BE1029466B1 - Scharnier voor een raam of een deur met scharnierblad met bijhorend hulpstuk met regelbare dikte voor de zijdelingse regeling van het raam of de deur - Google Patents

Abstract

Scharnier voor een raam of deur met een scharnierblad (6) en bijhorend hulpstuk (11) bedoeld om gemonteerd te worden tussen het scharnierblad (6) en een profiel (2, 3) van een raam of deur waarop het scharnierblad (6) bevestigd wordt, waarbij de dikte (D) van het hulpstuk (11) regelbaar is en is samengesteld uit twee hoofdzakelijk plaatvormige delen (11a en 11b) die met één zijde tegen elkaar zijn aangebracht en op deze zijden zijn voorzien van in elkaar grijpende complementaire vertandingen (11c, 11d) die zodanig zijn dat wanneer beide delen (11a en 11b) in een schuifrichting in één of andere zin ten opzichte van elkaar worden verschoven, de dikte (D) van het hulpstuk (11) toeneemt of afneemt, daardoor gekenmerkt dat het scharnierblad (6) en het daarmee in contact zijnde plaatvormig eerste deel (11a) van het hulpstuk (11) op de naar elkaar gekeerde zijden zijn voorzien van uitsteeksels (12) en complementaire uitsparingen (13) waarmee zij in elkaar grijpen.

Description

Scharnier voor een raam of deur met scharnierblad met bijhorend hulpstuk met regelbare dikte voor de zijdelingse regeling van het raam of de deur, Be uitvinding heeft beirekking op een scharnier voor een raam of deur met scharnierbiad met bijhorend hulpstuk met regelbare dikte voor de zijdelingse regeling van het raam of de deur, 16 Voor de rest van de beschrijving zal er vooral gesproken worden over ramen, wetende dat dit ook evengoed voor deuren van toepassing is en omgekeerd.

IS Voor het monteren van een draaibare vleugel van een raam in net vast Kader van het raam wordt gebruik gemaakt van scharnieren die zoals bekend worden gevormd door twee scharnierbladen waarmee het scharnier wordt bevestigd aan de vleugel en het vast kader, waaroij de scharnierdelen scharnierbaar met elkaar zijn verbonden door middel van een scharnierpen.

Bij de montage van de vleugel in het vast kader is het belangrijk dat de zijdelingse positie van de vleugel in het vast Kader kan geregeld worden om de deur of raam makkelijk zonder stroppen te kumnen open- en dichtdraaien en om het sluitmechanisme zonder wringen makkelijk te kunnen bedienen, Het is reeds bekend uit het BE 1.016.414 en het BE 1.022.083, M cocvereenstemmend met EP 2.993.290, dat hiervoor sen hulpstuk kan gebruikt worden met regelbare dikte dat bij de montage van het raam of deur wordt aangebracht tussen het scharnier en het profiel van het raam of deur waarop het scharnier wordt bevesiigd, meer speciaal tussen het profiel en scharnierblad waarmee het scharnier op het profiel wordt gemonteerd.

Dit hulpstuk van het bekende type is samengesteld uit twee plaatvormige delen die met één zijde tegen elkaar zijn aangebracht en die elk op deze zijde zijn voorzien van een wigvormig reliëf met wigvormige elementen die zodanig zijn dat, wanneer beide gelen met hun wigvormige Landen ten opzichte van elkaar verschoven worden in de langsrichting van de tanden, de plaatvormige delen als het ware uit elkaar is bewegen waardoor de dikte van het hulpstuk kan geregeld worden.

De dikte van het hulpstuk is op die manier instelbaar tussen een minimum dikte waarbij de wigvormige tanden mazimaal in eikaar grijpen, bijvoorbeeld over de volledige hoogte of diepte van de Landen, en een maximum dikte waarbij de tanden minder diep in elkaar grijpen.

Bij de bekende uitvoeringen zijn de naar elkaar gerichte contactzijden van het scharnierblad en van het hulpstuk vlak uitgevoerd om een verschuiving ten opzichte van elkaar mogelijk te maken voor de zijdelingse regeling.

