BE1028244B1 - Lierinrichting en samenstel voor het aan land lieren van een scheepstros - Google Patents

Lierinrichting en samenstel voor het aan land lieren van een scheepstros Download PDF

Info

Publication number
BE1028244B1
BE1028244B1 BE20205574A BE202005574A BE1028244B1 BE 1028244 B1 BE1028244 B1 BE 1028244B1 BE 20205574 A BE20205574 A BE 20205574A BE 202005574 A BE202005574 A BE 202005574A BE 1028244 B1 BE1028244 B1 BE 1028244B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
winch
winch drum
axis
support
lifting
Prior art date
Application number
BE20205574A
Other languages
English (en)
Inventor
Pepijn Adrien Nuijten
Original Assignee
Vebo
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Vebo filed Critical Vebo
Priority to BE20205574A priority Critical patent/BE1028244B1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1028244B1 publication Critical patent/BE1028244B1/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B63SHIPS OR OTHER WATERBORNE VESSELS; RELATED EQUIPMENT
    • B63BSHIPS OR OTHER WATERBORNE VESSELS; EQUIPMENT FOR SHIPPING 
    • B63B21/00Tying-up; Shifting, towing, or pushing equipment; Anchoring
    • B63B21/16Tying-up; Shifting, towing, or pushing equipment; Anchoring using winches
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B66HOISTING; LIFTING; HAULING
    • B66DCAPSTANS; WINCHES; TACKLES, e.g. PULLEY BLOCKS; HOISTS
    • B66D1/00Rope, cable, or chain winding mechanisms; Capstans
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B66HOISTING; LIFTING; HAULING
    • B66DCAPSTANS; WINCHES; TACKLES, e.g. PULLEY BLOCKS; HOISTS
    • B66D1/00Rope, cable, or chain winding mechanisms; Capstans
    • B66D1/60Rope, cable, or chain winding mechanisms; Capstans adapted for special purposes
    • B66D1/74Capstans
    • B66D1/7421Capstans having a vertical rotation axis
    • B66D1/7426Capstans having a vertical rotation axis driven by motor only
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B66HOISTING; LIFTING; HAULING
    • B66DCAPSTANS; WINCHES; TACKLES, e.g. PULLEY BLOCKS; HOISTS
    • B66D1/00Rope, cable, or chain winding mechanisms; Capstans
    • B66D1/60Rope, cable, or chain winding mechanisms; Capstans adapted for special purposes
    • B66D1/74Capstans
    • B66D1/7489Capstans having a particular use, e.g. rope ascenders

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Combustion & Propulsion (AREA)
  • Ocean & Marine Engineering (AREA)
  • Jib Cranes (AREA)

Abstract

Lierinrichting, omvattend: een liertrommel met een trommeloppervlak, voor het opnemen van een lengte van de scheepstros daarop, welke een longitudinale centrale as heeft die een rotatieas is en die hoofdzakelijk verticaal is georiënteerd; een liertrommelaandrijving, bevestigd aan de liertrommel en die is aangepast voor het aandrijven van een rotatie van de liertrommel rond de rotatieas; en een frame, omvattend een liertrommelsteun met een steunoppervlak dat zich loodrecht op de rotatieas bevindt en dat een eerste uiteinde van de liertrommel ondersteunt, waarbij dat frame de liertrommel omringt en is voorzien van ten minste twee hefelementen die aan een voertuig zijn te bevestigen, waarbij een hefring en twee hefpunten vast zijn verbonden met de liertrommelsteun, waarbij die twee hefpunten zich aan tegenover elkaar liggende zijden van de rotatieas bevinden, met een hefas die zich daar tussenin uitstrekt, loodrecht op de rotatieas, en waarbij een horizontale afstand tussen de hefring en de hefas tussen 0,5 en 1,5 keer de breedte van de liertrommel is, bij voorkeur tussen 0,75 en 1,25 keer de breedte van de liertrommel.

