BE1030052B1 - Werkwijze en inrichting voor het verbranden van gevaarlijke vaste afvalstoffen en verkregen verbrandingsproducten - Google Patents

Werkwijze en inrichting voor het verbranden van gevaarlijke vaste afvalstoffen en verkregen verbrandingsproducten Download PDF

Info

Publication number
BE1030052B1
BE1030052B1 BE20216011A BE202106011A BE1030052B1 BE 1030052 B1 BE1030052 B1 BE 1030052B1 BE 20216011 A BE20216011 A BE 20216011A BE 202106011 A BE202106011 A BE 202106011A BE 1030052 B1 BE1030052 B1 BE 1030052B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
waste
hazardous
hazardous waste
injection lance
rotary kiln
Prior art date
Application number
BE20216011A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1030052A1 (nl
Inventor
Stefan Opdenakker
Original Assignee
Indaver Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Indaver Nv filed Critical Indaver Nv
Priority to BE20216011A priority Critical patent/BE1030052B1/nl
Priority to EP22214864.5A priority patent/EP4202299A1/en
Publication of BE1030052A1 publication Critical patent/BE1030052A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1030052B1 publication Critical patent/BE1030052B1/nl

Links

Classifications

    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F23COMBUSTION APPARATUS; COMBUSTION PROCESSES
    • F23GCREMATION FURNACES; CONSUMING WASTE PRODUCTS BY COMBUSTION
    • F23G5/00Incineration of waste; Incinerator constructions; Details, accessories or control therefor
    • F23G5/008Incineration of waste; Incinerator constructions; Details, accessories or control therefor adapted for burning two or more kinds, e.g. liquid and solid, of waste being fed through separate inlets
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F23COMBUSTION APPARATUS; COMBUSTION PROCESSES
    • F23GCREMATION FURNACES; CONSUMING WASTE PRODUCTS BY COMBUSTION
    • F23G5/00Incineration of waste; Incinerator constructions; Details, accessories or control therefor
    • F23G5/08Incineration of waste; Incinerator constructions; Details, accessories or control therefor having supplementary heating
    • F23G5/14Incineration of waste; Incinerator constructions; Details, accessories or control therefor having supplementary heating including secondary combustion
    • F23G5/16Incineration of waste; Incinerator constructions; Details, accessories or control therefor having supplementary heating including secondary combustion in a separate combustion chamber
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F23COMBUSTION APPARATUS; COMBUSTION PROCESSES
    • F23GCREMATION FURNACES; CONSUMING WASTE PRODUCTS BY COMBUSTION
    • F23G5/00Incineration of waste; Incinerator constructions; Details, accessories or control therefor
    • F23G5/20Incineration of waste; Incinerator constructions; Details, accessories or control therefor having rotating or oscillating drums
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F23COMBUSTION APPARATUS; COMBUSTION PROCESSES
    • F23GCREMATION FURNACES; CONSUMING WASTE PRODUCTS BY COMBUSTION
    • F23G7/00Incinerators or other apparatus for consuming industrial waste, e.g. chemicals
    • F23G7/008Incinerators or other apparatus for consuming industrial waste, e.g. chemicals for liquid waste
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F23COMBUSTION APPARATUS; COMBUSTION PROCESSES
    • F23GCREMATION FURNACES; CONSUMING WASTE PRODUCTS BY COMBUSTION
    • F23G2203/00Furnace arrangements
    • F23G2203/20Rotary drum furnace
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F23COMBUSTION APPARATUS; COMBUSTION PROCESSES
    • F23GCREMATION FURNACES; CONSUMING WASTE PRODUCTS BY COMBUSTION
    • F23G2207/00Control
    • F23G2207/10Arrangement of sensing devices
    • F23G2207/112Arrangement of sensing devices for waste supply flowrate
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F23COMBUSTION APPARATUS; COMBUSTION PROCESSES
    • F23GCREMATION FURNACES; CONSUMING WASTE PRODUCTS BY COMBUSTION
    • F23G2209/00Specific waste
    • F23G2209/10Liquid waste
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F23COMBUSTION APPARATUS; COMBUSTION PROCESSES
    • F23GCREMATION FURNACES; CONSUMING WASTE PRODUCTS BY COMBUSTION
    • F23G2900/00Special features of, or arrangements for incinerators
    • F23G2900/55Controlling; Monitoring or measuring
    • F23G2900/55006Measuring material flow rates
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F23COMBUSTION APPARATUS; COMBUSTION PROCESSES
    • F23GCREMATION FURNACES; CONSUMING WASTE PRODUCTS BY COMBUSTION
    • F23G2900/00Special features of, or arrangements for incinerators
    • F23G2900/55Controlling; Monitoring or measuring
    • F23G2900/55011Detecting the properties of waste to be incinerated, e.g. heating value, density

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Environmental & Geological Engineering (AREA)

Abstract

De huidige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het verbranden van gevaarlijke vaste afvalstoffen omvattende een aanvoertrechter voor aanvoer van afvalstoffen naar een draaitrommeloven, een draaitrommeloven, een naverbrandingskamer, een stoomketel en een gaswasinstallatie, waarbij de inrichting minstens één injectielans omvat voor directe injectie van vloeibare afvalstoffen in de naverbrandingskamer. De uitvinding heeft eveneens betrekking op een werkwijze voor het verbranden van gevaarlijke vaste afvalstoffen omvattende aanbrengen van gevaarlijke afvalstoffen in een aanvoertrechter, aanvoeren vanuit de aanvoertrechter van de gevaarlijke afvalstoffen in een draaitrommeloven, verbranden van de gevaarlijke afvalstoffen in de draaitrommeloven, naverbranden van verbrande gevaarlijke afvalstoffen uit de draaitrommeloven in een naverbrandingskamer, genereren van stoom in een stoomketel met behulp van hete gassen uit de naverbrandingskamer, wassen van hete gassen uit de stoomketel in een gaswasinstallatie, waarbij vloeibare afvalstoffen met behulp van minstens één injectielans direct in de naverbrandingskamer geïnjecteerd worden.

