BE1029828A1

BE1029828A1 - Decoratief paneel

Info

Publication number: BE1029828A1
Application number: BE20215783A
Authority: BE
Inventors: Benjamin Clement; Sam Ledegen; Marijn Seynaeve
Original assignee: Flooring Ind Ltd Sarl
Priority date: 2021-10-07
Filing date: 2021-10-07
Publication date: 2023-05-03
Also published as: BE1029828B1; BE1029776A1; BE1029776B1

Abstract

Decoratief paneel dat een substraat (31) en een slijtlaag (33) bevat. De slijtlaag (33) bevat een laklaag (35) die over zijn ganse dikte harde partikels (36) bevat. De harde partikels hebben een S50 deeltjesgrootte bepaald via de cumulatieve deeltjesgrootte distributie volgens volume gemeten door middel van laserdiffractie als de deeltjesgrootte waarbij 50% van de harde partikels kleiner zijn dan deze deeltjesgrootte S50. De laklaag heeft een dikte T die tussen 0.5 * S50 en 2 * S50 bedraagt.

Description

1 BE2021/5783

Decoratief paneel

De uitvinding heeft betrekking op decoratieve panelen met hoge krasbestendigheid.

Decoratieve panels kennen bijvoorbeeld toepassingen als wandpaneel, plafondpaneel, in meubels en als vloerpaneel. Vooral vloerpanelen moeten bestand zijn tegen slijtage.

Daarom is het gekend om decoratieve panelen te voorzien van een slijtlaag die de duurzaamheid van deze panelen verhoogt.

Het is een doelstelling van de uitvinding om panelen ter beschikking te stellen die een decoratieve laag hebben met verbeterde duurzaamheid en met een goed visueel aspect.

Het eerste aspect van de uitvinding betreft een decoratief paneel, waarbij het decoratieve paneel een substraat en een slijtlaag bevat, waarbij de slijtlaag een laklaag bevat, daardoor gekenmerkt dat de laklaag over de ganse dikte harde partikels bevat, waarbij de harde partikels een S50 deeltjesgrootte hebben, waarbij de S50 deeltjesgrootte, bepaald via de cumulatieve deeltjesgrootte distributie volgens volume gemeten door middel van laserdiffractie de deeltjesgrootte is waarbij 50% van de harde partikels kleiner zijn dan deze deeltjesgrootte S50; dat de laklaag een dikte T heeft; en dat de dikte T van de laklaag tussen 0.5 * S50 en 2 * S50 bedraagt; en bij voorkeur tussen 0.7 * S50 en 1.8 * S50.

Er is gebleken dat decoratieve panelen met goede weerstand tegen abrasie daarom nog geen goede weerstand hebben tegen krassen veroorzaakt door scherpe voorwerpen.

Bijvoorbeeld nagels van de poten van honden kunnen de oorzaak zijn van krassen, zelfs op vloerpanelen die een uitstekende weerstand hebben tegen abrasie veroorzaakt door het belopen van deze vloerpanelen. Het decoratieve paneel volgens de uitvinding heeft het voordeel dat een verbeterde duurzaamheid bekomen wordt en dit door een goede krasbestendigheid. Dit wordt bekomen door het afstemmen van de deeltjesgrootte van de partikels met de dikte van de laklaag waarin deze partikels zich bevinden. Dit zorgt er voor dat er harde partikels van de laklaag lichtjes uitsteken aan het oppervlak van het decoratieve paneel, waardoor krassen vermeden worden; terwijl het oppervlak van het paneel toch een mooi visueel aspect oplevert.

2 BE2021/5783

Een voorkeursuitvoering wordt daardoor gekenmerkt dat de laklaag een acrylaat laklaag of een polyurethaan laklaag is.

Een voorkeursuitvoering wordt daardoor gekenmerkt dat de S50 deeltjesgrootte tussen 3 micrometer en 20 micrometer bedraagt, bij hogere voorkeur tussen 5 micrometer en 15 micrometer. Dergelijke uitvoeringsvormen zorgen voor een nog betere duurzaamheid van de decoratieve paneel.

Een voorkeursuitvoering wordt daardoor gekenmerkt dat de harde partikels een deeltjesgrootte verdeling volgens volume hebben waarbij (S95-S5)/S50 kleiner is 2, en bij voorkeur kleiner dan 1.5, en bij hogere voorkeur kleiner dan 1.4; waarbij S95 in de deeltjesgrootte distributie volgens volume zoals bepaald door middel van laserdiffractie de deeltjesgrootte is waarbij 95% van de partikels kleiner zijn; en waarbij S5 in de deeltjesgrootte distributie volgens volume zoals bepaald door middel van laserdiffractie de deeltjesgrootte 1s waarbij 5% van de partikels kleiner zijn.

Een voorkeursuitvoering wordt daardoor gekenmerkt dat de harde partikels een deeltjesgrootte verdeling volgens volume hebben waarbij (S95-S50)/S50 kleiner is 1, en bij voorkeur kleiner dan 0.9; waarbij S95 in de deeltjesgrootte distributie volgens volume zoals bepaald door middel van laserdiffractie de deeltjesgrootte is waarbij 95% van de partikels kleiner zijn.

Een voorkeursuitvoering wordt daardoor gekenmerkt dat de harde partikels een deeltjesgrootte verdeling volgens volume hebben waarbij (S50-S5)/S50 kleiner is 0.8, en bij voorkeur kleiner dan 0.6; waarbij S5 in de deeltjesgrootte distributie volgens volume zoals bepaald door middel van laserdiffractie de deeltjesgrootte is waarbij 5% van de partikels kleiner zijn.

Deze drie uitvoeringsvormen zorgen synergetisch voor nog betere eigenschappen van het decoratieve paneel, doordat de fractie kleine partikels en de fractie grote partikels sterk beperkt zijn. Een grote fractie grote partikels heeft het nadeel dat ze voor belangrijke

3 BE2021/5783 slijtage zorgen van gereedschap dat tijdens productie contact maakt met het oppervlak van het paneel, bijvoorbeeld persplaten waarmee een reliëf in het oppervlak van het decoratieve paneel geperst wordt. Dergelijke slijtage zorgt er al snel voor dat het visuele aspect van het paneel niet meer optimaal is. De fractie grote partikels wordt niet goed ingebed in de laklaag; deze partikels worden bij impact uit de laklaag geslagen; dit veroorzaakt een defect in de laklaag.

Kleine partikels hebben dan weer het nadeel dat ze niet bijdragen tot een verbetering van de krasbestendigheid, maar wel de laklaag minder transparant maken, waardoor het visuele aspect minder goed is. Daarom is het voordelig dat de fractie kleine partikels in de partikel grootte distributie beperkt is.

Een voorkeursuitvoering wordt daardoor gekenmerkt dat de dikte T van de laklaag tussen 4 micrometer en 60 micrometer bedraagt, en bij hogere voorkeur minder dan 40 micrometer bedraagt, en bij hogere voorkeur minder dan 30 micrometer bedraagt, en bij hogere voorkeur minder dan 20 micrometer bedraagt.

Dunne laklagen hebben het voordeel dat bij het opbrengen van de vloeibare lak de harde partikels minder tot niet kunnen uitzakken, waardoor de krasbestendigheid beter wordt.

Tevens hebben dunne laklagen het voordeel dat ze beter transparant zijn.

Een voorkeursuitvoering wordt daardoor gekenmerkt dat de laklaag tussen 2 en 15 massapercent harde partikels bevat; en bij hogere voorkeur tussen 3 en 10 massapercent en/of bij hogere voorkeur meer dan 5 massapercent; bij hogere voorkeur meer dan 7 _ massapercent.

Dergelijke uitvoeringsvormen geven goede resultaten met betrekking tot duurzaamheid van het paneel, zonder dat de andere eigenschappen van het decoratieve oppervlak, bijvoorbeeld het visuele aspect, negatief beïnvloed wordt.

4 BE2021/5783

Een voorkeursuitvoering wordt daardoor gekenmerkt dat de harde partikels sferische partikels of niet-sferische partikels of plaatvormige partikels zijn, bijvoorbeeld plaatvormig met een hexagonale vorm.

Het gebruik van harde partikels die niet-sferisch zijn en/of plaatvormig zijn, heeft het voordeel dat deze partikels zich met hun langste afmeting parallel met het oppervlak van het paneel kunnen richten. Dit zorgt voor nog betere krasbestendigheid zonder dat het visuele aspect sterk beïnvloed wordt door partikels die boven het lakoppervlak uitsteken.

Een ander voordeel is dat er minder slijtage van gereedschap optreedt bij de productie van het decoratief paneel.

Een voorkeursuitvoering wordt daardoor gekenmerkt dat de harde partikels een gemiddelde aspect ratio hebben tussen 2:1 en 7:1.

Dergelijke uitvoeringsvormen hebben het voordeel dat een nog betere krasbestendigheid van het oppervlak van het decoratief paneel bekomen wordt. Er wordt vermoed dat dit te danken is aan het feit dat de harde partikels preferentieel met hun grootste afmeting parallel met het oppervlak van het paneel gericht zijn. Tevens zorgt dit er voor dat het visueel aspect van het oppervlak van het paneel uitstekend is.

Een voorkeursuitvoering wordt daardoor gekenmerkt dat de harde partikels een Mohs- hardheid hoger dan 7 hebben, en bij voorkeur hoger dan 8; en bij hogere voorkeur van ten minste 9.

Een voorkeursuitvoering wordt daardoor gekenmerkt dat de harde partikels aluminium oxide partikels zijn of diamant partikels of silicium carbide partikels of moissaniet partikels.

Een voorkeursuitvoering wordt daardoor gekenmerkt dat de harde partikels een silaan coating bevatten, bijvoorbeeld waarbij de harde partikels silaan gecoate aluminium oxide partikels zijn.

Dergelijke uitvoeringsvorm biedt het voordeel dat de harde partikels beter in de laklaag ingebonden zijn.

Een voorkeursuitvoering wordt daardoor gekenmerkt dat de laklaag geen papierlaag 5 bevat.

Een voorkeursuitvoering wordt daardoor gekenmerkt dat de laklaag ten miste ten dele door middel van UV-straling en/of door middel van excimer straling en/of door middel van een electron beam en/of door middel van verhoogde temperatuur uitgehard is.

Het gebruik van excimer straling voor het ten minste ten dele uitharden van de laklaag heeft het voordeel dat een supermat oppervlak van het decoratief paneel bekomen kan worden, zonder of met minimaal gebruik van matteringsmiddelen in de laklaag.

Aangezien de laklaag geen of weinig matteringsmiddelen (b.v. silica) bevat, biedt deze laklaag nog betere duurzaamheid, aangezien matteringsmiddelen nadelig zijn voor de duurzaamheid van deze laklaag.

Een voorkeursuitvoering wordt daardoor gekenmerkt dat er zich onder de laklaag een tweede laklaag bevindt. Bij hoger is deze tweede laklaag een acrylaat laklaag of een polyurethaan laklaag. Bij voorkeur maakt deze tweede laklaag contact met de laklaag.

Het is een voordeel dat deze tweede laklaag als grondlaag kan functioneren, en daardoor de duurzaamheid van het decoratieve paneel verhoogt.

In een voorkeursuitvoering bevat de tweede laklaag geen partikels met Mohs hardheid hoger dan 7.

Dergelijke uitvoeringsvormen hebben het voordeel dat een nog betere duurzaamheid van het decoratief paneel bekomen wordt, dit omdat de tweede laklaag als primer voor de laklaag fungeert. Eventueel kan de tweede laklaag matteringsmiddelen bevatten. Het is echter ook mogelijk dat de tweede laklaag geen matteringsmiddelen bevat.

