BE517549A - - Google Patents

Info

Publication number
BE517549A
BE517549A BE517549DA BE517549A BE 517549 A BE517549 A BE 517549A BE 517549D A BE517549D A BE 517549DA BE 517549 A BE517549 A BE 517549A
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
plow
tractor
support rod
point
attaching
Prior art date
Application number
Other languages
Dutch (nl)
Publication of BE517549A publication Critical patent/BE517549A/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01BSOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
    • A01B59/00Devices specially adapted for connection between animals or tractors and agricultural machines or implements
    • A01B59/04Devices specially adapted for connection between animals or tractors and agricultural machines or implements for machines pulled or pushed by a tractor
    • A01B59/042Devices specially adapted for connection between animals or tractors and agricultural machines or implements for machines pulled or pushed by a tractor having pulling means arranged on the rear part of the tractor
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01BSOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
    • A01B3/00Ploughs with fixed plough-shares
    • A01B3/36Ploughs mounted on tractors
    • A01B3/40Alternating ploughs
    • A01B3/42Turn-wrest ploughs
    • A01B3/426Turn-wrest ploughs with a headstock frame made of two or more parts

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Soil Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Zoology (AREA)
  • Soil Working Implements (AREA)

Description

       

   <Desc/Clms Page number 1> 
 



   INRICHTING VOOR HET BEVESTIGEN VAN EEN   WENTELPLOEG   MET DRIEPUNTIGE AANLEG 
AAN EEN TRACTOR. 



   De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het be- vestigen van een wentelploeg met driepuntige aanleg aan een tractor, die een steunstang bezit. 



   De inrichtingen voor het bevestigen van een wentelploeg met driepuntige aanleg aan een tractor kunnen in twee groepen ingedeeld worden; de inrichtingen waarbij de wentelploeg bij het ploegen getrokken wordt en buiten werking gedragen wordt door een tractor en degene   waarbij   de ploeg zowel bij het ploegen als buiten werking gedragen wordt. 



   De inrichtingen van de eerste soort voorzien twee aanlegpunten waarin de ploeg op vaste afstand van de tractor gekoppeld is. 



   Een derde punt van de ploeg is door middel van een ketting verbonden aan   een d erde   punt van de tractor; deze verbinding   tussen,de   twee zogenaamde derde punten is voorzien voor het dragen van de ploeg wanneer deze niet moet werken. De ploegen   waarbij   gebruik gemaakt wordt van de hìerbovengenoemde inrichtingen van de eerste soort, bevatten een wiel dat in hoogte régelbaar is. 



   Wanneer een ploeg met een   dergelijke   inrichting in werking gesteld wordt, rusten schaar en hiel op de grond. De diepte van de te vormen voor is   gelijk   aan de afstand tussen de grond en het wiel wanneer schaar en hiel op de grond rusten. Bij het begin van het ploegen kipt de ploeg zodanig dat het wiel met de grond in aanraking komt en aangezien ook de schaar op de grond rust wordt een grote hoek gevormd tussen de grond en de ploeg. De gewenste diepte wordt dank zij deze grote hoek zeer snel be- komen. 



   De   bevestigingsinrichtingen   van de eerste groep kunnen evenwel slechts   daar   gebruikt worden waar de ploeg een wiel heeft; welnu sommige grond- soorten sluiten het gebruik van een ploeg met wiel uit zodat de inrichtin- gen van de eerste groep het nadeel bieden niet in alle gevallen bruikbaar te zijn.      



   De bekende inrichtingen van de hierboven genoemde tweede groep 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 voorzien eveneens twee aanlegpunten zoals bij de inrichtingen van de eerste soort maar bezitten daarenboven een regelbare stang die het bovendeel van de ploegkop vanuit een derde punt van de tractor steunt en de voordiepte regelt. De ploeg heeft dus drie aanhechtingspunten die om een as of dergelijk orgaan sluiten. De ploeg is aldus volledig afhankelijk van de tractor en blijft nagenoeg horizontaal. Bij het begin van de ploegen vormt de ploeg een zeer scherpe hoek met de grond zodat de gewenste voordiepte slechts op lange afstand bereikt wordt vooral wanneer in harde grond geploegd wordt. 