Description

' BE2020/5574 Lierinrichting en samenstel voor het aan land lieren van een scheepstros Gebied van de uitvinding
[0001] De onderhavige inrichting heeft betrekking op een lierinrichting voor het aan land lieren van een scheepstros, omvattend: een liertrommel met een trommeloppervlak, voor het opnemen van een lengte van een hieuwlijn daarop, welke een longitudinale centrale as heeft die een rotatieas is en die hoofdzakelijk verticaal is georiënteerd; een liertrommelaandrijving, bevestigd aan de liertrommel en die is aangepast voor het aandrijven van een rotatie van de liertrommel rond de rotatieas; en een frame, omvattend een liertrommelsteun met een steunoppervlak dat zich loodrecht op de rotatieas bevindt en dat een eerste uiteinde van de liertrommel ondersteunt, waarbij dat frame de liertrommel omringt en is voorzien van ten minste twee hefelementen die aan een voertuig zijn te bevestigen
[0002] De onderhavige uitvinding heeft verder betrekking op een samenstel van de lierinrichting en een voertuig en op een werkwijze voor het vervaardigen van de lierinrichting. Achtergrondtechniek
[0003] Het aanmeren en afmeren van vaartuigen, zoals binnenvaartuigen en zeevaartuigen, wordt in het algemeen uitgevoerd met behulp van eerst overbrengen van een werplijn, ofwel van het schip naar de kade, of vanaf de wal naar het schip. De daadwerkelijke scheepstros wordt vervolgens bevestigd aan deze werplijn aan boord van het schip en op de kade getrokken door middel van het intrekken van de werplijn aan de kadezijde. Vervolgens wordt de scheepstros (handmatig) met een lus rond de kop van een meerpaal of ankerpaal geplaatst, waardoor het vaartuig tegen de wal kan worden getrokken in een veilig afgemeerde positie. In het bijzonder bij grotere vaartuigen zijn de scheepstrossen dik en zwaar, wat er toe leidt dat het hanteren daarvan zwaar en risicovol werk is. Om het gezondheidsrisico en de mankracht die is vereist om het aan land liften en laten zaken van scheepstrossen, is een gedeelte van de procedure gemechaniseerd.
[0004] In NL192379C wordt een inrichting voor het overbrengen en vastzetten van een scheepstros aan de wal beschreven. De inrichting omvat een omnidirectioneel voertuig dat is uitgerust met een wielrem, waarop een in hoogte verstelbare lierinstallatie is gemonteerd, welke rond een as kan worden gekanteld en welke een liertrommel omvat die aan kan worden gedreven door een motor en draaibaar is rond een as, evenals een tractiekrachtbeperking en een werplijngeleider die zwenkbaar is rond een as, waarbij de rotatieas van de liertrommel en de zwenkas van de werplijngeleider parallel aan elkaar zijn en de kantelas van de lierinstallatie loodrecht daarop is, en waarbij de werplijngeleider verder is voorzien van een snelkoppeling. De werplijn wordt op de liertrommel gewikkeld, waardoor de scheepstros aan wal wordt getrokken en de scheepstros boven de kade wordt geheven ten behoeve van het eenvoudig laten zakken van de lus rond de meerpaal of de ankerpaal. Voor het afmeren kan dezelfde lierinrichting worden gebruikt voor het opheffen van de scheepstroslus van de meerpaal of ankerpaal om de scheepstros te lossen.
[0005] Het omnidirectionele mobiele voertuig dat wordt gebruikt met deze lierinrichting is een
° BE2020/5574 vorkheftruck, waarbij de liertrommel is verbonden met de vorkdrager. Teneinde te voorkomen dat het voertuig wordt omgetrokken tijdens de lierprocedures, moet het voertuig zijn voorzien van voldoende tegengewicht aan een tegenovergestelde zijde van het voertuig ten opzichte van de vorkdrager. Teneinde om te kunnen gaan met de krachten in de inrichting tussen het eerste contactpunt met de werplijn en het tegengewicht, als gevolg van het binnenlieren van een scheepstros, zijn de constructies er tussenin relatief zwaar en omvangrijk.
[0006] Het is een doel van de uitvinding om een inrichting te verschaffen die eenvoudiger te hanteren en goedkoper te vervaardigen is. Samenvatting van de uitvinding
[0007] Hiertoe wordt, overeenkomstig een eerste aspect van de onderhavige uitvinding een lierinrichting verschaft voor het aan land lieren van een scheepstros, omvattend: een liertrommel met een trommeloppervlak, voor het opnemen van een lengte van de hieuwlijn daarop, welke een longitudinale centrale as heeft die een rotatieas is en die hoofdzakelijk verticaal is georiënteerd; een liertrommelaandrijving, bevestigd aan de liertrommel en die is aangepast voor het aandrijven van een rotatie van de liertrommel rond de rotatieas; en een frame, omvattend een liertrommelsteun met een steunoppervlak dat zich loodrecht op de rotatieas bevindt en dat een eerste uiteinde van de liertrommel ondersteunt, waarbij dat frame de liertrommel omringt en is voorzien van ten minste twee hefelementen die aan een voertuig zijn te bevestigen, waarbij een hefring en twee hefpunten vast zijn verbonden met de liertrommelsteun, waarbij die twee hefpunten zich aan tegenover elkaar liggende zijden van de rotatieas bevinden, met een hefas die zich daar tussenin uitstrekt, loodrecht op de rotatieas, en waarbij een horizontale afstand tussen de hefring en de hefas tussen 0,5 en 1,5 keer de breedte van de liertrommel is, bij voorkeur tussen 0,75 en 1,25 keer de breedte van de liertrommel.
[0008] Het op deze wijze bevestigd zijn van de hefring aan de liertrommelsteun zorgt ervoor dat een afstand tussen de hefring en de hefpunten veel kleiner is dan wanneer een werplijngeleider wordt gebruikt. Dientengevolge hebben de krachten die worden uitgeoefend op de hefring door het inrollen van een werplijn, een relatief korte momentarm met betrekking tot de hefpunten. Dit zorgt ervoor dat het frame een lagere interne torsie ervaart, waardoor het frame van minder of zwakker materiaal kan worden vervaardigd. Dientengevolge kan de inrichting goedkoper worden gefabriceerd.
[0009] Bovendien is, dankzij het kleinere krachtmoment, minder tegenkracht en/of tegengewicht nodig om de lierinrichting in positie te houden tijdens het lieren. Hierdoor kan een normaal sleep- of koppelsysteem van een bedrijfswagen, zoals een tractor, worden gebruikt voor het bedienen van de lierinrichting. Hierdoor zijn niet veel aanpassingen nodig voor de bedrijfswagen om de lierinrichting te gebruiken en kan deze eenvoudig worden aangekocht. Bovendien vereist de bedrijfswagen geen specifieke wijzigingen om te worden gebruikt met de lierinrichting en is het mogelijk dat de lier wordt gebruikt met verschillende voertuigen en is het eveneens mogelijk om de voertuigen voor iets anders in te zetten tussen gebeurtenissen van het overbrengen van scheepstrossen in.
