<Desc/Clms Page number 1>
"Werkwijze voor he-c in de -vorm van een boek opvouwen van kaarten, zoals landkaarten, stadsplannen en derg."
De uitvinding betreft een wakwijze voor het opvouwen van kaarten, in het bijzonder landkaarten, stadsplannen en derg. en z i j heeft ten doel zulke kaarten in een handig formaa op te vouwen. Leestal hebben dergelijke kaarten een betrekke- lijk groot formaat om een zo groot mogelijk deel van een land- streek of een gehele plaats in haar volle uitgestrektheid op een voldoend grote schaal te kunnen weergeven.
Landkaarten van zulke grote formaten zijn in uitgevouwen toestand bij gebruik op de weg zeer onhandig en niet gemakkelijk te raad- plegen en men stoort andere of zichzelf en bij windstoten wappert de kaart heen- en weer of scheurt zij zelfs om slechts enkele gebreken te noemen.
Men heeft voorgesteld om kaarten, in het bijzonder land- kaarten, stadsplannen of derg. zo op te vouwen, dat een soort boek ontstaat en de kaart als een boek door het omslaan van bladen kan worden gelezen. Het boekvormig opvouwen van de
<Desc/Clms Page number 2>
kaart wordt daarbij verkregen, doordat de kaart in lengterichting narmonicavormig wordt gevouwen en rechthoekig daarop tot aan het vlak van de kaart ingesneden plooien heeft, die naar boven en nnai beneden kunnen morden omgeklapt. Om deze dwarsplooien te kunnen maken moet de kaart op bepaalde vouwlijnen in de lengterichting worden doorgesneden en wel over een afstand, die gelijk is aan he verschil tussen de totale hoogte van de kaart en de tot op het gewenste formaat verkleinde hoogte van de kaart.
Naarmate de to- tale hoogte van de kaart groter en de verkleinde hoogte kleiner i- des te langer is de in elke daarvoor aanwezige vouwlijn aan te brengen insnijding. Door dit insnijden verliest de kaart haar stabiliteit, zodat zij bij het ontvouwen gemakkelijk inscheurt en bij het opvouwen slechts met veel moeite en geduld weer in haar vouwen kan worden terug gebracht.
Ter vermijding van dit bezwaar heeft men voorgesteld do in- snijding door een draadhechting samen te houden. Ook heeft men voorgesteld deze draadhechting te vervangen door een smalle dam, waardoor de insnijding onderbroken wordt. Bij deze bekende kaart is tussen de beide d@arsplooien een dam in de vorm van een smalle strook aanwezig. Ondanks deze maatregelen en ofschoon aan de achterzijde van de kaart aan de randen van de insnijdingen of aan de achterzijde van de dammen wel versterkingsstroken zijn ge- plakt, is daardoor de stabiliteit van de oorspronkelijk niet in- gesneden kaart slechts in geringe mate benaderd, want nog steeds biedt het moeilijkheden en kost het tijd en moeite de geheel ont- vouwen kaart weer in haar vouwen terug te brengen.
Bovendien scheurt in het ene geval door de draden de kaan in en in het
EMI2.1
andere geval scheuren de dammen, zodat de kaart weer van boven ¯1tWct'd 49tt/tJt'fl/ naar beneden doorlopende insnijdingen verkrijgt. Voorts Is/aan- . '/f brengen van de draadhechfing en van de versteri:.zingsstroken aan de achterzijde van de kaart omslachtig en duur .
De uitvinding beoogt deze nadelen van de bekende boekvormig gevouwen kaarten op te heffen. De uitvinding berust op het in- zicht, dat aan een aantal voorwaarden moet worden voldaan. In de eerste plaats moeten zo groot mogelijke kaarten tot op een zo klein mogelijk formaat kunnen worden verkleind door ze op te
<Desc/Clms Page number 3>
vouwen en in de tweede plaats moet toch een zo groot mogelijk deel van de kaart kunnen worden afgelezen en ten derde moet de kaart snel en zonder moeite en zonder de dammen te scheuren ge- heel kunnen worden uitgevouwen en tenslotte moet de geheel uitga- vouwen kaart gemakkelijk en zonder moeite in de voorgeschreven vouwen kunnen worden teruggebracht.
liet is gebleken, dat dan aan deze voorwaarden wordt voldaan, wanneer het gunstigste aantal dwarsplooien dus het gunstigste aantal insnijdingen en dammen aan wezig is en daarbij de gunstigste verhouding tussen de lengte van de insnijdingen en de breedte van de dammen wordt toegepast.
