BE1025122B1

BE1025122B1 - Kast voorzien van schuifladen

Info

Publication number: BE1025122B1
Application number: BE2017/5245A
Authority: BE
Inventors: HUMSKERKEN Tim VAN; Bart LUYCKX
Original assignee: HUMSKERKEN Tim VAN; Bart LUYCKX
Priority date: 2017-04-07
Filing date: 2017-04-07
Publication date: 2018-11-07
Also published as: BE1025122A1

Abstract

Deze uitvinding betreft een kast voorzien van ten minste een opstaande wand, waarin ten minste een rij van op een afstand van elkaar geplaatste openingen voorzien is voor het bevestigen van een looprail waarover een op de lade gemonteerde draagrail voor de lade uitschuifbaar is. De looprail is op de naar de binnenruimte gekeerde zijde van de opstaande wand gemonteerd door middel van ten minste een clip. De looprail bevat een opstaande flens die ingericht is om zich langsheen een deel van de opstaande wand uit te strekken. De clip bevat een romp voorzien van verbindingsmiddelen voor het bevestigen aan de opstaande flens van de looprail, waarbij de romp een op een afstand van elkaar geplaatste eerste en tweede flap bevat voor het houden van de opstaande flens tussen de eerste en tweede flap, waarbij de eerste en tweede flap ingericht zijn om een naar elkaar gerichte klemkracht uit te oefenen, waarbij de romp een bovenste en onderste lip bevat die zich in tegenovergestelde richting ten opzichte van elkaar uitstrekken, waarbij de bovenste en onderste lip voorzien zijn om opgenomen te worden in een relatief hogere en een relatief lagere opening in de openingen rij.

Description

(30) Voorrangsgegevens :

(73) Houder(s) :

VAN HUMSKERKEN Tim

3550, HEUSDEN-ZOLDER

België

LUYCKX Bart

2400, MOL

België (72) Uitvinder(s) :

VAN HUMSKERKEN Tim 3550 HEUSDEN-ZOLDER België

LUYCKX Bart 2400 MOL

België (54) Kast voorzien van schuifladen (57) Deze uitvinding betreft een kast voorzien van ten minste een opstaande wand, waarin ten minste een rij van op een afstand van elkaar geplaatste openingen voorzien is voor het bevestigen van een looprail waarover een op de lade gemonteerde draagrail voor de lade uitschuifbaar is. De looprail is op de naar de binnenruimte gekeerde zijde van de opstaande wand gemonteerd door middel van ten minste een clip. De looprail bevat een opstaande flens die ingericht is om zich langsheen een deel van de opstaande wand uit te strekken. De clip bevat een romp voorzien van verbindingsmiddelen voor het bevestigen aan de opstaande flens van de looprail, waarbij de romp een op een afstand van elkaar geplaatste eerste en tweede flap bevat voor het houden van de opstaande flens tussen de eerste en tweede flap, waarbij de eerste en tweede flap ingericht zijn om een naar elkaar gerichte klemkracht uit te oefenen, waarbij de romp een bovenste en onderste lip bevat die zich in tegenovergestelde richting ten opzichte van elkaar uitstrekken, waarbij de bovenste en onderste lip voorzien zijn om opgenomen te worden in een relatief hogere en een relatief lagere opening in de openingen rij.

BELGISCH UITVINDINGSOCTROOI

FOD Economie, K.M.O., Middenstand & Energie

Publicatienummer: 1025122

Nummer van indiening: BE2017/5245

Dienst voor de Intellectuele Eigendom

Internationale classificatie: A47B 88/43

Datum van verlening: 07/11/2018

De Minister van Economie,

Gelet op het Verdrag van Parijs van 20 maart 1883 tot Bescherming van de industriële Eigendom;

Gelet op de wet van 28 maart 1984 op de uitvindingsoctrooien, artikel 22, voor de voor 22 september 2014 ingediende octrooiaanvragen ;

Gelet op Titel 1 Uitvindingsoctrooien van Boek XI van het Wetboek van economisch recht, artikel XI.24, voor de vanaf 22 september 2014 ingediende octrooiaanvragen ;

Gelet op het koninklijk besluit van 2 december 1986 betreffende het aanvragen, verlenen en in stand houden van uitvindingsoctrooien, artikel 28;

Gelet op de aanvraag voor een uitvindingsoctrooi ontvangen door de Dienst voor de Intellectuele Eigendom op datum van 07/04/2017.

