<Desc/Clms Page number 1>
C. KLAREN en J. MINNEMA, verblijf houdende resp. te GEM. DANTUMADEEL en
GEM. KOLLUMERLAND (Nederland) .
MEERWEGAFSLUITER.
De uitvinding heeft betrekking op een meerwegafsluiter met een van rubber of ander flexibel materiaal gemaakt afsluitorgaan in de vorm van een zak, waarvan de mondingswand afdichtend op het afsluiterhuis is aangesloten.
Van een dergelijke afsluiter is een tweewegtype bekend, waarbij de zak door een zich daarin bevindend, aan een bedienbare schroefspil bevestigd aandrukorgaan tegen de wand van de pijpleiding, waarin de afsluiter is opgenomen, kan worden aangedrukt. Op deze wijze uitgevoerde afsluiters hebben het grote voordeel, dat het bedieningsmechanisme niet met de vloeistof in aanraking komt, zodat de vloeistof geen mogelijkheid heeft, om met deze delen in aanraking te komen, waardoor op moeilijk schoon te houden plaatsen afzettingen zouden kunnen ontstaan, die b.v. in melkleidingen een groot bezwaar vormen.
Deze bekende afsluiter kan echter alleen in een enkelvoudige leiding, dus als tweewegafsluiter toegepast worden.
Het doel van de uitvinding is nu een eenvoudiger en bedrijfszekere constructie van dit type afsluiter te verschaffenn dat ook geschikt is voor meer dan twee doorstroomopeningen. Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikte doordat in de zak roteerbaar tenminste één aandrukorgaan is geplaatst om de zakwand naar keuze met de rand van de opening van tenminste een der spruitstukken van het afsluiterhuis tot afdichtende samenwerking te kunnen brengen.
Voorkeur wordt hierbij gegeven aan een uitvoering, waarbij het aandrukorgaan slechts in geselecteerde rotatiestanden bediend kan wordenoDoor deze maatregelen is een afsluiter van dit genoemde type mogelijk geworden, die, ondanks eenvoud, voor het afsluiten van verschillende toe- of afvoeropeningen geschikt is, terwijl door de maatregel, genoemd voor de voorkeursuitvoering, de zekerheid ontstaat, dat het afsluiten steeds in een juiste
<Desc/Clms Page number 2>
stand plaats heeft.
Deze afsluiter is in het bijzonder geschikt om als driewegaf- sluiter te dienen, waarbij vrijwel steeds tussen twee aangesloten leidin- gen doorverbinding bestaat, terwijl de derde afgesloten wordt. Niettemin kan deze afsluiter ook toegepast worden voor het gelijktijdig afsluiten van meerdan één léidingtak, zij het dat deze af te sluiten takken dan steeds ten opzichte van elkaar in eenzelfde stand moeten staan ; ope- ningen kunnen b.v. tegenover of naast elkaar zijn gelegen. Maar ook hier heeft men door het principe van de roteerbaarheid van het aandrukorgaan steeds de mogelijkheid naar keuze een groter aantal openingen af te slui- ten, dan er aandrukorganen zijn, wat steeds een vereenvoudigde constructie meebrengt.
Bij deze afsluiter wordt nog een bijzonder effect bereikt, door- dat de vervorming van de zak bij het excentrisch aandrukken tegen tenminste één der openingen, de vloeistofdoortocht tussen de andere openingen groter doet worden.
Volgens de uitvinding ontstaat een gunstige uitvoeringsvormy wan- neer het tot in de zak reikend bedieningsmechanisme roteerbaar in het afslui- terhuis is gemonteerd en aan zijn einde beweegbaar het aandrukorgaan draagt, dat dan bij een gunstige uitvoeringsvorm beweegbaar is in een richting,die ongeveer loodrecht staat op de draaiingsas van het bedieningsmechanisme.Om daarbij de goede afsluiting te waarborgen, wordt het aandrukorgaan tijdens zijn aandrukbeweging geleid door een deel van het bedieningsmechanisme,dat ook de rotatiestand van het aandrukorgaan bepaalt en in geselecteerde rota- tiestanden geblokkeerd kan worden.