Description

t BE2021/6011
WERKWIJZE EN INRICHTING VOOR HET VERBRANDEN VAN GEVAARLIJKE
VASTE AFVALSTOFFEN EN VERKREGEN VERBRANDINGSPRODUCTEN
TECHNISCH DOMEIN
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het verbranden van afvalstoffen, meer bepaald gevaarlijke afvalstoffen en op een werkwijze voor het verbranden van de genoemde gevaarlijke afvalstoffen.
STAND DER TECHNIEK
Het verbranden van afvalstoffen is al zeer lang een beproefde werkwijze voor het verwerken van afvalstoffen. Dit gebeurt bijvoorbeeld in draaitrommelovens. De draaitrommelovens worden in een continu proces gebruikt en zijn daarom behoorlijk efficiënt. Gegenereerde warmte wordt voor productie van stoom aangewend, wat weer verdere praktische toepassingen kent voor verwarmingen van woningen en voor productie van elektriciteit.
Dergelijke draaitrommelovens worden voor het verbranden van gevaarlijke afvalstoffen aangewend. Een nadeel bij het verbranden van gevaarlijke afvalstoffen is dat verschillende gevaarlijke afvalstoffen niet noodzakelijk samen kunnen aangevoerd worden omdat deze in bepaalde gevallen zeer heftig met elkaar kunnen reageren of omdat de gevaarlijke afvalstoffen niet compatibel met elkaar zijn. In dergelijke gevallen is het noodzakelijk om eerst een eerste gevaarlijke afvalstof volledig in de draaitrommeloven te verbranden, waarna pas een tweede gevaarlijke afvalstof voor verbranding in de draaitrommeloven kan worden aangevoerd. Doordat de eerste gevaarlijke afvalstof eerst volledig opgebrand werd, is er geen continu proces meer en is de verbranding van de gevaarlijke afvalstoffen minder efficiënt.
Een ander mogelijk nadeel is dat een gevaarlijke afvalstof geen hoge calorische waarde heeft, waardoor onvoldoende warmte geproduceerd wordt om een volledige verbranding van de gevaarlijke afvalstof te bekomen. In dat geval is het noodzakelijk om een bijkomende brandstof in de draaitrommeloven aan te brengen om de gevaarlijke afvalstof volledig te verbranden, waardoor de efficiëntie van de verbranding verder gereduceerd wordt.
De huidige uitvinding beoogt minstens een oplossing te vinden voor enkele van bovenvermelde problemen of nadelen.
° BE2021/6011
SAMENVATTING VAN DE UITVINDING
In een eerste aspect betreft de huidige uitvinding een inrichting volgens conclusie 1.
Voordelig aan deze inrichting is dat de inrichting minstens één injectielans omvat voor directe injectie van vloeibare afvalstoffen in de naverbrandingskamer. Hierdoor kunnen twee gevaarlijke afvalstoffen die niet gezamenlijk via de aanvoertrechter kunnen aangevoerd worden, bijvoorbeeld omdat de gevaarlijke afvalstoffen reactief met elkaar zijn of niet compatibel met elkaar zijn, toch gelijktijdig verbrand worden doordat een eerste gevaarlijke afvalstof via de aanvoertrechter in de draaitrommeloven wordt verbrand en een tweede gevaarlijke afvalstof via de minstens één injectielans in de naverbrandingskamer wordt verneveld. Doordat de eerste gevaarlijke afvalstof al grotendeels in de draaitrommeloven verbrand is en de tweede gevaarlijke afvalstof meteen verbrand wordt, kunnen de twee gevaarlijke afvalstoffen niet met elkaar reageren. Het is dus niet nodig om een eerste gevaarlijke afvalstof eerst volledig in de draaitrommeloven te verbranden, om vervolgens de tweede gevaarlijke afvalstof in de draaitrommeloven te verbranden. Bijkomend voordelig is dat indien een eerste gevaarlijke afvalstof onvoldoende calorisch vermogen heeft, een tweede gevaarlijke afvalstof in de naverbrandingskamer kan verneveld worden, om zo het calorische vermogen te verhogen en volledige verbranding van beide gevaarlijke afvalstoffen in de naverbrandingskamer te bekomen. Deze inrichting is voordelig omdat een debiet van vloeibare afvalstoffen door het regelen van het debiet van het gas naar de minstens één injectielans kan geregeld worden. Een regelklep voor gas kan nauwkeurig gestuurd worden, terwijl een regelklep in een aanvoerleiding voor vloeibare afvalstoffen meer onderhevig is aan slijtage door de vloeibare afvalstoffen en hierdoor kan lekken of blokkeren en bijkomend minder nauwkeurig kan aangestuurd worden. Een nauwkeurig regelen van het debiet van de vloeibare afvalstoffen resulteert in een efficiëntere verbranding van de gevaarlijke afvalstoffen in de naverbrandingskamer.
Voorkeursvormen van de inrichting worden weergegeven in de conclusies 2 tot en met 7.
In een tweede aspect betreft de huidige uitvinding een werkwijze volgens conclusie 8. Deze werkwijze heeft onder meer als voordeel dat twee gevaarlijke afvalstoffen die met elkaar reageren of die niet compatibel met elkaar zijn, gelijktijdig kunnen verbrand worden, doordat de eerste gevaarlijke afvalstof al grotendeels in de
3 BE2021/6011 draaitrommeloven verbrand is en de tweede gevaarlijke afvalstof meteen na vernevelen in de naverbrandingskamer verbrand wordt. Bijkomend voordelig aan de werkwijze is dat het verbranden van gevaarlijke afvalstoffen als een continu proces kan uitgevoerd worden, omdat een eerste gevaarlijke afvalstof niet eerst volledig verbrand moet worden, vooraleer een tweede gevaarlijke afvalstof wordt verbrand, waardoor een efficiëntere verbranding van de gevaarlijke afvalstoffen bekomen wordt. De werkwijze is eveneens voordelig in het geval een eerste gevaarlijke afvalstof onvoldoende calorisch vermogen bezit om volledig te verbranden. Door het toevoegen van een tweede gevaarlijke afvalstof in de naverbrandingskamer wordt het calorische vermogen in de naverbrandingskamer verhoogd, waardoor beide gevaarlijke afvalstoffen volledig verbranden, zonder of met slechts een minimale toevoeging van bijkomende brandstof. Hierdoor wordt een veel efficiëntere verbranding van de gevaarlijke afvalstoffen bekomen.
Voorkeursvormen van de werkwijze worden beschreven in de volgconclusies 9 tot en met 11.
In een derde aspect betreft de huidige uitvinding metalen die na verbranding van gevaarlijke afvalstoffen met behulp van een inrichting volgens het eerste aspect of een werkwijze volgens het tweede aspect gerecupereerd zijn.
Veel gevaarlijke afvalstoffen worden in metalen vaten aangevoerd en in deze metalen vaten in de aanvoertrechter aangebracht. Na het verbranden van de gevaarlijke afvalstoffen blijven deze metalen vaten in assen achter. Door het smelten van deze metalen vaten, kunnen deze metalen gerecupereerd worden, waardoor de verbrande gevaarlijke afvalstoffen een bijkomende economische waarde hebben. Bijkomend voordelig is dat deze metalen vaten niet hoeven gestort te worden, wat milieubelastend kan zijn.
BESCHRIJVING VAN DE FIGUREN
Figuur 1 toont een schematische voorstelling van een inrichting volgens een uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding.
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING
Tenzij anders gedefinieerd hebben alle termen die gebruikt worden in de beschrijving van de uitvinding, ook technische en wetenschappelijke termen, de betekenis zoals ze algemeen begrepen worden door de vakman in het technisch veld van de uitvinding. Voor een betere beoordeling van de beschrijving van de uitvinding, worden de volgende termen expliciet uitgelegd. “Een”, “de” en “het” refereren in dit document aan zowel het enkelvoud als het meervoud tenzij de context duidelijk anders veronderstelt. Bijvoorbeeld, “een segment” betekent een of meer dan een segment.
De termen “omvatten”, “omvattende”, “bestaan uit”, “bestaande uit”, “voorzien van”, “bevatten”, “bevattende”, “inhouden”, “inhoudende” zijn synoniemen en zijn inclusieve of open termen die de aanwezigheid van wat volgt aanduiden, en die de aanwezigheid niet uitsluiten of beletten van andere componenten, kenmerken, elementen, leden, stappen, gekend uit of beschreven in de stand der techniek.
Het citeren van numerieke intervallen door de eindpunten omvat alle gehele getallen, breuken en/of reële getallen tussen de eindpunten, deze eindpunten inbegrepen.
Met verneveling wordt in de context van dit document de transformatie van een bulkvloeistof in een nevel van vloeistofdruppels in een omringend gas bedoeld.
In de context van dit document is een afvalstof pasteus indien een afvalstof een consistentie vergelijkbaar met een pasta, deeg of pap heeft.
Een gevaarlijke afvalstof is een industriële of medische afvalstof die schadelijk is voor het milieu en/of voor de volksgezondheid volgens verordening 1272/2008 van de
Europese Unie.
> BE2021/6011
In een eerste aspect betreft de uitvinding een inrichting voor het verbranden van gevaarlijke vaste afvalstoffen.
Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat de inrichting een draaitrommeloven, een aanvoertrechter voor aanvoer van afvalstoffen naar de draaitrommeloven, een naverbrandingskamer, een stoomketel en een gaswasinstallatie.
Een uitgang van de aanvoertrechter is op een ingang van de draaitrommeloven geplaatst of met de ingang van de draaitrommeloven verbonden. Bijvoorbeeld is de uitgang van de aanvoertrechter met behulp van een schans of een transportband met de ingang van de draaitrommeloven verbonden. Een aanvoertrechter is geschikt voor het aanvoeren van bij voorkeur vaste gevaarlijke afvalstoffen. Het is voor een vakman geschoold in het technische veld duidelijk dat een aanvoertrechter afhankelijk van de uitvoering ook bruikbaar is voor vloeibare en/of pasteuze gevaarlijke afvalstoffen, indien de vloeibare en/of pasteuze gevaarlijke afvalstoffen verpakt zijn.
De draaitrommeloven strekt zich langs een lengteas uit. De draaitrommeloven is roteerbaar omheen de lengteas. De draaitrommeloven is hellend opgesteld, waarbij de lengteas een hoek met een horizontaal vlak maakt. De lengteas heeft een eerste einde en een tweede einde, waarbij het eerste einde hoger dan het tweede einde gelegen is. De ingang van de draaitrommeloven is aan het eerste einde van de lengteas gelegen. De draaitrommeloven heeft een uitgang aan het tweede einde van de lengteas. Een draaitrommeloven is voordelig voor het mengen en omwoelen van gevaarlijke afvalstoffen, waardoor een volledige verbranding van de gevaarlijke afvalstoffen bekomen wordt. Doordat de draaitrommeloven hellend is opgesteld, beweegt oveninhoud zich onder invloed van de zwaartekracht naar de uitgang van de draaitrommeloven.
De uitgang van de draaitrommeloven geeft bij voorkeur rechtstreeks uit op de naverbrandingskamer. Dit is voordelig voor het automatisch aanbrengen van verbrandingsproducten uit de draaitrommeloven in de naverbrandingskamer en voor het beperken van calorische verliezen. De verbrandingsproducten omvatten typisch 10% - 22% bodemas en 78% - 90% rookgassen. De rookgassen omvatten typisch 3% - 5% ketel en vliegas Door hitte in de naverbrandingskamer verbranden resterende gevaarlijke afvalstoffen uit de draaitrommeloven verder. Er wordt een
© BE2021/6011 volledige verbranding van de gevaarlijke afvalstoffen uit de draaitrommeloven bekomen.