6 BE2021/5783

In een voorkeur uitvoeringsvorm van de uitvinding bedraagt de dikte van de tweede laklaag tussen de helft van en tweemaal de dikte van de laklaag. Dergelijke uitvoeringsvormen kunnen bijvoorbeeld toegepast worden wanneer het decoratief paneel een substraat bevat dat één of meerdere polyvinyl chloride lagen bevat. Eén of meerdere van deze polyvinyl chloride lagen kunnen vulmiddelen bevatten (bijvoorbeeld minerale vulmiddelen of hout gebaseerde vulmiddelen) en/of geschuimd zijn.

Een voorkeursuitvoering wordt daardoor gekenmerkt dat de tweede laklaag harde partikels bevat met Mohs hardheid hoger dan 7. Bij voorkeur hebben de harde partikels in de tweede laklaag een gemiddelde grootte (bedoeld wordt de S50 deeltjesgrootte) van meer dan 50 micrometer, bij hogere voorkeur van meer dan 75 micrometer; en bij hogere voorkeur van minder dan 125 micrometer en bij hogere voorkeur van minder dan 100 micrometer.

Dergelijke uitvoeringsvormen hebben de voorkeur dat de abrasieweerstand nog verhoogd wordt. Terwijl de laklaag voornamelijk voor een hoge krasbestendigheid zorgt, zorgt deze tweede laklaag voor de abrasieweerstand. De abrasieweerstand kan bepaald worden via de Taber test, volgens ASTM D4060-19.

In voorkeuruitvoeringsvormen waarbij de tweede laklaag harde partikels bevat, is de tweede laklaag bij voorkeur ten minste 125 micrometer dik, bij hogere voorkeur ten minste 150 micrometer dik, en bij hogere voorkeur ten minste 175 micrometer dik.

Een voorkeursuitvoering wordt daardoor gekenmerkt dat de slijtlaag onder de tweede laklaag een derde laklaag — bij voorkeur een acrylaat laklaag of een polyurethaan laklaag - bevat, en optioneel een vierde laklaag — bij voorkeur een acrylaat laklaag of een polyurethaan laklaag — bevat; en optioneel een vijfde laklaag — bij voorkeur een acrylaat laklaag of een polyurethaan laklaag - bevat.

Dergelijke uitvoeringsvormen bieden nog betere duurzaamheid aangezien de abrasieweerstand van het decoratieve paneel hoger is.

7 BE2021/5783

Bij hogere voorkeur bevat(ten) de derde laklaag, de optionele vierde laklaag en de optionele vijfde laklaag geen partikels met Mohs hardheid hoger dan 7.

Hierdoor wordt voor een goede hechting van de laklagen gezorgd, gunstig voor de abrasieweerstand.

Een voorkeursuitvoering wordt daardoor gekenmerkt dat de laklaag een eerste partiële laklaag met dikte T1 en een tweede partiële laklaag met dikte T2 bevat- en er bij hogere voorkeur uit bestaat -, waarbij de tweede partiële laklaag op de eerste partiële laklaag aangebracht is, waarbij zowel de dikte T1 van de eerste partiële laklaag als de dikte T2 van de tweede laklaag tussen 0.5 * S50 en 2 * S50 bedragen; en bij voorkeur tussen 0.7 * S50 en 1.8 * S50.

De aanwezigheid van de eerste partiële laklaag en van de tweede partiële laklaag en hun respectievelijke diktes kan door middel van een doorsnede van het decoratief paneel bepaald worden. Het vergt ervaring om een goede doorsnede te maken, maar een geschoolde laborant zal er in slagen.

Dergelijke uitvoeringsvormen hebben het voordeel dat nog betere duurzaamheid van het decoratief paneel bekomen wordt, vooral als de totale dikte van de laklaag beperkt is, bijvoorbeeld 30 micrometer of zelfs minder. De uitvinders vermoeden dat dit te maken heeft met onvermijdelijke onregelmatigheden bij het opbrengen van een laklaag. Deze onregelmatigheden worden uitgevlakt bij het opbrengen van de laklaag via een eerste partiële laklaag en een tweede partiële laklaag. Bijvoorbeeld kan om een laklaag met dikte 30 micrometer aan te brengen de laklaag via twee partiële laklagen met elk dikte 15 micrometer aangebracht worden. Bijvoorbeeld kan om een laklaag met dikte 15 micrometer aan te brengen de laklaag via twee partiële laklagen met elk dikte 7.5 micrometer aangebracht worden.

De betere prestaties worden vermoedelijk ook nog bekomen doordat de partikel grootte van de harde partikels optimaal afgestemd is op de diktes van de eerste partiële laklaag en van de tweede partiële laklaag in de laklaag.

8 BE2021/5783

De uitvinders hebben ook gemerkt dat vooral bij het leggen van de laklaag op een drager die al voorzien is van een oppervlakte textuur, er betere resultaten qua krasbestendigheid bekomen worden wanneer de laklaag via twee partiële laklagen aangebracht is.

Een voorkeursuitvoering wordt daardoor gekenmerkt dat het paneel een decorlaag bevat, waarbij de decorlaag zich onder de slijtlaag bevindt; bij voorkeur bevindt de decorlaag zich boven het substraat of wordt de decorlaag gevormd door het bovenoppervlak van het substraat.

Bij voorkeur bevat de decorlaag een bedrukking, bij hogere voorkeur een bedrukking op het substraat of een bedrukking op een drager. Deze drager kan bijvoorbeeld een papiervel of een polymeerfolie zijn of bevatten. Een voorbeeld van een polymeerfolie die als drager gebruikt kan worden is een polyvinyl chloride folie.

Een voorkeursuitvoering wordt daardoor gekenmerkt dat de slijtlaag een additionele laag bevat, dichter bij het substraat gelegen dan de laklaag, waarbij de additionele laag een polymeerfolie bevat, bij voorkeur een polyvinyl chloride folie. Bij hogere voorkeur heeft deze polymeerfolie (bijvoorbeeld een polyvinyl chloride folie) een dikte tussen 20 micrometer en 500 micrometer, bij hogere voorkeur een dikte minder dan 250 micrometer.

Dergelijke additionele laag in de slijtlaag, dichter bij het substraat dan de laklaag, heeft het voordeel dat een betere abrasieweerstand van het paneel bekomen wordt.

Bij voorkeur bevat de slijtlaag een additionele laag, waarbij de additionele laag een papiervel bevat geïmpregneerd met een hars — bij voorkeur met een melamine hars of met een acrylaat hars of met een polyurethaan hars - bij voorkeur waarbij dit hars partikels bevat om de slijtweerstand van de slijtlaag te verhogen.

Dergelijke additionele laag heeft het voordeel dat de abrasieweerstand van het paneel hoger is.

9 BE2021/5783

Bij voorkeur bevat het oppervlak van het paneel een textuur, waarbij de textuur minstens tot in de additionele laag reikt.

Een voorkeursuitvoering wordt daardoor gekenmerkt dat het decor van het decoratieve paneel gevormd wordt door het oppervlak van een laag fineer of door middel van een houtlaag. Bij gebruik van een houtlaag voor het vormen van het decor is deze houtlaag bijvoorbeeld 3 millimeter dik.

Een voorkeursuitvoering wordt daardoor gekenmerkt dat het substraat bestaat uit of één of meerdere bevat van - een houtvezelplaat, bij voorkeur een MDF (Medium Density Fiberboard) of een HDF (High Density Fiberboard) plaat; - een spaanplaat; - één of meerdere lagen al dan niet gevuld polymeer, bij voorkeur thermoplastisch polymeer, bij voorkeur polyvinyl chloride; - één of meerdere lagen die een minerale matrix bevatten met vulmiddelen; bijvoorbeeld een minerale matrix gebaseerd op Portland cement of op magnesium oxide of op gips; - één of meerdere houtlagen; of - één of meerdere met hars geïmpregneerde kraft papierlagen, bij voorkeur met fenolformaldehyde hars geïmpregneerde kraft papier lagen.

Een voorkeursuitvoering wordt daardoor gekenmerkt dat het oppervlak van het paneel een textuur bevat. Dit betekent dat de laklaag niet vlak is en ook oppervlakte textuur bevat.

Een voorkeursuitvoering wordt daardoor gekenmerkt dat de afstand loodrecht op het paneel tussen het hoogste en het laagste punt in de textuur meer is dan 200 micrometer, en bij voorkeur meer dan 400 micrometer.

10 BE2021/5783

Een voorkeursuitvoering wordt daardoor gekenmerkt dat de afstand loodrecht op het paneel tussen het hoogste en het laagste punt in de textuur meer is dan 15 micrometer en bij voorkeur minder dan 30 micrometer.

Een voorkeursuitvoering wordt daardoor gekenmerkt dat het paneel een eerste paar tegenoverliggende randen bevat, waarvan een eerste rand en een tweede rand, waarbij het eerste paar tegenoverliggende randen koppeldelen bevat, waarbij deze koppeldelen vergrendeldelen bevatten, zodat het paneel met zijn eerste rand aan de tweede rand van een ander dergelijk paneel gekoppeld kan worden zodat enerzijds een vergrendeling bekomen wordt in de richting loodrecht op het vlak van de aldus gekoppelde panelen, en anderzijds een vergrendeling bekomen wordt in de richting in het vlak van de gekoppelde panelen loodrecht op de gekoppelde panelen.

Een voorkeursuitvoering wordt daardoor gekenmerkt dat het paneel een tweede paar tegenoverliggende randen bevat, waarvan een derde rand en een vierde rand, waarbij het tweede paar tegenoverliggende randen koppeldelen bevat, waarbij deze koppeldelen vergrendeldelen bevatten, zodat het paneel met zijn derde rand aan de vierde rand van een ander dergelijk paneel gekoppeld kan worden zodat enerzijds een vergrendeling bekomen wordt in de richting loodrecht op het vlak van de aldus gekoppelde panelen, en anderzijds een vergrendeling bekomen wordt in de richting in het vlak van de gekoppelde panelen loodrecht op de gekoppelde panelen.

Het decoratief paneel volgens het eerste aspect van de uitvinding is bij voorkeur een vloerpaneel.

Het tweede aspect van de uitvinding betreft een methode voor het produceren van een uitgeharde laklaag op een drager, waarbij op de drager een vloeibare lak opgebracht wordt voor het vormen met deze vloeibare lak van een uitgeharde laklaag met dikte T, waarbij de lak door middel van UV-straling en/of door middel van thermisch uitharden uitgehard kan worden; daardoor gekenmerkt dat de vloeibare lak harde partikels bevat met een S50 deeltjesgrootte, waarbij de S50 deeltjesgrootte bepaald wordt via de cumulatieve deeltjesgrootte distributie volgens volume gemeten door middel van

11 BE2021/5783 laserdiffractie als de deeltjesgrootte waarbij 50% van de harde partikels kleiner zijn dan deze deeltjesgrootte S50; en dat de dikte T van de te vormen uitgeharde laklaag tussen 0.5 * S50 en 2 * S50 bedraagt; en waarbij de uitgeharde laklaag over zijn volledige dikte

T de harde partikels bevat.

