BE1029732B1 - Verlichtingssamenstel - Google Patents

Verlichtingssamenstel Download PDF

Info

Publication number
BE1029732B1
BE1029732B1 BE20215694A BE202105694A BE1029732B1 BE 1029732 B1 BE1029732 B1 BE 1029732B1 BE 20215694 A BE20215694 A BE 20215694A BE 202105694 A BE202105694 A BE 202105694A BE 1029732 B1 BE1029732 B1 BE 1029732B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
valve piece
lighting assembly
lighting
assembly according
piece
Prior art date
Application number
BE20215694A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1029732A1 (nl
Inventor
Maarten Robrecht Michel Demunster
Peter Omer Hubert Ameloot
Paul Jozef Cornelius Ameloot
Original Assignee
Delta Light N V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Delta Light N V filed Critical Delta Light N V
Priority to BE20215694A priority Critical patent/BE1029732B1/nl
Priority to PCT/EP2022/073981 priority patent/WO2023025967A1/en
Priority to PCT/EP2022/073983 priority patent/WO2023025969A1/en
Priority to PCT/EP2022/073982 priority patent/WO2023025968A1/en
Publication of BE1029732A1 publication Critical patent/BE1029732A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1029732B1 publication Critical patent/BE1029732B1/nl

Links

Classifications

    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F21LIGHTING
    • F21SNON-PORTABLE LIGHTING DEVICES; SYSTEMS THEREOF; VEHICLE LIGHTING DEVICES SPECIALLY ADAPTED FOR VEHICLE EXTERIORS
    • F21S8/00Lighting devices intended for fixed installation
    • F21S8/02Lighting devices intended for fixed installation of recess-mounted type, e.g. downlighters
    • F21S8/026Lighting devices intended for fixed installation of recess-mounted type, e.g. downlighters intended to be recessed in a ceiling or like overhead structure, e.g. suspended ceiling
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F21LIGHTING
    • F21VFUNCTIONAL FEATURES OR DETAILS OF LIGHTING DEVICES OR SYSTEMS THEREOF; STRUCTURAL COMBINATIONS OF LIGHTING DEVICES WITH OTHER ARTICLES, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • F21V33/00Structural combinations of lighting devices with other articles, not otherwise provided for
    • F21V33/0088Ventilating systems
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F24HEATING; RANGES; VENTILATING
    • F24FAIR-CONDITIONING; AIR-HUMIDIFICATION; VENTILATION; USE OF AIR CURRENTS FOR SCREENING
    • F24F13/00Details common to, or for air-conditioning, air-humidification, ventilation or use of air currents for screening
    • F24F13/02Ducting arrangements
    • F24F13/06Outlets for directing or distributing air into rooms or spaces, e.g. ceiling air diffuser
    • F24F13/078Outlets for directing or distributing air into rooms or spaces, e.g. ceiling air diffuser combined with lighting fixtures

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Combustion & Propulsion (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Arrangement Of Elements, Cooling, Sealing, Or The Like Of Lighting Devices (AREA)

Abstract

Verlichtingssamenstel (1000) omvattende een verlichtingsmodule (300), een eerste klepstuk (100), een tweede klepstuk (200), en bevestigingsmiddelen (400) voor het koppelen van de verlichtingsmodule aan het eerste en/of het tweede klepstuk; waarbij het eerste klepstuk bedoeld is om vast in een wand, zoals een plafond, te worden bevestigd en om te worden aangesloten op een ventilatiebuis voor het toelaten van een luchtstroom door en/of langs het eerste klepstuk; waarbij het tweede klepstuk beweegbaar ten opzichte van het eerste klepstuk is gemonteerd een en ander zodanig dat een luchtdoorstroming door en/of langs het eerste en tweede klepstuk regelbaar is door het bewegen van het tweede klepstuk ten opzichte van het eerste klepstuk; waarbij de bevestigingsmiddelen een asdeel (401) omvatten dat bij voorkeur een onderlinge koppeling van het eerste klepstuk, het tweede klepstuk en de verlichtingsmodule realiseert.