De inrichting omvat minstens één injectielans voor directe injectie van vloeibare afvalstoffen in de naverbrandingskamer. Bij voorkeur omvat de inrichting minstens twee injectielansen, bij meer voorkeur minstens drie injectielansen voor directe injectie in de naverbrandingskamer. Het is voor een vakman geschoold in het technische veld duidelijk dat elke injectielans een verschillende gevaarlijke afvalstof of dat elke injectielans dezelfde gevaarlijke afvalstof direct in de naverbrandingskamer kan injecteren. Het is eveneens duidelijk dat een injectielans een traditionele bijkomende brandstof in de naverbrandingskamer kan injecteren. De minstens één injectielans is voordelig om twee gevaarlijke afvalstoffen die niet gezamenlijk via de aanvoertrechter kunnen aangevoerd worden, bijvoorbeeld omdat de gevaarlijke afvalstoffen reactief met elkaar zijn of niet compatibel met elkaar zijn, toch gelijktijdig te verbranden. Doordat een eerste gevaarlijke afvalstof via de aanvoertrechter grotendeels in de draaitrommeloven wordt verbrand en een tweede gevaarlijke afvalstof via de minstens één injectielans direct in de naverbrandingskamer wordt verneveld en meteen verbrandt, kunnen de twee gevaarlijke afvalstoffen niet met elkaar reageren. Bijkomend voordelig is dat het niet nodig is om een eerste gevaarlijke afvalstof volledig in de draaitrommeloven te verbranden, om vervolgens de tweede gevaarlijke afvalstof in de draaitrommeloven te verbranden. Eveneens zeer voordelig is dat indien een eerste gevaarlijke afvalstof onvoldoende calorisch vermogen heeft om een hoge temperatuur in de naverbrandingskamer te behouden, een tweede gevaarlijke afvalstof in de naverbrandingskamer kan verneveld worden, om zo het calorische vermogen te verhogen en volledige verbranding van beide gevaarlijke afvalstoffen in de naverbrandingskamer te bekomen. Hierbij wordt geen of slechts een minimale hoeveelheid bijkomende brandstof toegevoerd, waardoor een hogere efficiëntie bij verbranding van gevaarlijke afvalstoffen kan bekomen worden.
De naverbrandingskamer omvat een uitgang voor rookgassen. De uitgang voor rookgassen van de naverbrandingskamer is met een ingang van de stoomketel verbonden. De stoomketel omvat een warmtewisselaar voor het genereren van stoom. Hiertoe wordt aan de rookgassen warmte onttrokken.
De stoomketel omvat een uitgang voor rookgassen. De uitgang voor rookgassen van de stoomketel is rechtstreeks of onrechtstreeks met een ingang van de
7 BE2021/6011 gaswasinstallatie verbonden. De gaswasinstallatie omvat een eerste sectie voor koelen van de rookgassen door injectie van waswater. De gaswasinstallatie omvat een tweede sectie van de gaswasinstallatie voor het wassen van de rookgassen met waswater uit de eerste sectie. De tweede sectie omvat een toevoer van kalkmelk (Ca(OH)2) voor het regelen van een zuurtegraad van de rookgassen. De gaswasinstallatie omvat een derde sectie voor verwijdering van SO». De derde sectie omvat een toevoer voor NaOH voor het regelen van de zuurtegraad van de rookgassen.
Volgens een uitvoeringsvorm omvat de inrichting een bunker voor vaste gevaarlijke afvalstoffen. De inrichting omvat een verplaatsbare kraan met grijparm voor grijpen van vaste gevaarlijke afvalstoffen en aanbrengen van vaste gevaarlijke afvalstoffen in de aanvoertrechter van de inrichting. De verplaatsbare kraan is verplaatsbaar tussen de bunker en de aanvoertrechter. Bij voorkeur zijn de bunker en de aanvoertrechter in eenzelfde gebouw geplaatst. Een bunker is voordelig voor veilige en tijdelijke opslag van vaste gevaarlijke afvalstoffen.
Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat de inrichting minstens één opslagtank voor opslag van vloeibare gevaarlijke afvalstoffen. Een uitgang van de minstens één opslagtank is via een aanvoerleiding met de minstens één injectielans verbonden. Indien er meerdere opslagtanks zijn, zijn bij voorkeur alle opslagtanks via één of meerdere aanvoerleidingen met de minstens één injectielans verbonden.
Bij voorkeur is iedere opslagtank met een aparte aanvoerleiding met de minstens één injectielans verbonden, waarbij op de minstens één injectielans een collector voor de aanvoerleidingen geplaatst is. Indien er meerdere injectielansen zijn, is de minstens één opslagtank bij voorkeur via één of meerdere aanvoerleidingen met alle injectielansen verbonden. Indien er meerdere injectielansen en meerdere opslagtanks zijn, zijn bij voorkeur alle opslagtanks via één of meerdere aanvoerleidingen met alle injectielansen verbonden. Bij voorkeur omvatten de opslagtanks en/of de aanvoerleidingen en/of de injectielansen afsluitkleppen zodat verbindingen tussen opslagtanks en injectielansen afsluitbaar zijn. Opslagtanks zijn voordelig voor het tijdelijk veilig opslaan van vloeibare gevaarlijke stoffen.
De aanvoerleiding omvat een pomp. De pomp is geschikt voor het pompen van de vloeibare gevaarlijke vloeistof van de minstens één opslagtank naar de minstens één injectielans.
3 BE2021/6011
Bij voorkeur omvat de aanvoerleiding een filter.
De inrichting omvat een terugvoerleiding van de minstens één injectielans naar de minstens één opslagtank. Indien er meerdere opslagtanks zijn, omvat de inrichting bij voorkeur één of meerdere terugvoerleidingen van de minstens één injectielans naar alle opslagtanks. Bij voorkeur omvat de inrichting een aparte terugvoerleiding van de minstens één injectielans naar iedere opslagtank, waarbij op de minstens één injectielans een collector voor de terugvoerleidingen geplaatst is. Indien er meerdere injectielansen zijn, omvat de inrichting bij voorkeur één of meerdere terugvoerleidingen van alle injectielansen naar de minstens één opslagtank. Indien er meerdere injectielansen en meerdere opslagtanks zijn, omvat de inrichting bij voorkeur één of meerdere terugvoerleidingen van alle injectielansen naar alle opslagtanks. Bij voorkeur omvatten de terugvoerleidingen afsluitkleppen zodat terugvoerleidingen tussen opslagtanks en injectielansen afsluitbaar zijn. Dit is voordelig om te vermijden dat vloeibare gevaarlijke afvalstoffen uit een eerste opslagtank via een terugvoerleiding in een tweede opslagtank met een andere vloeibare gevaarlijke afvalstof kan terechtkomen, waardoor mogelijks een ongewenste reactie zou optreden. Aanvoerleidingen en terugvoerleidingen tussen een eerste opslagtank en een tweede opslagtank zijn bij voorkeur gescheiden om mogelijke vermenging van vloeibare gevaarlijke afvalstoffen uit de eerste opslagtank en vloeibare gevaarlijke afvalstoffen uit de tweede opslagtank te vermijden.
Een terugvoerleiding omvat een regelklep. Een regelklep omvat een sturing voor het sturen van de regelklep. De inrichting omvat een druksensor voor het meten van druk in de aanvoerleiding en/of terugvoerleiding. De sturing van de regelklep is met de genoemde druksensor gekoppeld. Gekoppeld betekent in deze context dat de sturing meetwaarden van de genoemde druksensor rechtstreeks of onrechtstreeks kan ontvangen en/of rechtstreeks of onrechtstreeks kan uitlezen.
Deze uitvoeringsvorm is voordelig voor het bekomen van een constante druk aan een ingangspunt van de minstens één injectielans. Deze druk kan bijvoorbeeld variëren door een wijzigend niveau in de minstens één opslagtank, door een drukverschil over het filter in de aanvoerleiding, door een variërende stroom doorheen de injectielans, … Een variërende druk aan het ingangspunt van de minstens één injectielans resulteert in een variërende directe injectie van gevaarlijke afvalstoffen in de naverbrandingskamer, waardoor een onregelmatige toevoer en verbranding in de naverbrandingskamer bekomen wordt. Het compenseren van de variërende druk aan
9 BE2021/6011 het ingangspunt van de minstens één injectielans door sturing van de pomp in de aanvoerleiding is te traag voor een nauwkeurige compensatie omdat hiervoor het toerental van de pomp moet gewijzigd worden. Een regelklep kan daarentegen quasi onmiddellijk geheel of gedeeltelijk openen of sluiten, zodat bij mogelijke te hoge of te lage druk aan het ingangspunt van de minstens één injectielans meer of minder vloeibare gevaarlijke afvalstoffen naar de minstens één opslagtank kan terugvloeien, waardoor variaties van de druk aan het ingangspunt van de minstens één injectielans minimaal zijn.
Volgens een uitvoeringsvorm omvat de inrichting een opslagtank voor chloorfluorkoolstofverbindingen (CFK). De opslagtank voor CFK is een vaste opslagtank of een tijdelijke verplaatsbare opslagtank. CFK's zijn gassen die gevaarlijk zijn voor het milieu en die verantwoordelijk zijn voor het gat in de ozonlaag. Freon® is de meest gekende CFK. De opslagtank is via een aanvoerleiding met de minstens één injectielans verbonden. Het is voor een vakman geschoold in het technische veld duidelijk dat in het geval van een tijdelijke verplaatsbare opslagtank de aanvoerleiding tussen de opslagtank voor CFK en de minstens één injectielans minstens ter hoogte van de opslagtank voor CFK ontkoppelbaar is. CFK is geschikt om als gevaarlijke afvalstof direct in de naverbrandingskamer te worden geïnjecteerd.
Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat de inrichting een aanvoerlijn met lift voor het aanvoeren van vaten naar de aanvoertrechter. De inrichting omvat een opslagruimte voor vaten. De aanvoerlijn met lift verbindt de opslagruimte met de aanvoertrechter. De aanvoerlijn met lift omvat nabij de aanvoertrechter een doorboringsmiddel, zoals bijvoorbeeld pinnen of tangen, voor het doorboren van de vaten zodat de vaten bij het verbranden in de draaitrommeloven niet ontploffen.
Gevaarlijke afvalstoffen worden vaak in vaten getransporteerd. Deze uitvoeringsvorm is voordelig omdat de vaten niet manueel moeten worden geopend en geledigd, waardoor risico’s op ongevallen beperkt zijn.
Volgens een uitvoeringsvorm omvat de inrichting een aansluitpunt. Het aansluitpunt is met een aanvoerleiding met de minstens één injectielans verbonden. Het aansluitpunt is voordelig voor het aansluiten van bijvoorbeeld een tankwagen op de minstens één injectielans. Hierdoor kunnen gevaarlijke afvalstoffen uit de tankwagen direct in de naverbrandingskamer geïnjecteerd worden.
Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat de injectielans een longitudinaal aanvoerkanaal voor aanvoer van vloeibare afvalstoffen. Het longitudinale aanvoerkanaal strekt zich van een opening aan een eerste einde van de injectielans tot aan een opening aan een tegenoverliggend tweede einde van de injectielans uit. De opening aan het eerste einde is een ingangspunt van de injectielans. De opening aan het tweede einde is een uitgangspunt van de injectielans. De injectielans omvat concentrisch omheen het aanvoerkanaal een gaskanaal voor aanvoer van een gas. Het gaskanaal strekt zich eveneens van een opening aan het eerste einde tot aan het tweede einde uit. Het gaskanaal omvat aan het tweede einde minstens zes uitlaatopeningen voor verspreiding van het gas, bij voorkeur minstens acht uitlaatopeningen, bij meer voorkeur minstens tien uitlaatopeningen en bij nog meer voorkeur minstens twaalf uitlaatopeningen. De uitlaatopeningen zijn bij voorkeur gelijkmatig over een omtrek omheen het aanvoerkanaal verdeeld. Het gas is bij voorkeur een inert gas. Niet-limitatieve voorbeelden van gassen zijn stikstofgas, gecomprimeerde lucht en stoom. Op de injectielans is een sproeikop geplaatst. De sproeikop is aan het tweede einde op de injectielans geplaatst. De sproeikop omvat een interne mengkamer. Het aanvoerkanaal en het gaskanaal monden in de interne mengkamer uit.