Volgens de uitvinding wordt de aandrukbeweging van het aandrukor- gaan verkregen door relative draaiing van een centraal in het bedieningsme- chanisme aangebrachte, van tenminste één excentrische schijf voorziene be- dieningsas. Deze laatste wordt slechts voor relatieve draaiing ten opzichte van het overige deel van het bedieningsmechanisme door een blokkeerinrich- ting vrijgegeven in standen, waarin deze blokkeerinrichting dat deel van het bedieningsmechanisme tegen draaiing blokkeert, dat de rotatiestand van het aandrukorgaan bepaalt.
Bij een andere, gunstige uitvoeringsvorm volgens de uitvinding, is het aandrukorgaan met het deel van het bedieningsmechanisme, dat de toe- stand van het aandrukorgaan bepaalt, verbonden door een daaraan scharnierend bevestigd tussenstuk, waaraan het zelf eveneens scharnierend bevestigd is, waarbij beide scharnierassen onderling ongeveer evenwijdig zijn, terwijl het aandrukorgaan bovendien een glijdende ondersteuning tegen het genoemde deel van het bedieningsmechanisme heeft. Hierdoor wordt het aandrukstuk tijdens de aandrukking verplaatst zonder hoekverdraaiing, wat essentieel is voor de goede afsluiting.
De uitvoering kan hierbij met voordeel zo gekozen worden, dat het scharnierend tussenstuk een nok heeft, passend in een uitsparing in een schuin ten opzichte van de rotatieas staand, met de centrale bedieningsas verbonden vlak gedeelte, dat bij relatieve draaiing van de centrale bedieningsas het aandrukorgaan via het tussenstuk en de nok daarvan, kan aandrukken. Hierbij kan het selecterend blokkeringseffect bereikt worden, doordat de nok van het tussenstuk uit de uitsparing van het schuinstaande vlakke gedeelte slechts wordt vrijgemaakt door middel van verplaatsing van een orgaan, dat, behalve in bepaalde rotatiestanden van het, de rotatiestand van het aandrukorgaan bepalend deel van het bedieningsmechanisme, tegen deze verplaatsing geblok- keerd is.
Bij toepassing van deze afsluiter als tweewegafsluiter in een en-
<Desc/Clms Page number 3>
kele leiding, kan dit zo geschieden, dat de vloeistof nergens gelegenheid krijgt ergens te blijven staan, wat voo@ de toepassing bij melktransport- leidingen van grote betekenis is. Volgens de uitvinding kan dit bereikt worden, wanneer de twee, ongeveer in elkaars verlengde vallende spruitstuk- ken tangentieel op het afsluiterhuis aansluiten.
De uitvinding zal nu, aan de hand van in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeelden, nader worden toegelicht.
Fig. 1 toont in doorsnede een driewegafsluiter met scharnierend tussenstuk voor de bevestiging van het aandrukorgaan.
Fig. 2 toont, eveneens in doorsnede, een driewegafsluiter, waar- bij het aandrukstuk bediend wordt door een excentrische schijf.
Fig. 3 en 4 geven enkele details van deze uitvoeringsvorm,, in doorsneden volgens de lijn III-III, respo IV-IV in fig.2.
Fig.5 toont een toepassing van de afsluiter als tweewegafsluiter in een doorloopleiding, terwijl in figo6 een paar onderdelen van deze uitvoeringsvorm in hun onder- linge stand zijn aangegeven.
In fig. 1 is 1 het klephuis, waarin een rubberzak 2 is onder- gebracht, die met zijn flens 3 tezamen met een flens 4 van een ring 5 van T- vormige doorsnede tussen de bovenrand van het klephuis en een moer 6 zit vast- geklemd. In de ring 5 past draaibaar een dopvormig deel 7, waarvan de rand 8 en de rand 9 van een in het deel 7 geschroefd schroefdeel 10 de ring 5 tus- sen elkaar insluiten, zodat de stand van deze delen ten opzichte van elkaar alsook van het klephuis in axiale richting bepaald is.