Er is gebleken dat slijtlagen op decoratieve panelen met goede weerstand tegen abrasie daarom nog geen goede weerstand hebben tegen krassen veroorzaakt door scherpe voorwerpen. Bijvoorbeeld nagels van de poten van honden kunnen de oorzaak zijn van krassen, zelfs op vloerpanelen die een uitstekende weerstand hebben tegen abrasie veroorzaakt door het belopen van deze vloerpanelen. De methode volgens het tweede aspect van de uitvinding heeft het voordeel dat een verbeterde duurzaamheid bekomen wordt en dit door een goede krasbestendigheid. Dit wordt bekomen door het afstemmen van deeltjesgrootte van de partikels met de dikte van de laklaag waarin deze partikels zich bevinden. Dit zorgt er voor dat er harde partikels van de laklaag lichtjes uitsteken aan het oppervlak, waardoor krassen vermeden worden; terwijl het oppervlak van het paneel toch een mooi visueel aspect oplevert.

Een voorkeursuitvoering van het tweede aspect van de uitvinding wordt daardoor gekenmerkt dat de dikte T van de te vormen uitgeharde laklaag tussen 0.7 * S50 en 1.8 * S50 bedraagt.

Dergelijke uitvoeringsvorm brengt nog betere resultaten qua duurzaamheid.

Een voorkeursuitvoering van de uitvinding wordt daardoor gekenmerkt dat de laklaag een acrylaat laklaag of een polyurethaan laklaag is.

Een voorkeursuitvoering van de uitvinding wordt daardoor gekenmerkt dat de vloeibare lak geselecteerd is uit een 100% acrylaatlak, een watergebaseerde UV-acrylaat en een watergebaseerde polyurethaan dispersie.

12 BE2021/5783

Een voorkeursuitvoering van de uitvinding wordt daardoor gekenmerkt dat de S50 deeltjesgrootte tussen 3 micrometer en 20 micrometer bedraagt, bij voorkeur tussen 5 micrometer en 15 micrometer.

Dergelijke uitvoeringsvormen zorgen voor een nog betere duurzaamheid van de decoratieve paneel.

Een voorkeursuitvoering van de uitvinding wordt daardoor gekenmerkt dat de harde partikels een deeltjesgrootte verdeling volgens volume hebben waarbij (S95-S5)/S50 kleiner is 2, en bij voorkeur kleiner dan 1.5, en bij hogere voorkeur kleiner dan 1.4; waarbij S95 in de deeltjesgrootte distributie volgens volume zoals bepaald door middel van laserdiffractie de deeltjesgrootte is waarbij 95% van de partikels kleiner zijn; en waarbij S5 in de deeltjesgrootte distributie volgens volume zoals bepaald door middel van laserdiffractie de deeltjesgrootte is waarbij 5% van de partikels kleiner zijn.

Een voorkeursuitvoering van de uitvinding wordt daardoor gekenmerkt dat de harde partikels een deeltjesgrootte verdeling volgens volume hebben waarbij (S95-S50)/S50 kleiner is 1, en bij voorkeur kleiner dan 0.9; waarbij S95 in de deeltjesgrootte distributie volgens volume zoals bepaald door middel van laserdiffractie de deeltjesgrootte is waarbij 95% van de partikels kleiner zijn.

Een voorkeursuitvoering van de uitvinding wordt daardoor gekenmerkt dat de harde partikels een deeltjesgrootte verdeling volgens volume hebben waarbij (S50-S5)/S50 kleiner is 0.8, en bij voorkeur kleiner dan 0.6; waarbij S5 in de deeltjesgrootte distributie volgens volume zoals bepaald door middel van laserdiffractie de deeltjesgrootte 1s waarbij 5% van de partikels kleiner zijn.

Deze drie uitvoeringsvormen zorgen synergetisch voor nog betere eigenschappen, doordat de fractie kleine partikels en de fractie grote partikels sterk beperkt zijn. Een grote fractie grote partikels heeft het nadeel dat ze voor belangrijke slijtage zorgen van gereedschap dat tijdens productie contact maakt met het oppervlak van deze laklaag, bijvoorbeeld persplaten waarmee een reliëf in het oppervlak geperst wordt. Dergelijke

13 BE2021/5783 slijtage zorgt er al snel voor dat het visuele aspect van het paneel niet meer optimaal is.

De fractie grote partikels wordt niet goed ingebed in de laklaag; deze partikels worden bij impact uit de laklaag geslagen; dit veroorzaakt een defect in de laklaag.

Een voorkeursuitvoering van de uitvinding wordt daardoor gekenmerkt dat de dikte T van de te vormen laklaag tussen 4 micrometer en 60 micrometer bedraagt, en bij voorkeur minder dan 40 micrometer bedraagt; en bij hogere voorkeur minder dan 30 micrometer bedraagt, en bij hogere voorkeur minder dan 20 micrometer bedraagt.

Een voorkeursuitvoering van de uitvinding wordt daardoor gekenmerkt dat de laklaag tussen 2 en 15 massapercent harde partikels bevat; en bij voorkeur tussen 3 en 10 massapercent; en/of bij voorkeur meer dan 5 massapercent en bij hogere voorkeur meer dan 7 massapercent.

Een voorkeursuitvoering van de uitvinding wordt daardoor gekenmerkt dat de harde partikels sferische partikels of niet-sferische partikels of plaatvormige partikels zijn, bijvoorbeeld plaatvormig met een hexagonale vorm.

Een voorkeursuitvoering van de uitvinding wordt daardoor gekenmerkt dat de harde partikels een gemiddelde aspect ratio hebben tussen 2:1 en 7:1.

Een voorkeursuitvoering van de uitvinding wordt daardoor gekenmerkt dat de harde partikels een Mohs-hardheid hoger dan 7 hebben, en bij hogere voorkeur hoger dan 8; en bij hogere voorkeur een Mohs-hardheid van minstens 9 hebben.

14 BE2021/5783

Een voorkeursuitvoering van de uitvinding wordt daardoor gekenmerkt dat de harde partikels aluminium oxide partikels zijn of diamant partikels of silicium carbide partikels of moissaniet partikels.

Een voorkeursuitvoering van de uitvinding wordt daardoor gekenmerkt dat de harde partikels een silaan coating bevatten, bijvoorbeeld waarbij de harde partikels silaan gecoate aluminium oxide partikels zijn.

Dergelijke uitvoeringsvorm zorgt er voor dat de harde partikels goed in de laklaag ingebonden zijn.

Een voorkeursuitvoering van de uitvinding wordt daardoor gekenmerkt dat het opbrengen van de vloeibare lak voor het vormen met deze lak van de uitgeharde laklaag met dikte T in stappen uitgevoerd wordt, waarbij in een eerste stap een eerste laag vloeibare lak opgebracht wordt, waarbij de methode de stap bevat van het opbrengen van een tweede laag vloeibare lak; waarbij de eerste laag vloeibare lak en de tweede laag vloeibare lak samen de vloeibare lak vormen voor het vormen van de uitgeharde laklaag met dikte T.

Dergelijke uitvoeringsvormen hebben het voordeel dat nog betere duurzaamheid van het decoratief paneel bekomen wordt, vooral als de totale dikte van de laklaag beperkt is, bijvoorbeeld 30 micrometer of zelfs minder. De uitvinders vermoeden dat dit te maken heeft met onvermijdelijke onregelmatigheden bij het opbrengen van een laklaag. Deze onregelmatigheden worden uitgevlakt door deze laklaag in twee keer aan te brengen.

Bijvoorbeeld kan om een laklaag met uitgeharde dikte 30 micrometer aan te brengen de laklaag via twee lagen met elk uitgeharde dikte 15 micrometer aangebracht worden.

Bijvoorbeeld kan om een laklaag met uitgeharde dikte 15 micrometer aan te brengen de laklaag via twee lagen met elk uitgeharde dikte 7.5 micrometer aangebracht worden.

De uitvinders hebben ook gemerkt dat vooral bij het leggen van de laklaag op een drager die al voorzien is van een oppervlakte textuur, er betere resultaten qua krasbestendigheid

15 BE2021/5783 bekomen worden wanneer de laklaag via een eerste laag vloeibare lak en via een tweede laag vloeibare lak aangebracht is.

De eerste laag vloeibare lak kan gedroogd en/of partieel uitgehard worden voor het opbrengen van de tweede laag vloeibare lak.

Het is mogelijk om de eerste laag vloeibare lak niet te drogen en/of niet partieel uit te harden voor het opbrengen van de tweede laag vloeibare lak. Deze uitvoeringsvorm kan bij voorbeeld uitgevoerd worden als de eerste laag vloeibare lak en de tweede laag vloeibare lak de zelfde samenstelling hebben.

Een voorkeursuitvoering van de uitvinding wordt daardoor gekenmerkt dat de eerste laag vloeibare lak en de tweede laag vloeibare lak de zelfde samenstelling hebben, waarbij de eerste laag vloeibare lak na uitharding in een laagdikte T1 resulteert en waarbij de tweede laag vloeibare lak na uitharding in een laagdikte T2 resulteert, waarbij de vloeibare lak van de eerste laag en de vloeibare lak van de tweede laag de harde partikels bevatten; waarbij de laagdiktes T1 en T2 elk tussen 0.5 * S50 en 2 * S50 bedragen.

Deze uitvoeringsvormen bieden nog betere performantie, omdat de partikel grootte van de harde partikels optimaal afgestemd zijn op de uitgeharde laagdiktes van de twee lagen in de laklaag.

Een voorkeursuitvoering van de uitvinding wordt daardoor gekenmerkt dat de eerste laag vloeibare lak en de tweede laag vloeibare lak een verschillende samenstelling hebben; waarbij de eerste laag vloeibare lak na uitharding in een laagdikte T1 resulteert en waarbij de tweede laag vloeibare lak na uitharding in een laagdikte T2 resulteert. De eerste laag vloeibare lak bevat over de ganse dikte harde partikels, waarbij de harde partikels van de eerste laag vloeibare lak een S50-1 deeltjesgrootte hebben, waarbij de S50-1 deeltjesgrootte, bepaald via de cumulatieve deeltjesgrootte distributie volgens volume gemeten door middel van laserdiffractie de deeltjesgrootte 1s waarbij 50% van de harde partikels van de eerste laag vloeibare lak kleiner zijn dan deze deeltjesgrootte S50-1; waarbij de laagdikte T1 tussen 0.5 * S50-1 en 2 * S50-1 bedraagt; en bij voorkeur tussen

16 BE2021/5783 0.7 * S50-1 en 1.8 * S50-1 bedraagt. De tweede laag vloeibare lak bevat over de ganse dikte harde partikels, waarbij de harde partikels van de tweede laag vloeibare lak een

S50-2 deeltjesgrootte hebben, waarbij de S50-2 deeltjesgrootte, bepaald via de cumulatieve deeltjesgrootte distributie volgens volume gemeten door middel van laserdiffractie de deeltjesgrootte is waarbij 50% van de harde partikels van de tweede vloeibare laag kleiner zijn dan deze deeltjesgrootte S50-2; waarbij de laagdikte T2 tussen 0.5 * S50-2 en 2 * S50-2 bedraagt; en bij voorkeur tussen 0.7 * S50-2 en 1.8 * S50-2 bedraagt.

Deze uitvoeringsvorm biedt uitstekende resultaten qua duurzaamheid, mede omdat de partikel grootte van de twee lagen afzonderlijk gekozen kan worden om optimale eigenschappen te bekomen. De laagdikte T1 na uitharding van de eerste laag vloeibare lak kan bijvoorbeeld groter gekozen worden dan de laagdikte T2 na uitharding van de tweede laag vloeibare lak, waarbij de eerste laag vloeibare lak grotere harde partikels bevat dan de tweede laag vloeibare lak. Hierdoor kan een optimale combinatie bekomen worden van krasbestendigheid (vooral gebracht door de tweede laag vloeibare laag die de toplaag vormt) en abrasiebestendigheid (sterk positief beïnvloed door de onderliggende eerste laag vloeibare lak).