° BE2020/5574
[0010] In een uitvoeringsvorm heeft de liertrommel een concaaf trommeloppervlak. Het concave oppervlak zorgt ervoor dat de werplijn zich automatisch centreert in de lengterichting van de liertrommel tijdens het lieren en voor enige of extra horizontale afstand zorgt tussen de hefring en het trommeloppervlak, zodat de werplijn voorafgaand aan het lieren met de hand op de trommel kan worden gelegd.
[0011] In een uitvoeringsvorm is de afstand tussen de rotatieas en de hefas minder dan 0,5 keer de breedte van de liertrommel, bij voorkeur niet meer dan 0,25 keer de breedte van de liertrommel.
[0012] In een uitvoeringsvorm, waarbij de breedte van de liertrommelsteun tussen 1 en 2 keer de buitendiameter van het trommeloppervlak van de liertrommel is, bij voorkeur tussen 1,1 en 1,5 keer en waarbij een maximale breedte van de inrichting wordt bepaald door de breedte van de liertrommelsteun. Elke breedte van de liertrommelsteun die tussen 1 en 2 keer de buitendiameter van het cilindrische trommeloppervlak is, zorgt ervoor dat de liertrommelsteun zo compact mogelijk is, terwijl er voldoende ruimte tussen de hefring en het trommeloppervlak wordt verschaft voor het handmatig aanleggen van de werplijn op de trommel voorafgaand aan het lieren. Bij voorkeur wordt de hefring op een positie op de buitenste omtrek van de liertrommelsteun geplaatst, terwijl de liertrommel zich met de centrale lengteas in of nabij het midden van de liertrommelsteun bevindt. Omdat de maximale breedte van de inrichting wordt bepaald door de breedte van de liertrommelsteun, is het oppervlak van de inrichting ook relatief klein en compact. Bovendien is de liertrommelsteun gelijk aan of breder dan de liertrommel, met een buitenomtrek die de liertrommel omgeeft, gezien vanaf de rotatieas. Hierdoor beschermt de liertrommelsteun in zekere mate de liertrommel tegen beschadiging.
[0013] In een uitvoeringsvorm heeft de liertrommelaandrijving een centrale longitudinale as die samenvalt met de rotatieas van de liertrommel, zodat een gecombineerd zwaartepunt van de liertrommelaandrijving en de liertrommel zich langs die rotatieas bevindt. Hierdoor wordt de liertrommelaandrijving direct of nagenoeg direct verbonden met de liertrommel. De verbinding vereist dus het gebruik van zo weinig mogelijk aanvullende elementen en de combinatie van liertrommelaandrijving en liertrommelaandrijving is eveneens relatief compact.
[0014] Bovendien is zowel bij een lege liertrommel als bij een liertrommel met daarop gerold een werplijn, het zwaartepuntpunt van de liertrommel en de combinatie van de liertrommelaandrijving gepositioneerd langs de rotatieas. Met de liertrommelaandrijving onder de liertrommelsteun en de lierrommel bovenop de liertrommelsteun, verlaagt het individuele zwaartepunt van de liertrommelaandrijving het gecombineerde zwaartepunt om dichter bij de trommelsteun te komen ten opzichte van het individuele zwaartepunt van de liertrommel.
[0015] In een uitvoeringsvorm bestaat het frame verder uit een steunpunt voor de ondersteuning van de inrichting op een grondvlak, waarbij dat steunpunt evenwijdig is aan de liertrommelsteun en op een vooraf bepaalde afstand daarvan vast wordt gehouden door een veelheid van steunpoten die elk een eerste uiteinde hebben dat aan de liertrommelsteun is bevestigd en een tweede uiteinde dat aan het steunpunt is bevestigd, op afstand rond de liertrommelaandrijving. Door het steunpunt en de steunpoten kan de lierinrichting zelfstandig op een ondergrond worden ondersteund, 40 bijvoorbeeld wanneer deze niet wordt gebruikt en dus is losgekoppeld van een voertuig. Doordat
* BE2020/5574 het steunpunt parallel is aan het steunvlak van de lier, kan de liertrommel in een hoofdzakelijk verticale positie ten opzichte van de rotatieas blijven, wanneer deze door het grondvlak wordt ondersteund.
[0016] Het frame omringt de liertrommelaandrijving, waardoor de aandrijving wordt beschermd bijvoorbeeld tegen schade door het hanteren van de inrichting of tegen het geraakt worden door een geknapte kabel. De liertrommelaandrijving is één van de meest kostbare componenten van de lierinrichting en daarom is de bescherming daarvan wenselijk. Daartoe is de hoogte tussen de liertrommelsteun en het steunpunt bij voorkeur ten minste gelijk aan een verticale hoogte van de liertrommelaandrijving in zijn verbonden positie met de liertrommel zodanig dat de liertrommelaandrijving aan alle kanten wordt beschermd, terwijl de lierinrichting kan worden ondersteund op een grondvlak terwijl de liertrommelaandrijving is verbonden met de liertrommel.
[0017] In een uitvoeringsvorm overlappen een symmetrievlak van de hefring en een symmetrievlak van het lierapparaat elkaar en strekt hierin de rotatieas zich in dat symmetrievlak uit. Het symmetrievlak van de hefring is een vlak dat de hefring verdeelt in twee halve cirkels of twee halve ovalen, of soortgelijk, welke elk een gebogen uiteinde hebben dat zich distaal van het symmetrievlak bevindt. Een dergelijke positionering zorgt voor een minimale interferentie van de hefring met de werplijn, waardoor de slijtage daarvan tot een minimum wordt beperkt. De liertrommelsteun heeft bij voorkeur een ronde, een driehoekige, een vierkante, een rechthoekige of een ruitvormige dwarsdoorsnede. Deze vormen zijn eenvoudig te vervaardigen en zorgen voor ten minste één symmetrieas, waarmee de rotatieas van de liertrommel en een symmetrieas van de hefring kunnen samenvallen, waardoor een hoofdzakelijk symmetrisch beladen frame ontstaat.
[0018] In deze configuratie bevinden de hijspunten zich symmetrisch rond het symmetrievlak, zodat een middelpunt van de hefring op het symmetrievlak en de rotatieas van de liertrommel zijn uitgelijnd met en zich bevinden langs een lijn die loodrecht staat op het middelpunt van de hefas die zich daar tussenin bevindt.