Het eindvlak van het dopvormig deel 7 draagt twee evenwijdige ruggen 11, waartussen om het asje 12 het tussenstuk 13 met de nok 14 schar- nierend is bevestigd. Het tussenstuk 13 past eveneens tussen twee opstaande ruggen 15 van het aandrukstuk 16, waarmee het door middel van het asje 17 scharnierend is verbonden.
Twee trekveren 18, ter weerszijden van de ruggen- paren 11 en 15, trekken het aandrukstuk naar het dopvormig deel 7, waarbij de ruggen op elkaar een glijdende ondersteuning vormen, terwijl de verdere verbinding wordt gevormd via het tussenstuk 13 met de assen 12 en 17. Het tussenstuk 13 kan dus scharnieren om de as 12, waardoor het scharnierpunt 17 van het aandrukstuk een zwaaiende beweging in de richting van een af te sluiten opening maakt ; de randen van de met elkaar in contact blijvende ruggenparen 11 en 15 zijn nu zo gevormd, dat het aandrukstuk bij de zwaai- beweging van zijn scharnier aan zijn oorspronkelijke stand evenwijdig blijft.
Om het aandrukstuk de zak afdichtend tegen een opening te drukken moet nu het tussenstuk 13 om het scharnier 12 gezwaaid worden. Daartoe reikt de nok 14 door het eindvlak van het dopvormig deel 7 om aangedrukt te kun- nen worden door de schuingestelde onderzijde van het in het deel 7 en de schroef 10 passend centrale deel 19,20, wanneer dit door middel van de be- dieningshefboom 21 een halve slag wordt rondgedraaid, waarbij de nok 14 ten- slotte onder het rechte vlak 22 van het centrale deel 19 komt te zitten.Om het centrale deel ten opzichte van de nok 14 te kunnen draaien, moet deze nok eerst vrijgemaakt worden uit een, met een stippellijn aangegeven, uitsparing 23 in het centrale deel.
Hiertoe bevindt zich aan de bedieningshefboom 21 een om een asje 24 scharnierende hefboom 25, waarmee door tussenkomst van een pen 26 het tussenstuk 13 zover om de as 12 weggedrukt kan worden, dat de nok 14 vrij komt. Aan de pen 26 bevindt zich een dwarspennetje 27, dat het neerdrukken van de pen 26 verhindert, tenzij het dwarspennetje 27 zich te- genover een uitsparing 28 in de bovenrand van de ring 5 bevindt. Zodra het
<Desc/Clms Page number 4>
dwarspennetje in deze uitsparing wegzakt, is het dopvormig deel 7, en daarme- de de overige delen van het bedienings- en aandrukmechanisme, tegen verdere rotatie geborgd. Is de pen 26 ver genoeg naar beneden gedrukt, dan komt de nok 14 vrij uit een uitsparing 23, waarna het centrale deel 19, 20 met de hefbomen 21, 25 ten opzichte van de overige delen verder kan worden gedraaid.
De uitsparingen 28 bevinden zich juist tegenover de af te sluiten openingen, zodat het aandrukken alleen bij een juiste stand van het mechanis- me kan plaats vinden. De hefboom 25 draait daarbij boven de pen 26 weg, de hefboom is echter zo breed, dat voor het geheel vrij komen van de pen 26 de nok 14 zich reeds onder het schuine vlak van het deel 19 bevindt. Het veer- tje 29 dient om de pen 26 met het tussenstuk 13 in contact te houden ; de veerkracht ervan is geringer dan van de trekveren 18. Door de nok 14 kan een, niet getekende, stelschroef gaan, waarmee het voorvlak van de nok ingesteld en daarmede de aandrukkingskracht van het aandrukstuk geregeld kan worden.
Bij de uitvoeringsvorm volgens fig. 2 komen het huis l, de rubber- zak 2 en de rand 3 daarvan geheel overeen net dezelfde delen van fig. 1, ter- wijl daar een ander bedieningsmechanisme in is aangebracht. De zakrand 3 zit hierbij geklemd tusssen de bovenrand 30 van het klephuis en de flens 31 van een ring 32, die aangedrukt wordt door de moer 33, welke in de schroefdraad van de klephuisrand 30 grijpt. De flens 31 is door een pennetje 34 tegen draaiing ten opzichte van het klephuis geborgd. In de ring 32 past draaibaar een bus 35, die met een flens 36 op de ring 32 rust en nabij het ondereinde van schroefdraad is voorzien, waarop een door een pen 37 geborgde moer 38 zover is geschroefd, dat de ring 32 in axiale zin tussen deze moer en de flens 36 zonder klemming zit opgesloten.