Een voorkeursuitvoering van de uitvinding wordt daardoor gekenmerkt dat de laagdikte

T1 na uitharding van de eerste laag vloeibare lak kleiner is dan 25 micrometer (en bij voorkeur kleiner dan 20 micrometer), en/of doordat de laagdikte T2 na uitharding van de tweede laag vloeibare lak kleiner is dan 25 micrometer (en bij voorkeur kleiner dan 20 micrometer).

Een voorkeursuitvoering van de uitvinding wordt daardoor gekenmerkt dat de methode de stap bevat van het ten miste ten dele door middel van UV-straling en/of door middel van excimer straling en/of door middel van electron beam uitharden van de laklaag.

Het gebruik van excimer straling in de methode volgens de uitvinding voor het ten minste ten dele uitharden van de laklaag heeft het voordeel dat een supermat oppervlak van de laklaag bekomen kan worden, zonder of met minimaal gebruik van matteringsmiddelen

17 BE2021/5783 in de laklaag. Aangezien de laklaag geen of weinig matteringsmiddelen (b.v. silica) bevat, biedt deze laklaag nog betere duurzaamheid, aangezien matteringsmiddelen nadelig zijn voor de duurzaamheid van deze laklaag.

Een voorkeursuitvoering van de uitvinding wordt daardoor gekenmerkt dat voor het opbrengen van de vloeibare lak, de methode de stap bevat van het opbrengen op de drager van een tweede laklaag via vloeibare weg — bij voorkeur een acrylaat laklaag of een polyurethaan laklaag — gevolgd door het drogen en/of geleren en/of partieel uitharden van deze tweede laklaag; bij voorkeur waarbij de tweede laklaag geen partikels met Mohs hardheid hoger dan 7 bevat.

Uitvoeringsvormen waarbij de tweede laklaag geen partikels met Mohs hardheid hoger dan 7 bevatten, bieden het voordeel dat een nog betere duurzaamheid van het decoratief paneel bekomen wordt, dit omdat de tweede laklaag als primer voor de laklaag fungeert.

Eventueel kan de tweede laklaag matteringsmiddelen bevatten. Het is echter ook mogelijk dat de tweede laklaag geen matteringsmiddelen bevat.

Een voorkeursuitvoering van de uitvinding wordt daardoor gekenmerkt dat voor het opbrengen van de tweede laklaag op de drager, de methode de stap bevat van het opbrengen op de drager van een derde laklaag — bij voorkeur een acrylaat laklaag of een polyurethaan laklaag - en optioneel een vierde laklaag — bij voorkeur een acrylaat laklaag of een polyurethaan laklaag —, en optioneel een vijfde laklaag — bij voorkeur een acrylaat laklaag of een polyurethaan laklaag - waarbij het opbrengen van elk van deze lagen gevolgd wordt door het drogen en/of geleren en/of partieel uitharden van deze laklagen; bij voorkeur waarbij de derde laklaag, de optionele vierde laklaag en de optionele vijfde laklaag geen partikels met Mohs hardheid hoger dan 7 bevatten.

Dergelijke uitvoeringsvormen bieden nog betere duurzaamheid aangezien de abrasieweerstand hoger is.

18 BE2021/5783

Een voorkeursuitvoering van de uitvinding wordt daardoor gekenmerkt dat de drager een decorlaag bevat.

Bij voorkeur bevat de decorlaag een bedrukking, bij voorkeur een bedrukking op een drager, bijvoorbeeld op een papiervel of op een polymeerfolie - bij voorkeur op een polyvinyl chloride folie -, of op een plaatvormig substraat.

De drager kan een decor bevatten gevormd door het oppervlak van een laag fineer of door middel van een houtlaag.

Een voorkeursuitvoering van de uitvinding wordt daardoor gekenmerkt dat de drager een dragerlaag bevat, waarbij de dragerlaag een polymeerfolie bevat — bij voorkeur een polyvinyl chloride folie (bij voorkeur met dikte tussen 20 micrometer en 500 micrometer, en bij hogere voorkeur met dikte minder dan 250 micrometer), of waarbij de dragerlaag een papiervel bevat geimpregneerd met een hars — bij voorkeur met een melamine hars of met een acrylaat hars of met een polyurethaan dispersie , bij voorkeur waarbij dit hars partikels bevat om de slijtweerstand van de slijtlaag te verhogen, waarbij als de drager een decorlaag bevat, de decorlaag zich onder de dragerlaag bevindt.

Bij hogere voorkeur bevat de drager onder de dragerlaag — en onder de optionele decorlaag - een substraat, waarbij het substraat bestaat uit of één of meerdere bevat van - een houtvezelplaat, bij voorkeur een MDF of een HDF plaat; - een spaanplaat; - één of meerdere lagen al dan niet gevuld polymeer, bij voorkeur thermoplastisch polymeer, bij voorkeur polyvinyl chloride; - één of meerdere lagen die een minerale matrix bevatten met vulmiddelen; bijvoorbeeld een minerale matrix gebaseerd op Portland cement of op magnesium oxide of op gips; - één of meerdere houtlagen; of - één of meerdere met hars geïmpregneerde kraft papierlagen, bij voorkeur met fenolformaldehyde hars geïmpregneerde kraft papier lagen.

19 BE2021/5783

Een voorkeursuitvoering van de methode volgens uitvinding wordt daardoor gekenmerkt dat het oppervlak van de drager een textuur bevat, waarbij de laklaag gevormd wordt zodat een textuur in de laklaag behouden blijft.

Een voorkeursuitvoering van de methode volgens uitvinding wordt daardoor gekenmerkt dat na het opbrengen van de laklaag een persbewerking met een oppervlak met reliëf uitgevoerd wordt op de drager voorzien met de laklaag zodat aan het oppervlak van de drager met de laklaag een textuur bekomen wordt, bij voorkeur waarbij de laklaag voor de persbewerking gegeleerd werd, bij voorkeur door middel van UV-straling.

Op deze manier kan efficiënt een paneel met oppervlakte textuur bekomen worden dat uitstekende duurzaamheid heeft.

Een voorkeursuitvoering van de methode volgens de uitvinding wordt daardoor gekenmerkt dat de methode de stap bevat waarbij de drager met de laklaag er op op een substraat gelamineerd wordt zodat een paneel gevormd wordt, bij voorkeur waarbij het substraat bestaat uit of één of meerdere bevat van - een houtvezelplaat, bij voorkeur een MDF of een HDF plaat; - een spaanplaat; - één of meerdere lagen al dan niet gevuld polymeer, bij voorkeur thermoplastisch polymeer, bij voorkeur polyvinyl chloride; - één of meerdere lagen die een minerale matrix bevatten met vulmiddelen; bijvoorbeeld een minerale matrix gebaseerd op Portland cement of op magnesium oxide of op gips; - één of meerdere houtlagen; of - één of meerdere met hars geïmpregneerde kraft papierlagen, bij voorkeur met fenolformaldehyde hars geïmpregneerde kraft papier lagen.

Bij voorkeur wordt dit lamineren door middel van een persbewerking, bij voorkeur onder invloed van warmte, uitgevoerd wordt.

20 BE2021/5783

Bij voorkeur wordt de persbewerking uitgevoerd door middel van een persoppervlak met reliëf, zodat in het oppervlak van het paneel een textuur gevormd wordt.

Bij voorkeur wordt de persbewerking gevolgd door een stap waarbij de laklaag verder uitgehard wordt, bij voorkeur door middel van UV-straling of door middel van warmte.

Op deze manier verkrijgt de laklaag zijn finale eigenschappen met hoge duurzaamheid.

Een voorkeursuitvoering wordt daardoor gekenmerkt dat de methode een methode betreft voor het produceren van een decoratief paneel zoals in om het even dewelke uitvoeringsvom van het eerste aspect van de uitvinding.

Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin: figuur 1 de cumulatieve deeltjesgrootte distributie illustreert; figuren 2 — 6 de opbouw tonen van voorbeelden van decoratieve panelen volgens de uitvinding; figuur 7 schematisch en in perspectief een gedeelte van een vloerbekleding weergeeft die uit vloerpanelen volgens de uitvinding bestaat; figuur 8 op een grotere schaal het gedeelte weergeeft dat in figuur 7 met F8 is aangeduid; figuur 9 in bovenaanzicht een vloerpaneel uit de vloerbekleding van figuren 7 en 8 weergeeft, en figuren 10 en 11 op een grotere schaal doorsneden weergeven respectievelijk volgens doorsnedes X-X en XI-XI in figuur 9.

Figuur 1 illustreert de cumulatieve deeltjesgrootte distributie van harde partikels zoals toegepast in de uitvinding. De deeltjesgrootte A (in micrometer) is op de horizontale as uitgezet. Op de verticale as (B) is de cumulatieve verdeling volgens volume van de

21 BE2021/5783 partikels uitgezet in procent, zoals bepaald door middel van laserdiffractie. In figuur 6 zijn de deeltjesgroottes S5, S50 en S95 aangeduid. S50 is de deeltjesgrootte waarbij 50% van de harde partikels kleiner zijn dan deze deeltjesgrootte S50. S95 is de deeltjesgrootte waarbij 95% van de partikels kleiner zijn dan deze deeltjesgrootte S95. SS is de deeltjesgrootte waarbij 5% van de partikels kleiner zijn dan deze deeltjesgrootte S5.

Een voorbeeld van een recept dat gebruikt kan worden voor een laklaag, die door middel van UV-straling uitgehard kan worden, volgens de uitvinding is bijvoorbeeld: - 5-85 gewichtsprocent oligomeer van een acrylaat (bijvoorbeeld een polyesteracrylaat, een polyether acrylaat, een epoxyacrylaat, een urethaan acrylaat of combinaties van deze types acrylaten), - 5-60 gewichtsprocent monomeren, bijvoorbeeld mono- of difunctionele acrylaat monomeren, - 0.05-10 gewichtsprocent foto-initiator en/of thermische initiator, - 0.52 gewichtsprocent anti-schuimmiddel, - 0.5-2 gewichtsprocent bevochtigingsmiddel, - 0.05-2 gewichtsprocent egaliseermiddel, - 2-15 gewichtsprocent harde partikels, - optioneel 0.05-10 gewichtsprocent anti-slip middelen, - optioneel 0.05-15 gewichtsprocent matteringsmiddel, bijvoorbeeld silica - optioneel 0.05-5 gewichtsprocent UV- of HALS-absorbers.

Voorbeelden van harde partikels die in dit (of andere) recepten voor laklagen volgens de uitvinding gebruikt kunnen worden, zijn: - Diamant partikels, bijvoorbeeld met S50 gelijk aan 14 micrometer, S5 gelijk aan 9 micrometer en S95 gelijk aan 24 micrometer. - Diamant partikels, bijvoorbeeld met S50 gelijk aan 6 micrometer, S5 gelijk aan 3 micrometer en S95 gelijk aan 11 micrometer. - Aluminium oxide partikels, bijvoorbeeld met S50 gelijk aan 13.4 micrometer, S5 gelijk aan 6.1 micrometer en S95 gelijk aan 23.8 micrometer. - Aluminium oxide partikels, bijvoorbeeld met S50 gelijk aan 7.7 micrometer, S5 gelijk aan 2.7 micrometer en S95 gelijk aan 14.9 micrometer.