Overwegende dat voor de octrooiaanvragen die binnen het toepassingsgebied van Titel 1, Boek XI, van het Wetboek van economisch recht (hierna WER) vallen, overeenkomstig artikel XI.19, § 4, tweede lid, van het WER, het verleende octrooi beperkt zal zijn tot de octrooiconclusies waarvoor het verslag van nieuwheidsonderzoek werd opgesteld, wanneer de octrooiaanvraag het voorwerp uitmaakt van een verslag van nieuwheidsonderzoek dat een gebrek aan eenheid van uitvinding als bedoeld in paragraaf 1, vermeldt, en wanneer de aanvrager zijn aanvraag niet beperkt en geen afgesplitste aanvraag indient overeenkomstig het verslag van nieuwheidsonderzoek.

Besluit:

Artikel 1. - Er wordt aan

VAN HUMSKERKEN Tim, Singelstraat 47, 3550 HEUSDEN-ZOLDER België;

LUYCKX Bart, Hoekstraat 1, 2400 MOL België;

vertegenwoordigd door

NIESTADT Bart Jan, Gaston Geenslaan 11, 3001, LEUVEN;

een Belgisch uitvindingsoctrooi met een looptijd van 20 jaar toegekend, onder voorbehoud van betaling van de jaartaksen zoals bedoeld in artikel XI.48, § 1 van het Wetboek van economisch recht, voor: Kast voorzien van schuifladen.

UITVINDER(S):

VAN HUMSKERKEN Tim, Singelstraat 47, 3550, HEUSDEN-ZOLDER;

LUYCKX Bart, Hoekstraat 1, 2400, MOL;

VOORRANG :

AFSPLITSING :

Afgesplitst van basisaanvraag :

Indieningsdatum van de basisaanvraag :

Artikel 2. - Dit octrooi wordt verleend zonder voorafgaand onderzoek naar de octrooieerbaarheid van de uitvinding, zonder garantie van de verdienste van de uitvinding noch van de nauwkeurigheid van de beschrijving ervan en voor risico van de aanvrager(s).

Brussel, 07/11/2018,

Bij bijzondere machtiging:

2017/5245

BE2017/5245

Kast voorzien van schuifladen.

De uitvinding heeft betrekking op een kast voorzien van ten minste één opstaande wand, waarbij genoemde ten minste één opstaande wand een naar een binnenruimte van de kast gekeerde zijde bevat waarop ten minste één uitschuifbare lade gemonteerd is, waarbij de naar de binnenruimte gekeerde zijde ten minste één opstaande rij van op een afstand van elkaar geplaatste openingen bevat, volgens de aanhef van de eerste conclusie.

Tegenwoordig worden nieuwe kasten voor gebruik in kantoor, keuken, slaapkamer en andere kamers, in toenemende mate voorzien van schuifladen, omwille van het gebruiksgemak en de betere toegankelijkheid van de opslagruimte van schuifladen. Doordat ook het achterste deel van een schuiflade relatief goed toegankelijk is omwille van de uitschuifbaarheid van de lade ten opzichte van de kast, bieden kasten voorzien van schuifladen meer opbergmogelijkheden dan kasten waarin zich uitsluitend leggers bevinden, die meestal niet ten opzichte van de kast uitschuifbaar zijn.

Schuifladen van ladenkasten worden meestal in de behuizing van de kast gemonteerd, door middel van op de beide zijkanten van de lade gemonteerde looprails die voorzien zijn om samen te werken met op de binnenste zijde van de kastwand gemonteerde draagrails. Een opstaande flens van de draagrail bevat meestal meerdere montage openingen. De laden worden in hoogterichting van de kast, op een afstand van elkaar gemonteerd. Bepalend voor de afstand tussen opeenvolgende laden zijn onder meer de afmetingen van de laden in hoogterichting en het beoogde gebruik van de lade. Eens geplaatst, kan de afstand tussen opeenvolgende laden niet gewijzigd worden, of vraagt het wijzigen daarvan een behoorlijke verbouwing van de kast met het risico op beschadiging van de zichtbare kastwand. De draagrails worden namelijk meestal aan de kastwand

2017/5245

BE2017/5245 bevestigd door middel van in de kastwand aangebrachte openingen die overeenstemmen met de montagepositie voor de laden. Vaak echter bevat een kastwand twee of meer opstaande rijen voorgeboorde openingen, voor het opnemen van een drager, meestal een draagpin, voor het ondersteunen van leggers.

