BE1029931B1

BE1029931B1 - Tool for driving a hollow fence post into the ground

Info

Publication number: BE1029931B1
Application number: BE20215888A
Authority: BE
Inventors: Kris Jan Vanhoof
Original assignee: Vanhoof Kris Bv
Priority date: 2021-11-17
Filing date: 2021-11-17
Publication date: 2023-06-19
Also published as: BE1029931A1

Abstract

Een hulpstuk voor het in de grond drijven van een holle omheiningspaal, met het kenmerk dat het hulpstuk een basis omvat die ter plaatste van een distaal uiteinde voorzien is van een eerste verbindingsgedeelte een ter plaatse van een proximaal uiteinde voorzien is van een tweede verbindingsgedeelte, waarbij het eerste verbindingsgedeelte ingericht is om zich uit te strekken in de holle omheiningspaal ten einde het hulpstuk losmaakbaar te verbinden met de holle omheiningspaal en waarbij het tweede verbindingsgedeelte ingericht is om verbonden te worden met een boorhamer, waarbij de basis een aanslag omvat die is ingericht om aan te slaan op een rand van de holle omheiningspaal wanneer het eerste verbindingsgedeelte zich uitstrekt in de holle omheiningspaal zodat een klopbeweging van de boorhamer via de aanslag wordt overgebracht op de holle omheiningspaal ten einde de holle omheiningspaal in de grond te drijven.An attachment for driving a hollow fence post into the ground, characterized in that the attachment comprises a base provided with a first connecting portion at a distal end and provided with a second connecting portion at a proximal end, wherein the first connecting portion being adapted to extend into the hollow fence post to releasably connect the fitting to the hollow fence post and the second connecting portion being adapted to be connected with a hammer drill, the base comprising a stop adapted to striking an edge of the hollow fence post when the first connecting portion extends into the hollow fence post so that a hammering motion of the rotary hammer is transmitted through the strike to the hollow fence post to drive the hollow fence post into the ground.

Description

Hulpstuk voor het in de grond drijven van een holle omheiningspaalTool for driving a hollow fence post into the ground

VakgebiedDiscipline

De uitvinding heeft betrekking op een hulpstuk voor het in de grond drijven van een holle omheiningspaal. De uitvinding heeft verder betrekking op een boorhamer en een werkstuk en op het gebruik van het werkstuk voor het in de grond drijven van een holle omheiningspaal.The invention relates to an attachment for driving a hollow fence post into the ground. The invention further relates to a rotary hammer and a workpiece and to the use of the workpiece for driving a hollow fence post into the ground.

AchtergrondBackground

US201211593 beschrijft een hulpstuk voor het in de grond drijven van een omheiningspaal. Het hulpstuk omvat een holle koker dat een eerste open uiteinde heeft waarin de omheiningspaal inbrengbaar is. De koker heeft een tweede gesloten uiteinde dat een aanslagvlak vormt voor de omheiningspaal. Het hulpstuk omvat verder twee handvaten zodat het hulpstuk, in een manuele modus, manueel op en neer beweegbaar is. Bij een neerwaartse beweging slaat het aanslagvlak aan op de omheiningspaal zodat een neerwaarts gerichte kracht wordt uitgeoefend op de omheiningspaal die de omheiningspaal in de grond drijft. De koker kan verder voorzien zijn van een actuator die pneumatisch, hydraulisch alsook elektrisch kan aangedreven zijn. De actuator is in de cilinder gemonteerd. De actuator drijft, in een gemotoriseerde modus, de omheiningspaal in de grond. EP2823937 en US2012193111 beschrijven verdere voorbeelden van het bovengenoemde hulpstuk.US201211593 describes an attachment for driving a fence post into the ground. The attachment comprises a hollow tube having a first open end into which the fence post is insertable. The tube has a second closed end which forms an abutment surface for the fence post. The attachment further comprises two handles so that, in a manual mode, the attachment is manually movable up and down. In a downward movement, the stop surface strikes the fence post so that a downward force is exerted on the fence post, which drives the fence post into the ground. The tube can furthermore be provided with an actuator which can be pneumatically, hydraulically and electrically driven. The actuator is mounted in the cylinder. The actuator, in a motorized mode, drives the fence post into the ground. EP2823937 and US2012193111 describe further examples of the above attachment.

FR2478716 en US347672 beschrijven een koppelstuk die met behulp van een slaghamer holle palen in de grond kan drijven.FR2478716 and US347672 describe a coupler that can drive hollow piles into the ground using a percussion hammer.

Het bovengenoemde hulpstuk heeft een complexe constructie en is een uiterst gespecialiseerd gereedschapselement met een relatief beperkte inzetbaarheid. Het bovengenoemde hulpstuk is hierdoor bijzonder duur voor een gebruiker. Het bovengenoemde hulpstuk beschadigt bovendien ook een buitenzijde van omheiningspaal.The above-mentioned attachment has a complex construction and is a highly specialized tool element with a relatively limited usability. The above-mentioned attachment is therefore particularly expensive for a user. The above-mentioned attachment also damages an outer side of the fence post.

Samenvatting van de uitvindingSummary of the invention

Uitvoeringsvormen van de uitvinding hebben als doel om een hulpstuk voor het in de grond drijven van een omheiningspaal te verschaffen dat robuuster en eenvoudiger inzetbaar is en die de omheiningspaal niet beschadigt.Embodiments of the invention aim to provide an attachment for driving a fence post into the ground which is more robust and easier to use and which does not damage the fence post.

Volgens een eerste aspect van de uitvinding wordt een hulpstuk voor het in de grond drijven van een holle omheiningspaal. Het hulpstuk omvat een basis die ter plaatste van een distaal uiteinde voorzien is van een eerste verbindingsgedeelte en ter plaatse van een proximaal uiteinde voorzien is van een tweede verbindingsgedeelte. Het eerste verbindingsgedeelte is ingericht om zich uit te strekken in de holle omheiningspaal ten einde het hulpstuk losmaakbaar te verbinden met de holle omheiningspaal. Het tweede verbindingsgedeelte is ingericht om verbonden te worden met een boorhamer. De basis omvat verder een aanslag die is ingericht om aan te slaan op een rand van de holle omheiningspaal wanneer het eerste verbindingsgedeelte zich uitstrekt in de holle omheiningspaal zodat een klopbeweging van de boorhamer via de aanslag wordt overgebracht op de holle omheiningspaal ten einde de holle omheiningspaal in de grond te drijven. Het eerste verbindingsgedeelte wordt bijvoorbeeld in de holle omheiningspaal via een open uiteinde daarvan aangebracht. Op deze manier wordt een afgewerkte buitenzijde van de holle omheiningspaal niet beschadigd en blijft een uiterlijk van de paal bewaard. Doordat het eerste verbindingsgedeelte zich uitstrekt in de holle omheiningspaal heeft het hulpstuk het verdere voordeel dat de wand van de holle paal aan een binnenzijde wordt ondersteund door het tweede verbindingsgedeelte zodat de omheiningspaal minder de neiging heeft om te knikken tijdens het in de grond drijven. Hiertoe is bij voorkeur een buitenafmeting van ten minste het eerste verbindingsgedeelte overeenkomstig met een afmeting van de holle omheiningspaal gedimensioneerd, bij voorkeur een binnenafmeting van de holle omheinginspaal zodat een onderlinge afstand tussen het eerste verbindingsgedeelte en de wand van de omheiningspaal minimaal is. Verder verhindert de aanslag dat het eerste verbindingsgedeelte 120 weg zakt in de paal en beperkt de holle omheiningspaal de bewegingsvrijheid van het eerste verbindingsgedeelte, dit laat toe om het hulpstuk op uiterst eenvoudige wijze te verbinden met de omheiningspaal.According to a first aspect of the invention, an attachment for driving a hollow fence post into the ground is provided. The attachment comprises a base provided with a first connecting portion at a distal end and with a second connecting portion at a proximal end. The first connecting portion is adapted to extend into the hollow fence post to releasably connect the fitting to the hollow fence post. The second connecting portion is arranged to be connected with a rotary hammer. The base further includes a stop adapted to strike an edge of the hollow fence post when the first connecting portion extends into the hollow fence post so that a hammering motion of the hammer drill is transmitted through the stop to the hollow fence post to close the hollow fence post. to drive into the ground. For example, the first connecting portion is fitted into the hollow fence post through an open end thereof. In this way a finished outside of the hollow fence post is not damaged and an appearance of the post is preserved. Because the first connecting part extends into the hollow fence post, the attachment has the further advantage that the wall of the hollow post is supported on an inside by the second connecting part, so that the fence post has less tendency to buckle when driving into the ground. To this end, an outer dimension of at least the first connecting portion is preferably dimensioned in accordance with a dimension of the hollow fence post, preferably an inner dimension of the hollow fence post, so that a mutual distance between the first connecting portion and the wall of the fence post is minimal. Furthermore, the stop prevents the first connecting part 120 from sinking into the post and the hollow fence post limits the freedom of movement of the first connecting part, which makes it possible to connect the attachment to the fence post in an extremely simple manner.