De minimale totaaidikte die door het scharnierblad samen met 38 het huipstuk in gemonteerde toestand in de sponning tussen het vast kader en de vleugel van het raam wordt ingenomen is in dat geval gelijk aan de son van de dikte van het scharnierblad en de voornoemde minimum dikte van het hulpstuk. 3 Zoe groter de minimum totaaldixte van het scharnierblad met hulpstuk, opgelegd door een vereiste stevigheid van het gcharnier, hoe kleiner de beschikbare regelafstand van de zijdelingse regeling voor een gegeven diepte van de sponning.

Omgekeerd, hoe kleiner de beschikbare diepte van de sponning VOOr een gegeven regelafstand, hoe kleiner de minimum totaaldikte en dus hoe kleiner de diktes van het scharnierblad en/of van het hulpstuk en dus hoe zwakker het scharnier en de daaruit voortvloeiend toegelaten maximum belasting van het scharnier, bpijvoorbeeld te wijten aan het gewicht van de vleugel van het raam, Dit resulteert bij de bekende scharnieren in het nadeel dat 29 bij ontwerp een keuze moet gemaakt worden tussen een grotere regelafstand of een steviger scharnier of een compromis Lussen beiden. Deze moeilijke keuze doet zich vooral voor bij scharnieren 23 met cen as die zichtbaar is aan de buitenkant van het raam en een bevestiging van de scharnierbladen onzichtbaar in gesloten toestand van het raam in de sponning tussen het vast kader en de vleugel. Bij dit type van scharnieren doet zich het probleem voor dat er vaak te weinig ruimte is voor een voldoende stevig scharnier, dit gecombineerd mét het gewenste zijdelings regelbereik.

De huidige uitvinding heeft tot doel aan één of meer van de voornoemde en andere nadelen en problemen een oplossing Le Dieden, Hiertoe betreft de uitvinding een scharnier voor een raam of 18 deur met een scharnierblad met bijhorend hulpstuk dat bedoeld is om gemonteerd Le worden tussen het scharnierblad en een profiel van het raam of deur waarcp het scharnierblad bevestigd wordt, waarbij de dikte van het hulpstuk regelbaar is voor de zijdelingse regeling van het raam of de deur, welk huipstuk is samengesteld uit twee hoofdzakelijk plaatvormige delen, respectievelijk een eerste deel dat in gemonteerde toestand in contact is met het scharnierblad en sen tweede deel, welke delen in gebruik met één zijde tegen elkaar zijn aangebracht en die op deze zijden zijn voorzien van in elkaar grijpende complementaire vertandingen die zodanig zijn dat wanneer beide gelen in een schuifrichting volgens de lengterichting van de vertandingen in één of andere zin ten opzichte van elkaar worden verschoven, de dikte van het hulpstuk toeneemt of afneemt in een richting loodrecht op het scharnierblad, waarbij in gemonteerde toestand van het scharnier met het hulpstuk tussen het scharnierblad en het profiel, het scharnierblad en het daarmee in contact zijnde plaatvormig eerste deel van het hulpstuk op de naar elkaar gekeerde zijden zijn voorzien van uitsteeksels en 39 complementaire uitsparingen waarmee zij in elkaar grijpen,

met ais kenmerk dat de uitsparinocen in het eerste deel van het huipstuk zijn uitgespaard binnen de dikte van de tanden van de vertanding van het eerste deel.

5 Doordat het scharnierblad en het huipstuk in elkaar grijpen bekomt men volgens de uitvinding dat in gemonteerde toestand de minimum totaaldikte van het scharnierblad samen het tuipstuk kleiner is dan bij de gekende scharnieren die in gemonteerde toestand met een vlakke zijde tegen elkaar zijn 18 gemonteerd.

