte magnetische permeabiliteit, bij voorbeeld van een aluminiumlegering.
Co-axiaal met de as 7 en dus met de schijven 9 en 10
is tussen deze schijven een ring 11 bevestigd. Deze ring 11
is van een materiaal met goede magnetische permeabiliteit,
bij voorbeeld van ijzer.
In elk van de schijven 9 en 10 zijn acht staafmagneten ingewerkt. De magneten van schijf 9 werden met het verwijzingscijfer 14 aangeduid en de magneten van de schijven 10 werden
met het verwijzingscijfer 15 aangeduid. De magneten 14 en 15 zijn gemagnetiseerd in de richting van de as 7. De magneten
van een zelfde schijf zijn afwisselend met de Noordpool en
met de Zuidpool van de ring 11 afgekeerd. In de schijven 9
en 10 zijn de magneten 14 en 15 gelijkmatig verdeeld.
Hieruit volgt dat de tot de rotor behorende schijf
9 acht magneetpolen heeft die afwisselend Noord- en Zuidpolen zijn en die gelijkmatig verdeeld zijn over een omtrek op de schijf 9 die naar de tot de stator behorende draagplaat 2 gericht is.
Op dezelfde wijze heeft de tot de rotor behorende
schijf 10 acht magneetpolen die afwisselend Noord- en Zuidpolen zijn en die gelijkmatig verdeeld zijn over een omtrek op de schijf 10 die naar de tot de stator behorende draagplaat 5 gericht is.
Op elk van de draagplaten 2 en 5 zijn vier U-vormige weekijzeren stukken bevestigd. Elk van deze stukken heeft een basis 16 en twee benen 17 en 18. De benen 17 en 18 van de U-vormige stukken die op de draagplaat 2 bevestigd zijn zijn gericht naar de schijf 9 en de benen 17 en 18 van de U-vormige stukken die op de draagplaat 5 bevestigd zijn, zijn gericht naar de schijf 10.
De U-vormige stukken zijn zodanig uitgevoerd en zodanig geplaatst dat de afstand tussen naburige benen van U-vormige stukken op een zelfde draagplaat gelijk is aan de afstand tussen naburige magneten 14 of 15 op een zelfde schijf 9 of 10. Dit geldt zowel voor de benen 17 en 18
die tot een zelfde U-vormig stuk behoren als voor naburige benen 17 en 18 van verschillende U-vormige stukken. Dit blijkt het duidelijkst uit figuur 4.
De benen van de U-vormige stukken die op een zelfde draagplaat bevestigd zijn hebben hun einden verdeeld over een gelijkaardige omtrek als deze waarover de polen in
een schijf van de rotor verdeeld zijn.
De benen 17 en 18 van de U-vormige stukken zijn elk voorzien van twee wikkelingen 19 en 20. De wikkelingen 19 en
20 die om een zelfde been 17 of 18 zitten, hebben een verschillende wikkelzin. De wikkelingen 19 die op naburige benen 17 en 18 zitten hebben eveneens een verschillende wikkelzin. Alle wikkelingen 19 van de U-vormige stukken die op een zelfde draagplaat 2 of 5 bevestigd zijn, zijn in serie geschakeld.
Ook de wikkelingen 20 die op naburige benen 17 en 18 zitten, hebben een verschillende wikkelzin. Alle wikkelingen
20 van de U-vormige stukken die op een zelfde draagplaat 2 of 5 bevestigd zijn, zijn in serie geschakeld.
Hieruit volgt dat bij doorgang van een gelijkstroom door de in serie geschakelde wikkelingen 19 van de U-vormige stukken die op een zelfde draagplaat bevestigd zijn, alle benen 17 bij voorbeeld Noordpolen vormen en alle benen 18 <EMI ID=3.1>
dezelfde zin door de wikkelingen 20 worden alle benen 17
dan Zuidpolen en alle benen 18 dan Noordpolen. De magnetiseringszin w ordt dus omgekeerd wanneer de stroomdoorgang door de wikkelingen 19 onderbroken wordt en de stroomdoorgang door de wikkelingen 20 ingeschakeld wordt of omgekeerd.