Aan zijn ondereinde zijn aan de bus 35 twee evenwijdige vlakke zijden gefraist (fig. 3), waarmee het glijdend in een sleuf 39 van het aandrukorgaan 40 past, zodat hierdoor de hoekstand van het aandruk- orgaan ten opzichte van de bus bepaald is, terwijl het aandrukorgaan;lood- recht op de as van de bus zover verplaatst kan worden, dat de wand van de zak.2 daardoor tegen de rand van een doorstroomopening gedrukt wordt. Deze loodrechte verplaatsing wordt verkregen door middel van een, excentrisch op het ondereinde van de door de buis 35 reikende centrale as 41 met een schroef 42 vastgezette schijf 43.
Deze excentriekschijf 43 is voor het insteken van de as 41 zijdelings in een centrale uitsparing van het aandrukorgaan gescho- ven (fig. 4) .De schijf past met glijdende passing tussen de boven- en on- derwand van deze uitsparing en tussen de voor- en achterwand daarvan, welke laatste wand ten behoeve van de vervaardiging van het aandrukstuk een afzon- derlijk erop bevestigde of gelaste wand kan zijn. De centrale as, waarvan het ondereinde een geringere diameter heeft, rust met de kraag 41' op een over- eenkomende kraag in de bus 35. Het aldus bevestigde aandrukstuk kan ten op- zichte van de bus alleen een heen en weergaande beweging maken, in een vaste richting ten opzichte van de as van de bus. Door draaiing van de bus kan nu deze bewegingsrichting ingesteld worden ten opzichte van de opening, die men wenst af te sluiten.
In een uitsparing in de flens 36 van de bus is nu draaibaar om een asje 44 een blokkeringsorgaan 45 aangebracht, dat grijpen kan in uitsparingen 46 in de ring 32, waardoor de bus 35 tegen draaien geblokkeerd wordt.De plaat- sen van deze uitsparingen 46 corresponderen met de standen, waarin het aandruk- orgaan de zakwand een opening kan doen afsluiten. Het blokkeringsorgaan 45 kan nu alleen uit deze uitsparingen weggedrukt worden, wanneer een uitsparing 47 in de centrale as daar tegenover staat, zodat het orgaan, tegen de werking van een bladveertje 48 in, in deze laatste uitsparing komt, die zo is aangebracht, dat het aandrukorgaan 40 zich dan juist in de geheel teruggetrokken stand be- vindt .
Het blokkeringsorgaan blokkeert op deze wijze dus of de centrale as 41 tegen draaiing ten opzichte van de buis 35, of,in de geselecteerde standen, de bus 35 tegen draaiing ten opzichte van het huis 1. Onjuiste bedieningshan- delingen zijn daardoor uitgesloten-.
<Desc/Clms Page number 5>
De centrale as kan van een handwiel zijn voorzien, of., zoals ge- tekend, met zijn omgebogen einde 49 een bedieningshandvat vormen.
In fig. 5 is schematisch aangegeven, hoe een dergelijk, afsluit- orgaan op bijzondere wijze wordt toegepast in een doorloopleiding.De twee spruitstukken 50 en 51, waar deze leiding op aansluit, zijn tangentieel ten opzichte van het afsluiterhuis daarmede verenigd, waarbij de door de spruitstukken gevormde doorgaande leiding onder het afsluiterhuis is gele- gen, dat met zijn as horizontaal is opgesteld. De rubberzak 2 kan men,wan- neer het, in deze figuur niet aangegeven, bedieningsmechanisme in de be- treffende geselecteerde stand is gebracht, overeenkomende met de richtings- lijnen 52 resp. 53, volgens welke het aandrukorgaan beweegt, de opening van het spruitstuk 50, resp. 51, doen afsluiten. Wanneer het aandrukorgaan wordt teruggetrokken, is er'geen enkele plaats waar zich vloeistof verzamelen kan.