Description

Verlichtingssamenstel
Vakgebied
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een verlichtingssamenstel, meer in het bijzonder een verlichtingssamenstel met verlichtings- en verluchtingseigenschappen. De uitvinding heeft verder betrekking op een inbouwmontagestuk voor een module, in het bijzonder een verlichtingsmodule.
Achtergrond
Verluchting van een ruimte wordt sinds lange tijd gedaan. Het is belangrijk om de lucht in een gebouw gezond te houden waarbij lucht wordt afgevoerd en/of toegevoerd. Om een dergelijke verluchting te voorzien in cen gebouw maakt men vaak gebruik van gecontroleerde ventilatiesystemen en verluchtingsroosters. Dit heeft als nadeel dat deze verluchtingsroosters esthetisch gezien als minderwaardig geacht worden, met name wanneer er stofvlokken aan de roosters blijven hangen. Daarnaast nemen de roosters een deel van het oppervlak van een muur of plafond in beslag waarin de verluchtingsroosters zijn gemonteerd. Dit heeft als nadeel dat minder ruimte beschikbaar is voor het plaatsen van meubels, decoratiestukken of een andere functionele module.
Er zijn reeds pogingen ondernomen om een verborgen verluchtingssysteem te voorzien.
Een eerste voorbeeld hiervan is een voorziening van een verluchtingsrooster boven een kast en uit het zicht. Een ander voorbeeld is om de verluchting te combineren met een verlichtingsarmatuur teneinde een verlichtingsverluchtingsarmatuur te voorzien.
De bestaande verlichtingsverluchtingsarmaturen hebben echter nadelen: ze zijn niet alleen complex te monteren aan het plafond maar zijn productietechnisch ook moeilijk te vervaardigen, bijvoorbeeld omwille van een groot aantal aan onderdelen. Daarnaast zijn ze ook moeilijk af te stellen om een goed verdeelde verluchting van een ruimte te voorzien. Enkele gekende verlichtingsverluchtingsarmaturen maken gebruik van een elektrische ventilator waarmee de verluchtingsstroom geregeld kan worden. Een dergelijk samenstel heeft echter als nadeel dat de elektrische ventilator een ongewenst geluid maakt.
Samenvatting
Het doel van uitvoeringsvormen van de uitvinding is om de hierboven genoemde problemen te verminderen of op te lossen. Meer in het bijzonder is het doel van uitvoeringsvormen van de uitvinding om een vereenvoudigd verlichtingssamenstel met verluchtingsmogelijkheid te voorzien, dat bijvoorbeeld een gemakkelijke regeling van de luchtdoorstroming toelaat, en dat productietechnisch eenvoudig te produceren en te monteren is.
Hiertoe voorziet een uitvoeringsvorm van de uitvinding een verlichtingssamenstel met een verlichtingsmodule, een eerste klepstuk, een tweede klepstuk, en bevestigingsmiddelen voor het koppelen van de verlichtingsmodule aan het eerste en/of het tweede klepstuk. Het eerste klepstuk is bedoeld om vast in een wand, zoals een plafond, te worden bevestigd en om te worden aangesloten op een ventilatiebuis voor het toelaten van een luchtstroom door en/of langs het eerste klepstuk.
Het tweede klepstuk is beweegbaar ten opzichte van het eerste klepstuk gemonteerd een en ander zodanig dat een luchtdoorstroming door en/of langs het eerste en tweede klepstuk regelbaar is door het bewegen van het tweede klepstuk ten opzichte van het eerste klepstuk. De bevestigingsmiddelen omvatten een asdeel dat bij voorkeur een onderlinge koppeling van het eerste klepstuk, het tweede klepstuk en de verlichtingsmodule realiseert.
Uitvoeringsvormen van de uitvinding zijn gebaseerd op het inzicht dat het belangrijk is om cen ruimte van een gewenste hoeveelheid aan zuivere lucht te voorzien. Hiervoor dient men het luchtdebiet van de lucht die naar de ruimte toegevoerd en/of uit de ruimte afgevoerd wordt op correcte wijze te kunnen regelen. Door het hierboven beschreven verlichtingssamenstel te voorzien in een wand van de ruimte, bijvoorbeeld in een muur en/of een plafond, kan men het debiet op cenvoudige wijze regelen.
Verder zijn uitvoeringsvormen gebaseerd op het inzicht dat men de debietregeling kan voorzien met een eenvoudig verlichtingssamenstel met een klein aantal onderdelen, waarbij complexe onderdelen vermeden worden. Hierdoor kan men niet alleen het productieproces van de onderdelen van het verlichtingssamenstel vergemakkelijken maar ook het montageproces van het samenstel in een wand vereenvoudigen.
Bij voorkeur steekt het asdeel door of in het eerste en tweede klepstuk en bevestigt deze op die manier. Op deze manier kunnen de onderdelen van het samenstel eenvoudig verbonden worden.
In een mogelijke uitvoering is het tweede klepstuk ter hoogte van het asdeel geklemd is tussen het eerste klepstuk en de verlichtingsmodule of is het eerste klepstuk ter hoogte van het asdeel geklemd is tussen het tweede klepstuk en de verlichtingsmodule.
Bij voorkeur heeft het eerste en/of het tweede klepstuk een mantel heeft die tenminste gedeeltelijk de verlichtingsmodule omgeeft.
Bij voorkeur is het eerste klepstuk voorzien van ten minste één eerste ventilatiegat en is het tweede klepstuk voorzien van ten minste één tweede ventilatiegat, en is het tweede klepstuk zodanig beweegbaar ten opzichte van het eerste klepstuk gemonteerd dat een overlap tussen het ten minste één eerste ventilatiegat en het ten minste één twee ventilatiegat regelbaar is. Op deze wijze kan men de luchtdoorstroming die via de overlap doorheen de ventilatiegaten stroomt op een correcte manier afstellen, bijvoorbeeld in functie van het volume en/of grondoppervlak van de te verluchten ruimte.
In een uitvoeringsvorm is het tweede klepstuk roteerbaar gemonteerd rond een centrale as die samenvalt met een as van het asdeel. Door het samenstel zo te ontwerpen, zorgt men ervoor dat men met een eenvoudige rotatie van het tweede klepstuk het luchtdebiet door en/of langs het eerste klepstuk eenvoudig kan regelen. In een voorkeursuitvoeringsvorm blijft de axiale positie van het tweede klepstuk tijdens een rotatie daarvan nagenoeg constant.
In een uitvoeringsvorm heeft het tweede klepstuk een tweede wand die contact maakt met cen daarmee geassocieerde eerste wand van het eerste klepstuk, waarbij het ten minste één tweede ventilatiegat in de tweede wand is gelegen, en het ten minste één eerste ventilatiegat in de eerste wand is gelegen. Hierdoor zorgt men ervoor dat er geen ruimte is voor tochtgaten en/of tochtpaden waarlangs lucht op een ongeregelde wijze kan stromen. Bij voorkeur is het samenstel ingericht zodat het eerste klepstuk en het tweede klepstuk langs de tweede en eerste wand over elkaar kunnen schuiven.
In cen uitvoeringsvorm is het tweede klepstuk voorzien is van een eerste einddeel dat tegen of nabij het eerste klepstuk is gelegen, een zich vanaf het eerste einddeel uitstrekkende mantel die tenminste gedeeltelijk de verlichtingsmodule omgeeft, en een open tweede einde. Het tweede klepstuk is roteerbaar door manipulatie van de mantel door een operator. Doordat het samenstel zo is ontworpen, kan de operator het luchtdebiet eenvoudig afstellen doordat de operator een gemakkelijke toegang heeft tot de mantel. Hierdoor kan het luchtdebiet aangepast worden zowel vóór het plaatsen van het samenstel in een wand als na het in de wand plaatsen van het samenstel.
In een uitvoeringsvorm omvat de verlichtingsmodule een behuizing, een in de behuizing aangebrachte lichtbron en een verbindingselement voor het verbinden van de behuizing met het asdeel omvat.
In een uitvoeringsvorm is omvat het verbindingselement een scharnier zodanig dat de behuizing richtbaar is. Op deze manier kan men de richting van een lichtbundel die door de lichtmodule wordt uitgestraald aanpassen.
In cen uitvoeringsvorm loopt het asdeel door het midden van het eerste en tweede klepstuk.
Door het asdeel zo doorheen het samenstel te laten lopen kan men deze onderdelen van het samenstel op eenvoudige wijze verbinden zonder gebruik te maken van complexe onderdelen.
In een uitvoeringsvorm heeft het eerste klepstuk een manteldeel dat zicht uitstrekt rond het tweede klepstuk, waarbij het manteldeel een doorgang met een variabele doorsnede begrenst, bij voorkeur een doorsnede met een oppervlakte die afneemt, bijvoorbeeld geleidelijk of in stappen, in functie van de afstand tot de verlichtingsmodule. Het tweede klepstuk is langs een as van het manteldeel beweegbaar. Door het eerste klepstuk met het manteldeel zo te ontwerpen dat het manteldeel het tweede klepstuk omgeeft, zorgt men ervoor dat de luchtdoorstroming tussen het manteldeel en het tweede klepstuk aangepast kan worden door het tweede klepstuk te bewegen.
Aangezien het manteeldeel vernauwt, bijvoorbeeld schuin of trapsgewijs en bijvoorbeeld naar boven toe, kan men de effectieve luchtdoorstromingsruimte tussen het tweede klepstuk en het manteldeel aanpassen. De vakman begrijpt dat de beweging van het tweede klepstuk gekozen kan worden uit: een translatie of een combinatie van een translatie en cen rotatie, bijvoorbeeld een translatiebeweging in een richting evenwijdig aan de centrale as, bijvoorbeeld met behulp van een schroefdraad.
In een uitvoering omvat het asdeel een draadstang. Bij voorkeur is het zo dat de verlichtingsmodule voorzien is van een boring die ingericht is om samen te werken met de draadstang. Bij voorkeur is het tweede klepstuk voorzien van een boring die ingericht is om samen te werken met de draadstang, zodanig dat het tweede klepstuk omhoog/omlaag beweegbaar is langs de draadstang. Hierbij begrijpt de vakman dat omhoog refereert aan de richting naar de wand toe en omlaag de richting weg van de wand. In een uitvoering is het zo dat de zijwand van het manteldeel schuin of trapsgewijs toeloopt in centrale richting en naar een boveneind van het eerste klepstuk, waarbij het boveneind bedoeld is om naar de wand gericht te zijn.
In een uitvoering is het asdeel een hol asdeel met een doorvoerkanaal dat bijvoorbeeld is ingericht om elektrische bekabeling op te nemen. Op deze manier kan men de verlichtingsmodule voorzien van stroom die men via de elektrische bekabeling kan aanleveren.
In een uitvoering omvat het samenstel een inbouwmontagestuk. Bij voorkeur heeft het inbouwmontagestuk een mantel die, bij voorkeur aan een uiteinde daarvan, voorzien is van ten minste één naar buiten gerichte flens ter vorming van tenminste één aanslagvlak dat bedoeld is om tegen een wand, zoals een plafond, gelegen te zijn in de in de wand gemonteerde stand van het inbouwmontagestuk. Hierdoor kan een installateur het samenstel eenvoudig en op een netjes afgewerkte wijze inbouwen in een wandopening.
Bij voorkeur is het eerste klepstuk voorzien van een verbindingsmiddel om het eerste klepstuk met het inbouwmontagestuk te verbinden, waarbij bij voorkeur het verbindingsmiddel is geselecteerd uit: een klik-fit systeem, een afdichtingsring. Een klik-fit systeem zorgt ervoor dat het eerste klepstuk snel en eenvoudig is in te bouwen in het inbouwmontagestuk. De afdichtingsring zorgt ervoor dat het eerste klepstuk zich in het inbouwmontagestuk kan klemmen en heeft als voordeel dat er geen ongewenste luchtstroom tussen eerste klepstuk en inbouwmontagestuk kan stromen.