De werking van de motor berust op het feit dat de naar de draagplaat 2 gerichte polen van de magneten 14 uit de schijf 9 door de zich in de nabijheid daarvan bevindende gelijknamige polen van de benen 17 of 18 van de U-vormige stukken die zich op de draagplaat 2 bevinden afgestoten worden, respectievelijk door zulke ongelijknamige polen aangetrokken worden. De werking van de motor berust natuurlijk ook op het feit dat de naar de draagplaat 5 gerichte polen van de magneten 15 uit de schijf 10 door
de zich in de nabijheid daarvan bevindende gelijknamige polen van de benen 17 of 18 van de U-vormige stukken die zich op de draagplaat 5 bevinden afgestoten worden, respectievelijk door zulke ongelijknamige polen aangetrokken worden. Bijgevolg moet de magnetisatie van de benen 17 of
18 zoveel keer per omwenteling van de rotor veranderd worden als er magneetpolen op de schijf 9, respectievelijk op
de schijf 10, naar de draagplaat 2, respectievelijk naar
de draagplaat 5, gericht zijn, dus achtmaal.
Dit wordt bewerkt door middel van een elektrisch apparaat 21 dat aan zijn ingang 22 elektrische energie ontvangt, hetzij van een wisselspanningsnet hetzij \an een gelijkspanningsnet, en met zijn uitgangen 23 en 24 aangesloten is bij de wikkelingen 19, respectievelijk bij de wikkelingen 20. Verder wordt het app araat 21 bestuurd door een fotogevoelig element 25 dat telkens het een lichtimpuls ontvangt de schakeling wijzigt, zodat in
functie van de lichtimpulsen achtereenvolgens een gelijk-
<EMI ID=4.1> wikkelingen 20 wordt gestuurd. Daar de wikkelingen 19 en
20 in verschillende zin gewikkeld zijn zal elke lichtimpuls op het element 25 de benen 17 van Noordpolen in Zuidpolen doen veranderen of omgekeerd.
Opdat er acht veranderingen per omwenteling van
de rotoras 7 zouden plaatsvinden is op de as 7 een schijf
12 bevestigd waaruit op een omtrek tegenover het fotoelektrisch element 25 acht openingen uitgespaard zijn. Aan de andere zijde van de schijf 12 is tegenover het element
25 een lichtbron 13 aangebracht. Telkens een opening van
de schijf 12 voorkomt tussen de lichtbron 13 en het lichtgevoelig element 25 ontvangt dit element een lichtimpuls
en bewerkt dit bijgevolg een overgang in het apparaat 21
van stroomdoorgang aan de uitgang 23 naar de uitgang 24 of omgekeerd. Per omwenteling van de as 7 worden dus vier keer de wikkelingen 19 bekrachtigd en vier keer de wikkelingen 20 bekrachti gd, zodat per omwenteling van de as 7 de benen 17 vier keer Noordpolen vormen en daartussen vier keer Zuidpolen vormen, terwijl de benen 18 vier keer Zuidpolen vormen met daartussen vier keer Noordpolen. Door de gepaste instelling van de schijf 12 op de as 7 kan men het juiste ogenblik van omschakeling van Noordpool op Zuidpool en omgekeerd regelen.
De magnetische kringen zijn telkens gesloten aan
een zijde over een U-vormig stuk dat bevestigd is op de draagplaat 2, over twee magneten 14 en over de ring 11
en aan de andere, in figuur 4 niet voorgestelde zijde, over een U-vormig stuk dat bevestigd is op de draagplaat 5
over twee magneten 15 en over de ring 11.
De uitvoeringsvorm volgens de figuren 6 en 7 verschilt in hoofdzaak van de uitvoeringsvorm volgens de figuren 1
tot 5 door de hierna beschreven bijzonderheden.
De legers 6 behoren niet tot draagplaten die ook
nog stukken dragen die tot een magnetische kring behoren.