Daarbij wordt uitgegaan van een werkwijze voor het in de vorm van een boek opvouwen van kaarten, zoals landkaarten, stadsplan- nen of derg., waarbij de kaart van harmonica-achtige plooien en van dwarsplooien wordt voorzien, die kunnen worden omgeklapt en op afstand van elkander lopen en tot aan het vlak van de kaart zijn doorgesneden, en volgens de uitvinding is de totale lengte S van de insnijdingen onderbroken door dammen, waarvan er een aanwezig is, wanneer de verkleiningsfactor R gelijk is aan of kleiner is dan'2, en waarvan het aantal stapsgewijze met 1 wordt vermeerderd, wanneer de stabiliteitsfadtor St groter is dan R, waarbij de te vormen dwarsplooien alle in dezelfde richting wor- den aangebracht en de afstand c tot aan de bovenrand resp. de onderrand van de kaart van het begin van de insnijding ongeveer s gelijk is aan 2.
Wanneer het bij het toepassen van de werkwijze volgens de uitvinding in hoofdzaak op de stabiliteit van de kaart aankomt dan moeten de dammen zo groot zijn, dat St kleiner is dan R.
Komt het in hoofdzaak op een sterkere verkleining van de kaart aan dan mogen de dammen slechts zo klein zijn, dat St niet veel groter is dan R en wanneer het kleinste aantal dwarsplooien bij een zo sterk mogelijke verkleining en een zo groot mogelijke stabiliteit moet worden verkregn dan moeten de dammen precies zo breed zijn, dat St gelijk aan R is.
Volgens de uitvinding wordt voorts den kaart, zoals een land- kaart, een stad'plan of dergel., die op de bovenbeschreven wijze is opgevouwen, zodanig in een omslag aangebracht en daarin met
<Desc/Clms Page number 4>
een van haar hoeken bevestigd, dat de dwarsplooien naar boven en naar omlaag of naar recnts en links kunnen worden omgeklapt.
De werkwijze volgens de uitvinding zal in het onderstaande aan de hand van de tekening nader worden toegelicht.
Fig. l is een schema voor het verkleinen van een kaart, die volgens het in fig. 2 weergegeven schema in de vorm van een boek moet morden opgevouwen.
Fig. 3 toont een perspectivisch beeld van een op de in fig. 1 en 2 aangegeven wijze opgevouwen kaart, die in een omslag is geplaatst.
Fig. ij.-6 tonen schematisch een drietal vouwschema's.
Fig. 7 is een perspectivisch beeld van de kaart bij het ont- vouwen.
Onder de verkleiningsfactor R wordt verstaan het quotiënt van de totale hoogte H van de op te vouwen kaart en de hoogte h van de tot een boek opgevouwen kaart, dus R=h (zie fig. 1) .
Daarbij is H - h gelijk aan de totale lengte S tot waar de kaart moet worden ingesneden en die door dammen in stukken moet worden verdeeld.
De lengte van een deel s van de insnijding:
S = S. aantal dwarsvouwen
De breedte b van de in de vorm van een boek opgevouwen kaart wordt verkregen door het quotient van de totale breedte
B B en het tweevoud van het aantal langsplooien n, dus b = 2n.
Zoals uit het vouwschema volgens fig. 2 blijkt, wordt de kaart volgens de vouwlijnen 2,4 en 6 door drie insnijdingen s doorgesneden, waardoor drie dwarsplooien kunnen worden gemaakt.