Een injectielans met een gaskanaal omheen een aanvoerkanaal is voordelig om de vloeibare afvalstoffen tijdens transport doorheen de injectielans af te koelen, bijvoorbeeld door middel van stikstofgas of gecomprimeerde lucht. Dit is bijvoorbeeld voordelig voor het afkoelen van de injectielans zelf om te vermijden dat de injectielans door hitte in de naverbrandingskamer beschadigd wordt.
Een injectielans met een gaskanaal omheen een aanvoerkanaal is voordelig om de vloeibare afvalstoffen tijdens transport doorheen de injectielans op te warmen, bijvoorbeeld door middel van stoom. Dit is bijzonder voordelig in het geval de vloeibare afvalstoffen zeer viskeus zijn of gemakkelijk stollen om te vermijden dat de vloeibare afvalstoffen het aanvoerkanaal blokkeren.
De mengkamer is voordelig voor vermenging van de vloeibare afvalstoffen met het gas. Hierdoor wordt een nevel van de vloeibare afvalstoffen gevormd. De minstens zes uitlaatopeningen zijn voordelig voor een optimale spreiding van het gas in de mengkamer. Door verneveling van de vloeibare afvalstoffen worden de vloeibare afvalstoffen uniform in de naverbrandingskamer verspreid, waardoor een egale verbranding van de vloeibare afvalstoffen in de naverbrandingskamer plaats vindt.
Volgens een verdere uitvoeringsvorm omvat de inrichting sensoren voor het meten in werkzame toestand van de inrichting van temperatuur, debiet en densiteit van vloeibare gevaarlijke afvalstoffen naar de minstens één injectielans. De sensoren zijn al of niet geheel of gedeeltelijk gecombineerd. De inrichting omvat verder een regelklep voor het regelen van een debiet van het gas naar het gaskanaal. De regelklep omvat een sturing voor het sturen van de regelklep. De sturing van de regelklep is met de genoemde sensoren gekoppeld. Gekoppeld betekent in deze context dat de sturing van de regelklep meetwaarden van de genoemde sensoren rechtstreeks of onrechtstreeks kan ontvangen en/of rechtstreeks of onrechtstreeks kan uitlezen.
Deze voorkeursvorm is voordelig omdat een debiet van vloeibare afvalstoffen door het regelen van het debiet van het gas naar de minstens één injectielans kan geregeld worden. Een regelklep voor gas kan nauwkeurig gestuurd worden, terwijl een regelklep in een aanvoerleiding voor vloeibare afvalstoffen meer onderhevig is aan slijtage door de vloeibare afvalstoffen en hierdoor kan lekken of blokkeren en bijkomend minder nauwkeurig kan aangestuurd worden. Door het regelen van het debiet van het gas, wordt de mengkamer meer of minder met gas gevuld en minder of meer met afvalstoffen. Het vereiste debiet aan gas voor verneveling van de vloeibare afvalstoffen is afhankelijk van het debiet, de temperatuur en de densiteit van de vloeibare afvalstoffen. Een nauwkeurig regelen van het debiet van de vloeibare afvalstoffen resulteert in een efficiëntere verbranding van de gevaarlijke afvalstoffen in de naverbrandingskamer. Deze uitvoeringsvorm is bijkomend voordelig voor het vermijden van vlamterugslag in de minstens één injectielans.
Mogelijke vlamterugslag kan vermeden worden door het smoren van de mengkamer met gas.
Deze uitvoeringsvorm kan voordelig gecombineerd worden met een voorheen beschreven uitvoeringsvorm waarbij de inrichting minstens één opslagtank, een aanvoerleiding en een terugvoerleiding omvat, voor het bekomen van een regelmatige toevoer en verbranding in de naverbrandingskamer van de vloeibare afvalstoffen.
Volgens een uitvoeringsvorm omvat de inrichting een waterzuiveringsinstallatie voor het zuiveren van het waswater uit de gaswasinstallatie. Dit water kan nog stof, alsook metaalzouten en kwik omvatten en kan daarom niet geloosd worden. Door het zuiveren van het water in de waterzuiveringsinstallatie is het waswater loosbaar.
Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat de inrichting een elektrofilter voor het filteren van rookgassen uit de stoomketel. De elektrofilter is een droge elektrofilter. Dit is voordelig omdat hierbij geen water vervuild wordt, dat moet gezuiverd worden. De elektrofilter is voordelig voor het verwijderen van vliegassen uit rookgassen die de stoomketel verlaten. Hierbij worden tot 85%, bij voorkeur 90%, bij meer voorkeur 95% en bij nog meer voorkeur 99.5% van de vliegassen uit de rookgassen verwijderd. De elektrofilter is bij voorkeur tussen de stoomketel en de gaswasinstallatie geplaatst.
Volgens een verdere uitvoeringsvorm omvat de inrichting een afvoer voor recuperatie van vliegas uit de elektrofilter. Vliegas is een nog gevaarlijke anorganische stof die verdere behandeling behoeft en daarna veilig moet worden opgeborgen.
Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat de naverbrandingskamer een afvoer voor recuperatie van bodemas. Bodemas omvat nog bruikbare metalen, afkomstig van metalen vaten waarin gevaarlijke afvalstoffen in de aanvoertrechter werden aangebracht. Deze metalen kunnen uit de bodemas gerecupereerd worden.
Door het recupereren van deze metalen, kunnen deze metalen hergebruikt worden, waardoor de verbrande gevaarlijke afvalstoffen een bijkomende economische waarde hebben. Bijkomend voordelig is dat deze metalen niet hoeven gestort te worden, wat milieubelastend kan zijn.
Volgens een uitvoeringsvorm omvat de stoomketel een afvoer voor recuperatie van ketelas.
Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat de inrichting een ureumtank.
De ureumtank is via een toevoerleiding met de stoomketel verbonden. Deze uitvoeringsvorm is voordelig voor het toevoeren van ureum in de stoomketel, waardoor een hoeveelheid NOx in de rookgassen uit de stoomketel gereduceerd wordt. Stikstofoxides worden tot stikstofgas gereduceerd. De reductie verloopt volgens een selectieve niet-katalytische reductie. De reductie kan vereenvoudigd geschreven worden als 4 NO + 4 NH3 + O2 > 4 Na + 6H:0.
Volgens een uitvoeringsvorm omvat de inrichting een dioxinefilter. De dioxinefilter is bij voorkeur na de gaswasinstallatie geplaatst. De dioxinefilter omvat een bruinkoolfilter. Een bruinkoolfilter is voordelig voor het verwijderen van dioxines uit rookgassen, maar bijkomend voor het verwijderen van furanen, kwik en andere zware metalen.
Volgens een uitvoeringsvorm is de stoomketel aan een warmtenet gekoppeld. Dit is voordelig voor het aanwenden van geproduceerde stoom voor industriële toepassingen of voor het verwarmen van industriële en residentiële gebouwen. De geproduceerde stoom kan eveneens als inert gas gebruikt worden zoals in een voorheen beschreven uitvoeringsvorm.
Volgens een uitvoeringsvorm is de stoomketel aan een turbine gekoppeld. Dit is voordelig voor het aanwenden van geproduceerde stoom voor het produceren van elektriciteit. De geproduceerde elektriciteit kan in de inrichting aangewend worden, alsook extern voor industriële en residentiële toepassingen.
Volgens een uitvoeringsvorm omvat de inrichting een zuigtrekventilator. De zuigtrekventilator is bij voorkeur tussen de dioxinefilter uit een voorheen beschreven uitvoeringsvorm en de gaswasinstallatie geplaatst. Een zuigtrekventilator is voordelig voor een goede doorstroming van rookgassen vanaf de draaitrommeloven tot aan de gaswasinstallatie en vanaf de gaswasinstallatie naar de dioxinefilter. Door de — zuigtrekventilator is er een onderdruk in de inrichting vanaf de draaitrommeloven tot aan de gaswasinstallatie en een overdruk vanaf de gaswasinstallatie.
Volgens een uitvoeringsvorm omvat de inrichting minstens één secundaire injectielans voor directe injectie van vloeibare gevaarlijke afvalstoffen in de draaitrommeloven. Bij voorkeur omvat de inrichting minstens twee secundaire injectielansen, bij meer voorkeur minstens drie secundaire injectielansen voor directe injectie in de draaitrommeloven. De secundaire injectielansen zijn bij voorkeur aan het eerste einde van de draaitrommeloven geplaatst. De secundaire injectielansen zijn voordelig voor het direct injecteren van vloeibare gevaarlijke afvalstoffen in de draaitrommeloven die niet zeer heftig met gevaarlijke vaste afvalstoffen of met verpakte vloeibare en/of pasteuze gevaarlijke afvalstoffen, die via de aanvoertrechter worden aangevoerd, reageren, zodat deze vloeibare gevaarlijke afvalstoffen samen met de gevaarlijke vaste afvalstoffen of de verpakte vloeibare en/of pasteuze gevaarlijke afvalstoffen in de draaitrommeloven kunnen verbrand worden. Dit is bijkomend voordelig voor het verhogen van het calorische vermogen in de draaitrommeloven indien de gevaarlijke vaste afvalstoffen of de verpakte vloeibare en/of pasteuze gevaarlijke afvalstoffen een beperkte calorische waarde hebben,
waardoor de gevaarlijke vaste afvalstoffen of de verpakte vloeibare en/of pasteuze gevaarlijke afvalstoffen in de draaitrommeloven beter verbrand worden. Het is voor een vakman geschoold in het technische veld duidelijk dat het calorische vermogen in de draaitrommeloven door het direct injecteren van een bijkomende brandstof in de draaitrommeloven eveneens kan verhoogd worden. Het is voor een vakman geschoold in het technische veld duidelijk dat voorheen beschreven uitvoeringsvormen over injectielansen voor directe injectie van vloeibare afvalstoffen in de naverbrandingskamer mutatis mutandis eveneens op secundaire injectielansen van toepassing zijn.
Volgens een uitvoeringsvorm omvat de inrichting minstens één tertiaire injectielans voor directe injectie van pasteuze gevaarlijke afvalstoffen in de draaitrommeloven.
De tertiaire injectielansen zijn bij voorkeur aan het eerste einde van de draaitrommeloven geplaatst. De tertiaire injectielansen zijn voordelig voor het direct injecteren van vloeibare gevaarlijke afvalstoffen in de draaitrommeloven die niet zeer heftig met gevaarlijke vaste afvalstoffen of met verpakte vloeibare en/of pasteuze gevaarlijke afvalstoffen, die via de aanvoertrechter worden aangevoerd, reageren, zodat deze pasteuze gevaarlijke afvalstoffen samen met de gevaarlijke vaste afvalstoffen of de verpakte vloeibare en/of pasteuze gevaarlijke afvalstoffen in de draaitrommeloven kunnen verbrand worden. Dit is bijkomend voordelig voor het verhogen van het calorische vermogen in de draaitrommeloven indien de gevaarlijke vaste afvalstoffen of de verpakte vloeibare en/of pasteuze gevaarlijke afvalstoffen een beperkte calorische waarde hebben, waardoor de gevaarlijke vaste afvalstoffen of de verpakte vloeibare en/of pasteuze gevaarlijke afvalstoffen in de draaitrommeloven beter verbrand worden.
In een tweede aspect betreft de uitvinding een werkwijze voor het verbranden van gevaarlijke vaste afvalstoffen.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat de werkwijze de stappen van: - aanbrengen van gevaarlijke afvalstoffen in een aanvoertrechter; - aanvoeren vanuit de aanvoertrechter van de gevaarlijke afvalstoffen in een draaitrommeloven; - verbranden van de gevaarlijke afvalstoffen in de draaitrommeloven; - naverbranden van verbrande gevaarlijke afvalstoffen uit de draaitrommeloven in een naverbrandingskamer;
- genereren van stoom in een stoomketel met behulp van hete rookgassen uit de naverbrandingskamer; - wassen van hete rookgassen uit de stoomketel in een gaswasinstallatie.