De as 7 draagt een wiel waarvan mistens de velg 26 van ferromagnetisch materiaal is. De spaken 27 en de
naaf 28 zijn niet noodzakelijk van ferromagnetisch materiaal. De rol van de velg 26 stemt overeen met de
rol van de ring 11 uit de uitvoeringsvorm volgens de figuren 1 tot 5. In deze velg 26 zijn permanente magneten
29 bevestigd. Deze permanente magneten zijn radiaal gericht, maar spelen overigens de rol van de permanente magneten 14 uit de uitvoeringsvorm volgens de figuren 1 tot 5. De zes permanente magneten 29 uit figuur 6 hebben afwisselend hun Noordpool en hun Zuidpool buitenwaarts, dit is van de as 7 weggericht. Ook hier behoren de permanente magneten dus tot het rotorgedeelte. Het statorgedeelte bevat in hoofdzaak een uitwendige ring 30 met binnenwaarts gerichte uitstekende kernen 31. Deze kernen spelen de rol van de benen 17 en 18 van de U-vormige stukken uit de uitvoeringsvorm volgens de figuren 1 tot 5. Ook om deze kernen zitten wikkelingen 19 en 20. Deze wikkelingen zijn op dezelfde
<EMI ID=5.1>
vorm volgens de figuren 1 tot 5. Deze kernen zijn dus ook radiaal gericht.
De uitvoeringsvorm volgens de figuren 6 en 7 bevat eveneens een schijf 12 die samenwerkt met een fotoëlektrisch element 25, een lichtbron 13 en een elektrisch apparaat
dat in functie van lichtimpulsen voor de omschakeling van
de wikkelingen 19 op de wikkelingen 20 instaat. Ook hier
stemt het aantal openingen in de schijf 12 overeen met het aantal permanente magneten van de rotor en met het aantal kernen van de stator, zodat in het voorgestelde geval zes openingen voorkomen in de schijf 12.
Het vereenvoudigd elektrischs-chema volgens figuur 5 geldt ook voor de elektrische motor volgens de figuren 6 en 7
en de ontwikkeling in een vlak van de magnetische kringen volgens figuur 4 geldt ook voor de elektrische motor volgens
de figuren 6 en 7. In dit geval evenwel worden de kernen niet gevormd door afzonderlijke U-vormige stukken, maar wel
door de radiaal uitstekende delen 31 van het ringvormig
stuk 30. Ook in de uitvoeringsvorm volgens de figuren 1
tot 5 draagt de draagplaat 2 of de draagplaat 5 bij tot sluiting van sommige magnetische kringen, alhoewel deze draagplaat niet opgenomen werd in de ontwikkeling volgens figuur 4.
De uitvinding is geenszins beperkt tot de hiervoor beschreven uitvoeringsvormen en binnen het raam van de octrooiaanvrage kunnen aan de beschreven uitvoeringen vele veranderingen worden aangebracht, onder meer wat betreft de vorm,
de samenstelling, de schikking en het aantal van de onderdelen die voor het verwezenlijken van de uitvinding worden gebruikt.
Natuurlijk moeten het aantal magneten p er schijf en
<EMI ID=6.1>
gelijk zijn aan acht, zoals dit voorgesteld is in de figuren 1 tot 4.
Ook in de uitvoeringsvorm volgens de figuren 6 en 7 zijn het aantal magneten, het aantal kernen met wikkelingen en het aantal openingen in de schijf niet noodzakelijk gelijk aan zes. De aantallen moeten wel even zijn.
In de uitvoeringsvorm volgens de figuren 1 tot 4 moeten niet noodzakelijk twee schijven met magneten tot de rotor behoren. Een schijf kan volstaan, maar er kunnen ook meer dan twee schijven zijn.
Ook in de uitvoeringsvorm volgens de figuren 1 tot 4 moeten de kernen die voorzien zijn van een wikkeling niet noodzakelijk behoren tot U-vormige stukken. Deze kernen kunnen ook uitsteeksels zijn van een schijf. De kernen kunnen ook voorkomen tussen twee schijven met magneten die bevestigd zijn op de rotoras. Zowel in de uitvoeringsvorm volgens
de figuren 1 tot 4 als in de uitvoeringsvorm volgens de figuren 6 en 7 moeten de kernen niet noodzakelijk voorzien zijn van twee wikkelingen die in verschillende zin gewikkeld zijn en achtereenvolgens in dezelfde zin door een gelijkstroom worden doorlopen.
Het is ook mogelijk gebruik te maken van één
<EMI ID=7.1>
zoveel maal per omwenteling te wijzigen als er magneten op een schijf bevestigd zijn.