22 BE2021/5783 - Aluminium oxide partikels, bijvoorbeeld met S50 gelijk aan 4.4 micrometer, S5 gelijk aan 0.9 micrometer en S95 gelijk aan 9.4 micrometer.

Figuren 2 — 6 tonen de opbouw van voorbeelden van decoratieve panelen volgens de uitvinding.

Figuur 2 toont de opbouw van een decoratief paneel volgens de uitvinding. Het decoratieve paneel bevat een substraat 31, een decor laag 32, en een slijtlaag 33. Het substraat kan bijvoorbeeld een hout gebaseerd substraat zijn, bijvoorbeeld bestaande uit meerdere lagen 31A, 31B. De decorlaag kan bij voorbeeld een bedrukte papierlaag zijn, geïmpregneerd met een thermohardend hars, bijvoorbeeld een melamine formaldehyde hars of een acrylaathars.

De slijtlaag 33 bevat een laklaag 35 (met dikte T) die het oppervlak van het paneel vormt en een tweede laklaag 40. In het voorbeeld zijn zowel de laklaag 35 en de tweede laklaag 40 acrylaatlaklagen, aangebracht als 100% acrylaatlakken (dit wil zeggen dat de vloeibaar aangebrachte lak water noch ander oplosmiddel bevat) die door middel van

UV-straling eerst gegeleerd werd en bij een verwarmde persbewerking verder uitgehard werd. De laklaag 35 is gelegd op en maakt contact met de tweede laklaag 40. De tweede laklaag 40 bevat geen partikels met Mohs hardheid hoger dan 7 en heeft een dikte T3; die bij voorkeur tussen de helft van en tweemaal de dikte T van de laklaag 35 bedraagt.

De laklaag 35 bevat over de ganse dikte harde partikels 36. De dikte T van de laklaag is 20 micrometer. De laklaag 35 bevat bijvoorbeeld 8 massapercent harde partikels 36. In dit voorbeeld zijn de harde partikels diamant partikels met S50 gelijk aan 14 micrometer,

SS gelijk aan 9 micrometer en S95 gelijk aan 24 micrometer.

Het oppervlak van het paneel bevat een oppervlakte structuur, er in geperst door middel van een persoppervlak met textuur. Bij deze persbewerking werden het decorpapier — met de laklagen er op in gegeleerde toestand — op het substraat gelamineerd, waarbij de thermohardende harsen uitgehard worden, inclusief de laklaag en de tweede laklaag.

23 BE2021/5783

Optioneel — niet getoond in figuur 2 — kan aan één of aan beide zijden van de decorlaag een hechtingslaag aangebracht zijn, bijvoorbeeld aangebracht als een watergedragen polyurethaan dispersie. Deze hechtingslaag kan gebruikt worden om de hechting tussen de betreffende lagen in het decoratieve paneel te verbeteren.

Figuur 3 toont de opbouw van een decoratief paneel volgens de uitvinding. Het decoratieve paneel bevat een substraat 31, een decor laag 32, en een slijtlaag 33. Het substraat kan bijvoorbeeld een hout gebaseerd substraat zijn, bijvoorbeeld bestaande uit meerdere lagen 31 A, 31B. De decorlaag kan bij voorbeeld een bedrukte papierlaag zijn, geïmpregneerd met een thermohardend hars, bijvoorbeeld een melamine formaldehyde hars of een acrylaathars.

UV-straling eerst gegeleerd werd en bij een verwarmde persbewerking verder uitgehard werd. De laklaag 35 is gelegd op en maakt contact met de tweede laklaag 40.

De laklaag 35 bevat over de ganse dikte harde partikels 36. De dikte T van de laklaag is 20 micrometer. De laklaag 35 bevat bijvoorbeeld 8 massapercent harde partikels. In dit voorbeeld zijn de harde partikels diamant partikels met S50 gelijk aan 14 micrometer,

SS gelijk aan 9 micrometer en S95 gelijk aan 24 micrometer.

De tweede laklaag 40 bevat over zijn ganse dikte T3 harde partikels 43, bijvoorbeeld aluminium oxide partikels, bijvoorbeeld met gemiddelde deeltjesgrootte (bedoeld wordt de S50 deeltjesgrootte) 90 micrometer. De dikte T3 van de tweede laklaag 40 bedraagt bij voorkeur tussen 150 en 250 micrometer, bij hogere voorkeur tussen 180 en 200 micrometer.

Het oppervlak van het paneel bevat een oppervlakte structuur, er in geperst door middel van een persoppervlak met textuur. Bij deze persbewerking werden het decorpapier —

24 BE2021/5783 met de laklagen er op in gegeleerde toestand — op het substraat gelamineerd, waarbij het thermohardende harsen uitgehard worden, inclusief de laklaag en de tweede laklaag.

Optioneel — niet getoond in figuur 3 — kan aan één of aan beide zijden van de decorlaag een hechtingslaag aangebracht zijn, bijvoorbeeld aangebracht als een watergedragen polyurethaan dispersie. Deze hechtingslaag kan gebruikt worden om de hechting tussen de betreffende lagen in het decoratieve paneel te verbeteren.

Figuur 4 toont een ander voorbeeld van een vloerpaneel volgens de uitvinding. Dit decoratieve vloerpaneel bevat een substraat 31, een decor laag 32, en een slijtlaag 33.

Het substraat 31 kan bijvoorbeeld bestaan uit één of meerdere polyvinyl chloride lagen, met vulmiddelen. Eén of meerdere van deze lagen kan/kunnen geschuimd zijn. Eén of meerdere van deze lagen kunnen stijve of flexibele polyvinyl chloride lagen zijn, afhankelijk van de hoeveelheid weekmakers die ze bevatten.

De decorlaag 32 kan een bedrukte polymeerfolie zijn, bijvoorbeeld een bedrukte polyvinylchloride folie met dikte 90 micrometer.

De slijtlaag 33 bevat een polymeerfolie 42, bijvoorbeeld een polyvinyl chloride folie met dikte tussen 20 micrometer en 500 micrometer. Bijvoorbeeld met dikte 300 micrometer.

De slijtlaag 33 bevat verder een laklaag 35 (met dikte T) die het oppervlak van het paneel vormt. In het voorbeeld van figuur 4 werd de laklaag 35 aangebracht als 100% acrylaatlak (dit wil zeggen dat de vloeibaar aangebrachte lak water noch ander oplosmiddel bevat).

In het voorbeeld werd de laklaag 35 aangebracht na het thermisch lamineren van het substraat 31, de bedrukte polymeerfolie die de decorlaag 32 vormt en de polymeerfolie 42; en na het texturen van dit laminaat door middel van een getextureerde verwarmde wals. De laklaag 35 wordt aangebracht zodat een textuur in het oppervlak van het paneel behouden blijft. Na vloeibaar opbrengen van de laklaag 35 wordt deze door middel van

UV-straling uitgehard.

25 BE2021/5783

Alternatief is het ook mogelijk om na lamineren van de verschillende lagen geen textuur in het oppervlak te persen, de laklaag vloeibaar aan te brengen en te geleren door middel van UV-straling, en vervolgens door middel van een verwarmde getextureerde rol een textuur in het oppervlak van het paneel te persen. Door deze thermische bewerking — en eventueel door een thermisch nabehandeling wordt de laklaag dan volledig uitgehard.

De laklaag 35 bevat over de ganse dikte T harde partikels 36. De dikte T van de laklaag is 15 micrometer. De laklaag 35 bevat bijvoorbeeld 10 massapercent harde partikels. In dit voorbeeld zijn de harde partikels aluminium oxide partikels met S50 gelijk aan 13.4 micrometer, S5 gelijk aan 6.1 micrometer en S95 gelijk aan 23.9 micrometer. Andere diktes en een andere selectie van partikels is mogelijk binnen het kader van de uitvinding.

Figuur 5 toont een ander voorbeeld van een vloerpaneel volgens de uitvinding. Dit voorbeeld is in grote mate gelijkaardig aan het voorbeeld getoond in figuur 4. Gelijke referentiecijfers hebben dan ook de zelfde betekenis.

Het paneel van figuur 5 verschilt van het paneel van figuur 4 door een verschil in de laklaag 35 en de aanwezigheid van een tweede laklaag 40. De laklaag 35 heeft in dit voorbeeld dikte T 10 micrometer. Deze laklaag bevat over zijn volledig dikte T harde partikels 36. De laklaag 35 bevat bijvoorbeeld 10 massapercent harde partikels. In dit voorbeeld zijn de harde partikels aluminium oxide partikels met S50 gelijk aan 7.7 micrometer, S5 gelijk aan 2.7 micrometer en S95 gelijk aan 15 micrometer.

De laklaag 35 is aangebracht op een tweede laklaag 40 die een dikte van 10 micrometer heeft en geen partikels met Mohs hardheid groter dan 7 bevat.

De laklaag 35 en de tweede laklaag 40 zijn in het voorbeeld acrylaat laklagen. De tweede laklaag 40 fungeert als hechtingslaag voor de laklaag 35.

De laklaag 35 kan op de zelfde manieren opgebracht en uitgehard worden zoals beschreven in het voorbeeld getoond in figuur 4.

26 BE2021/5783

Figuur 6 illustreert een ander voorbeeld van een vloerpaneel volgens de uitvinding. Dit voorbeeld is in grote mate gelijkaardig aan het voorbeeld getoond in figuur 4. Gelijke referentiecijfers hebben dan ook de zelfde betekenis.

Het paneel van figuur 6 verschilt van het paneel van figuur 4 door een verschil in de opbouw van de slijtlaag 33. De slijtlaag 33 bevat een polymeerfolie 42, bijvoorbeeld een polyvinyl chloride folie met dikte tussen 20 micrometer en 500 micrometer. Bijvoorbeeld met dikte 300 micrometer. De slijtlaag 33 bevat verder een laklaag 35. De laklaag 35 is opgebouwd uit een eerste partiële laklaag 45 met dikte T1 en een tweede partiële laklaag 46 met dikte T2. De tweede partiële laklaag 46 is op de eerste partiële laklaag 45 aangebracht. In het voorbeeld heeft een eerste partiële laklaag 45 een dikte T1 gelijk aan 10 micrometer; en de tweede partiële laklaag 46 een dikte T2 gelijk aan 10 micrometer.

De eerste partiële laklaag 45 en de tweede partiële laklaag 46 hebben de zelfde samenstelling en zijn acrylaat laklagen, aangebracht als vloeibare lak. Zowel de eerste partiële laklaag 45 als de tweede partiële laklaag 46 bevatten 10 massapercent harde partikels 36. In dit voorbeeld zijn de harde partikels aluminium oxide partikels met S50 gelijk aan 7.7 micrometer, SS gelijk aan 2.7 micrometer en S95 gelijk aan 15 micrometer.

Na opbrengen van de eerste partiële laklaag 45 kan de tweede partiële laklaag 46 aangebracht worden. Het paneel kan met een oppervlakte textuur voorzien worden op de zelfde manier zoals beschreven bij figuur 4.

In het voorbeeld van figuur 6 hebben de eerste partiële laklaag en de tweede partiële laklaag de zelfde samenstelling. Dit hoeft niet noodzakelijk zo te zijn voor de uitvinding.