In de open stand van de afsluiter, kan deze worden schoongespoeld, waarbij het water, b.v. van links komende, ten dele door de rand 54 naar boven,rond de zak 2 wordt gestuwd, zodat de gehele afsluiterruimte wordt gereinigd.
Ten behoeve van de tangenti le aansluiting van de beide spruit- stukken op het afsluiterhuis, zijn deze spruitstukken naar het afsluiterhuis toe afgeplat, echter onder handhaving van tenminste de oorspronkelijke door- stromingsdoorsnede.Dit is ook in de schematische opstelling van de zak en het afsluiterhuis in fig. 6 aanschouwelijk gemaakt.
<Desc / Clms Page number 1>
C. KLAREN and J. MINNEMA, staying resp. at GEM. DANTUMADEEL and
GEM. KOLLUMERLAND (Netherlands).
MULTI-WAY VALVE.
The invention relates to a multi-way valve having a sealing member made of rubber or other flexible material in the form of a bag, the mouth wall of which is sealingly connected to the valve housing.
A two-way type of such a valve is known in which the bag can be pressed against the wall of the pipeline in which the valve is received by a pressing member located therein and attached to an actuable screw. Valves designed in this way have the great advantage that the operating mechanism does not come into contact with the liquid, so that the liquid has no possibility of coming into contact with these parts, whereby deposits could form in places that are difficult to clean. eg form a major objection in milk lines.
However, this known valve can only be used in a single line, i.e. as a two-way valve.
The object of the invention is now to provide a simpler and reliable construction of this type of valve which is also suitable for more than two flow openings. This object is achieved according to the invention in that at least one pressing member is rotatably placed in the bag in order to enable the bag wall to be selectively engaged with the edge of the opening of at least one of the manifolds of the valve housing.
Preference is given here to an embodiment in which the pressing member can only be operated in selected rotational positions. These measures enable a valve of this type which, despite simplicity, is suitable for closing various inlet or outlet openings, while the measure, mentioned for the preferred embodiment, the certainty arises, that the closing is always in a correct one
<Desc / Clms Page number 2>
stand takes place.
This shut-off valve is particularly suitable for serving as a three-way shut-off valve, where there is almost always a connection between two connected pipes, while the third is closed. Nevertheless, this shut-off valve can also be used for simultaneously closing more than one line branch, although these branches to be closed must always be in the same position with respect to each other; openings can e.g. opposite or next to each other. But here too, due to the principle of the rotatability of the pressing member, it is always possible to optionally close a greater number of openings than there are pressing members, which always entails a simplified construction.
Another special effect is achieved with this valve, in that the deformation of the bag during eccentric pressing against at least one of the openings increases the liquid passage between the other openings.
According to the invention, an advantageous embodiment results when the operating mechanism extending into the bag is rotatably mounted in the valve housing and movably supports the pressing member at its end, which in an advantageous embodiment is then movable in a direction which is approximately perpendicular. on the axis of rotation of the operating mechanism. In order to ensure proper sealing, the pressing member is guided during its pressing movement by a part of the operating mechanism, which also determines the rotation position of the pressing member and can be locked in selected positions of rotation.
According to the invention, the pressing movement of the pressing member is obtained by relative rotation of an operating shaft arranged centrally in the operating mechanism and provided with at least one eccentric disc. The latter is only released for rotation relative to the remainder of the operating mechanism by a locking device in positions in which this locking device blocks that part of the operating mechanism against rotation which determines the rotation position of the pressing member.
In another advantageous embodiment according to the invention, the pressing member is connected to the part of the operating mechanism which determines the state of the pressing member by a hinged intermediate piece to which it itself is also hingedly attached, the two pivot axes mutually approximately parallel, the pressing member additionally having a sliding support against said portion of the operating mechanism. As a result, the hold-down piece is moved during the compression without angular rotation, which is essential for a good seal.