Een uitgang van de aanvoertrechter is op een ingang van de draaitrommeloven geplaatst of met de ingang van de draaitrommeloven verbonden.
De draaitrommeloven strekt zich langs een lengteas uit. De draaitrommeloven roteert tijdens het verbranden van de gevaarlijke afvalstoffen. De draaitrommeloven is hellend opgesteld, waarbij de lengteas een hoek met een horizontaal vlak maakt. De lengteas heeft een eerste einde en een tweede einde, waarbij het eerste einde hoger dan het tweede einde gelegen is. De ingang van de draaitrommeloven is aan het eerste einde van de lengteas gelegen. De draaitrommeloven heeft een uitgang aan het tweede einde van de lengteas. Door het roteren van de draaitrommeloven worden de gevaarlijke afvalstoffen tijdens het verbranden gemend en omgewoeld, waardoor de gevaarlijke afvalstoffen zo volledig mogelijk verbrand worden. Oveninhoud beweegt onder invloed van de zwaartekracht naar de uitgang van de draaitrommeloven.
De uitgang van de draaitrommeloven geeft bij voorkeur rechtstreeks uit op de naverbrandingskamer, waardoor verbrandingsproducten uit de draaitrommeloven automatisch in de naverbrandingskamer aangebracht worden. Bijkomend worden hierdoor calorische verliezen beperkt. Door hitte in de naverbrandingskamer verbranden resterende gevaarlijke afvalstoffen uit de draaitrommeloven verder in de — naverbrandingskamer.
Vloeibare gevaarlijke afvalstoffen worden met behulp van minstens één injectielans direct in de naverbrandingskamer geïnjecteerd, bij voorkeur met behulp van minstens twee injectielansen, bij meer voorkeur met behulp van minstens drie injectielansen. Het is voor een vakman geschoold in het technische veld duidelijk dat elke injectielans een verschillende gevaarlijke afvalstof of dat elke injectielans dezelfde gevaarlijke afvalstof direct in de naverbrandingskamer kan injecteren. Het is eveneens duidelijk dat een injectielans een traditionele bijkomende brandstof in de naverbrandingskamer kan injecteren. De vloeibare gevaarlijke afvalstoffen worden bij directe injectie in de naverbrandingskamer door de minstens één injectielans verneveld. Het direct injecteren van vloeibare gevaarlijke afvalstoffen is bijzonder voordelig omdat twee gevaarlijke afvalstoffen die met elkaar reageren of die niet compatibel met elkaar zijn, gelijktijdig kunnen verbrand worden, doordat een eerste gevaarlijke afvalstof al grotendeels in de draaitrommeloven verbrand is en een tweede gevaarlijke afvalstof meteen na vernevelen in de naverbrandingskamer verbrand wordt, waardoor de eerste gevaarlijke afvalstof en de tweede gevaarlijke afvalstof niet met elkaar kunnen reageren. Bijkomend voordelig aan de werkwijze is dat het verbranden van gevaarlijke afvalstoffen als een continu proces kan uitgevoerd worden, omdat een eerste gevaarlijke afvalstof niet eerst volledig verbrand moet worden, vooraleer een tweede gevaarlijke afvalstof wordt verbrand, waardoor een efficiëntere verbranding van de gevaarlijke afvalstoffen bekomen wordt. De werkwijze is eveneens voordelig in het geval een eerste gevaarlijke afvalstof onvoldoende calorisch vermogen bezit om volledig te verbranden, met andere woorden indien het verbranden van de eerste gevaarlijke afvalstof onvoldoende warmte genereert om een hoge temperatuur in de naverbrandingskamer te behouden om resten van de eerste gevaarlijke afvalstof in de naverbrandingskamer volledig te verbranden. Door het toevoegen van een tweede gevaarlijke afvalstof in de naverbrandingskamer wordt het calorische vermogen in de naverbrandingskamer verhoogd, waardoor beide gevaarlijke afvalstoffen volledig verbranden, zonder of met slechts een minimale toevoeging van bijkomende brandstof. Hierdoor wordt een veel efficiëntere verbranding van de gevaarlijke afvalstoffen bekomen.
De naverbrandingskamer omvat een uitgang voor rookgassen. De uitgang voor rookgassen van de naverbrandingskamer is met een ingang van de stoomketel verbonden. De hete rookgassen uit de naverbrandingskamer stromen doorheen de stoomketel. De stoomketel omvat een warmtewisselaar voor het genereren van stoom. Hiertoe wordt aan de rookgassen warmte onttrokken.
De stoomketel omvat een uitgang voor rookgassen. De uitgang voor rookgassen van de stoomketel is rechtstreeks of onrechtstreeks met een ingang van de gaswasinstallatie verbonden. De hete rookgassen uit de stoomketel worden in een eerste sectie van de gaswasinstallatie door injectie van waswater gekoeld. De rookgassen worden vervolgens in een tweede sectie met het waswater uit de eerste sectie gewassen. Hiertoe wordt kalkmelk (Ca(OH)z) toegevoegd om de zuurtegraad van de rookgassen te regelen. In een derde sectie worden de rookgassen opnieuw gewassen om SO: te verwijderen. Hiertoe wordt NaOH toegevoegd om de zuurtegraad van de rookgassen te regelen.
Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat de werkwijze de bijkomende stap van het meten van temperatuur, debiet en densiteit van de vloeibare gevaarlijke afvalstoffen naar de minstens één injectielans. De minstens één injectielans omvat een longitudinaal aanvoerkanaal voor aanvoer van vloeibare of pasteuze gevaarlijke afvalstoffen. De minstens één injectielans omvat concentrisch omheen het aanvoerkanaal een gaskanaal voor aanvoer van een gas. Het gas is bij voorkeur een inert gas. Niet-limitatieve voorbeelden van gassen zijn stikstofgas, gecomprimeerde lucht en stoom. Op de injectielans is een sproeikop geplaatst. De sproeikop omvat een interne mengkamer. Het aanvoerkanaal en het gaskanaal monden in de interne mengkamer uit.
Het debiet van de vloeibare gevaarlijke afvalstoffen wordt geregeld door het regelen van een druk van het gas naar het genoemde gaskanaal met behulp van een regelklep op basis van de gemeten temperatuur, debiet en densiteit.
Dit is voordelig omdat een regelklep voor gas nauwkeurig kan gestuurd worden, terwijl een regelklep in een aanvoerleiding voor vloeibare afvalstoffen meer onderhevig is aan slijtage door de vloeibare afvalstoffen en hierdoor kan lekken of blokkeren en bijkomend minder nauwkeurig kan aangestuurd worden. Door het regelen van het debiet van het gas, wordt de mengkamer meer of minder met gas gevuld en minder of meer met vloeibare afvalstoffen. Het vereiste debiet aan gas voor verneveling van de vloeibare afvalstoffen is afhankelijk van het debiet, de temperatuur en de densiteit van de vloeibare afvalstoffen. Een nauwkeurig regelen van het debiet van de vloeibare afvalstoffen resulteert in een efficiëntere verbranding van de gevaarlijke afvalstoffen in de naverbrandingskamer. Deze uitvoeringsvorm is bijkomend voordelig voor het vermijden van vlamterugslag in de minstens één injectielans. Mogelijke vlamterugslag kan vermeden worden door het smoren van de mengkamer met gas.
Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm worden de vloeibare gevaarlijke afvalstoffen via een aanvoerleiding met behulp van een pomp, omvat in de aanvoerleiding, vanuit een opslagtank naar de minstens één injectielans aangevoerd.
Een deel van de vloeibare gevaarlijke afvalstoffen wordt via een terugvoerleiding van de minstens één injectielans naar de opslagtank teruggevoerd. Een druk in de aanvoerleiding en/of terugvoerleiding wordt gemeten. Een regelklep omvat in de terugvoerleiding wordt zo gestuurd dat bij de minstens één injectielans een constante druk bekomen wordt.
Deze uitvoeringsvorm is voordelig voor het bekomen van een constante druk aan een ingangspunt van de minstens één injectielans. De druk gemeten in de aanvoerleiding en/of terugvoerleiding is een maat voor de druk aan het ingangspunt van de minstens één injectielans. Hierbij wordt verondersteld dat drukverliezen tussen het punt waar de druk in de aanvoerleiding en/of terugvoerleiding en het ingangspunt van de minstens één injectielans constant zijn. De druk aan het ingangspunt van de minstens één injectielans kan bijvoorbeeld variëren door een wijzigend niveau in de minstens één opslagtank, door een variërende stroom doorheen de injectielans, … Een variërende druk aan het ingangspunt van de minstens één injectielans resulteert in een variërende directe injectie van gevaarlijke afvalstoffen in de naverbrandingskamer, waardoor een onregelmatige toevoer en verbranding in de naverbrandingskamer bekomen wordt. Het compenseren van de variërende druk aan het ingangspunt van de minstens één injectielans door sturing van de pomp in de aanvoerleiding is te traag voor een nauwkeurige compensatie omdat hiervoor het toerental van de pomp moet gewijzigd worden. Een regelklep kan daarentegen quasi onmiddellijk geheel of gedeeltelijk openen of sluiten, zodat bij mogelijke te hoge of te lage druk aan het ingangspunt van de minstens één injectielans meer of minder vloeibare gevaarlijke afvalstoffen naar de minstens één opslagtank kan terugvloeien, waardoor variaties van de druk aan het ingangspunt van de minstens één injectielans minimaal zijn.
Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm worden voor verbranden van verschillende gevaarlijke afvalstoffen, de verschillende gevaarlijke afvalstoffen op reactiviteit en compatibiliteit getest.
De gevaarlijke afvalstoffen worden voor verbranden met verschillende producten gemengd. Dit zijn bijvoorbeeld water als oplosmiddel, HCI als zuur, NaOH als base, een polair solvent zoals bijvoorbeeld aceton, een gehalogeneerd solvent zoals bijvoorbeeld CH:Cl:, een apolair solvent zoals bijvoorbeeld hexaan. Hierbij wordt getest of er hierbij temperatuurstijgingen optreden, of er gasvorming is, of er neerslag is, … dit zowel tijdens als na het mengen. Dit is belangrijk om te kunnen bepalen of er onderlinge reacties kunnen verwacht worden indien verschillende gevaarlijke afvalstoffen gelijktijdig in de draaitrommeloven worden aangebracht.
Verschillende gevaarlijke afvalstoffen worden ook met elkaar in contact gebracht.
Incompatibele gevaarlijke afvalstoffen zullen dan met elkaar reageren, mengen of net ontmengen. Het mengen of ontmengen is belangrijk omdat dit een invloed op het gelijkmatig en volledig verbranden van de gevaarlijke afvalstoffen kan hebben.
Indien vastgesteld wordt dat een eerste en een tweede gevaarlijke afvalstof niet reactief en compatibel zijn, dan kunnen deze gelijktijdig in de draaitrommeloven worden aangebracht, waardoor de eerste gevaarlijke afvalstof en de tweede gevaarlijke afvalstof gelijktijdig kunnen verbrand worden.