Figuur 7 geeft schematisch en in perspectief een gedeelte van een vloerbekleding weer die uit vloerpanelen volgens de uitvinding bestaat. Figuur 8 toont op een grotere schaal het gedeelte dat in figuur 7 met F8 is aangeduid. Figuur 9 geeft in bovenaanzicht een vloerpaneel uit de vloerbekleding van figuren 7 en 8 weer. Figuren 10 en 11 tonen op een grotere schaal doorsneden respectievelijk volgens doorsnedes X-X en XI-XI in

27 BE2021/5783 figuur 9. De panelen bevatten een substraat 31, een decorlaag 32 en een slijtlaag 33 volgens de uitvinding.

Figuren 7 en 8 tonen vloerpanelen 1 volgens de uitvinding voor het vormen van een vloerbekleding. Deze vloerpanelen 1 bevatten een eerste paar tegenoverliggende randen 2-3 alsmede een tweede paar tegenoverliggende randen 4-5 bevatten.

De weergegeven vloerpanelen 1 zijn aan hun randen zodanig geconfigureerd dat zij onderling koppelbaar zijn volgens het zogenaamde fold-down principe, wat een principe is dat op zichzelf bekend is, en dat erin bestaat dat dergelijke vloerpanelen 1 aan het eerste paar randen 2-3 door een wentelbeweging R aan elkaar kunnen worden gekoppeld, en aan het tweede paar randen 4-5 door een neerwaartse beweging M aan elkaar kunnen gekoppeld worden, waarbij de neerwaartse beweging M het gevolg is van de wentelbeweging R en dus in hoofdzaak gelijktijdig tot stand komt. De vloerpanelen 1 zijn hierbij aan hun randen 2-3 en 4-5 tevens zodanig geconfigureerd dat uiteindelijk een vergrendeling in verticale richting V en ook in horizontale richting H, dit laatste loodrecht op de betreffende randen, tot stand komt.

Zoals weergegeven in de figuren 10 tot 11 is dergelijk vloerpaneel 1 hiertoe aan zijn eerste paar randen 2-3 voorzien van koppeldelen 6-7, terwijl aan het tweede paar randen 4, 5 koppeldelen 8-9 zijn voorzien, welke koppeldelen hierna met verwijzing naar de figuren 10 en 11 nader worden omschreven.

De koppeldelen 8-9 van het tweede paar randen 4-5 vertonen, zoals zichtbaar in figuur 10, minstens de volgende basiskenmerken: - de koppeldelen 8-9 bevatten een horizontaal actief vergrendelsysteem dat in een gekoppelde toestand van twee van dergelijke vloerpanelen 1 een vergrendeling in het vlak van de vloerpanelen 1 en loodrecht op de betreffende randen 4-5 bewerkstelligt; - de koppeldelen 8-9 bevatten tevens een verticaal actief vergrendelsysteem dat in een gekoppelde toestand van twee van dergelijke vloerpanelen 1 een vergrendeling dwars op het vlak van de vloerpanelen 1 bewerkstelligt;

28 BE2021/5783

- de koppeldelen 8-9 zijn hoofdzakelijk uit het materiaal van het vloerpaneel 1 zelf verwezenlijkt; - het horizontaal actieve vergrendelsysteem van het tweede paar randen 4-5 is minstens gevormd uit een naar boven gericht onderste haakvormig gedeelte 10 dat zich aan één van voornoemde twee randen, in dit geval de rand 4, bevindt, alsmede een naar onderen gericht bovenste haakvormig gedeelte 11 dat zich aan de tegenoverliggende rand 5 bevindt, waarbij het onderste haakvormige gedeelte 10 bestaat uit een lip 12 met een naar boven gericht vergrendelelement 13 dat proximaal daarvan een vrouwelijk deel 14 in de vorm van een uitsparing definieert, terwijl het bovenste haakvormige gedeelte 11 bestaat uit een lip 15 met een naar onderen gericht vergrendelelement 16 dat een mannelijk deel 17 vormt;

- de koppeldelen 8-9 zijn zodanig geconfigureerd dat twee van dergelijke vloerpanelen 1 aan hun betreffende randen 4-5 door middel van een neerwaartse beweging M van het ene vloerpaneel ten opzichte van het andere aan elkaar kunnen worden gekoppeld;

- het verticaal actieve vergrendelsysteem bevat verticaal actieve vergrendeldelen 18-19-20-21 die door middel van respectieve contactoppervlakken 22-23-24-25 minstens een eerste contactzone en een tweede contactzone definiëren die zich aan weerszijden van het mannelijke deel 17 en vrouwelijke deel 14 bevinden;

- de voornoemde verticaal actieve vergrendeldelen bevatten een eerste vergrendeldeel 18 en een tweede vergrendeldeel 19 aan de respectieve tegenoverliggende zijden 26-27 van het mannelijk deel 17, alsmede een derde vergrendeldeel 20 en een vierde vergrendeldeel 21 aan de respectieve tegenoverliggende zijden 28-29 van het vrouwelijke deel 14, met andere woorden aan de zijden die zich aan weerszijden van de

_ uitsparing welke het vrouwelijke deel vormt, bevinden;

- het eerste en derde vergrendeldeel, 18, respectievelijk 20, definiëren in de gekoppelde toestand van twee van dergelijke vloerpanelen 1 de voornoemde eerste contactzone, waarbij zij contactoppervlakken 22, respectievelijk 24, hebben die in de gekoppelde toestand minstens één geïnclineerde raaklijn definiëren;

- het tweede en vierde vergrendeldeel 19, respectievelijk 21, definiëren in de gekoppelde toestand van twee van dergelijke vloerpanelen 1 de voornoemde tweede

29 BE2021/5783 contactzone, waarbij zij contactoppervlakken 23, respectievelijk 25 hebben die in de gekoppelde toestand tevens minstens één geïnclineerde raaklijn definiëren; - het voornoemde mannelijke deel 17 heeft een distale zijde 27 en een proximale zijde 26, waarbij het tweede vergrendeldeel 19 zich aan de distale zijde 27 bevindt; en - de voornoemde twee raaklijnen zijn vanuit hun respectieve contactzones opwaarts naar elkaar toe geïnclineerd.

De koppeldelen 6-7 van het eerste paar randen 2-3 vertonen, zoals zichtbaar in figuur 11, minstens de volgende basiskenmerken: - de koppeldelen 6-7 bevatten een horizontaal actief vergrendelsysteem HL dat in een gekoppelde toestand van twee van dergelijke vloerpanelen 1 een vergrendeling in het vlak van de vloerpanelen 1 en loodrecht op de betreffende randen 2-3 bewerkstelligt; - de koppeldelen 6-7 bevatten tevens een verticaal actief vergrendelsysteem VL dat in een gekoppelde toestand van twee van dergelijke vloerpanelen 1 een vergrendeling dwars op het vlak van de vloerpanelen bewerkstelligt, met andere woorden in verticale richting; - de koppeldelen 6-7 zijn hoofdzakelijk uit het materiaal van het vloerpaneel 1 zelf verwezenlijkt; en - de koppeldelen 6-7 zijn zodanig geconfigureerd dat twee van dergelijke vloerpanelen 1 aan deze randen door middel van een wentelbeweging R aan elkaar kunnen worden gekoppeld.

Figuren 7 - 11 illustreren de toepassing als vloerpaneel van panelen volgens de uitvinding. De panelen volgens de uitvinding kunnen echter ook voor andere toepassingen gebruikt worden. Figuren 7 - 11 illustreren ook koppeldelen die panelen volgens de uitvinding kunnen bevatten. In elk van de voorbeelden van panelen die in de figuren 2 - 6 getoond worden, kunnen koppeldelen voorzien worden zoals geïllustreerd in figuren 7 - 11. De koppeldelen die toegepast kunnen worden, zijn ook niet beperkt tot deze geïllustreerd in de figuren.

De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvormen, doch de uitvinding kan volgens verschillende varianten worden gerealiseerd zonder buiten het kader van de huidige uitvinding te treden.

Claims

31 BE2021/5783 Conclusies.

1.- Decoratief paneel, waarbij het decoratieve paneel een substraat (31) en een slijtlaag (33) bevat, waarbij de slijtlaag een laklaag (35) bevat, daardoor gekenmerkt dat de laklaag over de ganse dikte harde partikels (36) bevat, waarbij de harde partikels een S50 deeltjesgrootte hebben, waarbij de S50 deeltjesgrootte, bepaald via de cumulatieve deeltjesgrootte distributie volgens volume gemeten door middel van laserdiffractie de deeltjesgrootte is waarbij 50% van de harde partikels kleiner zijn dan deze deeltjesgrootte S50; dat de laklaag een dikte T heeft; en dat de dikte T van de laklaag tussen 0.5 * S50 en 2 * S50 bedraagt; en bij voorkeur tussen 0.7 * S50 en 1.8 * S50.

2.- Decoratief paneel zoals in conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de laklaag (35) een acrylaat laklaag of een polyurethaan laklaag is.

3.- Decoratief paneel zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de S50 deeltjesgrootte tussen 3 micrometer en 20 micrometer bedraagt, bij voorkeur tussen 5 micrometer en 15 micrometer. 4- Decoratief paneel zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de harde partikels (36) een deeltjesgrootte verdeling volgens volume hebben waarbij ($95-S5)/S50 kleiner is 2, en bij voorkeur kleiner dan 1.5, en bij hogere voorkeur kleiner dan 1.

4; waarbij S95 in de deeltjesgrootte distributie volgens volume zoals bepaald door middel van laserdiffractie de deeltjesgrootte is waarbij 95% van de partikels kleiner zijn; en waarbij S5 in de deeltjesgrootte distributie volgens volume zoals bepaald door middel van laserdiffractie de deeltjesgrootte is waarbij 5% van de partikels kleiner zijn.

5- Decoratief paneel zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de harde partikels (36) een deeltjesgrootte verdeling volgens volume hebben waarbij (S95-S50)/S50 kleiner is 1, en bij voorkeur kleiner dan 0.9;

32 BE2021/5783 waarbij S95 in de deeltjesgrootte distributie volgens volume zoals bepaald door middel van laserdiffractie de deeltjesgrootte is waarbij 95% van de partikels kleiner zijn. 6- Decoratief paneel zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de harde partikels (36) een deeltjesgrootte verdeling volgens volume hebben waarbij (S50-S5)/S50 kleiner is 0.8, en bij voorkeur kleiner dan 0.

6; waarbij SS in de deeltjesgrootte distributie volgens volume zoals bepaald door middel van laserdiffractie de deeltjesgrootte is waarbij 5% van de partikels kleiner zijn.

7.- Decoratief paneel zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de dikte T van de laklaag (35) tussen 4 micrometer en 60 micrometer bedraagt, en bij voorkeur minder dan 40 micrometer bedraagt, en bij hogere voorkeur minder dan 30 micrometer bedraagt, en bij hogere voorkeur minder dan 20 micrometer bedraagt.

8- Decoratief paneel zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de laklaag (35) tussen 2 en 15 massapercent harde partikels (36) bevat; en bij voorkeur tussen 3 en 10 massapercent en/of bij voorkeur meer dan 5 massapercent; bij hogere voorkeur meer dan 7 massapercent.

9- Decoratief paneel zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de harde partikels (36) sferische partikels of niet-sferische partikels of plaatvormige partikels zijn, bijvoorbeeld plaatvormig met een hexagonale vorm.

10.- Decoratief paneel zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de harde partikels (36) een gemiddelde aspect ratio hebben tussen 2:1 en 7:1. 11- Decoratief paneel zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de harde partikels (36) een Mohs-hardheid hoger dan 7 hebben, en bij voorkeur hoger dan 8; en bij hoger voorkeur van ten minste 9.

