<Desc/Clms Page number 1>
OPSLUIT-, EN ASSEMBLAGE-INRI@@TING VOOR ELEKTRISCH± ELEMENTEN.
De uitvinding heeft betrekking op een opsluit. en assemblage-inrichting voor elektrische elementen zoals bijvdioden.
Een dergelijke opsluit- en assemblage-inrichting is bekend bijv. uit het Britse oktrooischrift 694.755.
Een doel van de uitvinding is het verschaffen van een eenvoudige, stevige en economische opsluit- en assemblage- inrichting, welke zich in het bijzonder leent voor het gebruik in elektrische logische ketens bijv. die zoals beschreven in het Belgische oktrooischri±t 642.328 voor het opsluiten en assembleren van de elementen der logische ketenelementen
<Desc/Clms Page number 2>
bijv. dioden, weerstanden enz.
De uitvinding is gekenmerkt door het feit, dat deze opsluit- en assemblage-inrichting een practisch honig- graadvormige eenheid omvat, waarvan de cellen beiden aan hun ene en andere zijde geopend zijn bijv. de benedenste en bo- venste zijden en waarbij deze elektrische elementen een ligplaats vinden in corresponderende cellen van deze eenheid , een en ander zodanig dat één of meer aansluitdraden van elementen door deze ene zijde bijv. de benedenste zijde van de cel voeren waarin deze een ligplaats vindt, terwijl één of meer andere aansluitdraden van dit element door de andere zijde bijv. de bovenzijde van deze cel voeren.
De uitvinding wordt beschreven aan de hand der tekening waarin :
Fig.1 een schematisch bovenaanzicht voorstelt van een inrichting volgens de uitvinding met een honigraatvormige eenheid welke op een plaats voor gedrukte ketens is gemon.- teerde
Fig.2 toont een doorsnede over de lijn 11-11 van fig.1 ;
Fig.3 stelt een bevestigingspen voor zoals ge- bruikt wordt voor het bevestigen van de honigraatvormige eenheid op de plaat met gedrukte keten ;
Fig.4 toont een deel van een eerste uitvoering van de plaat met gedrukte keten van fig.1;
Fig.5 is een dwarsdoorsnede op vergrote schaal van een deel van de honigraatvormige eenheid van fig.1 en van de plaat met gedrukte keten van fig.4, waarbij de wijze is aangegeven. waarop een elektrisch element in deze delen is gemonteerd;
<Desc/Clms Page number 3>
Fig.6 toont een deel van een tweede uitvoering van de plaat met gedrukte keten van fig.1, weJke slechts één van de twee stellen evenwijdige geleiders draagt; Fig.7 tot 12 tonen verschillende uitvoeringen van het ander stel geleiders, dat kan samenwerken met het ene stel van fig.6 en waarmede een klem van de elektrische ele- menten verbonden moet worden.
In fig.1 en 2 omvat de daar afgebeelde inrichting een practisch honigraatvormige eenheid 2, welke gemonteerd is op een deel van een plaat 1 met gedrukte keten. De eenheid 2 is een gegoten of geperst stuk, vervaardigd uit een isola- tiemateriaal bijv. pdystyrene en omvat een aantal cellen van cylindrische langwerpige vorm aan@eduid door 5. Verder een aantal halve cellen welke aangeduid zijn door 3 en vier kwartcellen aangeduid door 4. De bovengenoemde halve-cellen 3 en de kwart-cellen 4 zijn aangebracht langs de rand van de eenheid 2,, terwijl de vier kwartcellen 4 de vier hoe- ken van de eenheid 2 innemen.
De basiseenheid 2 bezit een practisch rechthoekige parallellopipedumvorm zodat twee of meer eenheden 2 met de zijden naast elkaar kunnen worden ge- monteerd zodat zij een honigraatvormige eenheid vormen, die breder is dan de bovengenoemde basiseenheid 2 waarvan de as I-I en II-II de verticale resp. horizontale symmetrievlakken voorstellen.