Dit betekent dat, ten opzichte van de bekende scharnieren met hulpstuk, voor een gelijkblijvend regelbereik van de dikte van het hulpstuk er meer plaats overblijft in de sponning 18 tussen het vast kader en de vleugel van het raam, waardoor er meer ruimte is om een dikker en dus steviger scharnier te kunnen Loepassen, Op dezelfde manier kan, voor een gelijkblijvende dikte van het scharnierblad, een hulpstuk worden Loegepast met een groter regelbereik, De vrijgekomen ruimte kan vanzelfsprekend ook benut worden ten voordele van een steviger scharnierblad samen met een groter regelbereik, Voorkeurdragend zijn de uitsteeksels en uitsparingen gevormd ais ribben en groeven die zich in de breedterichting uitstrekken loodrecht op de schuifrichting van het hulpstuk en bi] voorkeur over de volledige breedte van het scharnierbiad en van het hulpstuk. Bij voorkeur grijpen de uitsteeksels en uitsparingen passend in elkaar zonder speling of met slechts geringe speling in de &chuifrichting, zodat het scharnierblad en het eerste deal van het hulpstuk niet ongewild ten opzichte van elkaar kunnen verschuiven tijdens de zijdelingse regeling van de positie en van de vieugel van het vast kader van het raam.

it Volgens de uitvinding zijn de uitsparingen in het eerste deel van het hulvstuk uitgespaard binnen de dikte van de Landen van de vertanding van het eerste deel.

De grootste piaatswinst ten voordele van de sterkte van het 13 scharnier of van het regelbereik kan bekomen worden met een nulpstuk waarvan de hoogte van de vertanding van de beide plaatvormige delen ongeveer gelijk of iets kleiner is dan de dikte van elk deel apart genomen, Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, is hierna als voorbeeld zonder enig beperkend karakter een voorkeurdragende uitvoeringsvorm beschreven van sen scharnier met bijhorend hulpstuk volgens de uitvinding, met verwijzing naar bijgaande tekeningen, waarin: figuur 1 schematisch en in perspectief een gedeelte van een opengedraaid raam weergeeft dat is uitgerust met een scharnier en een huipstuk zoals bekend uit het verleden; figuur £ een doorsnede weergeeft volgens lijn II-IT in figuur 1 , doch in een gesloten toestand van het raam:

figuur 3 een doorsnede coont volgens lijn III-III in figuur 2: figuur 4 een doorsnede toont zoals deze van figuur 3, doch voor een andere regelstand van het hulpstuk; figuur 5 een perspectief zicht weergeeft van een scharnier met hulpstuk volgens de uitvinding in deels uiteengenomen toestand; figuur 6 een doorsnede ccont zoals deze van figuur 4 maar voor de uitvoeringsvorm van fiqguur 5; 19 figuur 7 de doorsnede van figuur & toont in sen andere zegelstand van het hulpstuk, figuur B een doorsnede weergesft zoals deze van fiquur 6 voor zeen alternatieve uitvoeringsvorm van de uitvinding.

Figuur 1 toont een gedeelte van sen raam 1 bevattende een profiel 2 van het vast kader van het raam 1 en een profiel 3 van de vieugel van het raam 1, welke profielen Z en 3 scharnierend met elkaar verbonden zijn door middel van een scharnier 4 dat is samengesteld uit twee scharnierbladen 6 en 328 7 die door middel van een scharnierpen 8 ter plaatse van sen knoop 5 van het scharnier met elkaar verbonden zijn. Het scharnier 4 is op de profielen 2 en 3 bevestigd door middel van schroeven 3 die doorheen doorgangen in de schroefbladen 7 en 8 in de voornoemde profielen 2 en 3 zijn geschroefd. Hel raam is in dit geval van het type waarbij de knoop 5 met de scharnierpen 8 van de scharnieren 4 zichtbaar is aan de 36 buitenkant van het raam 1 en de bevestiging van de scharnierbiaden © en 7 aan de profielen 2 en 3 bij een gesioten raam 1 verscholen zit in de sponning 12 of ingesloten ruimte tussen het profiel 2 van het vast kader en het profiel 3 van de vleugel.

Het scharnierblad 7 is in net voorbeeld van figuur 1 voorzien van een uitsparing voor het tweede scharnilerblad 6 in de gesloten toestand van het scharnier 4.

in Het scharnier 4 bevat een hoofdzakelijk plaatvormig hulpstuk 11 van het bekende type dat in dit geval tussen het scharnierblad 6 en het profiel 3 is gemonteerd, Het bekende hulpstuk 21 is samengesteid uit Lwee is hoofdzakelijk plaatvormige delen lila en llb, respectievelijk een eerste deel lia dat in gemonteerde toestand in contact is met het scharnierbdblad 6 en een tweede deel 11b waarmee het hulpstuk 13 tegen het profiel 3 is aangebracht.