The design can advantageously be chosen in such a way that the pivoting intermediate piece has a cam, which fits into a recess in a flat portion connected to the central operating shaft, which is oblique with respect to the axis of rotation and which, upon relative rotation of the central operating shaft, the pressing member. via the intermediate piece and its cam. In this case, the selective blocking effect can be achieved in that the cam of the intermediate piece is released from the recess of the inclined flat portion only by means of displacement of a member which, in addition to certain rotational positions of the part, which determines the rotational position of the pressing member. the operating mechanism is blocked against this movement.
When using this valve as a two-way valve in an en-
<Desc / Clms Page number 3>
With a single line, this can be done in such a way that the liquid does not have the opportunity to remain standing anywhere, which is of great significance for use in milk transport lines. According to the invention this can be achieved if the two manifolds which are approximately aligned with each other connect tangentially to the valve housing.
The invention will now be explained in more detail with reference to exemplary embodiments shown in the drawing.
FIG. 1 is a cross-sectional view of a three-way valve with a hinged intermediate piece for fastening the pressing member.
FIG. 2 shows, also in cross-section, a three-way valve, in which the pressure piece is operated by an eccentric disc.
FIG. 3 and 4 show some details of this embodiment, in sections along the lines III-III and IV-IV respectively in FIG.
Fig. 5 shows an application of the valve as a two-way valve in a continuous line, while in Fig. 6 a few parts of this embodiment are shown in their mutual position.
In Fig. 1, 1 is the valve housing, in which a rubber bag 2 is housed, which with its flange 3 is fixed together with a flange 4 of a ring 5 of T-shaped cross-section between the top edge of the valve housing and a nut 6- clamped. A cap-shaped part 7 rotatably fits into the ring 5, the edge 8 of which and the edge 9 of a screw part 10 screwed into the part 7 enclose the ring 5 between each other, so that the position of these parts relative to each other as well as to the valve body is determined in axial direction.
The end face of the cap-shaped part 7 carries two parallel ridges 11, between which the intermediate piece 13 with the cam 14 is hinged about the shaft 12. The intermediate piece 13 also fits between two upright ridges 15 of the pressure piece 16, to which it is hingedly connected by means of the shaft 17.
Two tension springs 18, on either side of the web pairs 11 and 15, pull the pressure piece towards the cap-shaped part 7, the ribs forming a sliding support on top of each other, while the further connection is formed via the intermediate piece 13 with the shafts 12 and 17. Thus, the intermediate piece 13 can pivot about the axis 12, causing the pivot point 17 of the pusher to make a swinging movement in the direction of an opening to be closed; the edges of the contacting spine pairs 11 and 15 are now formed so that the pusher remains parallel to its original position during the swing of its hinge.
In order for the pressure piece to press the bag sealingly against an opening, the intermediate piece 13 must now be swung around the hinge 12. To this end, the cam 14 reaches through the end face of the cap-shaped part 7 in order to be able to be pressed by the inclined underside of the central part 19, 20 fitting in the part 7 and the screw 10, when this is done by means of the operating lever. 21 is rotated half a turn, whereby the cam 14 finally comes to sit under the straight plane 22 of the central part 19. In order to be able to rotate the central part relative to the cam 14, this cam must first be released from a , indicated by a dotted line, recess 23 in the central part.
To this end, on the operating lever 21, there is a lever 25 pivotable about a shaft 24, with which lever the intermediate piece 13 can be pushed away about the shaft 12 by means of a pin 26 so far that the cam 14 is released. On the pin 26 there is a transverse pin 27, which prevents the pin 26 from being pushed down, unless the transverse pin 27 is opposite a recess 28 in the top edge of the ring 5. Once the
<Desc / Clms Page number 4>
When the cross pin sinks into this recess, the cap-shaped part 7, and thus the other parts of the operating and pressing mechanism, are secured against further rotation. When the pin 26 is pushed down far enough, the cam 14 is released from a recess 23, after which the central part 19, 20 can be turned further with the levers 21, 25 relative to the other parts.