Opgemerkt wordt, dat in de uitvinding het woord "honigraat" in een iets bredere zin wordt gebruikt en de algemene opbouw van de cellen van de eenheid 2 aangeeft en dus niet de geometrische vorm van de cellen of van de peri- meter en volume van de eenheid 2 aanduidt. Verder kan worden opgemerkt, dat in de navolgende beschrijving het woord "cel" een hele-cel 5 bedoelt of een halve-cel 3 of een kwart-cel
<Desc/Clms Page number 4>
zoals 4.
De honigraatvormige eenheid 2 vertoont aan haar bovenzijde een aantal penvormige uitsteeksels 7, velke gele- gen zijn tussen de cellen en daarbij dienen voor het bescher- men van de omgebogen aansluitdraden van de elementen welke in deze cellen zijn gevat zoals later beschreven zal worden.
Naar de benedenzijde van de cel 2 vernauwt elke cel zich tot een gat 6, dat een aansluitdraad van een element kan doorla- ten of de klem van een beveztigingspen, zoals later zal worden uiteengezet.
De plaat 1 voor gedrukte keten omvat een aantal boorgaten 6', welke op soortgelijke wijze als de gaten 6 van de eenheid 2 zijn aangebracht. Deze eenheid 2 is aan de ; plaat 1 op zodanige wijze bevestigd, dat de gaten 6 aan de benedenzijde samenvallen met de corresponderende boorgaten i 6' van de plaat 1.
Figuur 3 toont een bevestigingspen 8 zoals ge- bruikt wordt voor het bevestigen van de honigraatvormige eenheid 2 en de plaat 1 met gedrukte keten. De bevestigings- pen 8 bezit een langgerekte cylindrische vorm, gelijksoortig aan de vorm van een cel van de eenheid 1 en een holle cylindrische aansluitlip 9 met een diameter welke gelijk is aan de diameter van de samenvallende gaten 6, 6'. Deze bevestigingspen 8 is op zodanige vijze gelegen in een cel van de eenheid 1 dat de lip 9 door de samenvallende gaten 6 en 6' steekt en gedeeltelijk tot voorbij de benedenste zijde van de plaat 1 reikt. Het deel van de holle lip 9, welke voorbij de plaat 1 uitsteekt is verbreed en samengedrukt te- gen het benedenvlak daarvan.
Natuurlijk zijn twee van derge- lijke bevestigingspennen 8 voldoende om de eenheid 2 aan de plaat 1 met gedrukte keten te bevestigen.
<Desc/Clms Page number 5>
In fig.4 is een eerste uitvoering van de geleider van de plaat 1 met gedrukte keten afgebeeld. Volgens deze uitvoering omvat de plaat 1 twee stellen evenwijdige gelei- ders. De horizontale en verticale geleiders H1, H2, H3 en V1, V2, V3 van fig.4, welke deel uitmaken van de eerste en tveede stellen geleiders zijn aangebracht aan de boven- en beneden- vlakken resp. van de plaat 1. De boorgaten van de plaat 1 zijn aangebracht ter plaatse van de horizontale en verticale geleiders in het midden van de zijden van de vierkanten, wel- ke door deze geleiders vorden gevormd en de boorgaten, welke gelegen zijn ter plaatse van de horizontale geleiders H1- .
H2, H3 zijn gemetalliseerd over de dikte van de plaat 1. Stel nu dat een diodenmatrix aang.bracht moet worden op plaat 1 met gedrukte keten van tig.4 dan is het bekend, dat elke diode zoals de diode D, verbonden moet worden tussen een ver- ticale en een horizontale geleider, dat vil zeggen, tussen geleiders H2 en V2 speciaal tussen de gaten h21 en v21 in de plaat 1.
Figuur 5 toont de vijze, waarop deze diode D ge- monteerd is in de beide cellen welke begrensd worden tussen de lijn@S en overeenkomen met de gatan h21, v21. De diode D bezit een korte rechte aansluitdraad en een lang gebogen aansluitdraad, waarbij de korte aansluitdraad gestoken is in het gat v21 en de'lange aansluitdraad gebracht is in het gat h21 na tveemaal te zijn omgebogen. Nadat de andere dioden (niet afgebeeld) van de matrix op dezelfde wijze zijn gemon- teerd, vorden de aansluitdraden van de dioden, welke voorbij de plaat 1 uitsteken, door dompelsoldering in hun gaten be- vestigd.