  Dit is ontegensprekelijk een   belangrijk   nadeel van de inrichtingen van de tweede groep. 



   De uitvinding nu heeft in hoofdzaak tot doel een inrichting voor het bevestigen van een wentelploeg met driepuntige aanleg aan een tractor te ontwerpen die in elke grond kan gebruikt worden en waarvan de ploeg dus niet noodzakelijk een wiel bezit terwijl bovendien bij het begin van het ploegen geen scherpe hoek gevormd wordt tussen de ploeg en de grond zodat de gewenste voordiepte snel bereikt wordt. 



   Tot dit doel is de nuttige lengte van de steunstang regelbaar In een voordelige uitvoeringsvorm van de uitvinding bezit het uiteinde van de steunstang een opening met dubbele samenlopende sleuf, waarbij beide sleuven'naar de tractor toegekeerd zijn en de bovenste sleuf   merkelijk   korter is dan de onderste. 



   In een andere uitvoeringsvorm van dezelfde uitvinding is in de steunstang een middel, om de lengte ervan te regelen, ingewerkt. 



   In een bijzonder voordelige uitvoeringsvorm van de uitvinding zijn in de steunstang twee ten opzichte van elkaar schuifbare delen voorzien waarvan de onderlinge stand hydraulisch geregeld wordt. 



   Andere voordelen en eigenschappen van de uitvinding zullen blijken uit de beschrijving van een inrichting voor het bevestigen van een wentelploeg met driepuntige aanleg aan een tractor. Deze beschrijving wordt enkel als voorbeeld gegeven en is niet beperkend voor de uitvinding. 



  De verwijzingscijfers hebben betrekking op hieraan toegevoegde tekeningen   Figuur   1 is een voor- en een zijaanzicht van een orgaan uit de inrichting volgens de uitvinding. 



   Figuur 2 is een perspectivische voorstelling van een wentelploeg en een inrichting volgens de uitvinding. 



   Figuur 3 is een perspectivische voorstelling op een grotere schaal van een gedeelte van de inrichting uit figuur 2. 



   Figuur   4   is een perspectivische voorstelling op grotere schaal van een ander gedeelte van de inrichting uit figuur 2. 



   In de verschillende figuren hebben dezelfde verwijzingscijfers betrekking op dezelfde elementen. 



   De uitvinding wijkt vooral van het bekende af doordat de regelbare steunstang 1 (figuur   4)   voorzien is van een uiteinde met bijzondere opening 2. De opening 2 heeft de vorm van een dubbele samenlopende sleuf; beide sleuven zijn naar de tractor toe gekeerd en de bovenste sleuf is merkelijk korter dan de onderste, In de opening 2 kunnen drie punten onderscheiden worden; het punt a waarmede de ploeg opgehouden wordt gedurende het vervoer; het punt b dat het ingrijpen van de schaarpunt in de grond toelaat en bijgevolg een snelle diepgang geeft; het punt c dat het steunpunt vormt gedurende de normale werking van de ploeg. 



   Duidelijkheidshalve wordt hierna de werking van de inrichting   verklaard.   



   Er wordt verondersteld dat de ploeg in vervoerstand aan de tractor bevestigd is. De ploeg wordt eerst gewenteld. Hierbij werkt de wentelas 3 (figuur 2) op het uitsteeksel   4   voor de ontgrendeling van het ploegkruis en ook op de trekstang 5 die het kruis helpt wentelen. Merken wij vooraf op dat de ploeg twee   aanhechtingspunten 6   en 7 heeft. 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 



   Bij de wenteling komt het gedeelte 8 van de trekstang 5 tegen het stuk 9 dat draaibaar bevestigd is op wentelas 3. Het stuk 9 is voor- zien van een plaatveer 10 (figuur 4) en een losse haak 11 (figuur 4)-
Bij de opwaartse beweging van het stuk 8 (figuur 2) komt de veer 10 (figuur 4) tegen het sleutelstuk 12 waarin opening 2 voorzien is. 