De wijziging van de magnetiseringsrichting moet niet noodzakelijk bewerkt worden door middel van een lichtbron, een s chijf met gaatjes en een fotogevoelig element. De omschakeling kan ook bewerkt worden door een mechanisch element dat op de rotoras bevestigd is.
De as van de motor moet niet noodzakel ijk horizontaal zijn. De motor kan ook een verticale as hebben. Ook kan het einde 8 van de rotoras 7 aan de as van een dynamo gekoppeld zijn.
"Electrical motor"
The invention relates to an electric motor having a rotor portion and a stator portion, one of these portions having 2n magnetic poles that are alternating North and South poles and which are evenly distributed on a circumference facing the other portion which is concentric with the rotor shaft, which other portion has 2 n cores evenly distributed on a circumference facing the magnetic poles, which circumference is also concentric with the rotor axis, these cores having windings so arranged and in an electrical circuit that successive cores are magnetized in the opposite direction, while means is provided for reversing the sense of magnetization when the rotor has undergone rotation through 360 [deg.]. 2 n.
The object of the invention is an electric motor
of which the efficiency is particularly high.
Another object of the invention is to provide an electric motor of which it is easy to control the reversal of the magnetization sense of the cores.
Another object of the invention is to provide
of an electric motor whose magnetization sense is reversed without interfering with the motor's operation.
It is also an object of the invention to provide an electric motor of the intended type which can be constructed in a simple manner.
For this purpose, an element is mounted on the rotor shaft by 2 n means, the displacement of which beyond a fixed point of the stator portion reverses the above sense of magnetization.
In an advantageous embodiment of the invention, a disc with 2 n openings is mounted on the rotor shaft, a fixed light source is arranged on one side of the disc and a photosensitive element is arranged on the other side of the disc, which is higher under the influence of light. reverses the sense of magnetization.
In a particular embodiment of the invention, the cores referred to above are legs of U-shaped pieces and they belong two by two to the same U-shaped piece.
In another embodiment of the invention
higher-targeted nuclei are radial projections of a ring.
Preferably the cores face the center of the ring.
In an effective embodiment of the invention
<EMI ID = 1.1>
cores to the stator part.
In a very advantageous embodiment of the invention, the magnetic poles belong to permanent magnets.
Other particularities and advantages of the invention will become apparent from the following description of two embodiments of an electric motor according to the invention; this description is given as an example only
<EMI ID = 2.1>
the drawings added thereto.
Figure 1 represents a longitudinal section of an electric motor according to the invention. Figure 2 represents a view of the rotor portion of the motor along the line II-II of Figure 1. Figure 3 represents a view of the stator portion of the engine along the line III-III of Figure 1. Figure 4 represents a development in a plane of the magnetic circles from the motor according to the previous figures. Figure 5 is a simplified electrical diagram of a portion of the engine according to the previous figures. Figure 6 is a side view of a second electric motor according to the invention. Figure 7 represents a section along the line VII-VII of Figure 6.
In the various figures, the same reference numbers refer to the same elements.
The electric motor shown in Figures 1 to 5 includes a stator portion and a rotor portion.
The stator part contains two supports of a magnetically permeable material, for example of iron. The first support consists of a foot 1, one connected to it
carrier plate 2 and a bearing 3 mounted in this carrier plate.
The second support consists of a base 4, a supporting plate 5 connected thereto and a supporting plate mounted in this supporting plate
bearing 6. The electromagnetic cores described further on are mounted on the carrier plates 2 and 5. The rotor includes the shaft 7 which is journalled in the bearings 3 and 6 and whose free end 8 can drive a mechanism not shown. The rotor also includes the discs 9 and 10 fixedly mounted on the shaft 7. The discs 9 and 10 are made of
a material with poor magnetic permeability, for example of an aluminum alloy.
Co-axial with the shaft 7 and thus with the discs 9 and 10
a ring 11 is attached between these discs. This ring 11
is made of a material with good magnetic permeability,
for example of iron.
Eight bar magnets are incorporated in each of the discs 9 and 10. The magnets of disc 9 were designated 14 and the magnets of discs 10 were
indicated by the reference numeral 15. The magnets 14 and 15 are magnetized in the direction of the axis 7. The magnets
of the same disk are alternating with the North Pole and
with the South Pole away from ring 11. In the disks 9
and 10, the magnets 14 and 15 are evenly distributed.