33 BE2021/5783

12.- Decoratief paneel zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de harde partikels (36) aluminium oxide partikels zijn of diamant partikels of silicium carbide partikels of moissaniet partikels.

13.- Decoratief paneel zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de harde partikels (36) een silaan coating bevatten, bijvoorbeeld waarbij de harde partikels silaan gecoate aluminium oxide partikels zijn.

14- Decoratief paneel zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de laklaag (35) geen papierlaag bevat.

15.- Decoratief paneel zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de laklaag (35) ten miste ten dele door middel van UV-straling en/of door middel van excimer straling en/of door middel van een electron beam en/of door middel van verhoogde temperatuur uitgehard is.

16.- Decoratief paneel zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat er zich onder de laklaag (35) een tweede laklaag (40) bevindt; bij voorkeur waarbij deze tweede laklaag een acrylaat laklaag of een polyurethaan laklaag is; en/of bij voorkeur waarbij deze tweede laklaag contact maakt met de laklaag (35).

17.- Decoratief paneel zoals in conclusie 16, daardoor gekenmerkt dat de tweede laklaag (40) geen partikels bevat met Mohs hardheid hoger dan 7.

18.- Decoratief paneel zoals in om het even de welke van de voorgaande conclusies 16 - 17, daardoor gekenmerkt dat de dikte van de tweede laklaag (40) tussen de helft van en tweemaal de dikte van de laklaag (35) bedraagt.

19.- Decoratief paneel zoals in conclusie 16, daardoor gekenmerkt dat de tweede laklaag (40) harde partikels (43) bevat met Mohs hardheid hoger dan 7, bij voorkeur

34 BE2021/5783 waarbij de harde partikels (43) in de tweede laklaag een gemiddelde grootte — bedoeld wordt de S50 waarde - hebben van meer dan 50 micrometer, bij voorkeur van meer dan 75 micrometer; en bij voorkeur van minder dan 125 micrometer en bij hogere voorkeur van minder dan 100 micrometer.

20.- Decoratief paneel zoals in conclusie 19, daardoor gekenmerkt dat de tweede laklaag (40) ten minste 125 micrometer dik is, en bij voorkeur ten minste 150 micrometer dik is, en bij hogere voorkeur ten minste 175 micrometer dik is.

21- Decoratief paneel zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 17 - 20, daardoor gekenmerkt dat de slijtlaag onder de tweede laklaag een derde laklaag — bij voorkeur een acrylaat laklaag of een polyurethaan laklaag - bevat, en optioneel een vierde laklaag — bij voorkeur een acrylaat laklaag of een polyurethaan laklaag — bevat; en optioneel een vijfde laklaag — bij voorkeur een acrylaat laklaag of een polyurethaan laklaag - bevat.

22.- Decoratief paneel zoals in conclusie 21, daardoor gekenmerkt dat de derde laklaag, de optionele vierde laklaag en de optionele vijfde laklaag, geen partikels met Mohs hardheid hoger dan 7 bevat(ten).

23.- Decoratief paneel zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de laklaag (35) een eerste partiële laklaag (45) met dikte T1 en een tweede partiële laklaag (46) met dikte T2 bevat — en er bij voorkeur uit bestaat - , waarbij de tweede partiële laklaag op de eerste partiële laklaag aangebracht is, waarbij zowel de dikte T1 van de eerste partiële laklaag als de dikte T2 van de tweede laklaag tussen 0.5 * S50 en 2 * S50 bedragen; en bij voorkeur tussen 0.7 * S50 en 1.8 * S50. 24- Decoratief paneel zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het paneel een decorlaag (32) bevat, waarbij de decorlaag zich onder de slijtlaag (33) bevindt; bij voorkeur bevindt de decorlaag zich boven het substraat of wordt de decorlaag gevormd door het bovenoppervlak van het substraat (31).

35 BE2021/5783

25.- Decoratief paneel zoals in conclusie 24, daardoor gekenmerkt dat de decorlaag (32) een bedrukking bevat, bij voorkeur een bedrukking op het substraat (31) of een bedrukking op een drager, bijvoorbeeld waarbij de drager een papiervel of een polymeerfolie bevat of is, bij voorkeur op een polyvinyl chloride folie.

26.- Decoratief paneel zoals in conclusie 25, daardoor gekenmerkt dat de slijtlaag (33) een additionele laag bevat, dichter bij het substraat gelegen dan de laklaag, waarbij de additionele laag een polymeerfolie (42) bevat — bij voorkeur een polyvinyl chloride folie- ‚ bij voorkeur met dikte tussen 20 micrometer en 500 micrometer, bij hogere voorkeur met dikte minder dan 250 micrometer.

27.- Decoratief paneel zoals in conclusie 25, daardoor gekenmerkt dat de slijtlaag een additionele laag bevat, waarbij de additionele laag een papiervel bevat geimpregneerd met een hars — bij voorkeur met een melamine hars of met een acrylaat hars of met een polyurethaan hars -, bij voorkeur waarbij dit hars partikels bevat om de slijtweerstand van de slijtlaag te verhogen.

28- Decoratief paneel zoals in conclusies 26 - 27, daardoor gekenmerkt dat het oppervlak van het paneel een textuur bevat, waarbij de textuur minstens tot in de additionele laag reikt.

29.- Decoratief paneel zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 1 24, daardoor gekenmerkt dat het decor van het decoratieve paneel gevormd wordt door het oppervlak van een laag fineer of door middel van een houtlaag.

30.- Decoratief paneel zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het substraat (31) bestaat uit of één of meerdere bevat van - een houtvezelplaat, bij voorkeur een MDF (Medium Density Fiberboard) of een HDF (High Density Fiberboard) plaat; -een spaanplaat; - één of meerdere lagen al dan niet gevuld polymeer, bij voorkeur thermoplastisch polymeer, bij voorkeur polyvinyl chloride;

36 BE2021/5783 - één of meerdere lagen die een minerale matrix bevatten met vulmiddelen; bijvoorbeeld een minerale matrix gebaseerd op Portland cement of op magnesium oxide of op gips; - één of meerdere houtlagen; of - één of meerdere met hars geïmpregneerde kraft papierlagen, bij voorkeur met fenolformaldehyde hars geïmpregneerde kraft papier lagen.

31.- Decoratief paneel zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het oppervlak van het paneel een textuur bevat.

32- Decoratief paneel zoals in conclusie 31, daardoor gekenmerkt dat de afstand loodrecht op het paneel tussen het hoogste en het laagste punt in de textuur meer is dan 200 micrometer, en bij voorkeur meer dan 400 micrometer.

33.- Decoratief paneel zoals in conclusie 31, daardoor gekenmerkt dat de afstand loodrecht op het paneel tussen het hoogste en het laagste punt in de textuur meer is dan 15 micrometer en bij voorkeur minder dan 30 micrometer.

34.- Decoratief paneel zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het paneel een eerste paar tegenoverliggende randen (2, 3) bevat, waarvan een eerste rand (2) en een tweede rand (3), waarbij het eerste paar tegenoverliggende randen koppeldelen (6, 7) bevat, waarbij deze koppeldelen vergrendeldelen bevatten, zodat het paneel met zijn eerste rand aan de tweede rand van een ander dergelijk paneel gekoppeld kan worden zodat enerzijds een vergrendeling bekomen wordt in de richting loodrecht op het vlak van de aldus gekoppelde panelen, en anderzijds een vergrendeling bekomen wordt in de richting in het vlak van de gekoppelde panelen loodrecht op de gekoppelde panelen.

35.- Decoratief paneel zoals in conclusie 34, daardoor gekenmerkt dat het paneel een tweede paar tegenoverliggende randen (4, 5) bevat, waarvan een derde rand (4) en een vierde rand (5), waarbij het tweede paar tegenoverliggende randen koppeldelen (8, 9) bevat, waarbij deze koppeldelen vergrendeldelen bevatten, zodat het paneel met zijn derde rand aan de vierde rand van een ander dergelijk paneel gekoppeld kan worden

37 BE2021/5783 zodat enerzijds een vergrendeling bekomen wordt in de richting loodrecht op het vlak van de aldus gekoppelde panelen, en anderzijds een vergrendeling bekomen wordt in de richting in het vlak van de gekoppelde panelen loodrecht op de gekoppelde panelen.

36.- Decoratief paneel zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het decoratief paneel een vloerpaneel is.

37.- Methode voor het produceren van een uitgeharde laklaag (35) op een drager, waarbij op de drager een vloeibare lak opgebracht wordt voor het vormen met deze vloeibare lak van een uitgeharde laklaag met dikte T, waarbij de lak door middel van UV-straling en/of door middel van thermisch uitharden uitgehard kan worden; daardoor gekenmerkt dat de vloeibare lak harde partikels (36) bevat met een S50 deeltjesgrootte, waarbij de S50 deeltjesgrootte bepaald wordt via de cumulatieve deeltjesgrootte distributie volgens volume gemeten door middel van laserdiffractie als de deeltjesgrootte waarbij 50% van de harde partikels kleiner zijn dan deze deeltjesgrootte S50; en dat de dikte T van de te vormen uitgeharde laklaag tussen 0.5 * S50 en 2 * S50 bedraagt; en waarbij de uitgeharde laklaag over zijn volledige dikte T de harde partikels bevat.

38.- Methode zoals in conclusie 37, daardoor gekenmerkt dat de dikte T van de te vormen uitgeharde laklaag tussen 0.7 * S50 en 1.8 * S50 bedraagt.

39.- Methode zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 37 - 38, daardoor gekenmerkt dat de laklaag een acrylaat laklaag of een polyurethaan laklaag is.

40.- Methode zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 37 - 39, daardoor gekenmerkt dat de vloeibare lak geselecteerd is uit een 100% acrylaatlak, een watergebaseerde UV-acrylaat en een watergebaseerde polyurethaan dispersie.

41.- Methode zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 37 - 40, daardoor gekenmerkt dat de S50 deeltjesgrootte tussen 3 micrometer en 20 micrometer bedraagt, bij voorkeur tussen 5 micrometer en 15 micrometer.

38 BE2021/5783

42.- Methode zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 37 - 41, daardoor gekenmerkt dat de harde partikels (36) een deeltjesgrootte verdeling volgens volume hebben waarbij (S95-S5)/S50 kleiner is 2, en bij voorkeur kleiner dan 1.5, en bij hogere voorkeur kleiner dan 1.4; waarbij S95 in de deeltjesgrootte distributie volgens volume zoals bepaald door middel van laserdiffractie de deeltjesgrootte is waarbij 95% van de partikels kleiner zijn; en waarbij S5 in de deeltjesgrootte distributie volgens volume zoals bepaald door middel van laserdiffractie de deeltjesgrootte is waarbij 5% van de partikels kleiner zijn.

43.- Methode zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 37 - 42, daardoor gekenmerkt dat de harde partikels een deeltjesgrootte verdeling volgens volume hebben waarbij (S95-S50)/S50 kleiner is 1, en bij voorkeur kleiner dan 0.9; waarbij S95 in de deeltjesgrootte distributie volgens volume zoals bepaald door middel van laserdiffractie de deeltjesgrootte is waarbij 95% van de partikels kleiner zijn.

44- Methode zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 37 - 43, daardoor gekenmerkt dat de harde partikels een deeltjesgrootte verdeling volgens volume hebben waarbij (S50-S5)/S50 kleiner is 0.8, en bij voorkeur kleiner dan 0.6; waarbij S5 in de deeltjesgrootte distributie volgens volume zoals bepaald door middel van laserdiffractie de deeltjesgrootte is waarbij 5% van de partikels kleiner zijn.