De basis omvat een aanslaglichaam dat de aanslag vormt en een basislichaam, welk aanslaglichaam verwijderbaar verbonden is met het basislichaam. Een voordeel hiervan is gebaseerd op het inzicht dat wanneer het hulpstuk uit één stuk materiaal is vervaardigd, het hulpstuk ook de mechanische eigenschappen vertoont van dat ene stuk materiaal. Enerzijds is het hulpstuk op deze manier eenvoudig produceerbaar maar is het werkstuk ook gevoelig voor falen.The base comprises a stop body forming the stop and a base body, which stop body is removably connected to the base body. An advantage of this is based on the insight that when the fitting is made from one piece of material, the fitting also shows the mechanical properties of that one piece of material. On the one hand, the fitting is easy to produce in this way, but the workpiece is also susceptible to failure.

Doordat de basis een aanslaglichaam en een basislichaam omvat, en met andere woorden een samenstel vormt, kunnen het aanslaglichaam en het basislichaam vervangen wanneer daaraan schade wordt opgelopen. Dit verbetert de levensduur van het werkstuk verder.Because the base comprises a stop body and a base body, and in other words forms an assembly, the stop body and the base body can be replaced if they are damaged. This further improves the life of the workpiece.

Verder bij voorkeur zijn het aanslaglichaam en het basislichaam uit een materiaal vervaardigd met een verschillende hardheid, waarbij het aanslaglichaam bij voorkeur een zachtere hardheid heeft dan het basislichaam. De combinatie van het basislichaam met het aanslaglichaam die van dergelijke verschillende materiaalsoorten zijn vervaardigd hebben het voordeel dat het hulpstuk uiterst robuust is. Het harde basislichaam vormt een robuuste kern van het werkstuk. Het zachtere aanslaglichaam beschermt het harde basislichaam van de slagkracht van de boorhamer en is bovendien eenvoudig vervangbaar. Bij verdere voorkeur is het aanslaglichaam vervaardigd uit een staal of een staallegering met een hardheid van ten minste 50 HRC gemeten volgens een rockwellmethode, bij voorkeur tussen 55 en 61 HRC, bij verdere voorkeur tussen 58-60 HRC.Further preferably, the stop body and the basic body are manufactured from a material with a different hardness, the stop body preferably having a softer hardness than the basic body. The combination of the basic body with the stop body, which are manufactured from such different types of material, has the advantage that the attachment is extremely robust. The hard basic body forms a robust core of the workpiece. The softer stop body protects the hard base body from the impact force of the rotary hammer and is also easily replaceable. More preferably, the stop body is made of a steel or a steel alloy with a hardness of at least 50 HRC measured according to a Rockwell method, preferably between 55 and 61 HRC, more preferably between 58-60 HRC.

De basis omvat verder een as omvat die zich doorheen het aanslaglichaam, het basislichaam en het eerste verbindingsgedeelte uitstrekt en ter plaatste van het proximaal uiteinde het tweede verbindingsgedeelte vormt. Het aanslaglichaam, het basislichaam en het eerste verbindingsgedeelte omvatten respectievelijk een doorvoeropening waardoorheen de as zich uitstrekt. Het aanslaglichaam, het basislichaam en het eerste verbindingsgedeelte omgeven met andere woorden de as. Op deze manier zijn het aanslaglichaam, het basislichaam, het verdere aanslaglichaam en het eerste verbindingsgedeelte aligneerbaar. De as is bij verdere voorkeur de as een centraal gepositioneerde as om een evenwichtig werkstuk te realiseren.The base further comprises a shaft which extends through the stop body, the base body and the first connecting portion and forms the second connecting portion at the location of the proximal end. The stop body, the basic body and the first connecting part respectively comprise a passage opening through which the shaft extends. In other words, the stop body, the base body and the first connecting portion surround the shaft. In this way the stop body, the basic body, the further stop body and the first connecting portion are alignable. The shaft is further preferably a centrally positioned shaft in order to realize a balanced workpiece.

Bij voorkeur omvat de as tussen het eerste verbindingsgedeelte en het tweede verbindingsgedeelte een uitstulping die is voorzien om tegen het basislichaam aan te slaan. De uitstulping vormt nog een verdere aanslag die de beweging van de boorhamer overdraagt naar het basislichaam. Bij voorkeur omvat het hulpstuk een verder aanslaglichaam dat is aangebracht tussen de uitstulping en het basislichaam. Het verder aanslaglichaam is verwijderbaar aangebracht. Op deze manier wordt het basislichaam verder behoedt voor de directe aanslag van de boorhamer. Het verdere aanslaglichaam is bovendien eenvoudig vervangbaar.Preferably, the shaft between the first connecting part and the second connecting part comprises a bulge which is provided for abutting against the basic body. The bulge forms yet another stop that transfers the movement of the hammer drill to the base body. The attachment preferably comprises a further stop body which is arranged between the bulge and the basic body. The further stop body is arranged removably. In this way, the basic body is further protected against the direct impact of the rotary hammer. The further stop body is moreover easily replaceable.

Bij voorkeur is het eerste verbindingsgedeelte cilindervormig. Een eerste verbindingsgedeelte dat cilindervormig is heeft het voordeel dat wanneer de diameter van het verbindingsgedeelte overeenkomt met een minimale afmeting in de holle omheiningspaal, het werkstuk inzetbaar is bij zowel holle omheiningspalen met een rechthoekige doorsnede alsook bij omheiningspalen met een ronde doorsnede.Preferably, the first connecting portion is cylindrical. A first connecting portion that is cylindrical has the advantage that when the diameter of the connecting portion corresponds to a minimum dimension in the hollow fence post, the workpiece can be used both with hollow fence posts with a rectangular cross-section and with fence posts with a round cross-section.