De bovenste insnijding begint op een afstand c van de boven- rand der kaart. De afstand c moet tenminste gelijk zijn aan s om te zorgen, dat de bovenste dwarsplooi niet over de rand 2 van de kaart uitsteekt. Bij drie insnijdingen s behoren drie dammen, want ook de afstand tussen de onderrand van de kaart en het begin van de onderste insnijding vormt volgens de uitvin- ding een dam. De totale lengte van de dammen is gelijk aan h - c en dus:
<Desc/Clms Page number 5>
de breedte van een dam a =
EMI5.1
aantal dwarsp100ian
Onder de stabiliteitsfactor St wordt verstaan het quotiënt van de lengte van een deel s van de insnijding en de breedte s van een dam a tussen twee insnijdingen s, dus St = a.
Deze waarde wordt eenvoudigheidshalve gebruikt, doch een benaderings- waarde van de stabiliteit wordt verkregen door de omgekeerde
1 a vaarde van de stabiliteitsfactor, dus St = s.
Van de stabiliteit van de kaart onderscheidt zich de stevigheid van de tot een boek gevouwen kaart en deze wordt ver- s kregen doordat a kleiner dan of gelijk is aan , d.w.z. een dwarspluoi bedekt de volgende ten dele of reikt tenminste tot aan de volgende plooi.
Daar volgens de uitvinding het aantal dwarsplooien telkens met 1 moet worden vermeerderd wanneer de stabiliteitsfactor St groter is dan R kan de volgende regel voor het bepalen van het aantal dwarsplooien als grenswaarden worden opgesteld :
EMI5.2
<tb> R <SEP> groter <SEP> dan <SEP> 2 <SEP> vereist <SEP> 2 <SEP> dwarsplooien,
<tb>
EMI5.3
R " " ü,6 " 3 "
EMI5.4
<tb> R <SEP> " <SEP> " <SEP> 3 <SEP> " <SEP> 4
<tb>
EMI5.5
R " " 3 " 5 " enz. wanneer kaarten met een totale hoogte van meer dan 1 m tot op een klein formaat boek moeten worden verkleind, d.w.z.
wanneer de verkleiningsfactor groter is dan 5, verkrijgt men bij toepassing van de werkwijze volgens de uitvinding reeds 10 dwars plooien. Bij voorkeur wordt echter het ontstaan van zulk een groot aantal dwarsplooien vermeden en doelmatig een veel kleiner reductiefactor gekozen, zodat een geringere verkleining van de totale hoogte van de kaart tot op een groter formaat boek met het daarmede gepaard gaande geringere aantal dwars- plooien wordt toegepast.
Fig. 3 tobnt in perspectief een volgens het schema van fig.
2 gevouwen kaart, die met haar linker bovenhoek in een omslag B is vastgeplakt.
Bij het in fig. 4 weergegeven voorbeeld wordt de hoogte
<Desc/Clms Page number 6>
EMI6.1
-"'" H = ,h.0 tot op h = O verkleind, zodat R = h = O = 2, d.w.z. volgens de uitvinding bedraagt het aantal dammen 1, waaruit volgt, dat één dwarsplooi wordt gevormd.
Bij het verkleinen van 40 tot op 20 is S = 40 - 20 = 20 = s,
EMI6.2
daar slechts een dwarsplooi aordt gevormd. s 20 c = 2 = 2 = 10, dan geldt
EMI6.3
a .n - c 20 - 10 = .. n I 1 # 10 en s 20
St = a = 10 = 2.
Daar aan de voorwaarde St = R is voldaan wordt bij deze reductie het kleinste aantal dwarsplooien bij een zo terk mogelijke reductie en een zo groot mogelijke stabiliteit verkre- gen. wanneer echter ter verkrijging van een grotere stabiliteit niet met het geringste aantal dwarsplooien wordt volstaan dan wordt overeenkomstig het voorbeeld van fig. 5 het aantal dammen met 1 verhoogd, dus worden twee dammen en dienovereenkomstig twee dwarsplooien toegepast.