Bij voorkeur omvat het verbindingsmiddel ten minste twee verende elementen die bij voorkeur in één stuk gevormd zijn met het eerste klepstuk, welke verende elementen ingericht zijn om samen te werken met overeenstemmende nokken van het inbouwmontagestuk. Op die manier kan een installateur de het eerste klepstuk snel en eenvoudig in het inbouwmontagestuk inbrengen zonder gereedschap te gebruiken.
In een uitvoeringsvorm is het tweede klepstuk voorzien van een vernauwing, bijvoorbeeld om de luchtstroom in de richting van de verlichtingsmodule te voeren. Op deze wijze kan de luchtstroom ook bijdragen aan het afvoeren van warmte van de verlichtingsmodule. Zo kan een koeling voorzien worden aan de verlichtingsmodule waardoor de levensduur daarvan kan worden verlengd.
Bij voorkeur is het eerste klepstuk ingericht om een luchtstroom van een 5 verluchtingssysteem toe of af te voeren, waarbij het eerste en tweede klepstuk bij voorkeur nagenoeg volledig zijn verborgen in een wand, bijvoorbeeld een plafond, en bijvoorbeeld in een inbouwmontagestuk dat aangebracht is in de wand.
In een uitvoeringsvorm is het tweede klepstuk voorzien van een centraal deel en één of meer beweegbare bladen, waarbij het asdeel bij voorkeur door het centraal deel loopt. Bij voorkeur zijn het centraal deel en de één of meer beweegbare bladen voorzien van een koppelmechanisme, bijvoorbeeld met tandwielen, dat zodanig is ingericht dat de stand van de één of meer beweegbare bladen regelbaar is door het centraal deel te roteren, bij voorkeur rond het asdeel. Op deze manier kan men het luchtdebiet aanpassen door de stand van de één of meer beweegbare bladen aan te passen.
In een mogelijke uitvoeringsvorm is het tweede klepstuk ofwel een integraal gevormd deel.
In een andere mogelijke uitvoeringsvorm omvat het tweede klepstuk meerdere onderling gekoppelde delen.
In cen uitvoeringsvorm blijft, gezien langs een as van het asdeel, een axiale positie van het tweede klepstuk nagenoeg constant tijdens het bewegen daarvan.
In andere varianten kan in plaats van een verlichtingsmodule een andere functionele module, en in het bijzonder een andere elektrische module, voorzien zijn in het samenstel. De functionele module kan bijvoorbeeld één of meer van de volgende elementen omvatten: een camera, een luidspreker, een lichtbron, een sensor, zoals bijvoorbeeld een bewegingssensor of een rookdetector, een filter.
In een uitvoeringsvorm is de verlichtingsmodule onafhankelijk roteerbaar gemonteerd, waarbij de rotatie van de verlichtingsmodule geen rotatie veroorzaakt van het tweede klepstuk, en waarbij de functionele module dus zonder de positie van het tweede klepstuk te beïnvloeden in een gewenste stand worden geroteerd.
In een uitvoeringsvorm is het ten minste één eerste ventilatiegat begrensd door een omtrekswand met een hoogte hl, waarbij de hoogte h1 kleiner is dan 2 cm, bij voorkeur kleiner dan 1,5 cm, nog meer bij voorkeur kleiner dan 1 cm, nog meer bij voorkeur kleiner dan 0,5 cm en/of is het ten minste één tweede ventilatiegat begrensd door een omtrekswand met een hoogte h2, waarbij de hoogte h2 kleiner is dan 2 cm, bij voorkeur kleiner dan 1,5 cm, nog meer bij voorkeur kleiner dan 1 cm, nog meer bij voorkeur kleiner dan 0,5 cm.
Een verder aspect van de uitvinding voorziet een methode om verluchting in een ruimte (R) te voorzien, waarbij de methode de volgende stappen omvat: het voorzien van een verlichtingssamenstel met één of meer kenmerken zoals hierin beschreven en het samenstellen en monteren van het verlichtingssamenstel in een wand, zoals een plafond, van de ruimte; het aansluiten van het eerste klepstuk op een ventilatiebuis voor het toevoeren of afvoeren van een luchtstroom; het afstellen van een luchtdoorstroming door en/of langs het eerste en tweede klepstuk van het verlichtingssamenstel door het bewegen van het tweede klepstuk ten opzichte van het eerste klepstuk.
In een uitvoering van de methode wordt de luchtstroom voorzien door een luchtstroom- generatiemiddel dat is gelegen buiten het verlichtingssamenstel en omvat de stap van het afstellen het afstellen van de luchtdoorstroming op basis van een afstand tussen het luchtstroom- generatiemiddel en het verlichtingssamenstel en/of op basis van een volume van de ruimte en/of op basis van een grondoppervlakte van de ruimte. Dit heeft als voordeel dat de ruimte minder onderworpen wordt aan geluid afkomstig van het luchtstroom-generatiemiddel.
Een verder aspect van de uitvinding betreft een inbouwmontagestuk bedoeld om in een wand, zoals cen plafondwand, ingebouwd te worden, voor het monteren van een module, zoals een verlichtingsmodule. Het inbouwmontagestuk omvat een buitenmantel, en een daarin opgenomen binnenmantel. De buiten- en binnenmantel zijn zodanig afgemeten en aangebracht dat een opening tussen een eerste einde van de buitenmantel en een eerste overeenstemmend einde van de binnenmantel een ventilatiemond vormt; waarbij het inbouwmontagestuk een verbindingswand omvat tussen de binnenmantel en de buitenmantel, op een afstand van het eerste einde; waarbij de buitenmantel tussen het eerste einde en de verbindingswand voorzien is van ten minste één ventilatieopening voor het aansluiten van een ventilatiebuis.
Het verder aspect is gebaseerd op het inzicht dat men de installatie van een module in een wand, met name een functionele module zoals bijvoorbeeld een verlichtingsmodule, een cameramodule, een geluidsmodule, kan vergemakkelijken en tegelijkertijd verluchting kan voorzien.
De ventilatiemond kan zo lucht toevoeren en/of afvoeren naar/van een ruimte. Deze lucht wordt aangevoerd/afgevoerd via de ventilatiebuis. Bij voorkeur bouwt men het inbouwmontagestuk in de wand van een verlaagd plafond (VP) ook gekend als een “vals” plafond of een “lowered/dropped ceiling”. Hieronder wordt een plafond begrepen waarbij door middel van plafondplaten en/of plafondprofielen en een ophangsysteem een ruimte tussen de bovenliggende vloer en het plafond wordt gemaakt. Het verlaagd plafond bevindt zich op een afstand van de bovenliggende vloer.
Bij voorkeur is de binnenmantel ingericht voor het daarin opnemen van de module. Op die manier kan een installateur de module eenvoudig monteren in het inbouwmontagestuk. Onder “monteren” wordt hierin verstaan dat: het geheel of gedeeltelijk opnemen van een module in het inbouwmontagestuk, maar ook het ophangen van de module onder het inbouwmontagestuk bijvoorbeeld via een ophangkabel die doorheen het inbouwmontagestuk loopt. Men kan de module bijvoorbeeld inrichten om rechtstreeks opgenomen te worden in het inbouwmontagestuk, bijvoorbeeld om via een snap-fit mechanisme. Volgens een alternatief kan de binnenmantel ingericht zijn met een ophangmiddel waaraan een installateur de module kan bevestigen.
Bij voorkeur is het zo dat de binnenmantel, de buitenmantel en de verbindingswand integraal vervaardigd zijn uit één stuk. Hierdoor wordt de productie van het inbouwstuk vereenvoudigd en hoeft men de onderdelen van het inbouwmontagestuk niet apart samen te stellen.
In uitvoeringsvorm begrenst de binnenmantel cen ruimte waarin de module ten minste gedeeltelijk opneembaar is.
In uitvoeringsvorm is de buitenmantel voorzien van een naar buiten gerichte flens ter vorming van een aanslagvlak bedoeld om tegen een wand, zoals een plafond, aangelegen te zijn.
In uitvoeringsvorm is de flens voorzien van meerdere openingen. Dergelijke openingen, bijvoorbeeld gevormd als radiaal gerichte langwerpige sleuven, kunnen gebruikt worden om doorvoerelementen, bijvoorbeeld een schroef, in door te voeren zodanig dat men het montagestuk aan het plafond kan bevestigen.
In een uitvoeringsvorm wijkt een oppervlakte van de ventilatiemond minder dan 20% af van een oppervlakte van de ten minste één ventilatieopening in de buitenmantel.
In een uitvoeringsvorm strekt een omtreksrand van de ventilatieopening zich uit in een eerste vlak; en strekt een omtreksrand van de ventilatiemond zich uit in een tweede vlak. Het eerste vlak en tweede vlak zijn nagenoeg loodrecht op elkaar gericht. Dit heeft als voordeel dat de afstand tussen het verlaagd plafond en bovenliggende vloer niet groot moet zijn.
In een uitvoeringsvorm heeft de binnenmantel en/of de buitenmantel een nagenoeg cilindrische vorm heeft. De binnemantel en/of de buitenmantel kunnen echter ook een andere vorm hebben, bijvoorbeeld een prisma vorm, een kegelvorm, etc. De doorsnede van de binnen en/of buitenmantel kan constant zijn of variabel, gezien langs een as van respectievelijk de binnen en/of buitenmantel.
Bij voorkeur zijn in het verlichtingssamenstel en/of inbouwmontagestuk geen van de volgende elementen aanwezig: cen ventilator, cen elektrisch aangestuurd luchtstroomgeneratiemiddel. Een dergelijk middel kan echter wel aangesloten worden op de ventilaticopening in de buitenmantel.
Bij voorkeur komen de binnenafmetingen van het inbouwmontagestuk tenminste gedeeltelijk overeen met buitenafmetingen van de module om een luchtstroom daartussen te verhinderen of te voorkomen.
Een verder aspect van de uitvinding betreft een methode voor het inbouwen van een module in een wand, zoals een plafondwand, waarbij de methode de volgende stappen omvat: het voorzien van cen wandopening; het monteren van het inbouwmontagestuk zoals hierboven beschreven in de wand; en het monteren van een module in het inbouwmontagestuk, bijvoorbeeld door bevestiging in de binnenmantel of door ophanging waarbij een ophangmiddel door de binnenmantel loopt.
Bij voorkeur is de wand een plafondwand van een verlaagd plafond. Op die manier kan men de functionaliteit van de module, bijvoorbeeld verlichting en/of detectie en/of monitoring, voorzien in een ruimte in combinatie met een aanvoer en/of afvoer van lucht, en dit op een compacte wijze.
Uitvoeringsvormen volgens de laatste twee hierboven besproken aspecten worden beschreven in de clausules hieronder. 1. Inbouwmontagestuk (60) bedoeld om in een wand ingebouwd te worden, voor het monteren van cen module (300), zoals een verlichtingsmodule, omvattende een buitenmantel (61), en een daarin opgenomen binnenmantel (62); waarbij de buiten- en binnenmantel zodanig zijn afgemeten en aangebracht dat een opening tussen een eerste einde van de buitenmantel en een eerste overeenstemmend einde van de binnenmantel een ventilatiemond (63) vormt; waarbij het inbouwmontagestuk een verbindingswand (64) omvat tussen de binnenmantel en de buitenmantel, op een afstand van het eerste einde; waarbij de buitenmantel tussen het eerste einde en de verbindingswand voorzien is van ten minste één ventilatieopening (65) voor het aansluiten van een ventilatiebuis (VB). 2. Inbouwmontagestuk volgens de vorige clausule, waarbij de binnenmantel ingericht is voor het daarin opnemen van de module. 3. Inbouwmontagestuk volgens clausule 1 of 2, waarbij de binnenmantel, de buitenmantel en de verbindingswand integraal vervaardigd zijn uit één stuk. 4. Inbouwmontagestuk volgens één der vorige clausules, waarbij de binnenmantel een ruimte begrensd waarin de module ten minste gedeeltelijk opneembaar is. 5. Inbouwmontagestuk volgens één der vorige clausules, waarbij de buitenmantel (61) is voorzien van een naar buiten gerichte flens (601) ter vorming van een aanslagvlak bedoeld om tegen een wand, zoals een plafond, aangelegen te zijn. 6. Inbouwmontagestuk volgens de vorige clausule, waarbij de flens (601) voorzien is van meerdere openingen (602). 7. Inbouwmontagestuk volgens één der vorige clausules, waarbij de binnenmantel een binnenwand heeft die is voorzien van verbindingsmiddelen (67) die zijn ingericht om de module te verbinden met het inbouwmontagestuk.