[0019] Het bovengenoemde hefkrachtmoment en een massamoment dat wordt gegenereerd vanuit het gecombineerde zwaartepunt van de liertrommel en de liertrommelaandrijving werken dus in één lijn die loodrecht op de hefas staat, zodat een enkel rotatiemoment wordt gegenereerd rond de rotatiehefas.
[0020] In een uitvoeringsvorm is het steunpunt gelijk in grootte en vorm aan de liertrommelsteun. De gelijke grootte en vorm reduceert de hoeveelheid elementen van verschillende grootte tijdens de productie, waardoor de productie goedkoper en eenvoudiger wordt.
[0021] In een uitvoeringsvorm heeft de liertrommelsteun een tweede symmetrievlak loodrecht op het symmetrievlak van de lierinrichting en valt de hefas samen met het tweede symmetrievlak. Dit tweede symmetrievlak zorgt voor een eenvoudige uitlijning van de hefpunten op het frame in de juiste positie en zorgt ervoor dat het midden van de liertrommelsteun verticaal uitgelijnd is met de rotatiehefas. Dientengevolge is de momentkracht zoals die op het midden van de liertrommelsteun werkt, hoofdzakelijk gelijk aan de momentkracht die op de rotatiehefas werkt.
[0022] In een uitvoeringsvorm bestaat het frame verder uit een bovenste hefpunt dat op een vooraf 40 bepaalde afstand verticaal boven de liertrommelsteun is gepositioneerd, bij voorkeur samenvallend
° BE2020/5574 met het symmetrievlak van de inrichting, waarbij die vooraf bepaalde afstand bij voorkeur tussen 1 en 2 keer de hoogte van de liertrommel is. Het bovenste hefpunt kan worden gebruikt om de momentkracht die op de rotatiehefas van de lier wordt uitgeoefend tegen te gaan, zodat een oriëntatie van de lierinrichting rond de hefas wordt behouden, of het kan desgewenst worden gebruikt om die oriëntatie aan te passen. De vooraf bepaalde afstand van het bovenste hefpunt tot de liertrommelsteun is groter dan een afstand tussen het gecombineerde zwaartepunt en de liertrommelsteun, waardoor er minder kracht nodig is op het bovenste hefpunt om een positie van de inrichting rond de rotatiehefas te behouden of aan te passen. Bovendien voegt een framegedeelte tussen het bovenste hefpunt en de liertrommelsteun gewicht toe aan de lierinrichting boven de liertrommelsteun, waardoor het gewicht van de steunpoten en het steunpunt aan de tegenoverliggende zijde van de liertrommelsteun wordt gecompenseerd. Hierdoor kan een totaal zwaartepunt van de lierinrichting eveneens relatief dicht bij de liertrommelsteun liggen. Bij voorkeur is het framegedeelte zodanig dat het totale zwaartepunt van de lierinrichting verticaal tussen de twee hefpunten en het bovenste hefpunt ligt, zodat de lierinrichting door het bedrijfsvoertuig in een vaste oriëntatie kan worden gehouden zonder dat er overmatige krachten op de hefpunten worden uitgeoefend.
[0023] In een uitvoeringsvorm is een horizontale afstand van de rotatieas tot het bovenste hefpunt hoofdzakelijk gelijk aan een buitenste straal van de liertrommel. Door deze horizontale afstand kan het framegedeelte dat het bovenste hefpunt met de liertrommelsteun verbindt zo compact mogelijk zijn, terwijl er toch enige noodzakelijke ruimte blijft om de liertrommel een werplijn daarop te laten opnemen. Het framegedeelte is bij voorkeur zodanig dat het totale zwaartepunt van de lierinrichting zich horizontaal tussen het bovenste hefpunt en de rotatieas van de liertrommel bevindt, aan een tegenovergestelde zijde daarvan vanaf de hefring. Met hoge voorkeur valt het totale zwaartepunt van de lier hoofdzakelijk samen met of bevindt dit zich verticaal boven de hefas.
[0024] In een uitvoeringsvorm is de liertrommelaandrijving een hydraulische of elektrische aandrijving met een standaardstekker voor aansluiting op het (de) aansluitpunt(en) van een bedrijfsvoertuig. Dit helpt verder dat de lierinrichting kan worden gebruikt met verschillende voertuigen en/of om eenvoudig te kunnen worden aangesloten op een eenvoudig aan te schaffen voertuig, zonder dat er aanpassingen aan moeten worden gedaan. Dit leidt tot een lierinrichting die "plug and play" is. Bedrijfsvoertuigen, zoals tractoren, hebben een of meer stopcontacten beschikbaar in de buurt van hun trekhaak en/of driepuntsophanging voor het aansluiten van een aanhanger of machine op het hydraulische of elektrische systeem van het voertuig. Door gebruik te maken van het beschikbare stroomvoorziening van het voertuig, is het niet nodig dat de lierinrichting een eigen stroomvoorziening heeft, wat een besparing van gewicht en ruimte oplevert.
[0025] Bij voorkeur is de lierinrichting voorzien van pedalen voor het regelen van de voeding van de liertrommelaandrijving, zodat één enkele bediener met de lierinrichting kan werken. De bediener kan de rotatie van de liertrommel regelen door met een voet het pedaal in te drukken, terwijl hij zijn handen vrij houdt om te helpen bij het geleiden van de werplijn.
° BE2020/5574
[0026] In een uitvoeringsvorm omvat het frame roestvrijstalen balken. Het voordeel is dat roestvrijstaal minder onderhoud behoeft dan gewoon staal, waardoor de lierinrichting duurzamer is.
[0027] Overeenkomstig een tweede aspect heeft de uitvinding betrekking op een samenstel dat een voertuig omvat met een driepuntsophanging en een lierinrichting overeenkomstig het eerste aspect van de uitvinding, waarbij de lierinrichting via de driepuntsophanging verwijderbaar met het voertuig is verbonden. De driepuntsophanging bevindt zich normaliter aan de achterzijde van het voertuig, zodat het gewicht van het voertuig zich aan de tegenovergestelde zijde van de hefas ten opzichte van de hefring bevindt. Het gewicht van het voertuig dient dus als tegenwicht voor de krachten die op de liertrommel in de richting van de hefring werken tijdens het lieren.
[0028] Overeenkomstig een derde aspect heeft de uitvinding betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van een lierinrichting, omvattend de stappen van: het verschaffen van een liertrommel met een trommeloppervlak, voor het opnemen van een lengte van een hieuwlijn daarop, en met een longitudinale centrale as die een rotatieas vormt; het assembleren van een liersteun met een steunvlak en het verschaffen van twee hefpunten om te worden bevestigd aan een voertuig, waarbij een hefas parallel aan het steunvlak wordt gedefinieerd; het monteren van de liertrommel in een draaibare positie op het steunvlak, zodat de rotatieas zich loodrecht op het steunvlak bevindt; het bevestigen van een liertrommelaandrijving aan de liertrommel, waarbij die liertrommelaandrijving is aangepast voor het aandrijven van een rotatie van de liertrommel rond de rotatieas en is gepositioneerd aan een tegenovergestelde zijde van de liersteun van de liertrommel; en het vast bevestigen van een hefring aan de liertrommelsteun, zodat een midden van een doorgaande opening van de hefring zich loodrecht op de hefas en de rotatieas bevindt, waarbij een afstand tussen de hefring en de hefas tussen 0,5 en 1,5 keer de breedte van de liertrommel is, bij voorkeur tussen 0,75 en 1,25 keer de breedte van de liertrommel.