In dit geval is eveneens S = 20 en
EMI6.4
|¯ -20 ¯ 10 s = 2"'"'2 ' s 10 c = 2 = 2 = 5, dan geldt
EMI6.5
h - c 20 - 2 15 a - 2 - z - 7T - 7,5 en s 10
EMI6.6
si=-a = 775 = 1,-
Daar echter bij dit voorbeeld aan de voorwaarde, dat a s kleiner is dan of ten hoogste gelijk is aan 2, niet is voldaan, s want a = 7,5 en 2 = 5, is de opgevouwen kaart niet voldoende stevig. Daarom wordt bij het voorbeeld volgens fig. 6 de kaart sterker verkleind en het grensgeval, waarbij R gelijk is aan
EMI6.7
, ongeveer benaderd. Rij R = ,6 wordt de hoogte H = .0 tot H .0 op h = 15, verkleind, want R = fi = X5,4 = ,6. sur worden nu weer twee dammen en dus ook twee dHar::>p1ooien ge- vormd.
Bij de verkleining van 40 tot op 15,4 is
S 24,6
EMI6.8
= lj.0 - 1534 ;-- ,6 en s = 2- j = #2" = 12,3. s 12,3
EMI6.9
c = "2 = ---2- = 6,15 dan geldt h - c 15p4 - 6,15 lx, 625 en a ##2- = 2 = i...625 en s 12,3 St= a 4,625 = 2,6.
<Desc/Clms Page number 7>
Daar dus a = 4,6 en = 6,15, is voldaan aan de voorwaar- s de, dat a kleiner dan of ten hoogste gelijk aan 2 moet zijn.
Dit betekent, dat de onderste dwarsplooi op de bovenste dwarsplooi komt en bij de samengevouwen kaart geen zwakke plaats meer tussen de dwarsplooien aanwezig is.
Heeft men een vouwschema volgens de boven beschreven voorbeelden gekozen, dan worden de vereiste insnijdingen tus- sen de daartoe aanwezige dammen gemaakt en de kaart vervol- gens gevouwen. Daarbij moeten volgens de uitvinding de aldus verkregen dwarsplooien alle naar één richting worden omgesla- gen, hetzij naar boven, zoals in fig. 3 is aangegeven, of naar omlaag.
Fig. 7 toont in perspectief hoe de volgens fig. 3 ge- vouwen kaart aan de rechter benedenhoek van de kaart uit de omslag wordt getrokken en open wordt gevouwen.
De uitvinding geeft een eenvoudige regel voor de gunstig ste maat voor het verkleinen van de kaart, het aantal dwars- plooien en de verhouding tussen de lengte van de delen der insnijding en de breedte van de dammen. Bovendien maakt de uitvinding het mogelijk kaarten van willekeurige hoogte tot op een formaat voor een boek op te vouwen. **WAARSCHUWING** Einde van DESC veld kan begin van CLMS veld bevatten **.
<Desc / Clms Page number 1>
"A method of folding maps, such as maps, city plans and the like, in the form of a book."
The invention relates to a mode of folding of maps, in particular maps, city plans and the like. and its purpose is to fold such cards into a convenient format. Typically, such maps are of a relatively large format in order to be able to represent as large a part of a country region or an entire place in its full extent on a sufficiently large scale.
Maps of such large formats are very clumsy when used on the road when unfolded and not easy to consult, and one disturbs others or oneself and in gusts of wind the map flaps back and forth or even tears to mention just a few defects.
It has been proposed to use maps, in particular maps, city plans or the like. to be folded in such a way that a kind of book is formed and the card can be read like a book by turning pages. The book-like folding of the
<Desc / Clms Page number 2>
The card is thereby obtained in that the card is folded in a narmonica shape in the longitudinal direction and has folds cut into it at right angles to the plane of the card, which folds can be folded upwards and downwards. In order to be able to make these transverse folds, the card must be cut along certain fold lines in the longitudinal direction, over a distance equal to the difference between the total height of the card and the height of the card reduced to the desired size.
The larger the total height of the card and the smaller the reduced height, the longer the incision to be made in each fold line present in front of it. As a result of this incision, the card loses its stability, so that it tears easily during unfolding and can be returned to its folds only with great effort and patience during folding.