Bij voorkeur is het eerste verbindingsgedeelte ter plaatste van het distaal uiteinde voorzien van een geleidingsvlak dat een schuine hoek ten opzichte van een horizontaal vlak vormt. Bij verdere voorkeur is de schuine hoek minstens 45°, bij voorkeur minstens 60°. Op deze manier wordt het invoegen van het eerste verbindingsgedeelte in de holle omheiningspaal vergemakkelijkt.Preferably, the first connecting portion is provided at the location of the distal end with a guiding surface that forms an oblique angle with respect to a horizontal plane. Further preferably, the oblique angle is at least 45°, preferably at least 60°. In this way, the insertion of the first connecting portion into the hollow fence post is facilitated.

Bij voorkeur is een buitenafmeting van ten minste het eerste verbindingsgedeelte overeenkomstig met een afmeting van de holle omheiningspaal gedimensioneerd, bij voorkeur een binnenafmeting van de holle omheinginspaal. Omdat de afmeting van het verbindingsgedeelte nagenoeg overeenkomt met de afmeting van de afmeting van de holle omheiningspaal heeft de wand van de holle omheiningspaal minder de neiging om te knikken bij het in de grond te drijven.Preferably, an outer dimension of at least the first connecting portion is dimensioned corresponding to a dimension of the hollow fence post, preferably an inner dimension of the hollow fence post. Since the size of the connecting portion almost corresponds to the size of the size of the hollow fence post, the wall of the hollow fence post has less tendency to buckle when driven into the ground.

Bij voorkeur omvat het hulpstuk verder een aligneringsbevestigingsmiddel, ten minste twee aligneringsmiddelen en ten minste één veerkrachtig element , waarbij het aligneringbevestigingsmiddel is ingericht om aan te grijpen op de boorhamer en voorzien is van ten minste één van de twee aligneringsmiddelen, waarbij de andere van de ten minste twee aligneringsmiddelen aan de basis is voorzien en waarbij het ten minste één veerkrachtig element tussen de twee aligneringsmiddelen is aangebracht. Het veerkrachtig element is ingericht om de twee aligneringsmiddelen met elkaar te aligneren. Dit wordt in het bijzonder gerealiseerd door een door het veerkrachtig element uitgeoefende trekkracht. De boorhamer en het werkstuk vormen een inerter geheel zodat een rotatie van de boorhamer ten opzichte van de holle omheiningspaal wordt tegengegaan.Preferably, the attachment further comprises an aligning fastener, at least two aligning means and at least one resilient member, the aligning fastener adapted to engage the hammer drill and provided with at least one of the two aligning means, the other of the at least at least two aligning means is provided at the base and the at least one resilient element is disposed between the two aligning means. The resilient element is adapted to align the two aligning means with each other. This is achieved in particular by a tensile force exerted by the resilient element. The hammer drill and the workpiece form a more inert whole, so that rotation of the hammer drill relative to the hollow fence post is counteracted.

Volgens een tweede aspect voorziet de uitvinding in een samenstel van een boorhamer en een hulpstuk zoals hierboven beschreven, waarbij de boorhamer een elektrisch aangedreven boorhamer is.According to a second aspect, the invention provides an assembly of a hammer drill and an attachment as described above, wherein the hammer drill is an electrically driven hammer drill.

Bij voorkeur omvat het samenstel een afstandsbediening voor het aansturen van de boorhamer op een vooraf bepaalde afstand. De gebruiker kan op deze wijze dus eenvoudig de boorhamer aansturen zonder daarbij bijvoorbeeld op een trapladder te staan. Een potentieel gevaarlijke situatie wordt daarbij vermeden. De gebruiker kan bovendien geheel individueel de omheiningspaal in de grond drijven met behulp van de afstandsbediening.The assembly preferably comprises a remote control for controlling the hammer drill at a predetermined distance. In this way, the user can easily control the hammer drill without, for example, standing on a stepladder. A potentially dangerous situation is thereby avoided. The user can also individually drive the fence post into the ground using the remote control.

Volgens een derde aspect voorziet de uitvinding in het gebruik van het hulpstuk voor het in de grond drijven van een holle omheiningspaal.According to a third aspect, the invention provides the use of the attachment for driving a hollow fence post into the ground.

Korte figuurbeschrijvingShort figure description

Bovenstaande en andere voordelige eigenschappen en doelen van de uitvinding zullen duidelijker worden en de uitvinding zal beter begrepen worden aan de hand van de volgende gedetailleerde beschrijving wanneer deze wordt gelezen in combinatie met de tekeningen in bijlage, waarin:The above and other advantageous features and objects of the invention will become more apparent and the invention will be better understood from the following detailed description when read in conjunction with the accompanying drawings, in which:

Figuur 1 een schematische weergave toont van een hulpstuk voor het in de grond drijven van een holle omheiningspaal volgens een voorkeursuitvoeringsvorm;Figure 1 shows a schematic representation of an attachment for driving a hollow fence post into the ground according to a preferred embodiment;

Figuur 2 een perspectief aanzicht toont van een hulpstuk volgens een voorkeursuitvoeringsvorm;Figure 2 shows a perspective view of an attachment according to a preferred embodiment;

Figuur 3 een ploftekening toont van het hulpstuk getoond in figuur 2;Figure 3 shows an exploded view of the fitting shown in Figure 2;

Figuur 4 een perspectief aanzicht toont van een hulpstuk volgens een verdere _ voorkeursuitvoeringsvorm;Figure 4 shows a perspective view of an attachment according to a further preferred embodiment;

Figuur 5 een perspectief aanzicht toont van het hulpstuk volgens figuur 4 dat verbonden is met een boorhamer volgens voorkeursuitvoeringsvorm.Figure 5 shows a perspective view of the attachment according to figure 4 which is connected to a rotary hammer according to the preferred embodiment.

Gedetailleerde uitvoeringsvormen 5 De uitvinding zal nu nader worden beschreven aan de hand van een in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeeld.Detailed embodiments The invention will now be described in more detail on the basis of an exemplary embodiment shown in the drawing.

In de tekeningen is aan eenzelfde of analoog element eenzelfde verwijzingscijfer toegekend.In the drawings, the same reference number is assigned to the same or analogous element.

Figuur 1 toont een schematische doorsnede van een holle omheiningspaal P. De holle omheiningspaal P is typisch vervaardigd uit een metaal. De omheiningspaal P kan geverfd zijn om roestvorming te verhinderen en om een mooi uiterlijk voor een aanschouwer te realiseren.Figure 1 shows a schematic section of a hollow fence post P. The hollow fence post P is typically made of a metal. The fence post P may be painted to prevent rusting and to provide a nice appearance to an onlooker.

Dergelijke omheiningspalen P worden ingezet bij het bouwen van een omheining, bijvoorbeeld rond een tuin of parking.Such fence posts P are used when building a fence, for instance around a garden or car park.