De gaten van de plaat 1, velke gelegen zijn op de horizontale geleider, zoals boven is aangegeven, zijn over de gehele dikte van de plaat gemetalliseerd om de verbinding
<Desc/Clms Page number 6>
van de aansluitdraden van de elektrische elementen met deze horizontale geleiders te verzekeren. De uitsteeksels 7 be- schermen de gebogen lange draden van de elektrische elementen tegen beschadiging welke bijv. kan optreden, wanneer een aan- tal van dergelijke inrichtingen boven elkaar zijn gestapeld,
In de bovenbeschreven uitvoering bezet een elek- trisch element twee cellen zodanig, dat indien een groot aan- tal elementen moet worden ondergebracht en geassembleerd de inrichting dan vel wat te veel ruimte inneemt.
In ìg.6 is een tweede uitvoering van de plaat
1 met gedrukte keten van fig.1 weergegeven. Volgens deze uitvoering draagt deze plaat slechts één stel evenwijdige geleiders bijv. verticale geleiders, waarvan de geleiders v1 tot V6 deel uitmaken en gedrukt zijn op het benedenvlak van de plaat 1. De ligging van de boorgaten van de plaat 1 is dezelfde als die van ìg.4 doch het enige verschil is, dat al deze boorgaten nu aangebracht zijn ter plaatse van de , verticale geleiders van de plaat 1.
Hieruit blijkt duidelijk, dat bij deze uitvoering-het aantal verticale geleiders, dat door de plaat 1 wordt gedragen verdubbeld is ten opzichte van het aantal verticale geleiders in de eerstbeschreven uitvoe.- ring. Hetzel±de geldt voor de elektrische elementen welke ondergebracht kunnen worden in eenzelfde aantal cellen zoals later zal blijken.
Stel nu, dat een elektrisch element en een diode ondergebracht moet worden in de cellen van de eenheid (ìg.2) welke corresponderen met de boorgaten vi1 (i=1 tot 6) van ìg.6, waarbij één aansluitdraad van deze dioden verbonden moet vorden met een gemeenschappelijke horizontale geleider
H1 (niet afgebeeld) terwijl de andere aansluitdraden van deze diode verbonden moeten worden met een verticale geleider
<Desc/Clms Page number 7>
V1 tot resp. V6.
Elk van deze horizontale geleider$ (niet afgebeeld) is aangebracht aan de bovenzijde van de honigraat- vormige eenheid 2, sommige verwezenlijkingen Van deze horizon- tale geleider worden hierna beschreven* Figuur 7 toont een bovenaanzicht van een eerste uitvoeringsvorm van bovengenoemde horizontale geleider H1 en van de cellen van de eenheid 2, welke' overeenkomen met de bovengenoemde boorgaten vil. In elk van deze cellen is een resp. diode D1 tot D6 ondergebracht waarvan de correspon- derende aansluitdraden gesoldeerd zijn met de hoeken van de geleider H1, welke in zig-zag-vorm gebogen is.
De andere aansluitdraden van de dioden D1 en D6 worden door dompel- soldering in de resp. boorgaten ; 1 (i01 tot 6) bevestigd.
Deze uitvoering biedt het voordeel, dat elektrische elementen zoals de dioden Dl tot D6, die verbonden moeten worden met een gemeenschappelijke horizontale geleider, zoals de gelei- der H1, nu aan deze geleider gesoldeerd kunnen worden, voor- dat zij in de corresponderende cellen worden geplaatst.
Figuur 8 toont een zij-aanzicht van de horizontale geleider H1 welke in zig-zag-vorm gebogen is met de daaraan tevoren gesoldeerde dioden D1 tot D6.
Fig.9 toont een bovenaanzicht van dezelfde cellen als bovengenoemd welke dezelfde dioden opsluiten en een tweede uitvoering van de horizontale geleider H1. Bij deze uitvoering draagt de honigraatvormige eenheid 2 (fig.1, 2) niet het naar buiten reikende uitsteeksel 7 doch horizontale groeven van een bepaalde diepte "a" (fig.10) welke aangebracht zijn in de ruimte tussen de cellen. De horizontale geleider H1 bezit een practisch T-vormige dwarsdoorsnede (fig.10), waarbij de bovenste armen 11 onderlip gestaffeld liggen.