To avoid this drawback, it has been proposed to hold the incision together by a thread suture. It has also been proposed to replace this thread suture with a narrow dam, interrupting the cut. In this known map there is a dam in the form of a narrow strip between the two d @ ar folds. Despite these measures, and although reinforcing strips are glued to the back of the card at the edges of the cuts or at the back of the dams, the stability of the originally uncut card is therefore only slightly approximated, because it still presents difficulties and it takes time and effort to return the fully unfolded map to its folds.
Moreover, in one case the threads tear the jaw in and into it
EMI2.1
Otherwise, the checkers tear, so that the map again obtains incisions from the top ¯1tWct'd 49tt / tJt'fl / downwards. Furthermore, / to. It is time-consuming and expensive to install the wire mesh and the reinforcement strips on the back of the card.
The object of the invention is to obviate these drawbacks of the known book-folded cards. The invention is based on the insight that a number of conditions must be met. First, it must be possible to reduce the largest possible cards to the smallest possible size by filling them up
<Desc / Clms Page number 3>
and, secondly, it must be possible to read as much of the map as possible and thirdly, the map must be able to be completely unfolded quickly and without effort and without tearing the checkers, and finally the fully unfolded map must be can be easily and effortlessly brought back into the prescribed folds.
It has been found that these conditions are met when the most favorable number of transverse folds, i.e. the most favorable number of cuts and ridges, is present and the most favorable ratio between the length of the cuts and the width of the ridges is used.
This is based on a method for folding maps, such as maps, city plans or the like, in the form of a book, whereby the map is provided with harmonica-like pleats and with transverse pleats, which can be folded over and spaced apart. run each other and are cut up to the plane of the map, and according to the invention the total length S of the cuts is interrupted by dams, one of which is present when the reduction factor R is equal to or less than '2, and the number of which is increased stepwise by 1 if the stability fadtor St is greater than R, the transverse folds to be formed all being applied in the same direction and the distance c to the top edge, respectively. the bottom edge of the map from the start of the cut is approximately s equal to 2.
When applying the method according to the invention it is primarily a question of the stability of the map, then the dams must be large enough that St is smaller than R.
If it mainly comes down to a stronger reduction of the map, then the checkers may only be so small that St is not much greater than R and when the smallest number of transverse folds is to be obtained with the greatest possible reduction and the greatest possible stability. then the checkers must be exactly wide enough that St equals R.
According to the invention, furthermore, the map, such as a map, a city plan or the like, which is folded in the above-described manner, is arranged in a cover and therein with
<Desc / Clms Page number 4>
one of its corners, so that the transverse folds can be folded up and down or to the right and left.
The method according to the invention will be explained in more detail below with reference to the drawing.
FIG. 1 is a diagram for reducing the size of a card to be folded in the form of a book in accordance with the scheme shown in FIG.
FIG. 3 shows a perspective view of a card, folded in the manner shown in FIGS. 1 and 2, placed in a cover.
FIG. ij.-6 schematically show three folding schemes.
FIG. 7 is a perspective view of the card as it unfolds.
The reduction factor R is understood to be the quotient of the total height H of the card to be folded and the height h of the card folded into a book, so R = h (see fig. 1).
H - h equals the total length S up to which the card must be cut and divided into pieces by checkers.
The length of part s of the incision:
S = S. number of cross folds
The width b of the book-folded card is obtained by the quotient of the total width
B B and twice the number of long pleats n, so b = 2n.
As can be seen from the folding diagram according to Fig. 2, the card is cut along the folding lines 2, 4 and 6 through three notches s, whereby three transverse folds can be made.
The top cut starts at a distance c from the top edge of the card. The distance c must be at least s to ensure that the top transverse fold does not protrude over edge 2 of the card. Three cuts belong to three checkers, because the distance between the bottom edge of the card and the start of the bottom cut also forms a checker according to the invention. The total length of the dams equals h - c and thus:
<Desc / Clms Page number 5>
the width of a dam a =
EMI5.1
number of cross sp100ian
The stability factor St is understood to be the quotient of the length of part s of the cut and the width s of a dam a between two cuts s, so St = a.
This value is used for simplicity, but an approximate stability value is obtained from the inverse
1 a value of the stability factor, so St = s.
The stability of the card is distinguished from the firmness of the card folded into a book and this is obtained in that α is less than or equal to, i.e. a transverse pleat partially covers the next or reaches at least to the next pleat.