The recesses 28 are located just opposite the openings to be closed, so that pressing can only take place when the mechanism is in the correct position. The lever 25 then pivots away above the pin 26, the lever, however, is so wide that the cam 14 is already below the oblique plane of the part 19 before the pin 26 is completely released. The spring 29 serves to keep the pin 26 in contact with the intermediate piece 13; the spring force thereof is less than that of the tension springs 18. A set screw, not shown, can pass through the cam 14, with which the front surface of the cam can be adjusted and the pressing force of the pressure piece can thus be regulated.
In the embodiment according to Fig. 2, the housing 1, the rubber bag 2 and the rim 3 thereof correspond entirely to the same parts of Fig. 1, while a different operating mechanism is provided therein. The bag edge 3 is hereby clamped between the top edge 30 of the valve housing and the flange 31 of a ring 32, which is pressed by the nut 33, which engages the screw thread of the valve housing edge 30. The flange 31 is secured against rotation with respect to the valve housing by a pin 34. In the ring 32 rotatably fits a sleeve 35, which rests with a flange 36 on the ring 32 and is threaded near the lower end, onto which a nut 38 secured by a pin 37 is screwed so far that the ring 32 is connected in the axial direction. this nut and the flange 36 are locked without clamping.
At its lower end, the sleeve 35 has two parallel flat sides machined (fig. 3), with which it slides into a slot 39 of the pressing member 40, thereby defining the angular position of the pressing member with respect to the sleeve, while the pressing member can be moved so far perpendicular to the axis of the can that the wall of the bag 2 is thereby pressed against the edge of a flow-through opening. This perpendicular displacement is obtained by means of a disc 43, which is eccentrically attached to the lower end of the central shaft 41 extending through the tube 35 with a screw 42.
This eccentric disc 43 is slid laterally into a central recess of the pressing member for insertion of the shaft 41 (fig. 4). The disc fits with a sliding fit between the top and bottom walls of this recess and between the front and rear wall thereof, which last wall for the purpose of manufacturing the pressing piece may be a wall mounted or welded separately thereto. The central shaft, the lower end of which has a smaller diameter, rests with the collar 41 'on a corresponding collar in the sleeve 35. The pressure piece thus attached can only make a reciprocating movement with respect to the sleeve, in a fixed direction with respect to the axis of the bus. This direction of movement can now be set with respect to the opening which it is desired to close by turning the can.
In a recess in the flange 36 of the sleeve, a blocking member 45 is now arranged pivotably about an axis 44, which blocking member 45 can engage in recesses 46 in the ring 32, so that the sleeve 35 is blocked against rotation. correspond to the positions in which the pressing member can cause the bag wall to close an opening. The blocking member 45 can now only be pushed out of these recesses when a recess 47 in the central axis opposes it, so that the element, against the action of a leaf spring 48, enters this last recess, which is arranged so that it pressing member 40 is then just in the fully retracted position.
The locking member thus blocks in this way either the central shaft 41 against rotation with respect to the tube 35, or, in the selected positions, the sleeve 35 against rotation with respect to the housing 1. Incorrect operating operations are thereby precluded.
<Desc / Clms Page number 5>
The central shaft may be provided with a hand wheel, or, as shown, form an operating handle with its bent end 49.
Fig. 5 schematically shows how such a closing member is used in a special way in a through-line pipe. The two manifolds 50 and 51 to which this pipe connects are joined with it tangentially to the valve housing, whereby the the manifolds formed through pipe is located under the valve body, which is arranged with its axis horizontal. The rubber bag 2, when the operating mechanism, not shown in this figure, is brought into the respective selected position, corresponding to the direction lines 52, respectively. 53, according to which the urging member moves the opening of the manifold 50, respectively. 51, shut down. When the pusher is withdrawn, there is no place for liquid to collect.
In the open position of the valve, it can be rinsed clean, whereby the water, e.g. coming from the left, in part by the rim 54 upwards, is forced around the bag 2, so that the entire valve space is cleaned.
For the tangential connection of the two manifolds to the valve body, these manifolds are flattened towards the valve body, but maintaining at least the original flow cross-section. This is also the case in the schematic arrangement of the bag and valve body illustrated in Fig. 6.