Korte beschrijving van de tekeningen
[0029] Uitvoeringsvormen van een inrichting voor het overbrengen en vastzetten van een scheepstros naar de wal overeenkomstig de onderhavige uitvinding wordt met behulp van een voorbeeld beschreven, met verwijzing naar de bijgevoegde tekeningen, waarin:
[0030] Fig. 1 een samenstel toont van de lierinrichting en een voertuig;
[0031] Fig. 2 een zijaanzicht toont van de lierinrichting van Fig. 1;
[0032] Fig. 3 een vooraanzicht toont van de lierinrichting van Fig. 1;
[0033] Fig. 4 een bovenaanzicht toont van de lierinrichting van Fig. 1.
/ BE2020/5574 Beschrijving van uitvoeringsvormen
[0034] Fig. 1 toont een samenstel van de lierinrichting 100 en een voertuig 200, waarbij het voertuig een trekker is met een driepuntsophanging aan de achterzijde, gepositioneerd langs een verticaal symmetrievlak van de trekker, waarop de lierinrichting 100 is aangesloten. De lierinrichting 100 wordt in de volgende paragrafen nader beschreven onder verwijzing naar de figuren 2, 3 en 4. De driepuntsophanging is een bekend aanhangersysteem, dat gewoonlijk aan de achterzijde van trekkers wordt aangebracht voor het koppelen van machines. Het driepunts aanhangersysteem is verticaal beweegbaar ten opzichte van de trekker, voor het heffen en neerlaten van machines, zoals de lierinrichting, en heeft twee onderste verbindingsstukken 204, 20b, die aan weerszijden van het verticale symmetrievlak zijn aangebracht, en een bovenste verbindingsstuk 20c, dat beweegbaar is in het verticale symmetrievlak ten opzichte van de onderste verbindingsstukken 20a, 20b voor het draaien van de machine rond een as die zich tussen de onderste verbindingsstukken 204, 20b uitstrekt. Het gewicht van het voertuig 200, dat zich aan een tegenovergestelde zijde van het driepunts aanhangersysteem van de daaraan bevestigde machine bevindt, dient als tegengewicht, dat normaliter voldoende is om het gewicht van de machine en de op de machine uitgeoefende krachten tegen te werken. Indien nodig kan echter extra gewicht aan de voorzijde van het voertuig worden toegevoegd. De meeste tractoren zijn uitgerust met middelen om extra gewicht aan de voorzijde te bevatten, welke zodanig zijn aangebracht dat het extra gewicht niet hoeft te worden afgenomen als de trekker tussen de werkzaamheden met de machine door voor andere doeleinden wordt gebruikt. Bovendien zijn tractoren normaliter voorzien van een of meer aansluitpunten nabij de driepuntsophanging, waardoor de machine kan worden voorzien van hydraulisch en/of elektrisch vermogen van de tractor zelf, wanneer deze is aangesloten. De lierinrichting 100 hoeft daarom geen eigen stroomvoorziening te hebben. Het is toereikend en het heeft de voorkeur om de lierinrichting aan te passen voor de aansluiting op het (de) aansluitpunt(en).
[0035] Fig. 2, 3 en 4 tonen respectievelijk een zijaanzicht, een vooraanzicht en een bovenaanzicht van de lierinrichting 100 van Fig. 1. Het vooraanzicht toont een zijde van de inrichting 100 die tegenovergesteld is aan de richting die naar de achterkant van het voertuig 200 in Fig. 1 is gericht. De afgebeelde inrichting heeft een liertrommel 6 en een liertrommelaandrijving 4, die in een frame worden gehouden, met een liertrommelsteun 3, steunpoten 5 en een steunvoet 8, waarbij dat frame is voorzien van een hefring 9, twee schoenplaathaken 10, twee pedalen 11 en hefpunten voor de inrichting 24, 2b, 2c. De liertrommel 6 is bovenop de liertrommelsteun 3 gemonteerd, waarbij een centrale as in de lengterichting een rotatieas A vormt die loodrecht op een oppervlak van de trommelsteun 3 staat. De liertrommelaandrijving 4 is verbonden met een onderzijde van de lierrommel 6, gepositioneerd aan een tegenovergestelde zijde van de liersteun 3 vanaf de liertrommel 6. De afgebeelde liertrommelaandrijving 4 is direct verbonden met de liertrommel 6, welke een centrale as heeft die samenvalt met de rotatieas A van de liertrommel 6. Dit is een de voorkeur hebbende koppeling, aangezien er geen extra gewicht wordt toegevoegd en een gecombineerd zwaartepunt voorspelbaar langs de rotatieas A is gepositioneerd. Andere oriëntaties en koppelingen zijn echter mogelijk.
° BE2020/5574
[0036] Het frame is een stijf frame, opgebouwd uit balkelementen die aan elkaar zijn gebout en/of gelast. De basis van het frame 8 ligt evenwijdig aan de trommelsteun 3, is aan de onderzijde stijf bevestigd en wordt op een vooraf bepaalde afstand daarvan vastgehouden door de vier steunpoten 5, waardoor de lierinrichting 100 stabiel op een grondvlak kan worden gesteund met de rotatieas A in een verticale positie. Aan een oppervlak van de steunvoet 8, die niet naar de grond is gericht, zijn twee pedalen 11 bevestigd, die zijn aangepast voor de besturing van de liertrommelaandrijving
4. De afgebeelde trommelsteun 3 heeft een vierkant oppervlak, met een eerste breedte W1 en een tweede breedte W2, zodat een buitenomtrek van de trommelsteun 3 enigszins groter is dan een buitenomtrek van de liertrommel 6, zodat de lier wordt beschermd door het frame. De liertrommel 6 heeft bij voorkeur een buitenste breedte met een diameter 51 van 390 mm, wat een redelijk kleine liertrommel is voor een compact ontwerp, terwijl deze groot genoeg is om een veilige rotatiesnelheid van ongeveer 50 omwentelingen per minuut te behouden voor het snel opnemen van een werplijn. In de afgebeelde configuratie is de rotatieas A met een afstand d2 uit een middelpunt C van de liertrommelsteun 3 gepositioneerd. Voor de voorkeur genietende liertrommeldiameter zijn de eerste en tweede breedte W1, W2 van de afgebeelde steun 3 570 mm. Voor de vakman zal het voor de hand liggen dat alternatieve vormen voor de liersteun en/of de steunvoet even effectief kunnen zijn bij het vervaardigen van een compact frame.