Omheiningspalen P kunnen op verschillende wijzen in de grond worden bevestigd, bij voorbeeld door het graven van een put in de grond, het plaatsen van de omheiningspaal in de put en het aanbrengen van een cementmengsel om de omheiningspaal in de grond te verankeren. Dit is arbeidsintensief. Alternatief kan de omheiningspaal in de grond gedreven worden. Hiertoe worden typisch verrijdbare inrichtingen zoals een tractor, ingezet dat met een hamerinrichting de paal in de grond drijft. Dergelijke verrijdbare inrichtingen zijn log en zijn in afhankelijkheid van de locatie waar de omheining geplaatst moet worden niet inzetbaar. Het in US201211593 beschreven hulpstuk is manueel en omvat een holle koker dat een eerste open uiteinde heeft waarin de omheiningspaal inbrengbaar is. Dit heeft dan het nadeel dat de verflaag van de omheiningspaal beschadigd wordt. Wanneer het in US201211593 beschreven hulpstuk gebruikt wordt voor een holle omheiningspaal heeft de wand van de omheiningspaal de neiging om te knikken waardoor de omheiningspaal beschadigd wordt.Fence posts P can be fixed in the ground in various ways, for example by digging a hole in the ground, placing the fence post in the hole and applying a cement mixture to anchor the fence post in the ground. This is labour-intensive. Alternatively, the fence post can be driven into the ground. Mobile devices such as a tractor are typically used for this purpose, which drives the pile into the ground with a hammer device. Such mobile devices are cumbersome and cannot be used depending on the location where the fence is to be placed. The attachment described in US201211593 is manual and comprises a hollow tube which has a first open end into which the fence post can be inserted. This then has the disadvantage that the paint layer of the fence post is damaged. When the attachment described in US201211593 is used for a hollow fence post, the wall of the fence post tends to buckle, damaging the fence post.

Figuur 1 toont een hulpstuk 100 volgens een uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding. Het hulpstuk 100 is ingericht voor het in de grond drijven van de holle omheiningspaal P. Het hulpstuk 100 omvat een basis 110 met een proximaal uiteinde en een distaal uiteinde. Ter plaatste van het proximaal uiteinde is de basis 110 voorzien van een eerste verbindingsgedeelte 120. Ter plaatse van het distaal uiteinde is de basis voorzien van een tweede verbindingsgedeelte 130.Figure 1 shows an attachment 100 according to an embodiment of the present invention. The attachment 100 is adapted to drive the hollow fence post P into the ground. The attachment 100 comprises a base 110 having a proximal end and a distal end. At the proximal end, the base 110 is provided with a first connecting portion 120. At the distal end, the base is provided with a second connecting portion 130.

Het eerste verbindingsgedeelte 120 is ingericht om zich uit te strekken in de holle omheiningspaalThe first connecting portion 120 is adapted to extend into the hollow fence post

P. Het eerste verbindingsgedeelte 120 wordt bijvoorbeeld in de holle omheiningspaal P via een open uiteinde daarvan aangebracht. Op deze manier wordt een afgewerkte buitenzijde van de holle omheiningspaal P niet beschadigd en blijft een uiterlijk van de paal bewaard. Doordat het eerste verbindingsgedeelte 120 zich uitstrekt in de holle omheiningspaal P heeft het hulpstuk 100 het verdere voordeel dat de wand van de holle paal P aan een binnenzijde kan worden ondersteund door het tweede verbindingsgedeelte 120 zodat de omheiningspaal P minder de neiging heeft om te knikken tijdens het in de grond drijven. Hiertoe is bij voorkeur een buitenafmeting van ten minste het eerste verbindingsgedeelte 120 overeenkomstig met een afmeting van de holle omheiningspaalP. For example, the first connecting portion 120 is inserted into the hollow fence post P through an open end thereof. In this way a finished outside of the hollow fence post P is not damaged and an appearance of the post is preserved. Because the first connecting part 120 extends into the hollow fence post P, the attachment 100 has the further advantage that the wall of the hollow post P can be supported on an inside by the second connecting part 120, so that the fence post P has less tendency to buckle during drive it into the ground. To this end, an outer dimension of at least the first connecting portion 120 is preferably corresponding to a dimension of the hollow fence post

P gedimensioneerd, bij voorkeur een binnenafmeting van de holle omheinginspaal P, zodat een onderlinge afstand tussen het eerste verbindingsgedeelte 120 en de wand van de omheiningspaal P minimaal is. Om het invoegen van het eerste verbindingsgedeelte te vergemakkelijken is het eerste verbindingsgedeelte 120 ter plaatste van het distaal uiteinde bij voorkeur voorzien van een geleidingsvlak 121 dat een schuine hoek ten opzichte van een horizontaal vlak vormt. Bij verdere voorkeur is de schuine hoek minstens 45°, bij voorkeur minstens 60°. Er kunnen ook meerdere geleidingvlakken 121 voorzien zijn, bijvoorbeeld tegen over elkaar liggende geleidingsvlakken zoals in figuur 1 wordt getoond. Verder kan het geleidingsvlak 121 conus-vormig zijn waarbij een door de conus gevormde punt zich ter plaatste van het distaal uiteinde van het hulpstuk bevindt. Op deze wijze is het eerste verbindingsgedeelte 120 eenvoudig in de holle omheiningspaal P aanbrengbaar onafhankelijk van een oriëntatie daarvan. Dit verbetert de gebruiksvriendelijkheid van het werkstuk 100.P, preferably an inner dimension of the hollow fence post P, so that a mutual distance between the first connecting portion 120 and the wall of the fence post P is minimal. To facilitate the insertion of the first connecting portion, the first connecting portion 120 is preferably provided at the distal end with a guiding surface 121 which forms an oblique angle with respect to a horizontal plane. Further preferably, the oblique angle is at least 45°, preferably at least 60°. Several guide surfaces 121 may also be provided, for instance guiding surfaces lying opposite each other as shown in figure 1 . Furthermore, the guide surface 121 may be cone-shaped with a tip formed by the cone being located at the distal end of the attachment. In this way, the first connecting portion 120 can be easily arranged in the hollow fence post P irrespective of an orientation thereof. This improves the user-friendliness of the workpiece 100.

Het tweede verbindingsgedeelte 130 is ingericht om verbonden te worden met een boorhamer D.The second connection portion 130 is adapted to be connected to a hammer drill D.

Het tweede verbindingsgedeelte 130 worden verder uitvoerig besproken in relatie met figuren 2 en 3.The second connecting portion 130 will be discussed further in detail in relation to Figures 2 and 3.