   De veer wordt opgespannen en wordt bij het teruggaan van het gedeelte 8 (figuur 2) weerhouden omdat de haak 11   (figuur   4) ingehaakt heeft aan het doorlopend   u'tsteeksel   13 (figuur 3) De spanning van de veer neutrali- seert het gewicht van de steunstang 1 (figuur 4) en laat bij een volgende phase van de werking van de inrichting de overgang toe van a naar b. 



   Nadat de ploeg gewenteld is wordt de ploeg neergelaten en wordt de voor ingezet. De punt van de schaar ondervindt weerstand zoals dit ook het geval is bij éen ploeg met een wiel. 



   De stift 13 (figuur 3) nadert de tractor en glijdt van a naar b in de onderste sleuf van de opening 2. Tezelfdertijd wordt de haak 11 (figuur   4)   door het uitsteeksel 14 van sleutelstuk   12   (figuur   4)   afgeslo- ten en ontspant de veer, Het ploegkruis vormt aldus een grote hoek met de grond en de diepte van de voor wordt op korte afstand bereikt. 



   Wanneer de diepte van de voor bereikt is laat de persoon die de inrichting bedient het heftoestel van de tractor enkele centimeter naar omhoog gaan en het ploegkruis de horizontale stand van het ploegen innemen. Gedurende deze handeling verlaat het uitsteeksel 13 (figuur 3) punt b en valt door eigen gewicht-in punt c. Hierna wordt de tractor lift terug neer gelaten en gaat het ploegen door op ingestelde diepte. Dit alles gebeurt zeer snel op 1 tot 1,5 meter na de inzet van de voor. 



   Men begrijpe ten slotte dat de uitvinding geenszins beperkt is tot de hierboven beschreven uitvoeringsvorm en dat aan deze binnen het raam van de   octrooiaanvrage   menige verandering kan aangebracht worden, o.m. wat betreft de vorm, de   samenstelling,   de schikking en het aantal van de onderdelen die voor het verwezenlijken van de uitvinding gebruikt worden. 



   In plaats dat de inrichting volgens de uitvinding voorzien is van een   steunstarig   met dubbele samenlopende sleuf zoals hierboven beschreven werd, kan ook de werkelijke lengte van de steunstang regelbaar zijn en de middelen die toelaten deze werkelijke lengte van de steunstang te regelen kunnen zowel hydraulisch als mechanisch werken. De steunstang kan bij voorbeeld bestaan uit twee ten opzichte van elkaar schuifbare delen waarvan de onderlinge stand hydraulisch geregeld wordt. Deze twee delen zijn dan met elkaar verbonden zoals de twee delen van een cric en hun afstand wordt door de bestuurder van de tractor hydraulisch geregeld. Er valt op te merken dat de regeling, waarvan hierboven spraak is, niets gemeens heeft met de instelling van de lengte van de steunstang die bekend is en die enkel kan gebeuren voor de ploeg in werking komt.

   De regeling volgens de uitvinding gebeurt tijdens de werking van het ploegen.



   <Desc / Clms Page number 1>
 



   DEVICE FOR ATTACHING A REVOLVING PLOW WITH THREE-POINTS
TO A TRACTOR.



   The invention relates to a device for attaching a three-pointed reversible plow to a tractor having a support rod.



   The devices for attaching a reversible plow with three-point construction to a tractor can be divided into two groups; the devices in which the reversible plow is pulled during plowing and carried out of operation by a tractor and those in which the plow is carried both during plowing and inoperative.



   The devices of the first type provide two mooring points in which the plow is coupled at a fixed distance from the tractor.



   A third point of the plow is connected by a chain to a third point of the tractor; this connection between the two so-called third points is provided for carrying the plow when it is not supposed to work. The plows using the aforementioned devices of the first type comprise a wheel which is adjustable in height.



   When a plow with such a device is put into operation, the scissors and heel rest on the ground. The depth of the furrow to be formed is equal to the distance between the ground and the wheel when the scissors and heel are resting on the ground. At the start of plowing, the plow tilts in such a way that the wheel comes into contact with the ground and since the shears also rest on the ground, a large angle is formed between the ground and the plow. The desired depth is achieved very quickly thanks to this large angle.



   However, the fastening devices of the first group can only be used where the plow has a wheel; some soils preclude the use of a wheeled plow, so that the devices of the first group offer the disadvantage of not being usable in all cases.