De dwarsdoorsnede van ìg.10 wordt gemaakt over de lijn 111-111
<Desc/Clms Page number 8>
van fig.9. Het verticale been 12 van de T-vorm, velke een hoogte "a" 'bezit grijpt in de corresponderende groep van de eenheid 2, terwijl de aansluitdraden van de dioden D1 tot D6 velke uitsteken voorbij de bovenzijde van de corresponderende' cellen, gesoldeerd zijn aan de armen 11 van de geleider H1.
In fig.11 is een bovenaanzicht aangegeven van bo- vengenoemde diodén D1 tot D6, welke in hun corresponderende cellen liggen alsook een derde uitvoering van de horizontale . gelaider H1. Deze geleider Hl is nu een gedrukte geleider, welke gedragen vordt door een tweede plaat 10, voor gedrukte keten, welke een aantal gaten met dezelfde diameter bezit en welke op soortgelijke wijze zijn aangebracht als de openingen in de bovenzijde van de cellen van de eenheid 2.
De gedrukte horizontale geleiders zoals H1 zijn aangebracht in de ruimte van de gaten van de plaat 10. De plaat 10 is aan de honigraatvormige eenheid @, zodanige wijze bevestigd, dat de gaten van de plaat 10 samenvallen met de bovengenoem- de openingen van de cellen en de aansluitdraden der dioden zijn aan de bovenzijde door dompelsoldeer verbonden met de corresponderende gedrukte horizontale geleiders bijv. de aansluitdraden aan de bovenste zijde van de dioden D1 tot D6 zijn door dompelsoldering verbonden aan de horizontale geleider H 1. Het is duidelijk, dat dit dompelsolderen plaats vindt na het dompelsolderen van de aansluitdraden der beneden' zijde in corresponderende gaten vil van de plaat 1.
Figuur 12 tenslotte is een dwarsdoorsnede van deze laatste uitvoering van figuur 1 en genomen over de lijn IV-IV daarvan.
Blijkbaar is de uitvinding geenszins beperkt tot de beschreven uitvoeringen die slechts als voorbeeld varen bedoeld en derhalve geen limitatief karakter draagt.
<Desc / Clms Page number 1>
STORAGE AND ASSEMBLY INRI @@ TING FOR ELECTRICAL ELEMENTS.
The invention relates to an enclosure. and assembly device for electrical elements such as secondary diodes.
Such a locking and assembly device is known e.g. from British Patent Specification 694,755.
An object of the invention is to provide a simple, sturdy and economical locking and assembling device, which is particularly suitable for use in electrical logic circuits e.g. those described in Belgian Patent Specification 642,328 for locking up. and assembling the elements of the logic chain elements
<Desc / Clms Page number 2>
e.g. diodes, resistors, etc.
The invention is characterized by the fact that this locking and assembly device comprises a practically honey-degree shaped unit, the cells of which are both open on one side and the other, e.g. the bottom and top sides, and in which these electrical elements find a berth in corresponding cells of this unit, this such that one or more connecting wires of elements pass through this one side, e.g. the lower side of the cell in which it is located, while one or more other connecting wires of this element pass through the other side, for example, the top of this cell.
The invention is described with reference to the drawing in which:
Fig. 1 represents a schematic top view of a device according to the invention with a honeycomb-shaped unit mounted in a position for printed chains.
Fig. 2 shows a section on the line 11-11 of Fig. 1;
Fig. 3 depicts a fixing pin as used to fix the honeycomb unit to the printed circuit board;
Fig. 4 shows part of a first embodiment of the printed circuit board of Fig. 1;
Fig. 5 is an enlarged cross-sectional view of a portion of the honeycomb unit of Fig. 1 and of the printed circuit board of Fig. 4, showing the mode. on which an electrical element is mounted in these parts;
<Desc / Clms Page number 3>
Figure 6 shows part of a second embodiment of the printed circuit board of Figure 1, which carries only one of the two sets of parallel conductors; Figures 7 to 12 show different embodiments of the other set of conductors, which can cooperate with the one set of Figure 6 and to which a terminal of the electrical elements is to be connected.