In gebruik zijn de beide delen 1la en lib met één zijde tegen elkaar aangebracht, waarbij deze zijden zijn voorzien van in elkaar grijpende complementaire wigvormige vertandingen, respectievelijk llc en ild die zodanig zijn dat wanneer beide deien 11a en Ti in een schuifrichting volgens de lengterichting (K-X’} van de vercandingen in één of andere zin ten opzichte van elkaar worden verschoven, de regelbare dikte D van het hulpstuk 11 toeneemt of afneemt in een richting loodrecht op het vlak van het scharnierblad 6 of anders gezegd loodrecht op de vlakke onderzijde van het nulpstuk 11.

a In het voorbeeld is het hulpstuk zo georiënteerd dat de schuifrichting X-X’ evenwijdig is aan de lengterichting van de profielen 2 en 3 en daarmee ook evenwijdig aan de as van de scharnierpen 8. In figuur à is sen situatie weergegeven waarin de vertandingen van de twee delen lla en lib van het hulpstuk 11 maximaal in elkaar grijpen, wat resulteert in een minimum i6 dikte Dmin van het hulpstuk 11, terwijl in de situatie van figuur 3 de delen ila en llb maximaal in de sohuifrichting X- X’ ten opzichte van elkaar zijn verschoven, wat resulteert in een maximum dikte Dmax van het hulpstuk 11 waarbij de vertandingen llc en lid van beide delen elkaar nog voldoende moeten overlappen in de schuifrichting X-X’ om een voldoende steunviak te hebben zussen belden. Dit resuiteert in een regelbereik AD = Dmax — Duin, De minimum dikte Dmin van het hulpstuk 11 wordt in het geval van de figuren voornamelijk bepaald door de hoogte of dikte van de vertanding lic en ild gemeten in een richting loodrecht op het vlak van de onderzijde van het hulpstuk 11.

Door de regeling van de dikte D van het hulpstuk 11 is het mogelijk om de zijdelings afstand E te regelen van het profiel 3 van de vleugel ten opzichte van het profiel 2 van het vast kader, zoals aangegeven met de dubbele pijl P in Figuur 2, en dit tussen: 38

= gen minimum afstand Emin, zoals in fiquur 4, — en een maximum afstand Emax zoals in figuur 3, waarbij Emax gelijk is aan de gezamenlijke maximum Lotaaldikte van het schamierblad 6 en het hulpstuk 11: Emax = Dmax + F Voor de maximum totaaldikte Emax van het scharnierblad 6 en de huipstuk 11 is men beperkt door de beschikbare ruimte 10 tussen het profiel 2 van het vast kader en het profiel 3 van de vieugel, meer bepaald de beschikbare afstand A cussen de profielen 2 en 3, waardoor er bij ontwerp met de gekende toepassingen van de figuren 2 tot 4 gekozen moet worden tussen: = hetzij het beperken van de maximum dikte Dmax van het hulpstuk 11 ten koste van het recelbereik van het hulpstuk 211: 2G « netzij net beperken van de dikte F van het scharnierblad & ten koste van de sterkte van het scharnierblad € en dus van het draagvermogen van het scharnier 4; = hetzij een combinatie hiervan, De uitvinding is bedoeld om meer ruimte te creëren ten voordele van een groter regelbereik AD en/of van een grotere dikte F van het scharnierbiad 6,

Dit wordt bereikt door een combinatie van een scharnierblad € met een hulpstuk 11 volgens de uitvinding zoals weergegeven in de figuren 5 tot 8, waarbij in dit geval, in gemonteerde toestand van het scharnier 4, het soharnierblad 6 en het daarmee in contact zijnde plaatvormig eerste deel lla van het hulpstuk 11 over een zekere diepte K in elkaar grijpen zoals weergeven, dit in tegenstelling tot de bekende situatie van de figuren 1 tot 4 waarin het scharnierblad 6 en het hulpstuk ll met een vlakke zijde tegen elkaar zijn aangebracht.