Since, according to the invention, the number of transverse folds is to be increased by 1 each time when the stability factor St is greater than R, the following rule for determining the number of transverse folds can be formulated as limit values:
EMI5.2
<tb> R <SEP> greater <SEP> than <SEP> 2 <SEP> requires <SEP> 2 <SEP> transverse folds,
<tb>
EMI5.3
R "" ü, 6 "3"
EMI5.4
<tb> R <SEP> "<SEP>" <SEP> 3 <SEP> "<SEP> 4
<tb>
EMI5.5
R "" 3 "5" etc. when cards with a total height of more than 1 m are to be reduced to a small size book, i.e.
if the reduction factor is greater than 5, 10 transverse pleats are already obtained using the method according to the invention. Preferably, however, the creation of such a large number of transverse folds is avoided and a much smaller reduction factor is expediently selected, so that a smaller reduction of the overall height of the card to a larger format book with the associated lower number of transverse folds is applied. .
FIG. 3 shows a perspective view according to the diagram of fig.
2 folded card, which is glued in a cover B with its top left corner.
In the example shown in Fig. 4, the height
<Desc / Clms Page number 6>
EMI6.1
H =, h.0 reduced to h = O, so that R = h = O = 2, i.e. according to the invention the number of ridges is 1, from which it follows that one transverse fold is formed.
When decreasing from 40 to 20 is S = 40 - 20 = 20 = s,
EMI6.2
only a transverse fold is formed there. s 20 c = 2 = 2 = 10, then
EMI6.3
a .n - c 20 - 10 = .. n I 1 # 10 and s 20
St = a = 10 = 2.
Since the condition St = R is fulfilled, the smallest number of transverse folds is obtained in this reduction with the greatest possible reduction and the greatest possible stability. However, if, in order to obtain greater stability, the smallest number of transverse folds is not sufficient, then, according to the example of FIG. 5, the number of webs is increased by 1, so two webs and correspondingly two transverse folds are used.
In this case also S = 20 and
EMI6.4
| ¯ -20 ¯ 10 s = 2 "'"' 2 's 10 c = 2 = 2 = 5, then
EMI6.5
h - c 20 - 2 15 a - 2 - z - 7T - 7.5 and s 10
EMI6.6
si = -a = 775 = 1, -
However, since in this example the condition that a s is less than or at most equal to 2 is not met, s because a = 7.5 and 2 = 5, the folded card is not sufficiently strong. Therefore, in the example of Fig. 6, the map is reduced more and the borderline case, where R is equal to
EMI6.7
, approximately approximated. Row R = .6 the height H = .0 to H .0 at h = 15, is reduced, because R = fi = X5,4 =, 6. sur now two checkers and therefore also two dHar ::> pays are formed.
The reduction from 40 to 15.4 is
S 24.6
EMI6.8
= lj.0 - 1534; -, 6 and s = 2j = # 2 "= 12.3, s 12.3
EMI6.9
c = "2 = --- 2- = 6.15 then h - c 15p4 - 6.15 lx, 625 and a ## 2- = 2 = i ... 625 and s 12.3 St = a 4.625 = 2.6.
<Desc / Clms Page number 7>
Since a = 4.6 and = 6.15, the condition is met that a must be less than or at most equal to 2.
This means that the bottom transverse fold will be placed on the top transverse fold and the folded card no longer has a weak spot between the transverse folds.
If a folding scheme according to the examples described above has been chosen, the required cuts are made between the dams present for this purpose and the card is then folded. In addition, according to the invention, the transverse pleats thus obtained must all be turned over in one direction, either upwards, as shown in Fig. 3, or downwards.
FIG. 7 is a perspective view of how the card folded according to FIG. 3 is pulled out of the cover at the bottom right corner of the card and unfolded.
The invention provides a simple rule for the most favorable size for reducing the card, the number of transverse folds and the ratio between the length of the parts of the cut and the width of the ridges. In addition, the invention makes it possible to fold cards of any height to a size for a book. ** WARNING ** End of DESC field may contain beginning of CLMS field **.