In FIGS. 1 and 2, the apparatus shown there comprises a practically honeycomb-shaped unit 2, which is mounted on part of a printed circuit board 1. The unit 2 is a molded or pressed piece, made of an insulating material, e.g. pdystyrene, and comprises a number of cells of cylindrical elongated shape connected by 5. Furthermore, a number of half cells indicated by 3 and four quarter cells indicated by 4 The aforementioned half-cells 3 and the quarter-cells 4 are arranged along the edge of the unit 2, while the four quarter-cells 4 occupy the four corners of the unit 2.
The base unit 2 has a substantially rectangular parallelepiped shape so that two or more units 2 can be mounted side-by-side to form a honeycomb-shaped unit which is wider than the aforementioned base unit 2 whose axis II and II-II have the vertical respectively . represent horizontal planes of symmetry.
It is noted that in the invention the word "honeycomb" is used in a somewhat broader sense and indicates the general structure of the cells of the unit 2 and thus not the geometrical shape of the cells or of the perimeter and volume of the unit 2. unit 2. It can further be noted that in the following description the word "cell" means a whole cell 5 or a half cell 3 or a quarter cell.
<Desc / Clms Page number 4>
like 4.
The honeycomb-shaped unit 2 has on its top side a number of pin-shaped protrusions 7, each of which is disposed between the cells and thereby serve to protect the bent connecting wires of the elements contained in these cells as will be described later.
Towards the bottom of the cell 2, each cell narrows to a hole 6 which can pass an element lead wire or the clip of a securing pin, as will be explained later.
The printed circuit board 1 comprises a plurality of bore holes 6 ', which are arranged in a similar manner to the holes 6 of the unit 2. This unit 2 is on the; plate 1 in such a way that the holes 6 at the bottom coincide with the corresponding drill holes 6 'of the plate 1.
Figure 3 shows a fixing pin 8 as used for fixing the honeycomb-shaped unit 2 and the printed circuit plate 1. The fixing pin 8 has an elongated cylindrical shape, similar to the shape of a cell of the unit 1, and a hollow cylindrical terminal lip 9 with a diameter equal to the diameter of the coincident holes 6, 6 '. This fixing pin 8 is located in a cell of the unit 1 in such a way that the lip 9 protrudes through the coinciding holes 6 and 6 'and extends partially beyond the lower side of the plate 1. The part of the hollow lip 9 which protrudes beyond the plate 1 has been widened and compressed against the bottom face thereof.
Of course, two such mounting pins 8 are sufficient to attach the unit 2 to the printed circuit board 1.
<Desc / Clms Page number 5>
In FIG. 4, a first embodiment of the printed circuit board 1 conductor is shown. According to this embodiment, the plate 1 comprises two sets of parallel conductors. The horizontal and vertical guides H1, H2, H3 and V1, V2, V3 of Fig. 4, which are part of the first and second sets of guides, are provided on the top and bottom surfaces, respectively. of the plate 1. The boreholes of the plate 1 are made at the location of the horizontal and vertical guides in the center of the sides of the squares formed by these guides and the boreholes located at the location of the squares. horizontal guides H1-.
H2, H3 are metallized over the thickness of the plate 1. Suppose now that a diode matrix is to be applied to plate 1 with printed circuit of FIG. 4, it is known that each diode, such as the diode D, must be connected between a vertical and a horizontal conductor, that is to say, between conductors H2 and V2 especially between the holes h21 and v21 in the plate 1.
Figure 5 shows the pin on which this diode D is mounted in the two cells which are delimited between the line @ S and correspond to the gatan h21, v21. The diode D has a short straight lead wire and a long curved lead wire, the short lead wire being inserted into the hole v21 and the long lead wire inserted into the hole h21 after being bent twice. After the other diodes (not shown) of the array have been mounted in the same way, the lead wires of the diodes protruding beyond the plate 1 are dip-soldered into their holes.
The holes of the plate 1, each located on the horizontal conductor, as indicated above, are metallized over the entire thickness of the plate to ensure the connection.