It follows that the disk belonging to the rotor
9 has eight magnetic poles which are alternating north and south poles and which are evenly distributed over a circumference on the disc 9 facing the support plate 2 belonging to the stator.
Likewise, the rotor belonging to the
disk 10 eight magnetic poles which are alternately north and south poles and which are evenly distributed over a circumference on the disk 10 facing the support plate 5 belonging to the stator.
Four U-shaped soft iron pieces are attached to each of the support plates 2 and 5. Each of these pieces has a base 16 and two legs 17 and 18. The legs 17 and 18 of the U-shaped pieces attached to the support plate 2 face the disc 9 and the legs 17 and 18 of the U-shaped pieces attached to the support plate 5 face the disc 10.
The U-shaped pieces are designed and placed such that the distance between adjacent legs of U-shaped pieces on the same support plate is equal to the distance between neighboring magnets 14 or 15 on the same disc 9 or 10. This applies to both the legs 17 and 18
belonging to the same U-shaped piece as for neighboring legs 17 and 18 of different U-shaped pieces. This is most evident in Figure 4.
The legs of the U-shaped pieces mounted on the same support plate have their ends distributed over a similar circumference as that over which the poles are
a disk of the rotor.
The legs 17 and 18 of the U-shaped pieces are each provided with two windings 19 and 20. The windings 19 and
20 that are on the same leg 17 or 18 have a different winding phrase. The windings 19 on adjacent legs 17 and 18 also have a different winding sense. All windings 19 of the U-shaped pieces fixed on the same carrier plate 2 or 5 are connected in series.
The windings 20 that are on adjacent legs 17 and 18 also have a different winding sense. All windings
20 of the U-shaped pieces fixed on the same support plate 2 or 5 are connected in series.
It follows that when a direct current is passed through the series-connected windings 19 of the U-shaped pieces fixed on the same support plate, all legs 17 form, for example, North poles and all legs 18 <EMI ID = 3.1>
the same sense through the windings 20, all legs 17 become
then South poles and all legs 18 then North poles. The sense of magnetization is thus reversed when the current passage through the windings 19 is interrupted and the current passage through the windings 20 is switched on or reversed.
The operation of the motor is based on the fact that the poles of the magnets 14 from the disc 9 facing towards the support plate 2 are connected by the poles of the same name of the legs 17 or 18 of the U-shaped pieces which are located in the vicinity thereof. the supporting plate 2 are repelled or attracted by such dissimilar poles. The operation of the motor is of course also based on the fact that the poles of the magnets 15 from the disc 10 facing the support plate 5 are
the poles of the same name located in the vicinity thereof of the legs 17 or 18 of the U-shaped pieces which are situated on the support plate 5 are repelled or attracted by such poles with the same name. Consequently, the magnetization of the legs must be 17 or
18 are changed as many times per revolution of the rotor as there are magnetic poles on the disc 9, respectively on
the disk 10, to the support plate 2, respectively to
the support plate 5, so eight times.
This is accomplished by means of an electrical device 21 which receives electrical energy at its input 22, either from an alternating voltage network or from a DC voltage network, and is connected with its outputs 23 and 24 to the windings 19 and to the windings 20. Further the device 21 is controlled by a photosensitive element 25 which changes the circuit every time it receives a light pulse, so that in
function of the light pulses successively
<EMI ID = 4.1> windings 20 is controlled. Since the windings 19 and
20 are wound in different ways, each light pulse on the element 25 will change the legs 17 from North poles to South poles or vice versa.
So that there are eight changes per revolution of it
the rotor shaft 7 is on the shaft 7 a disk
12 from which eight openings are recessed on a circumference opposite the photoelectric element 25. On the other side of the disc 12 is opposite the element
25 a light source 13 is provided. Each time an opening of
the disc 12 occurs between the light source 13 and the photosensitive element 25, this element receives a light pulse
and consequently effects a transition in the device 21
from current passage at the output 23 to the output 24 or vice versa. For each revolution of the shaft 7, the windings 19 are thus energized four times and the windings 20 are energized four times, so that per revolution of the shaft 7 the legs 17 form four times North poles and four times between them form South poles, while the legs 18 form four times. South poles form North poles with four times in between. Due to the appropriate setting of the disc 12 on the shaft 7, it is possible to control the correct moment of switching from North Pole to South Pole and vice versa.