8. Inbouwmontagestuk volgens één der vorige clausules, waarbij een oppervlakte van de ventilatiemond minder dan 20% afwijkt van een oppervlakte van de ten minste één ventilatieopening in de buitenmantel, bij voorkeur minder dan 15%, nog meer bij voorkeur minder dan 10%. 9. Inbouwmontagestuk volgens één der vorige clausules, waarbij een omtreksrand van de ventilatieopening (65) zich uitstrekt in een eerste vlak; en waarbij een omtreksrand van de ventilatiemond (63) zich uitstrekt in een tweede vlak; en waarbij het eerste vlak en tweede vlak nagenoeg loodrecht op elkaar staan. 10. Inbouwmontagestuk volgens één der vorige clausules, waarbij de binnenmantel een nagenoeg cilindrische vorm heeft. 11. Methode voor het inbouwen van een module in een wand, zoals een plafondwand, waarbij de methode de stappen omvat van: het voorzien van een wandopening; het monteren van het inbouwmontagestuk volgens één der vorige clausules in de wand; en het monteren van een module, bijvoorbeeld door bevestiging in de binnenmantel of door ophanging waarbij een ophangmiddel (330) door de binnenmantel loopt. 12. Methode volgens de vorige clausule, waarbij de wand een plafondwand is van een verlaagd plafond.
Korte figuurbeschrijving
De onderhavige uitvinding zal nader toegelicht worden aan de hand van een aantal geenszins beperkende uitvoeringsvoorbeelden van samenstellen volgens de uitvinding met verwijzing naar de tekeningen in bijlage.
Figuur 1 toont een perspectivisch aanzicht van een uitvoeringsvorm van een verlichtingssamenstel in samengestelde stand, gezien vanaf een onderzijde.
Figuur 2 toont een perspectivisch aanzicht van het verlichtingssamenstel van figuur 1 in samengestelde stand, gezien vanaf cen bovenzijde.
Figuur 3 toont een bovenaanzicht van het verlichtingssamenstel van figuur 1 in samengestelde stand.
Figuur 4 toont een doorsnede van het verlichtingssamenstel getoond in figuur 3 volgens sectielijn
AA.
Figuur 5 toont een opengewerkt perspectivisch aanzicht van het verlichtingssamenstel van figuur 1.
Figuren 6-8 tonen een tweede uitvoeringsvorm van een verlichtingssamenstel. Figuur 6 toont een perspectivisch aanzicht van een uitvoeringsvorm van een verlichtingssamenstel. Figuur 7 toont een onderaanzicht van het verlichtingssamenstel getoond in figuur 6. Figuur 8 toont een opengewerkt perspectivisch aanzicht van het verlichtingssamenstel van figuur 7.
Figuren 9-11 tonen een derde uitvoeringsvorm van een verlichtingssamenstel. Figuur 9 toont een opengewerkt perspectivisch aanzicht van een verlichtingssamenstel. Figuren 10 en 11 tonen onderdelen van verlichtingssamenstel van figuur 9 in meer detail.
Figuur 12 toont een doorsnede aanzicht van het verlichtingssamenstel getoond in figuur 9 in samengestelde stand en ingebouwd in een wand.
Figuur 13 toont een schematische illustratie van een verlichtingsverluchtingssysteem dat verluchting aan een ruimte R voorziet.
Figuur 14 toont een perspectivisch aanzicht van een inbouwmontagestuk.
Figuur 15 toont een onderaanzicht van het inbouwmontagestuk van figuur 14.
Figuur 16 toont een doorsnede aanzicht van het inbouwmontagestuk van figuur 15 volgens sectielijn AA en een ventilatiebuis.
Figuur 17 toont het inbouwmontagestuk getoond in figuur 14 ingebouwd in een vals plafond, waarbij een module en ventilatiebuis aan het inbouwmontagestuk zijn verbonden.
Figuur 18 toont een perspectivisch aanzicht van een uitvoering van een verlichtingssamenstel.
Figuur 19 toont een foto van perspectivisch aanzicht van het verlichtingssamenstel van figuur 18, gezien vanaf een bovenzijde.
Figuur 20 toont een opengewerkt perspectivisch aanzicht van het verlichtingssamenstel van figuur 18. Figuur 20A toont een detail weergave van het verlichtingssamenstel van figuur 20.
Gedetailleerde beschrijving van uitvoeringsvoorbeelden
Overeenkomstige elementen met dezelfde of gelijkaardige eigenschappen en voordelen zijn aangeduid met dezelfde referentiecijfers.
Figuren 1-5 illustreren een eerste uitvoeringsvorm van een verlichtingssamenstel 1000. Het verlichtingssamenstel 1000 omvat een verlichtingsmodule 300, een eerste klepstuk 100, een tweede klepstuk 200, bevestigingsmiddelen 400 voor het koppelen van de verlichtingsmodule 300 aan het eerste klepstuk 100 en/of aan het tweede klepstuk 200, en een inbouwmontagestuk 600 dat bedoeld is om vooraf in een wand aangebracht te worden en ingericht is om het eerste klepstuk 100, het tweede klepstuk 200 en de verlichtingsmodule 300 op te nemen. Figuren 1 en 2 tonen het verlichtingssamenstel in samengestelde stand, respectievelijk kijkend naar een onderzijde waar de verlichtingsmodule zichtbaar 300 is en naar een bovenzijde waar een deel van het eerste en tweede klepstuk 100, 200 zichtbaar zijn. Figuur 5 toont het samenstel 1000 in de gedemonteerde stand.
Het eerste klepstuk 100 is bedoeld om vast in een wand, zoals een plafond, te worden bevestigd, hier door middel van het inbouwmontagestuk 600, en om te worden aangesloten op een ventilatiebuis voor het toelaten van een luchtstroom door het eerste klepstuk 100. Het tweede klepstuk 200 is beweegbaar ten opzichte van het eerste klepstuk 100 gemonteerd een en ander zodanig dat een luchtdoorstroming door het eerste en tweede klepstuk 100, 200 regelbaar is door het roteren van het tweede klepstuk 200 ten opzichte van het eerste klepstuk 100. Zoals het best te zien is in Figuren 4 en 5 omvatten de bevestigingsmiddelen 400 een asdeel 401 dat hier een onderlinge koppeling van het eerste klepstuk 100, het tweede klepstuk 200 en de verlichtingsmodule 300 realiseert.
Het asdeel 401 steekt door het eerste en tweede klepstuk 100, 200 en bevestigt op die manier het eerste klepstuk 100 aan het tweede klepstuk 200. Het tweede klepstuk 200 is ter hoogte van het asdeel 401 geklemd is tussen het eerste klepstuk 100 en de verlichtingsmodule 300. In de geïllustreerde uitvoering loopt het asdeel 401 door het midden van het eerste en tweede klepstuk 100, 200, en wordt de doorstroming geregeld door het roteren van het tweede klepstuk 200 ten opzichte van het eerste klepstuk 100. Het is echter ook denkbaar dat het tweede klepstuk 200 verschuifbaar aangebracht wordt ten opzichte van eerste klepstuk 100, en dat het asdeel 401 bijvoorbeeld doorheen een langwerpige sleuf in het tweede klepstuk 200 steekt, een en ander zodanig dat de positie van het asdeel 401 ten opzicht van de sleuf instelbaar is door het tweede klepstuk 200 ten opzicht van het asdeel 401 te verschuiven. In de geïllustreerde uitvoering omvat het asdeel 401 een draadstang 410 en een kop 411, en is de verlichtingsmodule 300 voorzien van een boring 310 die ingericht is om samen te werken met de draadstang 410, zie Figuur 5. Optioneel kan het asdeel 401 een hol asdeel zijn met een doorvoerkanaal 402 dat bijvoorbeeld is ingericht om cen elektrische draad of een controlekanaal (bijvoorbeeld een datakabel) op te nemen, zie Figuur 4.
De vakman begrijpt echter dat het asdeel 401 ook zonder kop uitgevoerd kan zijn, en dat bijvoorbeeld moeren kunnen voorzien zijn voor het bevestigen van het boven- en/of ondereinde van het asdeel 401.
In de geïllustreerde uitvoering heeft het tweede klepstuk 200 een mantel 203 die ten minste gedeeltelijk de verlichtingsmodule 300 omgeeft. Hier steekt de verlichtingsmodule 300 gedeeltelijk naar onder uit de mantel 203 en is de verlichtingsmodule 300 richtbaar. Daartoe is de nodige ruimte voorzien tussen de mantel 203 en een buitenwand van de verlichtingsmodule 300. Het is echter ook mogelijk dat de verlichtingsmodule in een vaste positie wordt aangebracht en hierbij gedeeltelijk of volledige omgeven is door de mantel 203. In nog een andere mogelijke uitvoering wordt de verlichtingsmodule 300 opgehangen op een afstand van een plafond en lopen enkel een deel van de ophangmiddelen door de mantel 203.
In de in Figuren 1-5 geïllustreerde uitvoering is het eerste klepstuk 100 voorzien van ten minste één eerste ventilatiegat 122, bij voorkeur meerdere ventilatiegaten 122, en is het tweede klepstuk
200 voorzien van ten minste één overeenstemmend tweede ventilatiegat 222. Het tweede klepstuk 200 is zodanig beweegbaar ten opzichte van het eerste klepstuk 100 gemonteerd dat een overlap tussen het ten minste één eerste ventilatiegat 122 en het ten minste één tweede ventilatiegat 222 regelbaar is, zie Figuren 2, 3 en 5. Meer bepaald is het tweede klepstuk 200 roteerbaar gemonteerd rond een centrale as die samenvalt met een as van het asdeel 401, en kan het debiet dus op eenvoudige wijze geregeld worden door het verdraaien van het tweede klepstuk 200. Het tweede klepstuk 200 heeft een tweede wand 223 die contact maakt met een daarmee geassocieerde eerste wand 123 van het eerste klepstuk, waarbij het ten minste één tweede ventilatiegat 222 in de tweede wand 223 is gelegen, en het ten minste één eerste ventilatiegat 122 in de eerste wand 123 is gelegen.
Het tweede klepstuk 200 is voorzien van een eerste einddeel 201, hier gevormd door de hierboven genoemde tweede wand 223, dat tegen of nabij het eerste klepstuk 100 is gelegen, de zich vanaf het eerste einddeel 201 uitstrekkende mantel 203 die hier gedeeltelijk de verlichtingsmodule 300 omgeeft, en een open tweede einde 202. Het tweede klepstuk 200 is roteerbaar door manipulatie van de mantel 203, en met name het tweede einde 202 daarvan, door een operator/installateur.
In de in Figuren 1-5 geïllustreerde uitvoering omvat de verlichtingsmodule 300 een behuizing 301, een in de behuizing 300 aangebrachte lichtbron 302 en een verbindingselement 303, hier voorzien van een boring 310, voor het verbinden van de behuizing 301 met het asdeel 401. In een mogelijke uitvoering omvat het verbindingselement 303 een scharnier 304 zodanig dat de behuizing 301 richtbaar is.
Het eerste klepstuk 100 heeft een manteldeel 150 dat zich gedeeltelijk uitstrekt rond het tweede klepstuk 200, waarbij het manteldeel 150 een as heeft die hier samenvalt met de as van de mantel 203 van het tweede klepstuk 200.
Het inbouwmontagestuk 600 heeft een mantel 650 die, bij voorkeur aan een uiteinde daarvan, voorzien is van ten minste één naar buiten gerichte flens 601 ter vorming van tenminste één aanslagvlak dat bedoeld is om tegen een wand, zoals een plafond, gelegen te zijn in de in de wand gemonteerde stand van het inbouwmontagestuk 600. Het eerste klepstuk 100 is voorzien van een verbindingsmiddel 110 om het eerste klepstuk 100 met het inbouwmontagestuk 600 te verbinden, waarbij bij voorkeur het verbindingsmiddel 110 is geselecteerd uit een klik-fit systeem en/of een afdichtingsring. Hier omvat het verbindingsmiddel 110 meerdere verende elementen 110 die bij voorkeur in één stuk gevormd zijn met het eerste klepstuk 100 en die ingericht zijn om samen te werken met overeenstemmende nokken 667 die voorzien zijn aan een boveneinde van het inbouwmontagestuk 600. De nokken 667 zijn hier gevormd door uitsparingen aan te brengen in een bovenrand van de mantel 650 van het inbouwmontagestuk 600.