<Desc / Clms Page number 6>
of the connection wires of the electrical elements with these horizontal conductors. The protrusions 7 protect the bent long wires of the electrical elements from damage which may occur e.g. when a number of such devices are stacked one above the other,
In the above-described embodiment, an electrical element occupies two cells such that if a large number of elements are to be accommodated and assembled, the device takes up somewhat too much space.
In fig.6 is a second version of the plate
1 with the printed circuit of FIG. 1. According to this embodiment, this plate carries only one set of parallel conductors, e.g. vertical conductors, of which the conductors V1 to V6 are part and are printed on the bottom surface of the plate 1. The location of the boreholes of the plate 1 is the same as that of ìg 4 but the only difference is that all these boreholes have now been made at the location of the vertical guides of the plate 1.
It is clear from this that in this embodiment the number of vertical guides carried by the plate 1 is doubled from the number of vertical guides in the first described embodiment. The same applies to the electrical elements which can be housed in the same number of cells as will be shown later.
Now suppose that an electrical element and a diode are to be housed in the cells of the unit (Fig. 2) which correspond to the boreholes vi1 (i = 1 to 6) of Fig. 6, one connecting wire of these diodes must be connected. are provided with a common horizontal guide
H1 (not shown) while the other lead wires of this diode must be connected to a vertical conductor
<Desc / Clms Page number 7>
V1 to resp. V6.
Each of these horizontal guide $ (not shown) is arranged on the top of the honeycomb-shaped unit 2, some implementations of this horizontal guide are described below. * Figure 7 shows a top view of a first embodiment of the above horizontal guide H1 and of the cells of the unit 2, which correspond to the aforementioned boreholes. In each of these cells there is a resp. diode D1 to D6 accommodated whose corresponding lead wires are soldered to the corners of the conductor H1, which is bent in a zig-zag shape.
The other connecting wires of the diodes D1 and D6 are soldered into the resp. drill holes; 1 (i01 to 6) confirmed.
This embodiment offers the advantage that electrical elements such as the diodes D1 to D6, which are to be connected to a common horizontal conductor, such as the conductor H1, can now be soldered to this conductor before being inserted into the corresponding cells. posted.
Figure 8 shows a side view of the horizontal conductor H1 bent in a zig-zag shape with the diodes D1 to D6 pre-soldered to it.
Fig. 9 shows a top view of the same cells as above which enclose the same diodes and a second embodiment of the horizontal conductor H1. In this embodiment, the honeycomb-shaped unit 2 (Figs. 1,2) does not bear the outwardly extending protrusion 7 but horizontal grooves of a certain depth "a" (Fig. 10) which are formed in the space between the cells. The horizontal guide H1 has a practically T-shaped cross-section (Fig. 10), with the upper arms 11 lower lip staggered.
The cross-section of ìg.10 is made along the line 111-111
<Desc / Clms Page number 8>
of fig. 9. The vertical leg 12 of the T-shape, which has a height "a" ", engages in the corresponding group of the unit 2, while the lead wires of the diodes D1 to D6 protruding each time beyond the top of the corresponding cells are soldered. on the arms 11 of the guide H1.
In Fig. 11 is shown a top view of the above-mentioned diodes D1 to D6 lying in their corresponding cells as well as a third embodiment of the horizontal. gelaider H1. This conductor H1 is now a printed conductor, which is carried by a second printed circuit board 10, which has a number of holes of the same diameter and which are arranged in a manner similar to the openings in the top of the cells of the unit 2 .
The printed horizontal conductors such as H1 are arranged in the space of the holes of the plate 10. The plate 10 is attached to the honeycomb-shaped unit @ in such a way that the holes of the plate 10 coincide with the above-mentioned openings of the cells and the lead wires of the diodes are connected at the top by dip solder to the corresponding printed horizontal conductors, e.g. the lead wires on the upper side of the diodes D1 to D6 are connected by dip soldering to the horizontal conductor H1. takes place after immersion soldering of the connecting wires of the bottom side in corresponding holes in the plate 1.
Finally, Figure 12 is a cross-sectional view of the latter embodiment of Figure 1 taken along the line IV-IV thereof.
Apparently, the invention is by no means limited to the embodiments described, which are only intended to be exemplary and therefore not be of a limiting character.