In de uitvoeringsvorm van de figuren 5 tot 8 wordt dit gerealiseerd doordat het scharnierblad 6 en het serste deel lia van het hulpstuk 11 op de naar elkaar toe gekeerde zijden zijn voorzien van uitsteeksels 12 in de vorm van ribben die passen in complementaire uilsparingen 13 in de vorm van groeven in het eerste deel lla van het hulpstuk 11, De ribben 12 en groeven 13 strekken zich in de breedte uit in een richting Y-Y‘ loodrecht op de schuifrichting X-X" van het hulpstuk 11 over de breedte van het scharnierbiad 6 en van het huipstuk 11. In het voorbeeld hebben de ribben 12 gen dikte overeenstemmend met de dikte K van het overlappend gedeelte tussen scharnierblad & en hulpstuk 1l en een breedte B nagenoeg cvereenstemmend met de breedte van de groeven 13. De groeven 13 in het hulpstuk 11 zijn uitgespaard in het materiaal van de tanden van de vertanding llc van het serste 34 des! lia van het hulpstuk, meer bepaald binnen de dikte of hoogte van deze vertanding llc, waarbij bij voorkeur in elke Land van de vertanding llc een groef 13 is voorzien. Bij voorkeur is de dikte van de vertandingen lic en 110 van de beide claatvormige delen lla en lib, op een kleine dikte na, ongeveer gelijk aan de dikte van elk deel apart genomen en bij voorkeur ongeveer gelijk aan de minimum dikte Dmin van het hulpstuk il.

De vitsteekszels 12 in de vorm van ribben in figuur 6 zorgen voor een verdikking en dus een versterking van het scharnierbiad 6, althans voor zover de uitsteeksels zorgen voor een extra dikte K ten opzichte van het scharnierblad 6 van figuur 4 zonder uitsteeksels, De uitsparingen 13 in het hulpstuk 11 zorgen voor een verzwakking van het hulpstuk 11 bij gelijkblijvende dikte Dmin, maar in combinatie met het versterkte scharnierblad 11 bekomt men toch voldoende steun.

Voor eenzelfde minimum dikte Dmin van het hulpstuk 11 en eenzelfde minimum totaaldikte Emin biedt de uitvinding toch het voordeel van een versterkt scharnier 4.

In figuur 8 is een alternatieve uitvoering weergegeven waarbij in dit geval de minimum totaaldikte Emin van het scharnieblad 6 en het hulpstuk samen dezelfde is als deze van figuur 4, maar ditmaal in combinatie met een hulpstuk 11 met grotere minimum dikte [min en met een groter regelbereik AD, dit lichtelijk ten koste van de sterkte van het scharnierblad ll omdat in dit geval de uitsteeksels 12 zijn bekomen door lokaal verminderde dikte van het scharnierblad 6 ten opzichte van figuur 4, Bij voorkeur is een niet in de fiquren weergegeven geleiding voorzien in de schuifrichting X-X’ van het hulpstuk 11, welke geleiding kan voorzien zijn ter plaatse van het scharnier à of van het hulpstuk 11 of van het profiel 2, Voigens een niet weergegeven uitvoeringsvorm kan het hulpstuk li voorzien zijn van meerdere complementaire vertandingen llc en lid die zich in de breedte van het hulpstuk 11 naast elkaar in de schuifrichting K-X’ uitstrekken en die ten cpzichte van elkaar in de lengterichting X-X' zijn verschoven over een afstand die kleiner is dan de steek van de vertandingen llc, lld, waardoor een voorncende geleiding ter plaatse van het hulpstuk 11 zelf kan worden gersaliseerd.

Het is duidelijk dat het scharnierbiad 6 en het hulpstuk 11 kunnen voorzien zijn van doorgangen voor de voornoemde schroeven 3 in de vorm van slipgeten om bij de zijdelingse regeling van de vleugel een onderlinge verschuiving toe te laten van de delen lila en 115 van het hulpstuk 11 ten opzichte van elkaar.