Doordat men toegang heeft tot het ondereinde 202 van de mantel 230 kan men het tweede klepstuk 200 roteren rond het centraal asdeel 401 om een overlap tussen de ventilatiegaten 122, 222 van het eerste klepstuk 100 en tweede klepstuk 200 aan te passen waardoor het debiet van een luchtstroom
LS geregeld kan worden. De eerste wand 123 waarin de ventilatiegaten 122 zijn voorzien maakt bij voorkeur contact met tweede wand 223 waarin de ventilatiegaten 222 van het tweede klepstuk 200 zijn voorzien. Op deze manier stuurt men de luchtstroom doorheen de ventilatiegaten 122, 222 zonder dat verliesstromen optreden. Figuur 2 toont een open stand die een maximaal luchtdebiet toelaat. De luchtstroom kan in beide richtingen stromen, zodat het verlichtingssamenstel 1000 gebruikt kan worden om zowel een luchttoevoer in een ruimte als een luchtafvoer te voorzien. Het luchtdebiet kan men verminderen door het tweede klepstuk 200 te roteren waardoor de tweede wand 223 van het tweede klepstuk 200 schuift over de eerste wand 123 van het eerste klepstuk 100.
Door de verschuiving wordt de overlap van de ventilatiegaten 122, 22 kleiner zodat er typisch minder lucht doorheen kan stromen. Het tweede klepstuk 200 kan gemakkelijk geroteerd worden doordat het onderste gedeelte 202 toegankelijk is, zelfs nadat dat het samenstel 1000 in een wand is gemonteerd.
Voor de montage kan men het tweede klepstuk, het eerste klepstuk en de verlichtingsmodule 300 via de bevestigingsmiddelen 400 aan elkaar koppelen en kan het aldus gevormde samenstel eenvoudig in het inbouwmontagestuk 600 geklikt worden met behulp van de geïntegreerde verbindingsmiddelen 110, 667. Door de verbindingsmiddelen 110, 667 van het eerste klepstuk 100 en/of inbouwmontagestuk 600 slim te ontwerpen kan het eerste klepstuk 100 zich gemakkelijk in het inbouwmontagestuk 600 vastzetten, en kan een installateur het verlichtingssamenstel 1000 op cen eenvoudige wijze samenstellen en voorzien aan of in een wand W. Een ander voorbeeld van een geschikt verbindingsmiddel 110 is het klik-fit systeem dat getoond is in Figuur 10, en hieronder nader zal worden besproken. Het inbouwmontagestuk (niet getoond in Figuur 10) kan daarbij overeenkomstig ontworpen zijn om één of meer verende armen 110, die zijn aangebracht aan het eerste klepstuk 100, te ontvangen, een en ander zodanig dat het eerste klepstuk 100 zich kan vastklemmen in het inbouwmontagestuk 600. Het inbouwmontagestuk 600 is verder ontworpen om eenvoudig te worden ingebracht in een wandopening, waarbij de flens 601 is voorzien om te worden aangelegd tegen een wandvlak.
Figuur 3 toont een onderaanzicht van het verlichtingssamenstel 100 en laat zien dat de flens 601 is ingericht met sleuven 602. De flens 601 omringt de mantel 650 van het inbouwmontagestuk 600 aan een onderrand daarvan en is in één stuk met de mantel 650 gevormd. In een alternatieve uitvoeringsvorm, zoals bijvoorbeeld getoond in figuur 8, is de flens 601 een apart onderdeel dat verbonden kan worden met de mantel 650 met een verbindingsmiddel 6014, zoals bijvoorbeeld een schroef. In nog andere uitvoeringen is er geen flens voorzien, maar is het inbouwmontagestuk 600 ingericht om een afwerkingsring (niet getoond) te ontvangen die men na het plaatsen van het inbouwmontagestuk 600 aanbrengt. Optioneel kunnen afwerkingen met afwerkingsmateriaal zoals verf en pleister aangebracht worden. Figuur 12 illustreert hoe een afwerkingsmateriaal Wp voorzien kan zijn dat na het inbrengen van inbouwmontagestuk 600 aangebracht wordt om het geheel netjes af te werken. In andere uitvoeringen wordt het verlichtingssamenstel 1000 rechtstreeks, al dan niet naadloos, in een wandopening aangebracht, al dan niet met verdere afwerking.
Figuur 4 toont dat de mantel 203 is ingericht met een vernauwing 230 die de lucht richting de verlichtingsmodule 300 stuurt waardoor tevens warmteafvoer kan plaatsvinden, met name een warmteafvoer via convectie naast de typisch reeds aanwezige warmtegeleiding door thermisch geleidende materialen van onderdelen van de verlichtingsmodule 300. De afmetingen van de buitenmantel 150 van het eerste klepstuk 100 stemmen bij voorkeur nagenoeg overeen met de afmetingen van het de binnenwand 604 van de mantel 650 van het inbouwmontagestuk 600 zodat er tussen deze wanden 150, 604 geen ruimte is voor een ongewenste luchtstroom. In bepaalde uitvoeringen kan verder een afdichting (niet getoond) voorzien worden, bijvoorbeeld een rubberen afdichtingsring.
Zoals getoond in Figuur 4 is het inbouwmontagestuk 600 in één stuk gevormd met de flens 601. De flens 601 kan ook modulair verbonden worden met het inbouwmontagestuk 600 bijvoorbeeld met behulp van een verbindingselement 6014, bijvoorbeeld een schroef zoals getoond in figuur 8. De flens 601 wordt typisch gebruikt om tegen de wand aan te liggen tijdens het inbrengen van het inbouwmontagestuk 600 in een wandopening van een wand W en/of in een ventilatiebuis VB. Bij voorkeur zijn de afmetingen van het inbouwmontagestuk 600 nagenoeg gelijk aan de afmetingen van de wandopening en/of van ventilatiebuis zodanig dat het inbouwmontagestuk 600 daarin past en/of zodanig dat het inbouwmontagestuk 600 daarin kan vastgeklemd worden. Bij voorkeur heeft het tweede klepstuk 200 een hoogte h3, gemeten langs een as van het asdeel 401, en een diameter d3 die is gemeten aan een ondereinde van het tweede klepstuk 200 loodrecht op de as van het asdeel, waarbij de hoogte h3 > 0.4 * diameter d3. Nog meer bij voorkeur geldt dat h3 > 0.5 * d3, of h3>0.6*d3.
Figuur 5 toont dat het eerste klepstuk 100 en tweede klepstuk 200 kunnen worden bevestigd met de bevestigingsmiddelen 400. Het asdeel 401 loopt langs een centrale as van het verlichtingssamenstel
1000 en verbindt zo het eerste klepstuk 100 met het tweede klepstuk 200 en de verlichtingsmodule 300 via verbindingselement 303. Optioneel kunnen monteerhulpstukken zoals rondellen 403a en 403b, zijn voorzien. Verder kunnen de monteerhulpstukken zorgen voor afdichting tussen het centraal asdeel 401 en de centrale openingen in de eerste en tweede klep 100, 200, zodat de luchtstroom niet via de centrale opening stroomt en enkel via de overlap van de ventilatiegaten 122, 222.
De verlichtingsmodule 300 omvat typisch één of meer van de volgende elementen: een lichtbron 302, zoals één of meerdere licht emitterende diodes LED, een optisch element zoals een lens, een reflector, een collimator, etc. In verdere uitvoeringen kan de verlichtingsmodule 300 vervangen worden door een andere functionele module, of aangevuld worden met andere functies dan verlichting. De functionele module kan bijvoorbeeld één of meer van de volgende elementen omvatten: een sensor, zoals cen beeld- of geluidsensor, een bewegingssensor, een rookdetector, een luidspreker, cen camera, etc.
Figuren 6-8 tonen een tweede uitvoering van een verlichtingssamenstel 1000. Het verlichtingssamenstel 1000 omvat een verlichtingsmodule 300, een eerste klepstuk 100, een tweede klepstuk 200, bevestigingsmiddelen 400 voor het koppelen van de verlichtingsmodule 300 aan het eerste klepstuk 100 en/of aan het tweede klepstuk 200, en een inbouwmontagestuk 600 dat bedoeld is om vooraf in een wand aangebracht te worden en ingericht is om het eerste klepstuk 100, het tweede klepstuk 200 en de verlichtingsmodule 300 op te nemen. Figuren 6 en 7 tonen het verlichtingssamenstel in samengestelde stand, respectievelijk kijkend naar een zijkant en naar onderzijde. Figuur 8 toont het samenstel 1000 in de gedemonteerde stand.
Het eerste klepstuk 100 is bedoeld om vast in een wand, zoals een plafond, te worden bevestigd, hier door middel van het inbouwmontagestuk 600, en om te worden aangesloten op een ventilatiebuis VB voor het toelaten van een luchtstroom door het eerste klepstuk 100. Het tweede klepstuk 200 is beweegbaar ten opzichte van het eerste klepstuk 100 gemonteerd een en ander zodanig dat een luchtdoorstroming door het eerste en tweede klepstuk 100, 200 regelbaar is door het roteren van het tweede klepstuk 200 ten opzichte van het eerste klepstuk 100. Zoals het best te zien is in Figuur 8 omvatten de bevestigingsmiddelen 400 een asdeel 401 dat hier een onderlinge koppeling van het eerste klepstuk 100, het tweede klepstuk 200 realiseert.
Het asdeel 401 steekt door het eerste en tweede klepstuk 100, 200 en bevestigt op die manier het eerste klepstuk 100 aan het tweede klepstuk 200. In de geïllustreerde uitvoering loopt het asdeel 401 door het midden van het eerste en tweede klepstuk 100, 200, en wordt de doorstroming geregeld door het roteren van het tweede klepstuk 200 ten opzichte van het eerste klepstuk 100. In de geïllustreerde uitvoering omvat het asdeel 401 een draadstang 410 en een kop 411. De draadstang kan vastgezet worden voor een moer (niet getoond) of kan samenwerken met een boring in de verlichtingsmodule 300 zoals in de variant van Figuren 1-5. Het is echter ook mogelijk dat de verlichtingsmodule 300 op een andere manier bevestigd wordt in het inbouwmontagestuk 600. Optioneel kan het asdeel 401 een hol asdeel.
Het eerste klepstuk 100 heeft een eerste ventilatiegat 122 en het tweede klepstuk 200 heeft een tweede ventilatiegat 222. Het debiet afkomstig van de ventilatiebuis VB kan men regelen door het tweede klepstuk te roteren, zodat de overlap tussen de ventilatiegaten 122, 222 aangepast wordt.
Het eerste klepstuk 100 is ingericht met verbindingsmiddel 110 voor het verbinden van het eerste klepstuk 100 met het inbouwmontagestuk 600. In de getoonde uitvoering is het eerste klepstuk 100 voorzien van lippen 110 met afmetingen die overeenstemmen met afmetingen van kanalen 667 die voorzien zijn in de mantel 650 van het inbouwmontagestuk 650.
Figuren 9-12 tonen een derde uitvoeringsvorm van een verlichtingssamenstel 1000. Het verlichtingssamenstel 1000 omvat een verlichtingsmodule 300, een eerste klepstuk 100, een tweede klepstuk 200, bevestigingsmiddelen 400 voor het koppelen van de verlichtingsmodule 300 aan het eerste klepstuk 100 en/of aan het tweede klepstuk 200, en een inbouwmontagestuk 600 dat bedoeld is om vooraf in een wand aangebracht te worden en ingericht is om het eerste klepstuk 100, het tweede klepstuk 200 en de verlichtingsmodule 300 op te nemen. Figuren 10 en 12 tonen het verlichtingssamenstel in samengestelde stand. Figuur 9 toont het samenstel 1000 in de gedemonteerde stand.
Het eerste klepstuk 100 is bedoeld om vast in een wand, zoals een plafond, te worden bevestigd, hier door middel van het inbouwmontagestuk 600, en om te worden aangesloten op een ventilatiebuis (niet getoond) voor het toelaten van een luchtstroom door het eerste klepstuk 100.