De basis 110 omvat een aanslag 111 die is ingericht om aan te slaan op een rand van de holle omheiningspaal P. De aanslag 111 vormt een mechanische stop die verhindert dat de het eerste verbindingsgedeelte 120 verder in de holle omheiningspaal P weg zakt. De aanslag 111 bepaalt dus een eindpositie van het werkstuk 100 in de holle omheiningspaal P. De aanslag 111 vormt ook een overbrenging zodat een klopbeweging van de boorhamer D via de aanslag wordt overgebracht op de holle omheiningspaal P ten einde de holle omheiningspaal in de grond te drijven. Doordat het eerste verbindingsgedeelte 120 zich in de holle omheiningspaal P uitstrekt en de aanslag 111 verhindert dat het eerste verbindingsgedeelte 120 weg zakt in de paal P, is het hulpstuk 100 bovendien uiterst eenvoudig verbindbaar met de paal. De wand van de paal beperkt immers de bewegingsvrijheid van het werkstuk 100 in een richting dwars op de holle omheiningspaal P doordat het eerste verbindingsgedeelte zich in de holle paal uitstrekt. Het gewicht van het werkstuk 100 verzekert verder dat het werkstuk 100 tijdens het in de grond drijven niet uit de omheiningspaal schuift. Bovendien is het werkstuk 100 eenvoudig losmaakbaar van de holle omheiningspaal P, na het in de grond drijven is het werkstuk 100 op eenvoudige wijze uit de paal hefbaar. Het werkstuk 100 is relatief eenvoudig verplaatsbaar door het beperkte gewicht daarvan.The base 110 includes a stop 111 adapted to abut an edge of the hollow fence post P. The stop 111 forms a mechanical stop which prevents the first connecting portion 120 from sinking further into the hollow fence post P. The stop 111 thus determines a final position of the workpiece 100 in the hollow fence post P. The stop 111 also forms a transmission so that a hammering movement of the rotary hammer D is transmitted via the stop to the hollow fence post P in order to drive the hollow fence post into the ground. to conduct. Because the first connecting part 120 extends into the hollow fence post P and the stop 111 prevents the first connecting part 120 from sinking into the post P, the accessory 100 can moreover be connected to the post in a very simple manner. After all, the wall of the post limits the freedom of movement of the workpiece 100 in a direction transverse to the hollow fence post P because the first connecting portion extends into the hollow post. The weight of the workpiece 100 further ensures that the workpiece 100 does not slide out of the fence post during driving into the ground. Moreover, the workpiece 100 can be easily detached from the hollow fence post P, after driving into the ground the workpiece 100 can be lifted from the post in a simple manner. The workpiece 100 is relatively easy to move due to its limited weight.

Het gewicht van het werkstuk ligt bij voorkeur tussen 2,5 kg en 20 kg, bij verdere voorkeur tussen 2,5 kg en 10 kg. Dergelijk het werkstuk 100 heeft een voldoende gewicht dat de holle omheiningspaal P in combinatie met de boorhamer D in de grond drijfbaar is. Dergelijk gewicht is bovendien niet noemenswaardig groot, een gebruiker kan het werkstuk relatief eenvoudig manueel dragen. De combinatie van het werkstuk 100 en de boorhamer D is bovendien vrij verplaatsbaar zonder dat daarbij verrijdbare inrichtingen zoals een tractor verreisd zijn. Het werkstuk 100 is dus nagenoeg overal inzetbaar. Het werkstuk 100 is bovendien uiterst voordelig inzetbaar op locaties waar bij voorbeeld een tractor geen toegang toe heeft.The weight of the workpiece is preferably between 2.5 kg and 20 kg, more preferably between 2.5 kg and 10 kg. Such the workpiece 100 has a sufficient weight that the hollow fence post P in combination with the rotary hammer D can be driven into the ground. Moreover, such a weight is not appreciably large, a user can relatively easily carry the workpiece manually. Moreover, the combination of the workpiece 100 and the hammer drill D is freely movable without mobile devices such as a tractor being required. The workpiece 100 can therefore be used almost anywhere. The workpiece 100 can moreover be used extremely advantageously at locations to which, for example, a tractor has no access.

Volgens een verder voorkeursuitvoeringvorm wordt een afstandsbediening 150 voorzien. Het voordeel hiervan is gebaseerd op het inzicht dat omheiningspaal P relatief groot is in vergelijking met de gebruiker die de paal installeert. De gebruiker kan typisch niet reiken tot een bovenste uiteinde van de omheiningspaal wanneer deze zich in een rechtopstaande positie bevindt. Het hulpstuk 100 is samen met de boorhamer D aanbrengbaar in de omheiningspaal door de omheiningspaal schuin of horizontaal te oriënteren, het werkstuk 100 met de boorhamer te verbinden met de omheiningspaal, en de paal vervolgens rechtopstaand te plaatsen. In de initieel rechtopstaande positie is de boorhamer D onbereikbaar voor de gebruiker. Doordat het hulpstuk 100 in de paal is gemonteerd en de boorhamer daarboven op gekoppeld is, is de afstand tussen de boorhamer en de gebruiker te groot. Hiertoe wordt een afstandsbediening 170 voorzien die toe laat om de boorhamer op afstand te bedienen. De gebruiker kan dus met een hand de paal aligneren en vervolgens met een andere hand de boorhamer via de afstandsbediening 170 activeren. De afstandsbediening kan een bedrade afstandsbediening zijn die een signaal vanaf een interface via een bedrade verbinding naar de boorhamer D te stuurt. Alternatief of in combinatie kan de afstandsbediening een draadloze afstandsbediening zijn die het genoemde signaal op draadloze wijze naar de boorhamer D stuurt. De gebruiker kan op deze wijze dus eenvoudig de boorhamer D aansturen zonder daarbij bijvoorbeeld op een trapladder te staan. Een potentieel gevaarlijke situatie wordt daarbij vermeden. De gebruiker kan bovendien geheel individueel de omheiningspaal in de grond drijven met behulp van de afstandsbediening 170.According to a further preferred embodiment, a remote control 150 is provided. The advantage of this is based on the insight that fence post P is relatively large compared to the user who installs the post. The user typically cannot reach an upper end of the fence post when it is in an upright position. The attachment 100 can be installed in the fence post together with the hammer drill D by orienting the fence post obliquely or horizontally, connecting the workpiece 100 with the hammer drill to the fence post, and then placing the post upright. In the initial upright position, the hammer drill D is inaccessible to the user. Because the attachment 100 is mounted in the post and the hammer drill is coupled above it, the distance between the hammer drill and the user is too great. A remote control 170 is provided for this purpose, which allows remote operation of the hammer drill. Thus, the user can align the post with one hand and then activate the rotary hammer via the remote control 170 with the other hand. The remote control can be a wired remote control that sends a signal from an interface to the rotary hammer D via a wired connection. Alternatively or in combination, the remote control can be a wireless remote control that wirelessly sends said signal to the hammer drill D. In this way, the user can therefore easily control the hammer drill D without, for example, standing on a stepladder. A potentially dangerous situation is thereby avoided. In addition, the user can individually drive the fence post into the ground using the remote control 170.

Figuur 2 toont een perspectief aanzicht van het hulpstuk 100 volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm. In figuur 2 is aan eenzelfde of analoog element eenzelfde verwijzingscijfer toegekend als in figuur 1.Figure 2 shows a perspective view of the attachment 100 according to a further preferred embodiment. In Figure 2, the same or analogous element is assigned the same reference numeral as in Figure 1.

Figuur 2 toont dat de basis 110 van het hulpstuk 100 volgens een voorkeursuitvoeringsvorm een aanslaglichaam 111 en een basislichaam 113 kan omvatten, waarbij het aanslaglichaam 111 de bovengenoemde aanslag vormt. Het aanslaglichaam 111 is verwijderbaar verbonden met het basislichaam 113 en is aangebracht tussen het basislichaam 113 en het eerste verbindingsgedeelte.Figure 2 shows that the base 110 of the attachment 100 according to a preferred embodiment may comprise a stop body 111 and a base body 113, wherein the stop body 111 forms the aforementioned stop. The stop body 111 is removably connected to the base body 113 and is arranged between the base body 113 and the first connecting portion.