Het is eveneens duidelijk dat de uitsteeksels 12 en uitsparingen 13 niet noodzakelijk als ribben en groeven moeten zijn uitgevoerd, maar om het even welke in elkaar grijpende vormen kunnen hebben,

Ld Het spreekt voor zich dat het hulpstuk 11 ook op het profiel 2 van het vast kader kan gemonteerd worden in plaats van op het profiel 3 van de vleugel,

De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de hiervoor beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvorm, doch dergelijk scharnier met bijhorend hulpstuk kan in verschiliende varianten worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden,

19

Claims (1)

1. Conclusies.

   L,- Scharnier voor een raam of deur met een scharnierblad (6) met bijhorend hulpstuk {11} dat bedoeld is om gemonteerd te worden tussen het scharnierblad (6} en een profiel (2,3) van het raam {1} of deur waarop het scharnierblad (6) bevestigd wordt, waarbij de dikte {(D} van net hulpstuk {11} regelbaar is voor de zijdelingse regeling van het raam {1} of de deur, lo welk hulpstuk {11} is samengesteld uit twee hoofdzakelijk piaatvormige delen {lla en 110}, respectievelijk een eerste deel {lia} dat in gemonteerde toestand in contact is met het scharnierblad {6} en een tweede deel (11kb), welke delen (lla lib} in gebruik met één zijde tegen elkaar zijn aangebracht en die op deze zijden zijn voorzien van in elkaar grijpende complementaire vertandingen (lîc,l11d) die zodanig zijn dat wanneer beide delen {lia en 116} in sen schuifrichting voigens de lengterichting (X-X’} van de vertandingen in één of andere zin ten opzichte van elkaar worden verschoven, de dikte (D) van het hulpstuk {11} toeneemnt of afneemt in een richting loodrecht op het scharnierblad {6}, waarbij in gemonteerde toestand van het scharnier {4} met het hulpstuk (11) tussen het scharnierblad {6} en het profiel (2,3), het scharnierblad (65) en het daarmee in contact zijnde plaatvormig eerste deel {illa} van het hulpstuk {11} op de naar elkaar gekeerde zijden zijn voorzien van uitsteeksels {12} en complementaire uitsparingen {13} waarmee zij in elkaar grijpen, daardoor gekenmerkt dat de uitsparingen (13) In het eerste deel (11a) van het 39 hulpstuk {11} zijn uitgespaard binnen de dikte van de tanden van de vertanding {llc} van het eerste deel {lila}.

   2. Scharnier volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de uitsteeksels en uitsparingen (12,13) zijn gevormd als ribben en groeven die zich in de breedterichting (Y-Y'} uitstrekken ioodrecht op de schuifrichting {(X-X'} van het hulpstuk (11).

   3. Scharnier volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat de uitsteeksel en uitsparingen {12,13} in de vorm van it ribben en groeven zich uitstrekken over de volledige breedte van het scharnierblad {6} en van het hulpstuk (11).

   4.- Scharnier volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de uitsteeksels en complementaire uitsparingen (12,13) van het scharnierblad (65) en van het eerste deci (1la) van het hulpstuk (11) passend in elkaar grijpen.

   5. Scharnier volgens één van de voorgaande conclusies, 24 daardoor gekenmerkt dat in elke tand van de vertanding (lic) van het eerste deel (îla) van het hulpstuk {11} van een uitsparing {13} is voorzien en het scharnierblad 16} voor elke uitsparing {13} is voorzien van een complementair uitsteeksel (123, 6&.- Scharnier volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de dikte of hoogte van de vertandingen {lic ild) van de plaatvormige delen ({lia,11b} ongeveer gelijk of iets kleiner is dan de dikte van elk deel apart genomen,

   7.- Scharnier volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het scharnier (4! en/of het nuipstuk (il} 18 voorzien van een geleiding om één of beide delen illa, lib} van het huipstuk (11) ten opzichte van elkaar Le verschuiven in de schuifrichting {X-X’) bij de zijdelingse regeling van het raam {1} of van de deur.

   B.

   Scharnier volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het hulpstuk {11} is voorzien van meerdere vertandingen {llc lld) die zich in de breedte naast elkaar volgens de schuifrichting {X-X’} uitstrekken en die ten cpzichte van elkaar in de schuifrichting {M-X’} zijn verschoven over een afstand die kleiner is dan de steek van de vertandingen {llc,lid).