The magnetic circuits are always closed
one side over a U-shaped piece attached to the support plate 2, over two magnets 14 and over the ring 11
and on the other side, not shown in figure 4, over a U-shaped piece which is fixed on the support plate 5
over two magnets 15 and over the ring 11.
The embodiment according to Figures 6 and 7 differs substantially from the embodiment according to Figures 1
to 5 through the details described below.
The bearings 6 do not belong to carrier plates as well
still carry pieces that belong to a magnetic circle.
The axle 7 carries a wheel, the rim 26 of which is of ferromagnetic material. The spokes 27 and the
hub 28 are not necessarily of ferromagnetic material. The role of the rim 26 corresponds to the
role of the ring 11 of the embodiment according to Figures 1 to 5. In this rim 26 are permanent magnets
29 confirmed. These permanent magnets are radially oriented, but otherwise play the role of the permanent magnets 14 of the embodiment according to Figures 1 to 5. The six permanent magnets 29 of Figure 6 alternately have their North pole and their South pole outwards, that is from the axis 7 turned away. Here too the permanent magnets belong to the rotor part. The stator portion mainly comprises an outer ring 30 with inwardly extending cores 31. These cores play the role of the legs 17 and 18 of the U-shaped pieces of the embodiment according to Figures 1 to 5. Also around these cores are windings 19. and 20. These windings are on the same
<EMI ID = 5.1>
shape according to Figures 1 to 5. These cores are therefore also radially oriented.
The embodiment according to Figures 6 and 7 also includes a disk 12 which cooperates with a photoelectric element 25, a light source 13 and an electrical device
that in function of light impulses for the switching of
the windings 19 on the windings 20. Also here
the number of openings in the disc 12 corresponds to the number of permanent magnets of the rotor and to the number of cores of the stator, so that in the proposed case six openings exist in the disc 12.
The simplified electrical diagram according to Figure 5 also applies to the electric motor according to Figures 6 and 7
and the development in one plane of the magnetic circles according to FIG. 4 also applies to the electric motor according to FIG
Figures 6 and 7. In this case, however, the cores are not formed by separate U-shaped pieces, but they are
by the radially protruding parts 31 of the annular
piece 30. Also in the embodiment according to Figs. 1
to 5, the support plate 2 or the support plate 5 contributes to closing some magnetic circuits, although this support plate was not included in the development according to figure 4.
The invention is by no means limited to the embodiments described above and within the scope of the patent application many changes can be made to the described embodiments, including with regard to the shape,
the composition, arrangement and number of the parts used to implement the invention.
Of course, the number of magnets must be disc and
<EMI ID = 6.1>
equal to eight, as shown in Figures 1 to 4.
Also in the embodiment according to Figures 6 and 7, the number of magnets, the number of cores with windings and the number of openings in the disc are not necessarily equal to six. The numbers must be a while.
In the embodiment according to Figures 1 to 4, two discs with magnets do not necessarily have to belong to the rotor. One disk can suffice, but there can be more than two disks.
Also in the embodiment according to Figures 1 to 4, the cores provided with a winding need not necessarily belong to U-shaped pieces. These cores can also be protrusions of a disk. The cores can also exist between two discs with magnets attached to the rotor shaft. Both in the embodiment according to
Figures 1 to 4 As in the embodiment according to Figures 6 and 7, the cores need not necessarily be provided with two windings which are wound in different directions and are successively traversed in the same direction by a direct current.
It is also possible to use one
<EMI ID = 7.1>
can be changed as many times per revolution as there are magnets on a disc.
The change in the direction of magnetization does not necessarily have to be processed by means of a light source, a disc with holes and a photosensitive element. The changeover can also be effected by a mechanical element mounted on the rotor shaft.
The axis of the motor does not necessarily have to be horizontal. The motor can also have a vertical axis. The end 8 of the rotor shaft 7 can also be coupled to the shaft of a dynamo.