[0037] De vier steunpoten 5 staan op gelijke afstand van elkaar langs de randen van de trommelsteun 3, elk gepositioneerd in het midden van een zijde van de vierkante trommelsteun 3, waardoor de liertrommelaandrijving 4 wordt omsloten. De steunvoet 8 is ten behoeve van de eenvoud van vervaardiging en om voldoende stabiliteit te garanderen, hoofdzakelijk van gelijke vorm en afmeting als de trommelsteun 3 en tegelijkertijd zo compact mogelijk. Aldus wordt de maximale breedte W3 van de lierinrichting 100 bepaald door de afmetingen W1, W2 van de liertrommelsteun 3, welke in het geval van een vierkant steunvlak gelijk is aan de lengte van twee tegenover elkaar liggende hoeken: VW17 + W22.
[0038] Een hoogte H3 tussen de liersteun 3 en de steunvoet 8 is voldoende lang om er voor te zorgen dat de liertrommelaandrijving 4 volledig wordt omringd en daardoor wordt beschermd door het frame en dat een werkkracht met een voet het pedaal kan bereiken, terwijl hij zijn handen aan het bovenste uiteinde van de liertrommel 6 heeft. De hoogte H3 is bij voorkeur tussen 0,4 m en 1 m. Om de lierinrichting zowel van rechts als van links te kunnen bedienen, zijn de twee pedalen 11 symmetrisch tegenover elkaar gepositioneerd ten opzichte van de rotatieas A, gezien vanaf het vooraanzicht.
[0039] De hefring 9, voor het geleiden van de hefliin naar de liertrommel 6 tijdens de lierbewerking, is vast verbonden direct aan de liertrommelsteun 3, met een doorgaande opening die tangentieel op het trommeloppervlak van de liertrommel 6 staat. In het afgebeelde ontwerp van de lierinrichting is de hefring 9 op een hoek van het vierkante liertrommeloppervlak gepositioneerd, zodat het frame symmetrisch is ten opzichte van de rotatieas A, gezien vanaf de voorkant, zoals in Fig. 3 wordt weergegeven. Door de hefring 9 direct aan het frame te bevestigen, wordt een afstand d1 tussen het eerste contactpunt van de werplijn met de inrichting, gedefinieerd door de hefring 9 40 en het middelpunt C van de liersteun 3, relatief klein, waardoor een relatief klein krachtmoment
° BE2020/5574 wordt uitgeoefend op het middelpunt als gevolg van het lieren van werplijnen. Deze afstand d1 in de afgebeelde lierinrichting is niet groter dan de helft van de lengte tussen twee tegenover elkaar liggende hoeken van het liertrommelsteunvlak.
[0040] Omdat de steunpoten 5 en de liertrommelsteun 3 en de steunvoet 8 dezefde vorm en grootte hebben en evenwijdig aan elkaar zijn, is het gecombineerde zwaartepunt van deze frame- elementen verticaal gepositioneerd en uitgelijnd met het middelpunt C van de liertrommelsteun 3, op ongeveer de helft van de hoogte H3.
[0041] Twee onderste hefpunten 2a, 2b zijn direct vast verbonden met de trommelsteun 3, waarbij deze hefpunten door de twee onderste aansluitingen 204, 20b van het voertuig 200 in het samenstel aan te grijpen zijn, zoals weergegeven in Fig. 1. De hefpunten 24, 2b bevinden zich symmetrisch ten opzichte van de rotatieas van de liertrommel A, van voren af gezien, zoals afgebeeld in Fig. 3, en vormen daartussen een hefas B. In de afgebeelde lierinrichting 100 zijn de hefpunten 24, 2b op tegenover elkaar liggende hoeken van de liertrommelsteun 3 bevestigd, zodat de hefas B samenvalt met het middelpunt C van de liertrommelsteun 3 en loodrecht staat op het symmetrievlak dat samenvalt met de rotatieas A in het vooraanzicht van Fig. 3. Omdat de buitenomtrek van de liertrommel 6 zich binnen de buitenomtrek van het liersteunframe 3 bevindt, is een afstand d2 tussen de rotatieas van de liertrommel 6 en de liertrommelaandrijving 4 en de hefas B relatief klein. Aldus is een gecombineerd zwaartepunt van de liertrommel 6 en de liertrommelaandrijving 4 dus slechts maximaal door de afstand d2 verschoven ten opzichte van de hefas B.
[0042] Een bovenste hefpunt 2c is via een bovenste framegedeelte vast verbonden met de trommelsteun 3, aan de zijde die de liertrommel 6 ondersteunt. Het bovenste hefpunt 2c is gepositioneerd in het symmetrievlak dat samenvalt met de rotatieas A in het vooraanzicht van Fig. 3, op een hoogte H2 die groter is dan een hoogte H1 van de liertrommel 6 en zich boven een buitenste rand daarvan bevindt, zodat een afstand tot de rotatieas A ongeveer 0,5 maal g1 bedraagt. Hierdoor kan het bovenste framegedeelte, dat het bovenste hefpunt vasthoudt, stijf is gepositioneerd en zodanig is gevormd dat de liertrommel toegankelijk is, terwijl dit niet breder is dan de liersteun 3 om een compact frame te behouden.
[0043] Het bovenste hefpunt 2c is samen met het bovenste framegedeelte tegenover de hefas B gepositioneerd ten opzichte van de rotatieas A, waarlangs het gecombineerde zwaartepunt van de liertrommel 6 en de liertrommelaandrijving 4 zich bevindt. Aldus bevindt het zwaartepunt van het bovenste deel van het frame zich tegenover de hefas B ten opzichte van de rotatieas A. Het totale gecombineerde zwaartepunt m van de lierinrichting is daardoor op een afstand d3 van de rotatieas A gepositioneerd, waardoor het zeer dicht bij of direct verticaal uitgelijnd is met de hefas B. Bovendien is een afstand d4 tussen het totale zwaartepunt m en de liersteun 3 tussen 0,5 maal H1 en 0,5 maal H3. Bij voorkeur valt het totale zwaartepunt m samen met de hefas B of is dit zodanig gepositioneerd dat een krachtmoment dat daardoor rond de hefas B wordt gegenereerd, een krachtmoment dat wordt gegenereerd door het lieren van een werplijn tegenwerkt, waardoor de krachten op het bovenste hefpunt 2c tijdens lierbewerkingen verder worden geminimaliseerd.
[0044] De onderhavige uitvinding is hierboven beschreven met verwijzing naar een 40 voorbeelduitvoeringsvorm zoals weergegeven in de tekeningen. Wijzigingen en alternatieve k BE2020/5574 uitvoeringsvormen van bepaalde onderdelen of elementen zijn mogelijk en zijn omvat in de omvang van de bescherming zoals gedefinieerd in de bijgevoegde conclusies.
Zo kunnen bijvoorbeeld de exacte afmetingen en de vorm van de liersteun 3 en het bovenste framegedeelte, evenals de plaatsing van de onderste hefpunten 2a, 2b op de liersteun 3 en het aantal steunpoten worden gevarieerd, met behoud van een even compact ontwerp dat aan het driepunts aanhangersysteem van een voertuig kan worden bevestigd.