Een voordeel hiervan is gebaseerd op het inzicht dat wanneer het hulpstuk 100 uit één stuk materiaal is vervaardigd, zoals getoond in figuur 1, het hulpstuk 100 ook de mechanische eigenschappen vertoont van dat ene stuk materiaal. Enerzijds is het hulpstuk 100 op deze manier eenvoudig produceerbaar maar is het werkstuk 100 ook gevoelig voor falen. Doordat de basis 110 een aanslaglichaam 111 en een basislichaam 113 omvat, en met andere woorden een samenstel vormt, kunnen het aanslaglichaam 111 en het basislichaam 113 vervangen worden. Zo zal het aanslaglichaam 111 typisch sneller toe zijn aan een herstelling dan het basislichaam 113 maar blijft de herstelling beperkt tot het aanslaglichaam 111. Dit voordeel komt in bijzonder tot uitdrukking wanneer de vergelijking gemaakt wordt met het gehele werkstuk 100 zoals getoond in figuur 1. Bij voorkeur zijn het basislichaam 113 en het aanslaglichaam 111 vervaardigd uit een materiaal met een verschillende hardheid. Zo kan het basislichaam 113 vervaardigd zijn uit een staallegering met een koolstofpercentage tussen 0,3 en 0,6%. Dit kan een laaggelegeerde staalsoort zijn met tussen de 1.5 en 5 procent aan legeringselementen zoals chroom, vanadium, nikkel en molybdeen.An advantage of this is based on the insight that when the attachment 100 is manufactured from one piece of material, as shown in Figure 1, the attachment 100 also exhibits the mechanical properties of that one piece of material. On the one hand, the attachment 100 is easy to produce in this way, but the workpiece 100 is also susceptible to failure. Because the base 110 comprises a stop body 111 and a base body 113, and in other words forms an assembly, the stop body 111 and the base body 113 can be replaced. For example, the stop body 111 will typically be in need of repair sooner than the basic body 113, but the repair remains limited to the stop body 111. This advantage becomes particularly apparent when the comparison is made with the entire workpiece 100 as shown in figure 1. the basic body 113 and the stop body 111 are preferably manufactured from a material with a different hardness. For instance, the basic body 113 can be manufactured from a steel alloy with a carbon percentage between 0.3 and 0.6%. This can be a low-alloy steel with between 1.5 and 5 percent of alloying elements such as chromium, vanadium, nickel and molybdenum.

Dergelijke staalsoort is ook bekend onder de generieke noemer machinestaal. Dergelijk staal wordt gekenmerkt door een hoge sterkte en hardheid, dat bovendien goed te versnijden is en moeilijk vervormt. Deze staalsoort is echter dusdanig hard dat het onder de blootstelling aan de klopbeweging van de boorhamer kan scheuren. Hiertoe heeft het de voorkeur dat het basislichaam 113 vervaardigd is van een staallegering met een relatief laag koolstof gehalte, bij voorkeur maximaal 0,25%, afhankelijk van de verdere chemische samenstelling van het staal. Voorbeelden hiervan zijn S235, S275 en S355. Dergelijk staal heeft de eigenschap dat het staal een relatief lage hardheid en een relatief hoge rek heeft. De combinatie van het basislichaam 113 met het aanslaglichaam 111 die van dergelijke verschillende staalsoorten zijn vervaardigd hebben het voordeel dat het hulpstuk 100 uiterst robuust is. Het harde basislichaam 113 vormt een harde kern van het werkstuk. Het zachtere aanslaglichaam 111 beschermt het harde basislichaam en is bovendien eenvoudig vervangbaar.Such a type of steel is also known under the generic name of machine steel. Such steel is characterized by high strength and hardness, which is also easy to cut and difficult to deform. However, this type of steel is so hard that it can crack under the impact of the hammer drill. To this end, it is preferable that the basic body 113 is manufactured from a steel alloy with a relatively low carbon content, preferably a maximum of 0.25%, depending on the further chemical composition of the steel. Examples are S235, S275 and S355. Such steel has the property that the steel has a relatively low hardness and a relatively high elongation. The combination of the basic body 113 with the stop body 111, which are manufactured from such different types of steel, has the advantage that the attachment 100 is extremely robust. The hard basic body 113 forms a hard core of the workpiece. The softer stop body 111 protects the hard base body and is moreover easily replaceable.

Figuur 2 toont dat het hulpstuk 100 een verder aanslaglichaam 112 kan omvatten dat is ingericht om een aanslag te vormen tussen de boorhamer D en het basislichaam 113.Figure 2 shows that the attachment 100 can comprise a further stop body 112 which is adapted to form a stop between the hammer drill D and the base body 113.

Figuur 3 toont een perspectivisch aanzicht van een ploftekening van het in figuur 2 getoonde hulpstuk 100. Uit de tekening is duidelijk dat het hulpstuk 100 een samenstel kan zijn van meerdere onderdelen. In de figuur omvat het hulpstuk 100 een as 131, een aanslaglichaam 111, een basislichaam 113, een verder aanslaglichaam 112. De as 131 is ingericht om zich uit te strekken doorheen het aanslaglichaam 111, het basislichaam 113, het verdere aanslaglichaam 112 en het eerste verbindingsgedeelte 120. Hiertoe kunnen het aanslaglichaam 111, het basislichaam 113, het verdere aanslaglichaam 112 en het eerste verbindingsgedeelte 120 respectievelijk voorzien zijn van een doorvoeropening waardoorheen de as 131 zich uitstrekt. Op deze manier zijn het aanslaglichaam 111, het basislichaam 113, het verdere aanslaglichaam 112 en het eerste verbindingsgedeelte 120 aligneerbaar. Het aanslaglichaam 111, het basislichaam 113, het verdere aanslaglichaam 112 omgeven met andere woorden de as 131, waarbij de as 131 bij voorkeur een centraal gepositioneerde as is om een evenwichtig werkstuk 100 te realiseren. Een diameter van de doorvoeropening van elk van het aanslaglichaam 111, het basislichaam 113, het verdere aanslaglichaam 112 komt nagenoeg overeen met een diameter van de as 131 zodat het aanslaglichaam 111, het basislichaam 113, het verdere aanslaglichaam 112 nauwsluitend op de as passen. Op deze manier wordt een speling tussen het manteloppervlak van de as 131 en het aanslaglichaam 111, het basislichaam 113, het verdere aanslaglichaam 112 beperkt om beweging daarvan in een richting dwars op de as te beperken. Ten einde een beweging van het aanslaglichaam 111, het basislichaam 113, het verdere aanslaglichaam 112 in een radiale richting van de as te beperken kan de as 131 voorzien zijn van een uitsparing 132 die in samenwerking met een overeenkomstig sleutellichaam (niet getoond) het aanslaglichaam 111, het basislichaam 113, het verdere aanslaglichaam 112 losmaakbaar koppelt aan de as 131.Figure 3 shows a perspective view of an exploded drawing of the attachment 100 shown in figure 2. It is clear from the drawing that the attachment 100 can be an assembly of several parts. In the figure, the attachment 100 comprises a shaft 131, a stop body 111, a base body 113, a further stop body 112. The shaft 131 is adapted to extend through the stop body 111, the base body 113, the further stop body 112 and the first connecting portion 120. To this end, the stop body 111, the basic body 113, the further stop body 112 and the first connecting portion 120 can respectively be provided with a passage opening through which the shaft 131 extends. In this way, the stop body 111, the base body 113, the further stop body 112 and the first connecting portion 120 are alignable. In other words, the stop body 111, the base body 113, the further stop body 112 surround the shaft 131, the shaft 131 preferably being a centrally positioned shaft to realize a balanced workpiece 100. A diameter of the passage opening of each of the stop body 111, the basic body 113, the further stop body 112 substantially corresponds to a diameter of the shaft 131, so that the stop body 111, the basic body 113, the further stop body 112 fit snugly on the shaft. In this way, a play between the outer surface of the shaft 131 and the stop body 111, the basic body 113, the further stop body 112 is limited in order to limit movement thereof in a direction transverse to the shaft. In order to limit a movement of the stop body 111, the basic body 113, the further stop body 112 in a radial direction of the shaft, the shaft 131 may be provided with a recess 132 which, in co-operation with a corresponding key body (not shown), can hold the stop body 111. , the basic body 113 releasably couples the further stop body 112 to the shaft 131.