Het tweede klepstuk 200 is beweegbaar ten opzichte van het eerste klepstuk 100 gemonteerd een en ander zodanig dat een luchtdoorstroming door het eerste en tweede klepstuk 100, 200 regelbaar is door het roteren en transleren van het tweede klepstuk 200 ten opzichte van het eerste klepstuk 100. Zoals het best te zien is in Figuur 12 omvatten de bevestigingsmiddelen 400 een asdeel 401 dat hier een onderlinge koppeling van het eerste klepstuk 100, het tweede klepstuk 200 en de verlichtingsmodule 300 realiseert.
Het asdeel 401 steekt door het eerste en tweede klepstuk 100, 200 en bevestigt op die manier het eerste klepstuk 100 aan het tweede klepstuk 200. In de geïllustreerde uitvoering loopt het asdeel
401 door het midden van het eerste en tweede klepstuk 100, 200, en wordt de doorstroming geregeld door het roteren en transleren van het tweede klepstuk 200 ten opzichte van het eerste klepstuk 100. In de geïllustreerde uitvoering omvat het asdeel 401 een draadstang 410 die samenwerkt met een boring in de verlichtingsmodule 300 zoals in de variant van Figuren 1-5 en die eveneens samenwerkt met een boring in het tweede klepstuk 200, zodanig dat het tweede klepstuk 200 omhoog/omlaag beweegbaar is langs de draadstang. De module 300 heeft een verbindingselement 303 dat is ingericht met een boring om met het onderste deel van het asdeel 401 te worden verbonden. Het eerste klepstuk 100 kan verbonden worden via verbindingsmiddel 110 met het inbouwmontagestuk 600.
Het eerste klepstuk 100 heeft een manteldeel 150 dat zich gedeeltelijk uitstrekt rond het tweede klepstuk 200, zie Figuur 12, waarbij het manteldeel 150 een doorgang met een variabele doorsnede begrenst, bij voorkeur een doorsnede met cen oppervlakte die afneemt, bijvoorbeeld geleidelijk of in stappen, in functie van de afstand tot de verlichtingsmodule 300. Het tweede klepstuk 200 is langs een as (Ca) van het manteldeel 150 beweegbaar, waardoor het debiet geregeld kan worden.
Door het omhoog/omlaag bewegen van het tweede klepstuk 200, kan immers de effectieve doorstromingsruimte D tussen tweede klepstuk 200 en manteldeel 150 aangepast kan worden.
Figuur 12 toont het verluchtingssamenstel in samenstelde stand na inbouw in de wand W.
Optioneel kan het geheel afgewerkt zijn met afwerkingsmaterialen Wp zoals verf en pleister.
Een methode om een gewenste verluchting in een ruimte R te voorzien zal uitgelegd worden aan de hand van Figuur 13. Een luchtstroom generatiemiddel LB voorziet een luchtstroom LS en deze stroom wordt via een netwerk van ventilatiebuizen naar de verlichtingssamenstellen gevoerd zodat zuivere lucht via de verlichtingssamenstellen aan de ruimte afgeleverd kan worden. Het luchtgeneratiemiddel is bijvoorbeeld een elektrische ventilator en bij voorkeur is deze buiten de behuizing van het verlichtingssamenstel geplaatst. Bij voorkeur is er geen elektrische ventilator aanwezig in of nabij het verlichtingssamenstel, aangezien deze voor een geluid zorgt dat typisch als onprettig ervaren wordt. Het netwerk aan ventilatiebuizen kan worden ingebouwd in het plafond, boven en doorheen het plafond of in een verlaagd plafond, ook gekend als een vals plafond. De luchtdoorstroming door verluchtingssamenstellen 1000a,1000b,1000c,1000d wordt afgesteld op basis van beslissingsfactoren die zijn gekozen op basis van bijvoorbeeld: het volume van de ruimte, het grondoppervlak van de ruimte, de afstand van verlichtingssamenstel 1000 tot aan het luchtstroomgeneratiemiddel. Het debiet van de luchtdoorstroming wordt bijvoorbeeld in functie van het grondoppervlak en/of volume van de ruimte ingesteld.
Figuren 14-17 illustreren een uitvoeringsvorm van een inbouwmontagestuk 600 bedoeld om in een wand ingebouwd te worden, voor het monteren van een module 300, zoals een verlichtingsmodule.
In deze uitvoering voorziet het inbouwmontagestuk 600 zelf in een ventilatiekanaal en typisch niet het samenstel met de module 300, dat in het inbouwmontagestuk 600 is ingebouwd.
Het inbouwmontagestuk 600 heeft een buitenmantel 61, en een daarin opgenomen binnenmantel 62, en een verbindingswand 64 tussen de binnenmantel 62 en de buitenmantel 61. De buiten- en binnenmantel 61, 62 zijn zodanig afgemeten en aangebracht dat een opening tussen een eerste einde 614 van de buitenmantel 61 en een eerste overeenstemmend einde 624 van de binnenmantel 62 een ventilatiemond 63 vormt. De verbindingswand 64 strekt zich uit tussen de binnenmantel 62 en de buitenmantel 61, op een afstand van het eerste einde 61a. De buitenmantel 61 is tussen het eerste einde en de verbindingswand 64 voorzien is van ten minste één ventilatieopening 65 voor het aansluiten van een ventilatiebuis VB. De binnenmantel 62 is bij voorkeur ingericht voor het ten minste gedeeltelijk daarin opnemen van de module 300. De binnenmantel 62 kan bijvoorbeeld een binnenwand hebben die is voorzien van verbindingsmiddelen 67 die zijn ingericht om de module te verbinden met het inbouwmontagestuk. Bij voorkeur zijn de binnenmantel 62, de buitenmantel 61 en de verbindingswand 64 integraal vervaardigd zijn uit één stuk.
De buitenmantel 61 is bij voorkeur voorzien van een naar buiten gerichte flens 601 ter vorming van een aanslagvlak bedoeld om tegen een wand, zoals een plafond, aangelegen te zijn. De flens 601 is bij voorkeur voorzien is van meerdere openingen 602. Bij voorkeur heeft de binnenmantel 62 een nagenoeg cilindrische vorm heeft, maar ook andere vormen zijn mogelijk.
De ventilatiemond 63 is begrensd door de onderste rand 62a van binnenmantel 62 en de onderste rand 6la van de buitenmantel 61. De functionele module kan zich in ruimte 68 vastzetten met behulp van verbindingsmiddelen 390, bij voorkeur tenminste één verend element, nog meer bij voorkeur drie verende elementen. Bij voorkeur is de binnenwand 62b van de binnenmantel 62 overeenkomstig ontworpen aan de verbindingsmiddelen 390 van de functionele module 300 zodat de module 300 in de ruimte 68 opgenomen kan worden en zich daarin kan vastzetten. Onder “vastzetten” valt te verstaan dat de module niet naar beneden kan vallen. Bijkomend of als alternatief kan de binnenwand 62b ook voorzien worden van aangrijpingsmiddelen (niet getoond) die op de functionele module kunnen aangrijpen zodat deze in de ruimte 68 gemonteerd kan worden. Bij voorkeur is een en ander zodanig ontworpen dat de functionele module 300 verwijderbaar te verbinden is met het inbouwmontagestuk 600. In de getoonde uitvoering is de functionele module 300 voorzien van een verend element 390 dat zich achter een nok 67 kan aangrijpen. In een andere uitvoering kan eerst een bevestigingsstuk worden vastgezet in de ruimte begrensd door binnenmantel 62 en waarbij één en ander is ontworpen zodat de functionele module op het bevestigingsstuk bevestigbaar is.
Door de ventilatiemond 63 kan lucht stromen die bijvoorbeeld afkomstig is van de ventilatiebuis
VB. De ventilatiebuis VB kan men aansluiten aan de ventilatieopening 65 van het inbouwmontagestuk 600. De koppeling van ventilatiebuis VB aan inbouwmontagestuk 600 kan men voorzien door de ventilatiebuis over randen 65a van de ventilatieopening 65 te schuiven, al dan niet in combinatie met het gebruik van één of meer van de volgende: een klemring, een afdichtingsring, een tussenmontagestuk. De vakman begrijpt dat de ventilatiebuis op verschillende manieren aan de ventilatieopening 65 gekoppeld kan worden.
Het inbouwstuk 600 is verder voorzien van een flens 601 waarbij de kenmerken, voordelen en mogelijke alternatieven hiervan reeds zijn besproken hierboven.
Figuur 17 toont hoe een inbouwmontagestuk 600 in de vrije ruimte van een verlaagd plafond is aangebracht. De functionele module 300 is via ophangmiddel / bevestigingsstuk 330 verbonden met de binnenwand 62b van de binnenmantel 62. De module 300 is voorzien van bekabeling 57 waarbij de bekabeling door de ruimte 68 loopt. De bekabeling kan gekozen zijn uit: elektrische draden, datakabels, ophangkabels en dergelijke. Het verlaagd plafond VP bevindt zich op een afstand d1 van de bovenliggende vloer VL.
Bij voorkeur wijkt een oppervlakte van de ventilatiemond 63 minder dan 20% af van een oppervlakte van de ten minste één ventilatieopening 65 in de buitenmantel 61. Een omtreksrand van de ventilatieopening 6 strekt zich bij voorkeur uit in een eerste vlak, en een omtrekrand van de ventilatiemond 63 strekt zich bij voorkeur uit in een tweede vlak, waarbij het eerste vlak en het tweede vlak nagenoeg loodrecht op elkaar staan. Dit heeft als voordeel dat men de afstand d1 tussen het verlaagd plafond VP en bovenliggende vloer VL klein kan houden. Hierdoor kan men de beschikbare hoogte van de ruimte R vergroten.
Figuren 18 tot 20 tonen nog een andere uitvoeringsvorm van een verlichtingssamenstel 1000. Het tweede klepstuk 200 is hier voorzien van een centraal deel 2004 en beweegbare bladen 200b. De beweegbare bladen 200b worden gekoppeld met het eerste klepstuk 100 door de bladen met het centraal gedeelte 2004 en drukplaat 420 aan te drukken door de schroeven 420a aan te draaien. Bij voorkeur hebben de één of meer beweegbare bladen 200b elk een rotatieas Ra die zich uitstrekt in een richting die ongeveer loodrecht staat op de centrale as Ca. Het eerste klepstuk 100 is ontworpen om een rotatieasdeel 280 van het beweegbaar blad 200b te ontvangen in een overeenkomstig ontworpen opening 283. Op deze wijze staat de rotatieas van het beweegbaar blad 200b loodrecht op de richting van de luchtstroom.
De beweegbare bladen zijn ingericht met tandwielen 250 waarop de tanden 251 van het centraal deel 2004 kunnen aangrijpen. Op die manier kan men de stand van de beweegbare bladen aanpassen waardoor het debiet van de luchtstroom LS regelbaar is. Het centraal deel 2004 is verder voorzien van een knop 210, bij voorkeur ingericht met een indicator die de stand van de beweegbare bladen kan aanduiden. Het draaien aan de knop 210 zorgt ervoor dat de tanden 251 van het centraal deel 2004 de tandwielen 250 van de beweegbare bladen laten roteren zodat de stand van de bladen 200b wordt aangepast. De knop 210 is verder ingericht met een doorvoerkanaal 211 waarin het centraal asdeel 401 van bevestigingsmiddel 400 kan worden opgenomen om het eerste klepstuk en tweede klepstuk bijeen te houden en daartussen een koppeling te voorzien.
De module 300 kan via een verbindingselement 303 verbonden worden met het centraal asdeel 403.
Zoals getoond in Figuur 20 is het verbindingselement 303 ontworpen om te worden verbonden met het centraal asdeel 401. Figuur 20A toont de beweegbare bladen 200b in meer detail. Het blad 200b heeft een bladwand 280 die zich in een gesloten stand in hoofdzaak uitstrekt in een vlak loodrecht op de luchtstroom. Het roteren van het blad rond zijn rotatiecas Ra loodrecht op de luchtstroom zorgt ervoor dat de ruimte in het ventilatiegat 122 waardoor de luchtstroom kan stromen aangepast wordt.
De vakman begrijpt dat vele modificaties en varianten denkbaar zijn binnen het kader van de uitvinding, dat enkel bepaald wordt door de hierna volgende conclusies.