Claims (15)

Conclusies
1. Lierinrichting (100) voor het aan land lieren van een scheepstros, omvattend: een liertrommel (6) met een trommeloppervlak, voor het opnemen van een lengte van een hieuwlijn daarop, welke een longitudinale centrale as heeft die een rotatieas (A) is en die hoofdzakelijk verticaal is georiënteerd; een liertrommelaandrijving (4), bevestigd aan de liertrommel (6) en die is aangepast voor het aandrijven van een rotatie van de liertrommel rond de rotatieas (A); en een frame, omvattend een liertrommelsteun (3) met een steunoppervlak dat zich loodrecht op de rotatieas (A) bevindt en dat een eerste uiteinde van de liertrommel (6) ondersteunt, waarbij dat frame de liertrommelaandrijving (4) omringt en is voorzien van ten minste twee hefelementen (24, 2b, 2c) die aan een voertuig zijn te bevestigen, waarbij een hefring (9) en twee hefpunten (24, 2b) vast zijn verbonden met de liertrommelsteun (3), waarbij die twee hefpunten (24, 2b) zich aan tegenover elkaar liggende zijden van de rotatieas (A) bevinden, met een hefas (B) die zich daar tussenin uitstrekt, loodrecht op de rotatieas (A), en waarbij een horizontale afstand (d1) tussen de hefring (9) en de hefas (B) tussen 0,5 en 1,5 keer de breedte van de liertrommel (6), bij voorkeur tussen 0,75 en 1,25 keer de breedte van de liertrommel (6), is.
2. Lierinrichting (100) volgens conclusie 1, waarbij de liertrommel (6) een concaaf trommeloppervlak heeft.
3. Lierinrichting (100) volgens conclusie 1 of 2, waarbij een afstand tussen de rotatieas (A) en de hefas (B) minder is dan 0,5 keer de breedte van de liertrommel (6), bij voorkeur niet meer dan 0,25 keer de breedte van de liertrommel (6).
4. Lierinrichting (100) volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij elke breedte (W1; W2) van de liertrommelsteun (3) tussen 1 en 2 keer de buitendiameter van het trommeloppervlak van de liertrommel (6) is, bij voorkeur tussen 1,1 en 1,5 keer en waarbij een maximale breedte (W3) van de inrichting wordt bepaald door de breedte (W1; W2) van de liertrommelsteun (3).
5. Lierinrichting (100) volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de liertrommelaandrijving (4) een longitudinale centrale as heeft die samenvalt met de rotatieas (A) van de liertrommel (6) zodanig dat een gecombineerd massazwaartepunt van de liertrommelaandrijving (4) en de liertrommel (6) zich langs die rotatieas (A) bevindt.
6. Lierinrichting (100) volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het frame verder een steunbasis (8) omvat voor het ondersteunen van de inrichtring op een grondvlak, waarbij die steunbasis (8) zich parallel aan de liertrommelsteun (3) bevindt en op een vooraf vastgestelde afstand daarvan wordt gehouden door een veelheid van steunpoten (5) die elk met een eerste uiteinde zijn bevestigd aan de liertrommelsteun (3) en met een tweede uiteinde zijn bevestigd aan de steunbasis (8), op afstand rond de liertrommelaandrijving (4).
7. Lierinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij een symmetrievlak van de hefring (8) en een symmetrievlak van de lierinrichting (100) elkaar overlappen en waarbij de rotatieas (A) zich uitstrekt in dat symmetrievlak.
8. Lierinrichting volgens één van conclusies 5, 6 of 7, waarbij de steunbasis (8) gelijk is in afmeting en vorm aan de liertrommelsteun (3).
9. Lierinrichting volgens conclusie 7, waarbij de liertrommelsteun (3) een tweede symmetrievlak heeft, loodrecht op het symmetrievlak van de lierinrichting (100) en waarbij de hefas (B) samenvalt met het tweede symmetrievlak.
10. Lierinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het frame verder een bovenste hefpunt (2C) omvat dat zich op een vooraf vastgestelde afstand (H2) verticaal boven de liertrommelsteun (3) bevindt, bij voorkeur samenvallend met het eerste symmetrievlak, waarbij die vooraf vastgestelde afstand bij voorkeur tussen 1 en 2 keer de hoogte van de liertrommel (6) is.
11. Lierinrichting volgens conclusie 10, waarbij een horizontale afstand van de rotatieas (A) tot het bovenste hefpunt (2C) hoofdzakelijk gelijk is aan een buitenste straal van de liertrommel (6).
12. Lierinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de liertrommelaandrijving een hydraulische of elektrische aandrijving is met een standaard stekker voor het aansluiten op de connectorpunt(en) van een bedrijfsvoertuig.
13. Lierinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het frame roestvrij stalen balken omvat.
14. Samenstel, omvattend een voertuig met een driepunts-trekhaak en een lierinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de lierinrichting verwijderbaar is bevestigd aan het voertuig via de driepunts-trekhaak.
15. Werkwijze voor het vervaardigen van een lierinrichting (100), omvattend de stappen van: - het verschaffen van een liertrommel (6) met een trommeloppervlak, voor het opnemen van een lengte van een hieuwlijn daarop, en met een longitudinale centrale as die een rotatieas (A) vormt; - het assembleren van een liersteun (3) met een steunvlak en het verschaffen van twee hefpunten (2a, 2b) om te worden bevestigd aan een voertuig, waarbij een hefas (B) parallel aan het steunvlak wordt gedefinieerd; - het monteren van de liertrommel (6) in een draaibare positie op het steunvlak, zodat de rotatieas (A) zich loodrecht op het steunvlak bevindt; - het bevestigen van een liertrommelaandrijving (4) aan de liertrommel (6), waarbij die liertrommelaandrijving is aangepast voor het aandrijven van een rotatie van de liertrommel rond de rotatieas (A) en is gepositioneerd aan een tegenovergestelde zijde van de liersteun (3) van de liertrommel (6); en
- het vast bevestigen van een hefring (9) aan de liertrommelsteun (3), zodat een midden van een doorgaande opening van de hefring zich loodrecht op de hefas (B) en de rotatieas (A) bevindt, waarbij een afstand (d1) tussen de hefring (9) en de hefas (B) tussen 0,5 en 1,5 keer de breedte van de liertrommel (6) is, bij voorkeur tussen 0,75 en 1,25 keer de breedte van de liertrommel (6).
BE20205574A 2020-08-18 2020-08-18 Lierinrichting en samenstel voor het aan land lieren van een scheepstros BE1028244B1 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20205574A BE1028244B1 (nl) 2020-08-18 2020-08-18 Lierinrichting en samenstel voor het aan land lieren van een scheepstros