45.- Methode zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 37 - 44, daardoor gekenmerkt dat de dikte T van de te vormen laklaag tussen 4 micrometer en 60 micrometer bedraagt, en bij voorkeur minder dan 40 micrometer bedraagt, en bij hogere voorkeur minder dan 20 micrometer bedraagt.

46.- Methode zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 37 - 45, daardoor gekenmerkt dat de laklaag (35) tussen 2 en 15 massapercent harde partikels bevat; en bij voorkeur tussen 3 en 10 massapercent; en/of bij voorkeur meer dan 5 massapercent en bij hogere voorkeur meer dan 7 massapercent.

39 BE2021/5783

47.- Methode zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 37 - 46, daardoor gekenmerkt dat de harde partikels sferische partikels of niet-sferische partikels of plaatvormige partikels zijn, bijvoorbeeld plaatvormig met een hexagonale vorm.

48.- Methode zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 37 - 47, daardoor gekenmerkt dat de harde partikels een gemiddelde aspect ratio hebben tussen 2:1 en 7:1.

49- Methode zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 37 - 48, daardoor gekenmerkt dat de harde partikels een Mohs-hardheid hoger dan 7 hebben, en bij voorkeur hoger dan 8; en bij hogere voorkeur een Mohs-hardheid van minstens 9 hebben.

50.- Methode zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 37 - 49, daardoor gekenmerkt dat de harde partikels aluminium oxide partikels zijn of diamant partikels of silicium carbide partikels of moissaniet partikels.

51.- Methode zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 37 - 50, daardoor gekenmerkt dat de harde partikels een silaan coating bevatten, bijvoorbeeld waarbij de harde partikels silaan gecoate aluminium oxide partikels zijn.

52.- Methode zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 37 - 51, daardoor gekenmerkt dat het opbrengen van de vloeibare lak voor het vormen met deze lak van de uitgeharde laklaag met dikte T in stappen uitgevoerd wordt, waarbij in een eerste stap een eerste laag vloeibare lak opgebracht wordt, waarbij de methode de stap bevat van het opbrengen van een tweede laag vloeibare lak; waarbij de eerste laag vloeibare lak en de tweede laag vloeibare lak samen de vloeibare lak vormen voor het vormen van de uitgeharde laklaag met dikte T.

53.- Methode zoals in conclusie 52, daardoor gekenmerkt dat de eerste laag vloeibare lak gedroogd en/of partieel uitgehard wordt voor het opbrengen van de tweede laag vloeibare lak.

40 BE2021/5783

54.- Methode zoals in conclusie 52, daardoor gekenmerkt dat de eerste laag vloeibare lak niet gedroogd en niet partieel uitgehard wordt voor het opbrengen van de tweede laag vloeibare lak.

55.- Methode zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 52 - 54, daardoor gekenmerkt dat de eerste laag vloeibare lak en de tweede laag vloeibare lak de zelfde samenstelling hebben, waarbij de eerste laag vloeibare lak na uitharding in een laagdikte T1 resulteert en waarbij de tweede laag vloeibare lak na uitharding in een laagdikte T2 resulteert, waarbij de vloeibare lak van de eerste laag en de vloeibare lak van de tweede laag de harde partikels bevatten; waarbij de diktes T1 en T2 elk tussen 0.5 * S50 en 2 * S50 bedragen.

56.- Methode zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 52 - 54, daardoor gekenmerkt dat de eerste laag vloeibare lak en de tweede laag vloeibare lak een verschillende samenstelling hebben; waarbij de eerste laag vloeibare lak na uitharding in een laagdikte T1 resulteert en waarbij de tweede laag vloeibare lak na uitharding in een laagdikte T2 resulteert, waarbij de eerste laag vloeibare lak over de ganse dikte harde partikels bevat, waarbij de harde partikels van de eerste laag vloeibare lak een S50-1 deeltjesgrootte hebben, waarbij de S50-1 deeltjesgrootte, bepaald via de cumulatieve deeltjesgrootte distributie volgens volume gemeten door middel van laserdiffractie de deeltjesgrootte is waarbij 50% van de harde partikels van de eerste laag vloeibare lak kleiner zijn dan deze deeltjesgrootte S50-1; waarbij de laagdikte T1 tussen 0.5 * S50-1 en 2 * S50-1 bedraagt; en bij voorkeur tussen 0.7 * S50-1 en 1.8 * S50-1 bedraagt; waarbij de tweede laag vloeibare lak over de ganse dikte harde partikels bevat, waarbij de harde partikels van de tweede laag vloeibare lak een S50-2 deeltjesgrootte hebben, waarbij de S50-2 deeltjesgrootte, bepaald via de cumulatieve deeltjesgrootte distributie volgens volume gemeten door middel van laserdiffractie de deeltjesgrootte is waarbij 50% van de harde partikels van de tweede vloeibare laag kleiner zijn dan deze deeltjesgrootte S50-2; waarbij de laagdikte T2 tussen 0.5 * S50-2 en 2 * S50-2 bedraagt; en bij voorkeur tussen 0.7 * S50-2 en 1.8 * S50-2 bedraagt.

41 BE2021/5783

57.- Methode zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 52 - 56, daardoor gekenmerkt doordat de laagdikte T1 van de eerste laag vloeibare lak na uitharding kleiner is dan 25 micrometer (en bij voorkeur kleiner dan 20 micrometer); en/of doordat de laagdikte T2 van de tweede laag vloeibare lak na uitharding kleiner is dan 25 micrometer (en bij voorkeur kleiner dan 20 micrometer).

58.- Methode zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 37 - 57, daardoor gekenmerkt dat de methode de stap bevat van het ten miste ten dele door middel van UV-straling en/of door middel van excimer straling en/of door middel van electron beam uitharden van de laklaag.

59.- Methode zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 37 - 58, daardoor gekenmerkt dat voor het opbrengen van de vloeibare lak, de methode de stap bevat van het opbrengen op de drager van een tweede laklaag via vloeibare weg — bij voorkeur een acrylaat laklaag of een polyurethaan laklaag — gevolgd door het drogen en/of geleren en/of partieel uitharden van deze tweede laklaag; bij voorkeur waarbij de tweede laklaag geen partikels met Mohs hardheid hoger dan 7 bevat.

60- Methode zoals in conclusie 59, daardoor gekenmerkt dat voor het opbrengen van de tweede laklaag op de drager, de methode de stap bevat van het opbrengen op de drager van een derde laklaag — bij voorkeur een acrylaat laklaag of een polyurethaan laklaag -, en optioneel een vierde laklaag — bij voorkeur een acrylaat laklaag of een polyurethaan laklaag —; en optioneel een vijfde laklaag — bij voorkeur een acrylaat laklaag of een polyurethaan laklaag -, waarbij het opbrengen van elk van deze lagen gevolgd wordt door het drogen en/of geleren en/of partieel uitharden van deze laklagen; bij voorkeur waarbij de derde laklaag, de optionele vierde laklaag en de optionele vijfde laklaag geen partikels met Mohs hardheid hoger dan 7 bevatten.

61.- Methode zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 37 - 60, daardoor gekenmerkt dat de drager een decorlaag bevat.

42 BE2021/5783

62.- Methode zoals in conclusie 61, daardoor gekenmerkt dat de decorlaag een bedrukking bevat, bij voorkeur een bedrukking op een drager, bijvoorbeeld op een papiervel of op een polymeerfolie - bij voorkeur op een polyvinyl chloride folie -, of op een plaatvormig substraat.

63.- Methode zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 37 - 60, daardoor gekenmerkt dat de drager een decor bevat gevormd door het oppervlak van een laag fineer of door middel van een houtlaag.

64- Methode zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 37 - 63, daardoor gekenmerkt dat de drager een dragerlaag bevat, waarbij de dragerlaag een polymeerfolie bevat — bij voorkeur een polyvinyl chloride folie (bij voorkeur met dikte tussen 20 micrometer en 500 micrometer, en bij hogere voorkeur met dikte minder dan 250 micrometer), of waarbij de dragerlaag een papiervel bevat geïmpregneerd met een hars — bij voorkeur met een melamine hars of met een acrylaat hars of met een polyurethaan dispersie , bij voorkeur waarbij dit hars partikels bevat om de slijtweerstand van de slijtlaag te verhogen, waarbij als de drager een decorlaag bevat, de decorlaag zich onder de dragerlaag bevindt.

65.- Methode zoals in conclusie 64, daardoor gekenmerkt dat de drager onder de dragerlaag — en onder de optionele decorlaag - een substraat bevat, waarbij het substraat bestaat uit of één of meerdere bevat van - een houtvezelplaat, bij voorkeur een MDF of een HDF plaat; - een spaanplaat; - één of meerdere lagen al dan niet gevuld polymeer, bij voorkeur thermoplastisch polymeer, bij voorkeur polyvinyl chloride; - één of meerdere lagen die een minerale matrix bevatten met vulmiddelen; bijvoorbeeld een minerale matrix gebaseerd op Portland cement of op magnesium oxide of op gips; - één of meerdere houtlagen; of - één of meerdere met hars geïmpregneerde kraft papierlagen, bij voorkeur met fenolformaldehyde hars geïmpregneerde kraft papier lagen.

43 BE2021/5783

66.- Methode zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 37 - 65, daardoor gekenmerkt dat het oppervlak van de drager een textuur bevat, waarbij de laklaag gevormd wordt zodat een textuur in de laklaag behouden blijft.

67.- Methode zoals zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 37 - 66, daardoor gekenmerkt dat na het opbrengen van de laklaag een persbewerking met een oppervlak met reliëf uitgevoerd wordt op de drager voorzien met de laklaag zodat aan het oppervlak van de drager met de laklaag een textuur bekomen wordt, bij voorkeur waarbij de laklaag voor de persbewerking gegeleerd werd, bij voorkeur door middel van UV-straling.

68.- Methode zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 37 - 65, daardoor gekenmerkt dat de methode de stap bevat waarbij de drager met de laklaag er op op een substraat gelamineerd wordt zodat een paneel gevormd wordt, bij voorkeur waarbij het substraat bestaat uit of één of meerdere bevat van - een houtvezelplaat, bij voorkeur een MDF of een HDF plaat; - een spaanplaat; - één of meerdere lagen al dan niet gevuld polymeer, bij voorkeur thermoplastisch polymeer, bij voorkeur polyvinyl chloride; - één of meerdere lagen die een minerale matrix bevatten met vulmiddelen; bijvoorbeeld een minerale matrix gebaseerd op Portland cement of op magnesium oxide of op gips; - één of meerdere houtlagen; of - één of meerdere met hars geïmpregneerde kraft papierlagen, bij voorkeur met fenolformaldehyde hars geïmpregneerde kraft papier lagen.

69.- Methode zoals in conclusie 68, daardoor gekenmerkt dat dit lamineren door middel van een persbewerking, bij voorkeur onder invloed van warmte, uitgevoerd wordt.

70.- Methode zoals in conclusie 69, daardoor gekenmerkt dat de persbewerking uitgevoerd wordt door middel van een persoppervlak met reliëf, zodat in het oppervlak van het paneel een textuur gevormd wordt.

44 BE2021/5783

71.- Methode zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 69 - 70, daardoor gekenmerkt dat de persbewerking gevolgd wordt door een stap waarbij de laklaag verder uitgehard wordt, bij voorkeur door middel van UV-straling of door middel van warmte.

72.- Methode zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 37 - 71, daardoor gekenmerkt dat de methode een methode betreft voor het produceren van een decoratief paneel zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 1 — 36.