Dit is bijkomend voordelig bij het bepalen van een optimaal werkingspunt voor een inrichting voor het verbranden van gevaarlijke afvalstoffen met behulp van een verbrandingsdiagram. Een verbrandingsdiagram geeft op de X-as een hoeveelheid gevaarlijke afvalstoffen dat per uur in de inrichting verwerkt wordt en op de Y-as een thermische belasting van de inrichting. Dit wordt bij voorkeur in ton/u uitgedrukt. De thermische belasting komt overeen met een hoeveelheid warmte die door het verbranden van de gevaarlijke afvalstoffen vrijkomt. Dit wordt bij voorkeur in MW uitgedrukt. Een verbrandingsdiagram is in principe een rechthoek. Een hoekpunt linksonder is bepaald door een minimale hoeveelheid gevaarlijke afvalstoffen dat moet verbrand worden en de minimale hoeveelheid warmte die hierbij moet vrijkomen om een rendabele inrichting te hebben, zodat er voldoende stoom en elektriciteit geproduceerd wordt en de gevaarlijke afvalstoffen voor een aanvaardbare kost kunnen verbrand worden. Een hoekpunt rechtsboven is bepaald door een maximale hoeveelheid gevaarlijke afvalstoffen dat in de inrichting kan verbrand worden en een maximale hoeveelheid warmte die hierbij mag vrijkomen om de inrichting niet te beschadigen. Typisch wordt een verbrandingsdiagram door twee schuine lijnen afgesneden. Een eerste schuine lijn snijdt linksboven een hoek af. Dit komt door een eerste gevaarlijke afvalstof met een verbrandingswaarde, de hoeveelheid warmte die bij verbranding vrijkomt uitgedrukt in kJ/kg, die voldoende groot is, zodat vooraleer de maximale hoeveelheid gevaarlijke afvalstoffen die in de inrichting kan verbrand worden bereikt is, al de maximale hoeveelheid warmte die voor de inrichting toegelaten is, vrijkomt. Een tweede schuine lijnt snijdt rechtsonder een hoek af. Dit komt door een tweede gevaarlijke afvalstof met een verbrandingswaarde die zo klein is, dat pas bij een hoeveelheid van de tweede gevaarlijke afvalstof die hoger is dan de minimale hoeveelheid gevaarlijke afvalstoffen die moet verbranden een hoeveelheid warmte bekomen wordt die gelijk is aan de minimale hoeveelheid warmte die bij verbranding moet vrijkomen. Bij voorkeur ligt een werkingspunt van de inrichting zo dicht mogelijk bij het hoekpunt rechtsboven. Door het bepalen van de verbrandingswaarde van verschillende gevaarlijke afvalstoffen en door het bepalen of de verschillende gevaarlijke afvalstoffen reactief en compatibel zijn, kan een menging van verschillende gevaarlijke afvalstoffen bepaald worden die niet-reactief en compatibel zijn en waarbij het werkingspunt van de inrichting zo dicht mogelijk bij het hoekpunt rechtsboven ligt.
Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm worden metalen uit bodemas uit de naverbrandingskamer gerecupereerd. Bodemas omvat nog bruikbare metalen. Deze metalen zijn afkomstig van metalen vaten waarin gevaarlijke afvalstoffen in de aanvoertrechter worden aangebracht. Door het recupereren van deze metalen, kunnen deze metalen hergebruikt worden, waardoor de verbrande gevaarlijke afvalstoffen een bijkomende economische waarde hebben. Bijkomend voordelig is dat deze metalen niet hoeven gestort te worden, wat milieubelastend kan zijn.
Volgens een uitvoeringsvorm omvat de werkwijze de bijkomende stap van het filteren van hete rookgassen uit de stoomketel met behulp van een elektrofilter. De hete rookgassen worden bij voorkeur voor het wassen van de hete rookgassen in de gaswasinstallatie gefilterd. De elektrofilter is voordelig voor het verwijderen van vliegassen uit rookgassen die de stoomketel verlaten. Hierbij worden tot 85%, bij voorkeur 90%, bij meer voorkeur 95% en bij nog meer voorkeur 99.5% van de vliegassen uit de rookgassen verwijderd.
Volgens een uitvoeringsvorm worden vloeibare gevaarlijke afvalstoffen met behulp van minstens één injectielans direct in de draaitrommeloven geïnjecteerd, bij voorkeur met behulp van minstens twee injectielansen, bij meer voorkeur met behulp van minstens drie injectielansen. Het is voor een vakman geschoold in het technische veld duidelijk dat elke injectielans een verschillende gevaarlijke afvalstof of dat elke injectielans dezelfde gevaarlijke afvalstof direct in de draaitrommeloven kan injecteren. Het is eveneens duidelijk dat een injectielans een traditionele bijkomende brandstof in de draaitrommeloven kan injecteren. De vloeibare gevaarlijke afvalstoffen worden bij directe injectie in de draaitrommeloven door de minstens één injectielans verneveld. Deze uitvoeringsvorm is voordelig voor het direct injecteren van vloeibare gevaarlijke afvalstoffen in de draaitrommeloven die niet zeer heftig met gevaarlijke vaste afvalstoffen of met verpakte vloeibare en/of pasteuze gevaarlijke afvalstoffen, die via de aanvoertrechter worden aangevoerd, reageren, zodat deze vloeibare gevaarlijke afvalstoffen samen met de gevaarlijke vaste afvalstoffen of verpakte vloeibare en/of pasteuze gevaarlijke afvalstoffen in de draaitrommeloven kunnen verbrand worden. Dit is bijkomend voordelig voor het verhogen van het calorische vermogen in de draaitrommeloven indien de gevaarlijke vaste afvalstoffen of de verpakte vloeibare en/of pasteuze gevaarlijke afvalstoffen een beperkte calorische waarde hebben, waardoor de gevaarlijke vaste afvalstoffen of de verpakte vloeibare en/of pasteuze gevaarlijke afvalstoffen in de draaitrommeloven beter verbrand worden.
Volgens een uitvoeringsvorm worden pasteuze gevaarlijke afvalstoffen met behulp van minstens één injectielans direct in de draaitrommeloven geïnjecteerd. Deze uitvoeringsvorm is voordelig voor het direct injecteren van pasteuze gevaarlijke afvalstoffen in de draaitrommeloven die niet zeer heftig met gevaarlijke vaste afvalstoffen of met verpakte vloeibare en/of pasteuze gevaarlijke afvalstoffen, die via de aanvoertrechter worden aangevoerd, reageren, zodat deze pasteuze gevaarlijke afvalstoffen samen met de gevaarlijke vaste afvalstoffen of verpakte vloeibare en/of pasteuze gevaarlijke afvalstoffen in de draaitrommeloven kunnen verbrand worden.
Dit is bijkomend voordelig voor het verhogen van het calorische vermogen in de draaitrommeloven indien de gevaarlijke vaste afvalstoffen of de verpakte vloeibare en/of pasteuze gevaarlijke afvalstoffen een beperkte calorische waarde hebben, waardoor de gevaarlijke vaste afvalstoffen of de verpakte vloeibare en/of pasteuze gevaarlijke afvalstoffen in de draaitrommeloven beter verbrand worden.
Een vakman geschoold in het technische veld zal appreciëren dat een werkwijze volgens het tweede aspect bij voorkeur uitgevoerd wordt met een inrichting volgens het eerste aspect en dat een inrichting volgens het eerste aspect bij voorkeur geconfigureerd is voor uitvoering van een werkwijze volgens het tweede aspect. Elk kenmerk, beschreven in dit document, hierboven zowel als hieronder, kan bijgevolg betrekking hebben op elk van de drie aspecten van de huidige uitvinding.
In een derde aspect betreft de uitvinding metalen gerecupereerd na verbranding van gevaarlijke afvalstoffen met behulp van een inrichting volgens het eerste aspect of een werkwijze volgens het tweede aspect.
Veel gevaarlijke afvalstoffen worden in metalen vaten aangevoerd en in deze metalen vaten in de aanvoertrechter aangebracht. Na het verbranden van de gevaarlijke afvalstoffen blijven deze metalen vaten in assen achter. Door het smelten van deze metalen vaten, kunnen deze metalen gerecupereerd worden, waardoor de verbrande gevaarlijke afvalstoffen een bijkomende economische waarde hebben. Bijkomend voordelig is dat deze metalen vaten niet hoeven gestort te worden, wat milieubelastend kan zijn.
In wat volgt, wordt de uitvinding beschreven a.d.h.v. niet-limiterende figuren die de uitvinding illustreren, en die niet bedoeld zijn of geïnterpreteerd mogen worden om de omvang van de uitvinding te limiteren.
FIGUURBESCHRIJVING
Figuur 1 toont een schematische voorstelling van een inrichting volgens een uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding.
De inrichting (1) omvat een aanvoertrechter (2) voor aanvoer van gevaarlijke afvalstoffen naar een draaitrommeloven (3). De gevaarlijke afvalstoffen worden vanuit een bunker (13) voor tijdelijke opslag van vaste gevaarlijke afvalstoffen met behulp van een een verplaatsbare kraan met grijparm (14) in de aanvoertrechter (2) aangebracht. De gevaarlijke afvalstoffen kunnen eveneens vanuit een vatenopslag (15) door een aanvoerlijn met lift in vaten in de aanvoertrechter (2) aangebracht worden. De inrichting (1) omvat verder een aansluitpunt voor een tankwagen (10).
Vloeibare gevaarlijke afvalstoffen kunnen vanuit de tankwagen (10) tijdelijk in een opslagtank voor vloeibare gevaarlijke afvalstoffen (12) opgeslagen worden. Vanuit de tankwagen (10) kunnen via het aansluitpunt en aanvoerleidingen vloeibare gevaarlijke afvalstoffen direct in de draaitrommeloven (3) geïnjecteerd worden of bij voorkeur direct in een naverbrandingskamer (4) geïnjecteerd worden. De inrichting (1) omvat een opslagtank voor chloorfluorkoolstofverbindingen (11). De opslagtank voor chloorfluorkoolstofverbindingen is een vaste opslagtank of een tijdelijke verplaatsbare opslagtank. Via aanvoerleidingen kunnen de chloorfluorkoolstofverbindingen (11) direct in de draaitrommeloven (3) geïnjecteerd worden of bij voorkeur direct in de naverbrandingskamer (4) geïnjecteerd worden.
Zoals al vermeld omvat de inrichting (1) minstens één opslagtank voor vloeibare gevaarlijke afvalstoffen (12). De vloeibare gevaarlijke afvalstoffen worden vanuit de opslagtank voor vloeibare gevaarlijke afvalstoffen (12) via aanvoerleidingen direct in de draaitrommeloven (3) geïnjecteerd of bij voorkeur direct in de naverbrandingskamer (4) geïnjecteerd. De gevaarlijke afvalstoffen worden in de draaitrommeloven (3) verbrand. Onder invloed van de zwaartekracht beweegt oveninhoud van de draaitrommeloven (3) naar de uitgang van de draaitrommeloven (3) en komt in de naverbrandingskamer (4) terecht. Door hitte in de naverbrandingskamer (4) verbranden resterende gevaarlijke afvalstoffen uit de draaitrommeloven (3) verder in de naverbrandingskamer (4). Door directe injectie van vloeibare gevaarlijke afvalstoffen in de naverbrandingskamer (4) wordt het calorische vermogen in de naverbrandingskamer (4) verhoogd, waardoor de gevaarlijke afvalstoffen volledig verbranden, zonder of met slechts een minimale toevoeging van bijkomende brandstof. Hete rookgassen uit de naverbrandingskamer (4) verwarmen in een stoomketel (5) water tot stoom. De stoom kan voor residentiële en industriële toepassingen worden aangewend. De stoom kan eveneens gebruikt worden voor het aandrijven van een turbine tot opwekking van elektrische stroom.
In de stoomketel (5) wordt ureum uit een ureumtank (9) toegevoerd, waardoor een hoeveelheid NOx in de rookgassen uit de stoomketel (5) gereduceerd wordt. De hete rookgassen uit de stoomketel (5) worden in een droge elektrofilter (6) gefilterd en daarna in een gaswasinstallatie en dioxinefilter (7) gewassen en gefilterd. Finaal verlaten de rookgassen de inrichting (1) via een schouw (9). Bodemas (19) uit de draaitrommeloven (2) wordt via een afvoer (16) afgevoerd. Ketelas (20) uit de stoomketel (5) wordt via een afvoer (17) afgevoerd. Vliegas (21) uit de elektrofilter (6) wordt via een afvoer (18) afgevoerd. Metalen uit de bodemas (19), afkomstig van metalen vaten, worden gerecupereerd. Waswater (22) uit de gaswasinstallatie (7) wordt in een waterzuiveringsinstallatie (23) gezuiverd. Residu (24), omvattende slib, wordt afgevoerd.
De genummerde elementen in de figuren zijn: 1 inrichting 2 aanvoertrechter 3 draaitrommeloven 4 naverbrandingskamer 5 stoomketel 6 elektrofilter 7 gaswasinstallatie en dioxinefilter 8 schouw 9 ureumtank 10 tankwagen 11 opslagtank voor chloorfluorkoolstofverbindingen 12 opslagtank voor vloeibare en/of pasteuze gevaarlijke afvalstoffen 13 bunker 14 verplaatsbare kraan met grijparm 15 vatenopslag
16 afvoer bodemas 17 afvoer ketelas 18 afvoer vliegas 19 bodemas
20 ketelas 21 vliegas 22 waswater 23 waterzuiveringsinstallatie 24 residu