   The known devices of the above-mentioned second group

 <Desc / Clms Page number 2>

 also provide two mooring points as in the devices of the first type but additionally have an adjustable rod which supports the top part of the plow head from a third point of the tractor and controls the fore depth. The plow thus has three attachment points that close around an axle or similar member. The plow is thus completely dependent on the tractor and remains almost horizontal. At the start of plowing, the plow forms a very sharp angle with the ground so that the desired fore depth is only achieved at a long distance, especially when plowing in hard soil.



  This is undeniably a major drawback of the devices of the second group.



   The main object of the invention is to design a device for attaching a three-point plow to a tractor which can be used in any soil and of which the plow therefore does not necessarily have a wheel and, moreover, at the start of the plowing, no an acute angle is formed between the plow and the ground so that the desired fore depth is reached quickly.



   For this purpose the useful length of the support rod is adjustable. In an advantageous embodiment of the invention, the end of the support rod has an opening with a double converging slot, both slots facing the tractor and the top slot being considerably shorter than the bottom one. .



   In another embodiment of the same invention, a means for adjusting its length is incorporated into the support rod.



   In a particularly advantageous embodiment of the invention, two parts which can be slid relative to each other are provided in the support rod, the mutual position of which is hydraulically controlled.



   Other advantages and features of the invention will become apparent from the description of a device for attaching a three-pointed reversible plow to a tractor. This description is given by way of example only and is not limiting of the invention.



  The reference numbers relate to the accompanying drawings. Figure 1 is a front and a side view of a member of the device according to the invention.



   Figure 2 is a perspective view of a reversible plow and a device according to the invention.



   Figure 3 is an enlarged perspective view of a portion of the device of Figure 2.



   Figure 4 is an enlarged perspective view of another portion of the device of Figure 2.



   In the various figures, the same reference numbers refer to the same elements.



   The invention deviates from the known in particular in that the adjustable support rod 1 (figure 4) is provided with an end with a special opening 2. The opening 2 has the form of a double coincident slot; both slots face the tractor and the top slot is considerably shorter than the bottom one. Three points can be distinguished in the opening 2; the point a at which the team is delayed during transport; the point b that allows the share point to penetrate the ground and therefore gives a fast draft; the point c which forms the point of support during the normal operation of the plow.



   For the sake of clarity, the operation of the device is explained below.



   It is assumed that the plow is attached to the tractor in transport position. The plow is turned first. In this case, the turning shaft 3 (figure 2) acts on the projection 4 for unlocking the plow cross and also on the drawbar 5 which helps the cross to turn. We note in advance that the team has two attachment points 6 and 7.

 <Desc / Clms Page number 3>

 



   During the rotation, the part 8 of the tie rod 5 comes against the piece 9 which is rotatably mounted on the turning shaft 3. The piece 9 is provided with a plate spring 10 (figure 4) and a loose hook 11 (figure 4) -
During the upward movement of the piece 8 (figure 2) the spring 10 (figure 4) comes against the key piece 12 in which opening 2 is provided.



   The spring is tensioned and is retained when the section 8 (figure 2) is retracted because the hook 11 (figure 4) has hooked onto the continuous protrusion 13 (figure 3). The tension of the spring neutralizes the weight of the the support rod 1 (figure 4) and allows the transition from a to b in a subsequent phase of the operation of the device.



   After the plow has turned, the plow is lowered and the furrow is used. The point of the scissors is subject to resistance, as is the case with a plow with a wheel.



   The pin 13 (figure 3) approaches the tractor and slides from a to b in the bottom slot of the opening 2. At the same time, the hook 11 (figure 4) is closed and released by the projection 14 of key piece 12 (figure 4). the spring, The plow cross thus forms a large angle with the ground and the depth of the furrow is reached at a short distance.



   When the depth of the furrow is reached, the person operating the device raises the tractor lifter a few centimeters and the plow cross takes the horizontal plowing position. During this operation the protrusion 13 (figure 3) leaves point b and falls by its own weight into point c. After this, the tractor lift is lowered and plowing continues at the set depth. All this happens very quickly at 1 to 1.5 meters after the deployment of the furrow.