Verder toont figuur 3 dat de as het tweede verbindingsgedeelte 130 vormt. In de geïllustreerde voorkeursuitvoeringsvorm heeft het tweede verbindingsgedeelte 130 een zone met een hexagonale doorsnede doch de zone kan ook cilindervormig zijn. De zone is verder voorzien van een uitsparing waarin een sluitmiddel van de boorhamer past. Dergelijk tweede verbindingsgedeelte is een gestandaardiseerd systeem dat ook bekend staat onder de noemer “Spannen durch System” en wordt verder niet toegelicht.Further, Figure 3 shows that the shaft forms the second connecting portion 130 . In the illustrated preferred embodiment, the second connecting portion 130 has a zone with a hexagonal cross-section, but the zone may also be cylindrical. The zone is further provided with a recess into which a closing means of the hammer drill fits. Such a second connection part is a standardized system also known as “Spannen durch System” and is not further explained.

De as 131 omvat verder op een uitstulping 134 tussen het tweede verbindingsgedeelte 130 en het distaal uiteinde. De uitstulping 134 vormt nog een verdere aanslag die de hamerbeweging van de boorhamer overdraagt naar het basislichaam 113 of het verdere aanslaglichaam 112.The shaft 131 further includes a bulge 134 between the second connecting portion 130 and the distal end. The bulge 134 forms a further stop which transfers the hammer movement of the rotary hammer to the base body 113 or the further stop body 112.

Het hulpstuk 100 omvat verder bij voorkeur een fixatiemiddel 122. Het fixatiemiddel 122 is ingericht om het aanslaglichaam 111, het basislichaam 113, het verdere aanslaglichaam 112 aan de as 131 te bevestigen. Het fixatiemiddel 122 kan een moer zijn zoals in figuur 3 weergegeven.The attachment 100 preferably further comprises a fixation means 122. The fixation means 122 is adapted to fix the stop body 111, the base body 113, the further stop body 112 to the shaft 131. The fixation means 122 may be a nut as shown in Figure 3 .

Hiertoe is de as 133 aan het distaal uiteinde voorzien van een getapt gedeelte. Het fixatiemiddel 122 spant het aanslaglichaam 111, het basislichaam 113, het verdere aanslaglichaam 112 tegen de uitstulping 134. Om de bevestiging van het aanslaglichaam 111, het basislichaam 113, het verdere aanslaglichaam 112 te bevorderen kan een spanring 123 voorzien zijn.To this end, the shaft 133 is provided with a tapped portion at the distal end. The fixation means 122 clamps the stop body 111, the base body 113, the further stop body 112 against the protrusion 134. A clamping ring 123 can be provided to promote the attachment of the stop body 111, the base body 113, the further stop body 112.

Figuur 3 toont verder dat het aanslaglichaam 111, het basislichaam 113, het verdere aanslaglichaam 112, en het eerste verbindingsgedeelte 120 omwentelingslichamen zijn. Meer bepaald zijn het aanslaglichaam 111 en het verdere aanslaglichaam 112 een ring- of cilindervormig omwentelingslichaam, waarbij de het aanslaglichaam 111 en het verdere aanslaglichaam 112 zich over een afstand uitstrekken in een richting weg van de as 131. Deze afstand, ook de wanddikte van het aanslaglichaam 111 en het verdere aanslaglichaam 112 genoemd, bepaalt de grootte van een aanslagoppervlak waarop enerzijds de rand van de holle omheiningspaal aanslaat en anderzijds de uitstulping 134 van de as 131 aanslaat.Figure 3 further shows that the stop body 111, the basic body 113, the further stop body 112, and the first connecting portion 120 are bodies of revolution. More specifically, the stop body 111 and the further stop body 112 are an annular or cylindrical body of revolution, the stop body 111 and the further stop body 112 extending over a distance in a direction away from the axis 131. This distance, also the wall thickness of the stop body 111 and the further stop body 112 referred to, determines the size of a stop surface on which the edge of the hollow fence post abuts on the one hand and the bulge 134 of the shaft 131 abuts on the other hand.

Het basislichaam 113 is ook getoond als een omwentelingslichaam met ter plaatste van een distaal uiteinde een kleinere diameter dan de diameter ter plaatse van een proximaal uiteinde. De diameter van de doorvoeropening van het aanslaglichaam 111 komt hierbij bij voorkeur overeen met de buitendiameter van het distaal uiteinde van het basislichaam 113 zodat het aanslaglichaam zich als een huls rond het distaal uiteinde van het basislichaam 113 uitstrekt. Ter plaatste van het proximaal uiteinde kan het basislichaam 113 voorzien zijn van een uitsparing die is ingericht om het verdere aanslag lichaam 112 te ontvangen. Het basislichaam 112 omgeeft het verdere aanslaglichaam 112 ten minste gedeeltelijk op deze manier zodat het basislichaam en het aanslaglichaam een sterker integraal geheel vormen.The basic body 113 is also shown as a body of revolution with a smaller diameter at a distal end than the diameter at a proximal end. The diameter of the passage opening of the stop body 111 herein preferably corresponds to the outer diameter of the distal end of the basic body 113, so that the stop body extends around the distal end of the basic body 113 like a sleeve. At the location of the proximal end, the basic body 113 can be provided with a recess which is adapted to receive the further stop body 112. The base body 112 at least partially surrounds the further stop body 112 in this way so that the base body and the stop body form a stronger integral whole.

Ook het eerste verbindingsgedeelte 120 is getoond als een omwentelingslichaam. Het eerste verbindingsgedeelte 120 wordt ook het eerste verbindingslichaam genoemd in een dergelijke voorkeursuitvoeringsvorm. Het eerste verbindingsgedeelte 120 is bij voorkeur uitwisselbaar. Een afmeting van het eerste verbindingsgedeelte 120 is op deze manier wijzigbaar, bij voorbeeld van een kleinere diameter naar een grotere diameter en vice versa. Het hulpstuk 100 kan op deze wijze in afhankelijkheid van de in de grond te drijven holle omheiningspaal worden aangepast. Het geniet de voorkeur dat het eerste verbindingsgedeelte cilindervormig is doch is eerste verbindingsgedeelte met een rechthoekige doorsnede niet uitgesloten. Een eerste verbindingsgedeelte dat cilindervormig is heeft het voordeel dat wanneer de diameter van het verbindingsgedeelte overeenkomt met een minimale afmeting in de holle omheiningspaal, het werkstuk inzetbaar is bij zowel holle omheiningspalen met een rechthoekige doorsnede alsook bij omheiningspalen met een ronde doorsnede.The first connecting portion 120 is also shown as a body of revolution. The first connecting portion 120 is also referred to as the first connecting body in such a preferred embodiment. The first connecting portion 120 is preferably interchangeable. A size of the first connecting portion 120 is changeable in this way, for example from a smaller diameter to a larger diameter and vice versa. In this way, the attachment 100 can be adapted depending on the hollow fence post to be driven into the ground. It is preferable that the first connecting portion is cylindrical, but the first connecting portion having a rectangular cross-section is not excluded. A first connecting portion that is cylindrical has the advantage that when the diameter of the connecting portion corresponds to a minimum dimension in the hollow fence post, the workpiece can be used both with hollow fence posts with a rectangular cross-section and with fence posts with a round cross-section.