Claims (12)

CONCLUSIES
1. Inrichting voor het verbranden van gevaarlijke vaste afvalstoffen omvattende een draaitrommeloven, een aanvoertrechter voor aanvoer van gevaarlijke afvalstoffen naar de draaitrommeloven, een naverbrandingskamer, een stoomketel en een gaswasinstallatie, waarbij de inrichting minstens één injectielans omvat voor directe injectie van vloeibare afvalstoffen in de naverbrandingskamer, met het kenmerk, dat de injectielans een longitudinaal aanvoerkanaal voor aanvoer van vloeibare afvalstoffen omvat, waarbij de injectielans concentrisch omheen het aanvoerkanaal een gaskanaal omvat voor aanvoer van een gas, waarbij op de injectielans een sproeikop geplaatst is, waarbij de sproeikop een interne mengkamer omvat, waarbij het aanvoerkanaal en het gaskanaal in de interne mengkamer uitmonden, waarbij de inrichting sensoren omvat voor het meten in werkzame toestand van de inrichting van temperatuur, debiet en densiteit van vloeibare gevaarlijke afvalstoffen naar de minstens één injectielans, waarbij de inrichting verder een regelklep omvat voor het regelen van het debiet van het gas naar het gaskanaal van de minstens één injectielans, waarbij de regelklep een sturing omvat en waarbij de sturing van de regelklep met de genoemde sensoren gekoppeld is.
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de inrichting minstens één opslagtank omvat, waarbij een uitgang van de minstens één opslagtank via een aanvoerleiding met de minstens één injectielans verbonden is, waarbij de aanvoerleiding een pomp omvat, waarbij de inrichting een terugvoerleiding van de minstens één injectielans naar de minstens één opslagtank omvat, waarbij de terugvoerleiding een regelklep omvat, waarbij de regelklep een sturing omvat, en waarbij de sturing van de regelklep met een druksensor voor het meten van druk in de aanvoerleiding en/of terugvoerleiding gekoppeld is.
3. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies 1-2, met het kenmerk, dat de inrichting een elektrofilter omvat voor het filteren van rookgassen uit de stoomketel.
4, Inrichting volgens één der voorgaande conclusies 1-3, met het kenmerk, dat de inrichting minstens één secundair injectielans voor directe injectie van vloeibare afvalstoffen in de draaitrommeloven omvat.
5. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies 1-4, met het kenmerk, dat de naverbrandingskamer een afvoer voor recuperatie van bodemas omvat.
6. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies 1-5, met het kenmerk, dat de inrichting een aanvoerlijn met lift omvat voor het aanvoeren van vaten naar de aanvoertrechter.
7. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies 1-6, met het kenmerk, dat de inrichting een ureumtank omvat, waarbij de ureumtank via een toevoerleiding met de stoomketel verbonden is.
8. Werkwijze voor het verbranden van gevaarlijke vaste afvalstoffen omvattende: - aanbrengen van gevaarlijke afvalstoffen in een aanvoertrechter; - aanvoeren vanuit de aanvoertrechter van de gevaarlijke afvalstoffen in een draaitrommeloven; - verbranden van de gevaarlijke afvalstoffen in de draaitrommeloven; - naverbranden van verbrande gevaarlijke afvalstoffen uit de draaitrommeloven in een naverbrandingskamer; - genereren van stoom in een stoomketel met behulp van hete rookgassen uit de naverbrandingskamer; - wassen van hete rookgassen uit de stoomketel in een gaswasinstallatie; waarbij vloeibare gevaarlijke afvalstoffen met behulp van minstens één injectielans direct in de naverbrandingskamer geïnjecteerd worden, met het kenmerk, dat de werkwijze de bijkomende stap omvat van het meten van temperatuur, debiet en densiteit van de vloeibare gevaarlijke afvalstoffen naar de minstens één injectielans, waarbij de minstens één injectielans een longitudinaal aanvoerkanaal voor aanvoer van vloeibare gevaarlijke afvalstoffen omvat, waarbij de minstens één injectielans concentrisch omheen het aanvoerkanaal een gaskanaal omvat voor aanvoer van een gas, waarbij het debiet van de vloeibare gevaarlijke afvalstoffen geregeld wordt door het regelen van een druk van het gas naar het genoemde gaskanaal met behulp van een regelklep op basis van de gemeten temperatuur, debiet en densiteit.
9. Werkwijze volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de vloeibare gevaarlijke afvalstoffen via een aanvoerleiding met behulp van een pomp, omvat in de aanvoerleiding, vanuit een opslagtank naar de minstens één injectielans wordt aangevoerd, waarbij via een terugvoerleiding een deel van de vloeibare gevaarlijke afvalstoffen van de minstens één injectielans naar de opslagtank wordt teruggevoerd, waarbij een druk in de aanvoerleiding en/of terugvoerleiding gemeten wordt, en waarbij een regelklep omvat in de terugvoerleiding zo gestuurd wordt dat bij de minstens één injectielans een constante druk bekomen wordt.
10. Werkwijze volgens conclusie 8 of 9, met het kenmerk, dat voor verbranden van verschillende gevaarlijke afvalstoffen, de verschillende gevaarlijke afvalstoffen op reactiviteit en compatibiliteit worden getest.
11.Werkwijze volgens één van de conclusies 8-10, met het kenmerk, dat metalen uit bodemas uit de naverbrandingskamer gerecupereerd worden.
12.Metalen gerecupereerd na verbranding van gevaarlijke afvalstoffen met behulp van een inrichting volgens één van de conclusies 1-7 of een werkwijze volgens één van de conclusies 8-11.
BE20216011A 2021-12-21 2021-12-21 Werkwijze en inrichting voor het verbranden van gevaarlijke vaste afvalstoffen en verkregen verbrandingsproducten BE1030052B1 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20216011A BE1030052B1 (nl) 2021-12-21 2021-12-21 Werkwijze en inrichting voor het verbranden van gevaarlijke vaste afvalstoffen en verkregen verbrandingsproducten
EP22214864.5A EP4202299A1 (en) 2021-12-21 2022-12-20 Method and device for incineration of hazardous solid waste and obtained combustion products