   Finally, it will be understood that the invention is by no means limited to the embodiment described above and that it may be subject to many modifications within the scope of the patent application, such as in the shape, composition, arrangement and number of the parts used for can be used to implement the invention.



   Instead of the device according to the invention being provided with a support strut with double coinciding slot as described above, the actual length of the support bar can also be adjustable and the means allowing to control this actual length of the support bar can be both hydraulic and mechanical. to work. The supporting rod can for instance consist of two parts which can be slid relative to each other and whose position is hydraulically controlled. These two parts are then linked together like the two parts of a cric and their distance is hydraulically controlled by the tractor operator. It should be noted that the control, of which the above is talked about, has nothing in common with the adjustment of the length of the support rod, which is known and which can only be done before the plow is activated.

   The control according to the invention takes place during the operation of the plowing.


    

Claims (1)

CONCLUSIES. l.- Inrichting voor het bevestigen van een wentelploeg met driepuntige aanleg aan een tractor die een steunstang bezit, met het kenmerk., dat de nuttige lengte van de steunstang regelbaar is. CONCLUSIONS. 1. Device for attaching a three-pointed reversible plow to a tractor having a support rod, characterized in that the useful length of the support rod is adjustable. 2.- Inrichting volgens conclusie 1, m e t h e t k e n m e r k dat het uiteinde van de steunstang een opening bezit met dubbele samenlopende sleuf waarbij beide sleuven naar de tractor toe gekeerd zijn en de bovenste sleuf merkelijk korter is dan de onderste. 2. Device according to claim 1, characterized in that the end of the support rod has an opening with a double converging slot, both slots facing the tractor and the top slot being considerably shorter than the bottom one. 3.- Inrichting volgens conclusie l, m e t h e t k e n m e r k dat in de steunstang een middel om de lengte er van te regelen ingewerkt is. 3. Device according to claim 1, characterized in that a means for adjusting the length thereof is worked into the support rod. 4. Inrichting volgens conclusie 3, m e t h e t k e n m e r k dat in de steunstang twee ten opzichte van elkaar schuifbare delen voorzien zijn waarvan de onderlinge stand hydraulisch geregeld wordt. <Desc/Clms Page number 4> 4. Device as claimed in claim 3, characterized in that two parts that can be slid relative to each other are provided in the support rod, the mutual position of which is hydraulically controlled. <Desc / Clms Page number 4> 5. Inrichting voor het bevestigen van een wentelploeg met driepuntige aanleg aan een tractor zoals hiervoor beschreven of in de hieraan toegevoegde tekeningen voorgesteld. 5. Device for attaching a three-pointed reversible plow to a tractor as described above or shown in the attached drawings.
BE517549D BE517549A (en)

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE517549A true BE517549A (en)

Family

ID=154404

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE517549D BE517549A (en)

Country Status (1)

Country Link
BE (1) BE517549A (en)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP1867499A1 (en) * 2006-05-16 2007-12-19 LH Lift Oy Tow-hook arrangement and method for coupling an object to be towed to a mobile working machine

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP1867499A1 (en) * 2006-05-16 2007-12-19 LH Lift Oy Tow-hook arrangement and method for coupling an object to be towed to a mobile working machine

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US353491A (en) Soil-pulverizer
BE517549A (en)
US25037A (en) Improvement in cultivators
US44206A (en) Improvement in gang-plows
US27125A (en) Improvement in cultivators
US430016A (en) Roller and harrow
US84094A (en) Improvement in corn-plows
US57856A (en) Improvement in cultivators
US61828A (en) Geobge w
US23933A (en) Improvement in plows
US32958A (en) Improvement in gang-plows
US75925A (en) John l
US58386A (en) Improvement in gang-plows
US52233A (en) Improvement in harrows
US82775A (en) wheeler
US93412A (en) Improvement in cultivators
US21630A (en) Improvement in plows
US23159A (en) Improvement in cultivators
US414701A (en) Charles c
US939271A (en) Reversible plow.
US346801A (en) William e
US53867A (en) Improvement in cultivators
US672649A (en) Plow.
US84165A (en) Improved hoeing-machiwe
US55175A (en) Improvement in cultivators