Claims (28)

Conclusies
1. Verlichtingssamenstel (1000) omvattende een verlichtingsmodule (300), een eerste klepstuk (100), een tweede klepstuk (200), en bevestigingsmiddelen (400) voor het koppelen van de verlichtingsmodule aan het eerste en/of het tweede klepstuk; waarbij het eerste klepstuk bedoeld is om vast in een wand, zoals een plafond, te worden bevestigd en om te worden aangesloten op een ventilatiebuis voor het toelaten van een luchtstroom door en/of langs het eerste klepstuk; waarbij het tweede klepstuk beweegbaar ten opzichte van het eerste klepstuk is gemonteerd een en ander zodanig dat een luchtdoorstroming door en/of langs het eerste en tweede klepstuk regelbaar is door het bewegen van het tweede klepstuk ten opzichte van het eerste klepstuk; waarbij de bevestigingsmiddelen een asdeel (401) omvatten dat bij voorkeur een onderlinge koppeling van het eerste klepstuk, het tweede klepstuk en de verlichtingsmodule realiseert.
2. Verlichtingssamenstel volgens conclusie 1, waarbij het asdeel door of in het eerste en tweede klepstuk steekt en deze op die manier bevestigt.
3. Verlichtingssamenstel volgens conclusie 1 of 2, waarbij het tweede klepstuk ter hoogte van het asdeel geklemd is tussen het eerste klepstuk en de verlichtingsmodule of waarbij het eerste klepstuk ter hoogte van het asdeel geklemd is tussen het tweede klepstuk en de verlichtingsmodule.
4. Verlichtingssamenstel volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het eerste en/of het tweede klepstuk een mantel heeft die ten minste gedeeltelijk de verlichtingsmodule omgeeft.
5. Verlichtingssamenstel volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het eerste klepstuk voorzien is van ten minste één eerste ventilatiegat (122) en het tweede klepstuk voorzien is van ten minste één tweede ventilatiegat (222), en waarbij het tweede klepstuk zodanig beweegbaar ten opzichte van het eerste klepstuk is gemonteerd dat een overlap tussen het ten minste één eerste ventilatiegat en het ten minste één tweede ventilatiegat regelbaar is.
6. Verlichtingssamenstel volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het tweede klepstuk roteerbaar gemonteerd is rond een centrale as die samenvalt met een as van het asdeel.
7. Verlichtingssamenstel volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het tweede klepstuk een tweede wand heeft die contact maakt met een daarmee geassocieerde eerste wand van het eerste klepstuk, waarbij het ten minste één tweede ventilatiegat in de tweede wand is gelegen, en het ten minste één eerste ventilatiegat in de eerste wand is gelegen.
8. Verlichtingssamenstel volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het tweede klepstuk voorzien is van een eerste einddeel (201) dat tegen of nabij het eerste klepstuk is gelegen, een zich vanaf het eerste einddeel uitstrekkende mantel (203) die ten minste gedeeltelijk de verlichtingsmodule omgeeft, en een open tweede einde (202); en waarbij het tweede klepstuk roteerbaar is door manipulatie van de mantel door een operator.
9. Verlichtingssamenstel volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de verlichtingsmodule een behuizing (301), een in de behuizing aangebrachte lichtbron (302) en een verbindingselement (303) voor het verbinden van de behuizing met het asdeel omvat.
10. Verlichtingssamenstel volgens de voorgaande conclusie, waarbij het verbindingselement een scharnier (304) omvat zodanig dat de behuizing richtbaar is.
11. Verlichtingssamenstel volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het asdeel door het midden van het eerste en tweede klepstuk loopt.
12. Verlichtingssamenstel volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het eerste klepstuk een manteldeel (150) heeft dat zich uitstrekt rond het tweede klepstuk, waarbij het manteldeel een doorgang met een variabele doorsnede begrenst, bij voorkeur een doorsnede met een oppervlakte die afneemt, bijvoorbeeld geleidelijk of in stappen, in functie van de afstand tot de verlichtingsmodule; en waarbij het tweede klepstuk langs een as (Ca) van het manteldeel beweegbaar is.
13. Verlichtingssamenstel volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het asdeel een draadstang omvat.
14. Verlichtingssamenstel volgens de vorige conclusie, waarbij de verlichtingsmodule voorzien is van een boring die ingericht is om samen te werken met de draadstang.
15. Verlichtingssamenstel volgens conclusie 13 of 14, waarbij het tweede klepstuk voorzien is van een boring die ingericht is om samen te werken met de draadstang, zodanig dat het tweede klepstuk omhoog/omlaag beweegbaar is langs de draadstang.
16. Verlichtingssamenstel volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het asdeel een hol asdeel is met een doorvoerkanaal (402) dat bijvoorbeeld is ingericht om elektrische bekabeling op te nemen.
17. Verlichtingssamenstel volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het samenstel een inbouwmontagestuk (600) omvat.
18. Verlichtingssamenstel volgens de vorige conclusie, waarbij het inbouwmontagestuk een mantel (650) heeft die, bij voorkeur aan een uiteinde daarvan, voorzien is van ten minste één naar buiten gerichte flens (601) ter vorming van tenminste één aanslagvlak dat bedoeld is om tegen een wand, zoals een plafond, gelegen te zijn in de in de wand gemonteerde stand van het inbouwmontagestuk.
19. Verlichtingssamenstel volgens conclusie 17 of 18, waarbij het eerste klepstuk is voorzien van een verbindingsmiddel (110) om het eerste klepstuk met het inbouwmontagestuk (600) te verbinden, waarbij bij voorkeur het verbindingsmiddel is geselecteerd uit: een klik-fit systeem en/of een afdichtingsring.
20. Verlichtingssamenstel volgens de vorige conclusie, waarbij het verbindingsmiddel ten minste twee verende elementen (110) omvat die bij voorkeur in één stuk gevormd zijn met het eerste klepstuk, welke verende elementen ingericht zijn om samen te werken met overeenstemmende nokken (667) van het inbouwmontagestuk.
21. Verlichtingssamenstel volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het tweede klepstuk voorzien is van een vernauwing (230), bijvoorbeeld om de luchtstroom in de richting van de verlichtingsmodule te voeren.
22. Verlichtingssamenstel volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het tweede klepstuk voorzien is van een centraal deel (200a) en één of meer beweegbare bladen (200b), waarbij het asdeel bij voorkeur door het centraal deel loopt.
23. Verlichtingssamenstel volgens de voorgaande conclusie, waarbij het centraal deel (2002) en de één of meer beweegbare bladen (200b) voorzien zijn van een koppelmechanisme, bijvoorbeeld met tandwielen, dat zodanig is ingericht dat de stand van de één of meer beweegbare bladen (200b) regelbaar is door het centraal deel te roteren, bij voorkeur rond het asdeel.
24. Verlichtingssamenstel volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het tweede klepstuk een integraal gevormd deel is of meerdere onderling gekoppelde delen omvat.
25. Verlichtingssamenstel (1000) omvattende een verlichtingsmodule (300), een eerste klepstuk (100), en een tweede klepstuk (200); waarbij het eerste klepstuk bedoeld is om vast in een wand, zoals een plafond, te worden bevestigd en om te worden aangesloten op een ventilatiebuis voor het toelaten van een luchtstroom door en/of langs het eerste klepstuk; waarbij het tweede klepstuk beweegbaar ten opzichte van het eerste klepstuk is gemonteerd een en ander zodanig dat een luchtdoorstroming door en/of langs het eerste en tweede klepstuk regelbaar is door het bewegen van het tweede klepstuk ten opzichte van het eerste klepstuk; waarbij het tweede klepstuk voorzien is van een eerste einddeel (201) dat tegen of nabij het eerste klepstuk is gelegen, een zich vanaf het eerste einddeel uitstrekkende mantel (203) die ten minste gedeeltelijk de verlichtingsmodule omgeeft, en een open tweede einde (202); en waarbij het tweede klepstuk roteerbaar is door manipulatie van de mantel door een operator.
26. Verlichtingssamenstel volgens conclusie 25, verder omvattende een asdeel (401) dat een onderlinge koppeling van het eerste klepstuk, het tweede klepstuk en de verlichtingsmodule realiseert.
27. Methode voor het voorzien van verluchting in een ruimte (R), waarbij de methode de volgende stappen omvat: — het voorzien van een verlichtingssamenstel volgens één der voorgaande conclusies en het samenstellen en monteren van het verlichtingssamenstel in een wand, zoals een plafond, van de ruimte; — het aansluiten van het eerste klepstuk op een ventilatiebuis voor het toevoeren of afvoeren van een luchtstroom (LS); — het afstellen van een luchtdoorstroming door en/of langs het eerste en tweede klepstuk van het verlichtingssamenstel door het bewegen van het tweede klepstuk ten opzichte van het eerste klepstuk.
28. Methode volgens de vorige conclusie, waarbij de luchtstroom (LS) wordt voorzien door een luchtstroom-generatiemiddel (LB) dat is gelegen buiten het verlichtingssamenstel en waarbij de stap van het afstellen omvat: het afstellen van de luchtdoorstroming op basis van een afstand tussen het luchtstroom-generatiemiddel en het verlichtingssamenstel en/of op basis van een volume van de ruimte en/of op basis van een grondoppervlakte van de ruimte.
BE20215694A 2021-08-27 2021-09-07 Verlichtingssamenstel BE1029732B1 (nl)