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20216011A BE1030052B1 (nl) 2021-12-21 2021-12-21 Werkwijze en inrichting voor het verbranden van gevaarlijke vaste afvalstoffen en verkregen verbrandingsproducten

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1030052A1 BE1030052A1 (nl) 2023-07-13
BE1030052B1 true BE1030052B1 (nl) 2023-07-18

Family

ID=79425444

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE20216011A BE1030052B1 (nl) 2021-12-21 2021-12-21 Werkwijze en inrichting voor het verbranden van gevaarlijke vaste afvalstoffen en verkregen verbrandingsproducten

Country Status (2)

Country Link
EP (1) EP4202299A1 (nl)
BE (1) BE1030052B1 (nl)

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPH10141638A (ja) * 1996-11-08 1998-05-29 Nikko Kinzoku Kk 産業廃棄物の焼却炉及びその焼却炉に用いられる吹込用ノズル
CN104501178A (zh) * 2014-12-16 2015-04-08 江苏百茂源环保科技有限公司 一种工业危险废物焚烧系统
CN111306549A (zh) * 2020-02-25 2020-06-19 南京航空航天大学 基于二次燃烧室富氧送风的绿色高效危险废物回转窑焚烧处理方法

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPH10141638A (ja) * 1996-11-08 1998-05-29 Nikko Kinzoku Kk 産業廃棄物の焼却炉及びその焼却炉に用いられる吹込用ノズル
CN104501178A (zh) * 2014-12-16 2015-04-08 江苏百茂源环保科技有限公司 一种工业危险废物焚烧系统
CN111306549A (zh) * 2020-02-25 2020-06-19 南京航空航天大学 基于二次燃烧室富氧送风的绿色高效危险废物回转窑焚烧处理方法

Also Published As

Publication number Publication date
EP4202299A1 (en) 2023-06-28
BE1030052A1 (nl) 2023-07-13

Similar Documents

Publication Publication Date Title
CN103363531B (zh) 一种危险废物焚烧炉成套装置
CN203628674U (zh) 一种危险废物焚烧炉成套装置
KR100665613B1 (ko) 연소장치 내에서의 슬러지의 동시연소를 위한 장치 및 방법
US3938449A (en) Waste disposal facility and process therefor
CN106066042A (zh) 危险废弃物洁净处理系统
CN201155763Y (zh) 车载化学危险品焚烧处理装置
US3946680A (en) Burning used tires, etc. and apparatus therefor
CN106247345A (zh) 危废物焚烧系统及工艺
CN106746470A (zh) 一种含油污泥干燥焚烧一体化处理工艺
NO148500B (no) Fremgangsmaate for aa behandle flygeaske i et forbrenningsanlegg for avfall, og anlegg for utfoerelse av fremgangsmaaten
CN111006221A (zh) 用于危险废物焚烧的系统及方法
US4466361A (en) Method and apparatus for waste incineration
CN205991497U (zh) 危险废弃物洁净处理系统
US3604375A (en) Incineration process and unfired afterburner apparatus
BE1030052B1 (nl) Werkwijze en inrichting voor het verbranden van gevaarlijke vaste afvalstoffen en verkregen verbrandingsproducten
DE2234095C3 (de) Müllverbrennungsanlage
EP0536268B1 (en) Method and apparatus for incinerating different kinds of solid and possibly liquid waste material
CN108800166B (zh) 一种多相废弃物焚烧系统及其废弃物处理方法
CN110906342A (zh) 一种水泥窑综合处置危险废弃物的系统和方法
JP2008202862A (ja) ロータリーキルンにおける漏出ダストの処理装置
CN204693444U (zh) 撬装式含油焚烧系统
CN210035526U (zh) 用于mvr釜残液的焚烧处理装置
EP0763179B1 (en) System for manufacturing ash products and energy from refuse waste
CN115405936A (zh) 一种对工业危废进行焚烧处理的方法及设备
KR20110008910A (ko) 음식물 폐수 처리 시스템 및 처리 방법

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20230718