Het basislichaam 113 is verder bij voorkeur voorzien van een aligneringsmiddel 140. In de figuur zijn twee aligneringsmiddelen 140 getoond. De aligneringsmiddelen 140 zijn ingericht om de rotatie van de boorhamer ten opzichte van het werkstuk 100 te beperken. De aligneringsmiddelen worden verder uitvoerig beschreven in relatie met figuur 4 en 5.The basic body 113 is furthermore preferably provided with an aligning means 140. Two aligning means 140 are shown in the figure. The alignment means 140 are arranged to limit the rotation of the rotary hammer relative to the workpiece 100. The alignment means are further described in detail in relation to Figures 4 and 5.

Figuren 4 en 5 tonen een perspectief aanzicht van het werkstuk 100 volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm. In de getoonde voorkeursuitvoeringsvorm omvat het werkstuk verder een aligneringsbevestigingsmiddel 150 en vier aligneringsmiddelen 140. Het aligneringbevestigingsmiddel 150 is ingericht om aan te grijpen op de boorhamer. In figuren 4 en 5 is het aligneringbevestigingsmiddel 150 getoond als een klem die zich rond de behuizing van de boorhamer uitstrekt en vervolgens ingericht is om te klemmen op de behuizing. Twee aligneringsmiddelen 140 zijn ter plaatste van het basislichaam 113 aangebracht en strekken zich uit in een radiale richting weg van het basislichaam 113. Twee verdere aligneringsmiddelen 140 zijn voorzien aan het aligneringbevestigingsmiddel 150. Tussen twee overeenkomstige aligneringsmiddelen wordt een minstens één veerkrachtig element 160 aangebracht. De aligneringsmiddelen werken samen met het veerkrachtig element 160 zodat het werkstuk 100 en de boorhamer een inert geheel vormen en een rotatie van de boorhamer ten opzichte van de holle omheiningspaal tegengaan. In de figuren zijn zes veerkrachtige elementen 160Figures 4 and 5 show a perspective view of the workpiece 100 according to a further preferred embodiment. In the preferred embodiment shown, the workpiece further comprises an alignment fastener 150 and four alignment fasteners 140. The alignment fastener 150 is adapted to engage the rotary hammer. In Figures 4 and 5, the alignment fastener 150 is shown as a clamp that extends around the housing of the hammer drill and is then arranged to clamp onto the housing. Two aligning means 140 are arranged at the base body 113 and extend in a radial direction away from the base body 113. Two further aligning means 140 are provided on the aligning fastener 150. At least one resilient element 160 is arranged between two corresponding aligning means. The aligning means cooperates with the resilient element 160 so that the workpiece 100 and the hammer drill form an inert unit and resist rotation of the hammer drill relative to the hollow fence post. In the figures, six resilient elements are 160

Op basis van de beschrijving hierboven zal de vakman begrijpen dat de uitvinding op verschillende manieren en op basis van verschillende principes kan uitgevoerd worden. Daarbij is de uitvinding niet beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvormen. De hierboven beschreven uitvoeringsvormen, alsook de figuren zijn louter illustratief en dienen enkel om het begrip van de uitvinding te vergroten. De uitvinding zal daarom niet beperkt zijn tot de uitvoeringsvormen die hierin beschreven zijn, maar wordt gedefinieerd in de conclusies.Based on the above description, those skilled in the art will appreciate that the invention can be practiced in various ways and on the basis of various principles. The invention is not limited to the embodiments described above. The embodiments described above, as well as the figures, are merely illustrative and serve only to enhance the understanding of the invention. The invention will therefore not be limited to the embodiments described herein, but is defined in the claims.

Claims

Conclusions

A tool (100) for driving a hollow fence post (P) into the ground, the tool comprising a base (110) provided at a distal end with a first connecting portion (120) and at a a proximal end is provided with a second connecting portion (130), the first connecting portion (120) being adapted to extend into the hollow fence post to releasably connect the attachment to the hollow fence post and the second connecting portion (130) is adapted to be connected with a hammer drill, the base (110) comprising a stop (111) adapted to strike an edge of the hollow fence post when the first connecting portion (120) extends into the hollow fence post so that a hammering movement of the hammer drill is transmitted via the stop to the hollow fence post in order to drive the hollow fence post into the ground, characterized in that the base (110) comprises an abutment body (111) forming the abutment and a base body (113), the stop body (111) being removably connected to the base body (113), the base (110) further comprising a shaft (131) extending through the stop body (111), the base body (113) and the first connecting portion (120) and at the location of the proximal end forms the second connecting part, wherein the stop body, the basic body and the first connecting part respectively comprise a passage opening through which the shaft extends.

The attachment according to the preceding claim, wherein the stop body (111) and the base body are made of a material with a different hardness, wherein the stop body (111) preferably has a softer hardness than the base body.

The accessory according to any one of the preceding claims, wherein the stop body is made of a steel or a steel alloy with a hardness of at least 50 HRC measured according to a Rockwell method, preferably between 55 and 61 HRC, more preferably between 58-60 HRC. .

The attachment according to any one of the preceding claims, wherein the shaft (130) between the first connecting portion (130) and the second connecting portion (120) comprises a bulge (134) adjacent to the base body (113).

The attachment according to the preceding claim, comprising a further stop body (112) arranged between the protrusion (134) and the base body (113).

The fitting according to any one of the preceding claims, wherein the first connecting portion (120) is cylindrical.

The attachment according to any one of the preceding claims, wherein the first connecting portion (120) is provided at the distal end with a guiding surface (121) that forms an oblique angle with respect to a horizontal plane.

The attachment according to the preceding claim, wherein the bevel angle is at least 45°, preferably at least 60°.

The attachment according to any one of the preceding claims, wherein an outer dimension of at least the first connecting portion (120) is dimensioned corresponding to a dimension of the hollow fence post, preferably an inner dimension of the hollow fence post.

The attachment according to any of the preceding claims, further comprising an alignment fastener (150), at least two alignment means (140) and at least one resilient member (160), the alignment fastener (150) adapted to engage the rotary hammer and is provided with at least one of the two aligning means, the other of the at least two aligning means being provided at the base and the at least one resilient element being disposed between the two aligning means.

A hammer drill and attachment assembly according to any one of the preceding claims, wherein the hammer drill is an electrically powered hammer drill.

The assembly according to the preceding claim, further comprising a remote control (170) for operating the hammer drill (D) at a predetermined distance.

13. Use of the attachment according to any one of claims 1-10 for driving a hollow fence post into the ground.