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20205574A BE1028244B1 (nl) 2020-08-18 2020-08-18 Lierinrichting en samenstel voor het aan land lieren van een scheepstros

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1028244B1 true BE1028244B1 (nl) 2021-11-26

Family

ID=72643936

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE20205574A BE1028244B1 (nl) 2020-08-18 2020-08-18 Lierinrichting en samenstel voor het aan land lieren van een scheepstros

Country Status (1)

Country Link
BE (1) BE1028244B1 (nl)

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CH562159A5 (en) * 1973-12-06 1975-05-30 Meili Hermann Vehicle battery driven portable winch - has motor and reduction gearing to winch drum in housing secured to bumper
JPH082885A (ja) * 1994-06-22 1996-01-09 Mitsubishi Heavy Ind Ltd フォーク装着式キャプスタン
NL192379C (nl) * 1988-04-06 1997-07-04 Ver Bootlieden B V Inrichting voor het naar de wal overbrengen en het vastmaken van een scheepstros.

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CH562159A5 (en) * 1973-12-06 1975-05-30 Meili Hermann Vehicle battery driven portable winch - has motor and reduction gearing to winch drum in housing secured to bumper
NL192379C (nl) * 1988-04-06 1997-07-04 Ver Bootlieden B V Inrichting voor het naar de wal overbrengen en het vastmaken van een scheepstros.
JPH082885A (ja) * 1994-06-22 1996-01-09 Mitsubishi Heavy Ind Ltd フォーク装着式キャプスタン

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US4711358A (en) Counterbalancing type crane
EP2662324B1 (en) A method of reeving a crane hook block
US4258852A (en) Auxiliary counterweight arrangement for mobile crane
US7624882B2 (en) Tie-back system for cranes, in particular heavy load offshore cranes
JPH06102518B2 (ja) 釣合い重錘キヤリアを備えたクレーン
KR101340870B1 (ko) 케이블드럼 이송보조장치
US10889356B2 (en) Upending device for upending an elongate support structure
EP3701783B1 (en) Mower deck lifting ramps
BE1028244B1 (nl) Lierinrichting en samenstel voor het aan land lieren van een scheepstros
JPS6127319B2 (nl)
US5826859A (en) Method for placing aerial cable
WO2007139383A1 (en) Hoisting mechanism, spreader and a hoisting appliance equipped therewith, and method for manipulating a load
EP2196427B1 (en) Hoisting device for transferring containerized cargo
NL8201815A (nl) Bestuurbare hefkraan ondersteund door een concentrisch ringsegment.
US4421241A (en) Removable live mast and hoist unit
JPS6365597B2 (nl)
US10988353B1 (en) Power winch equipment crane with hinge members
US6149369A (en) Trailer with tiltable bed
US3258249A (en) Multi-speed pulling apparatus
EP3947239A1 (en) Heave compensated dual hoist crane
JP2016216180A (ja) ジブクレーン
FI104687B (fi) Nostoripustettu niittokone
JP2864084B2 (ja) バラ物荷揚げ機械
EP2358996B1 (en) Method of lifting a wind turbine nacelle
US5452879A (en) Apparatus for placement of aerial cable with elevationally adjustable bullwheel assembly and movable worker's platform

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20211126