Priority Applications (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20215694A BE1029732B1 (nl) 2021-09-07 2021-09-07 Verlichtingssamenstel
PCT/EP2022/073981 WO2023025967A1 (en) 2021-08-27 2022-08-29 Mounting piece for lighting module
PCT/EP2022/073983 WO2023025969A1 (en) 2021-08-27 2022-08-29 Assembly for a light fixture system
PCT/EP2022/073982 WO2023025968A1 (en) 2021-08-27 2022-08-29 Lighting assembly

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20215694A BE1029732B1 (nl) 2021-09-07 2021-09-07 Verlichtingssamenstel

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1029732A1 BE1029732A1 (nl) 2023-03-29
BE1029732B1 true BE1029732B1 (nl) 2023-04-03

Family

ID=78077947

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE20215694A BE1029732B1 (nl) 2021-08-27 2021-09-07 Verlichtingssamenstel

Country Status (1)

Country Link
BE (1) BE1029732B1 (nl)

Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
KR20130117417A (ko) * 2012-04-17 2013-10-28 강성실 조명이 구비된 환기구
WO2016132361A1 (en) * 2015-02-17 2016-08-25 Chocolate Lighting Company Ltd Track lighting system
KR20170133122A (ko) * 2016-05-25 2017-12-05 주식회사 비엘케이 조명기구 일체형 디퓨져
GB2582259A (en) * 2019-03-01 2020-09-23 Sleep Safe Systems Ltd Ventilation fixture
WO2021144774A1 (en) * 2020-01-16 2021-07-22 Prado Europe Bv Air outlet with electrical appliance
CN113294906A (zh) * 2020-02-21 2021-08-24 重庆海峻机电设备有限公司 一种带射灯的可控风门

Patent Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
KR20130117417A (ko) * 2012-04-17 2013-10-28 강성실 조명이 구비된 환기구
WO2016132361A1 (en) * 2015-02-17 2016-08-25 Chocolate Lighting Company Ltd Track lighting system
KR20170133122A (ko) * 2016-05-25 2017-12-05 주식회사 비엘케이 조명기구 일체형 디퓨져
GB2582259A (en) * 2019-03-01 2020-09-23 Sleep Safe Systems Ltd Ventilation fixture
WO2021144774A1 (en) * 2020-01-16 2021-07-22 Prado Europe Bv Air outlet with electrical appliance
CN113294906A (zh) * 2020-02-21 2021-08-24 重庆海峻机电设备有限公司 一种带射灯的可控风门

Also Published As

Publication number Publication date
BE1029732A1 (nl) 2023-03-29

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US10557622B2 (en) Recessed lighting fixture with orientation adjusting apparatus
US20210254812A1 (en) Polymer housing for a recessed lighting system and methods for using same
US10274176B2 (en) Adjustable dual optic directional lamp assembly
CA1264158A (en) Sloped ceiling recessed light fixture
US8814513B2 (en) Ceiling mounted ventilation fan with illumination
CA2910051C (en) Hinge-mounted rotating base spotlight
US8636389B2 (en) Projection street lamp
US6991534B2 (en) Adjustable vent
CA3081613A1 (en) Combined ventilation and illumination system
US11629844B2 (en) Lighting device module trim member
BE1029732B1 (nl) Verlichtingssamenstel
BE1029735B1 (nl) Inbouwmontagestuk voor verlichtingsmodule
CN112198742A (zh) 一种散热灯座组件及摄影柔光箱
US11441768B1 (en) Adjustable lighting device module and system
US9404643B2 (en) One piece LED module with rotatable face
US11736842B2 (en) Speaker horn with rotatable radiation characteristic, speaker arrangement and speaker box
WO2023025967A1 (en) Mounting piece for lighting module
WO2008150288A1 (en) Lighting fixture assembly with track-extending rotation arm
US11466848B1 (en) Light engine module mates with heat sink
CN216644164U (zh) 一种屏幕挂扇灯
CN213517834U (zh) 一种散热灯座组件及摄影柔光箱
JP6536811B2 (ja) 照明装置
JP6558689B2 (ja) 照明器具
WO2019238632A1 (en) Luminaire, mounting kit and mounting method

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20230403