Omwille van de betere toegankelijkheid en het verhoogde gebruiksgemak is er een toenemende vraag om kasten die aanvankelijk alleen de plaatsing van leggers mogelijk maakten, te voorzien van schuifladen. Hierbij is het echter nodig de positie en afmetingen van de laden vooraf goed te plannen, omdat schuifladen eens geplaatst, meestal niet verplaatst kunnen worden zonder aanzienlijke beschadiging van de binnenwand van de kast te veroorzaken.

DE3517001 beschrijft een om een ladegeleider op een afstand van de binnenzijde van een kastwand te bevestigen, door op deze binnenzijde op een afstand van elkaar twee evenwijdig lopende opstaande rails aan te brengen, waarin op vaste afstanden van elkaar openingen voorzien zijn. Een bovenste en onderste rand van een lade geleider wordt door een klem gehouden. De vrije uiteinden van een bovenste en onderste been van de klem grijpen in de openingen in de opstaande rails. Alhoewel de klem in hoogte verstelbaar is in de in de rails voorziene openingen, biedt zij het nadeel dat een onvoldoende stabiele positionering van de geleider geboden wordt. Doordat beide bochtvormige verankeringen voor het positioneren van de klem zich in dezelfde richting uitstrekken, is de positionering van de klem in hoogterichting van de rail onvoldoende stabiel, bovendien is de geleider ook in lengterichting verplaatsbaar in de klem.

US3.712.698 beschrijft een horizontale rail waarop een lade verwijderbaar gemonteerd kan worden, doordat de rail verwijderbaar bevestigbaar is aan een eerste en tweede clip. De eerste en tweede clip kunnen op hun beurt verwijderbaar gemonteerd worden in opstaande op een kastwand aan te brengen profielen, waarin op vaste afstanden van elkaar

2017/5245

BE2017/5245 een reeks van openingen zijn aangebracht. De rail is voorzien van twee op een afstand van elkaar opgestelde knoppen die in overeenkomstige openingen in een naar de rail gericht flens van de clips passen. Iedere clip bevat verder een naar het profiel gerichte flens, die in hoogterichting voorzien is van een drietal naar beneden gericht haakvormige bevestigingselementen, die voorzien zijn om in de openingen in het profiel te grijpen. Alhoewel een dergelijke rail in hoogte verstelbaar is doordat de clip in hoogte verstelbaar is in de openingen in het opstaande profiel, wordt de positie van de rail uitsluitend in hoogterichting gefixeerd en is de rail in langsrichting verplaatsbaar binnen de tolerantie van de profielopeningen.

US4.147.393 beschrijft een kast waarbij op de binnenzijde van een kastwand een eerste en tweede profiel op een afstand van elkaar geplaatst zijn in diepterichting van de kast. Beide profielen bevatten een veelheid van in hoogterichting op een afstand van elkaar aangebrachte openingen. Een bovenste lip van een clip grijpt in een eerste richting in een opening in het profiel, een onderste lip van de clip grijpt in een tegenovergestelde richting in het profiel, waardoor de positie van de clip in hoogterichting gefixeerd wordt. De clip bevat verder een naar de binnenzijde van de kast gericht klem voor het opnemen van de ladegeleider. Alhoewel een dergelijke rail in hoogte verstelbaar is doordat de clip in hoogte verstelbaar is in de openingen in het opstaande profiel, wordt de positie van de rail uitsluitend in hoogterichting gefixeerd en is de rail in langsrichting verplaatsbaar binnen de tolerantie van de profielopeningen.

Het is duidelijk voor de vakman dat in nieuwbouwkasten die de gewenste montage onderdelen voor het monteren van laden bevatten, laden veel eenvoudiger voorzien kunnen worden dan in reeds bestaande kasten, die voorzien zijn voor het opnemen van leggers, die meestal de vorm hebben van een vlakke plaat. Dergelijke bestaande kasten bevatten echter meestal niet de op de lade afgestemde montage onderdelen, waardoor bestaande kasten uitsluitend gebruikt kunnen worden met de oorspronkelijk voorziene

2017/5245

BE2017/5245 inrichting voor leggers. Aangezien de wijze waarop kasten gebruikt worden en de zaken die in de kasten opgeslagen worden zich in de loop van de tijd kunnen wijzigen, en omdat de optimale kastinrichting bij aankoop van een kast niet altijd geheel te voorzien is, is er een behoefte om herinrichting van kasten mogelijk te maken

Met name is er een behoefte aan een inrichting die het mogelijk maakt om op een eenvoudige wijze ook in bestaande kasten die ingericht zijn op het gebruik van leggers, schuifladen aan te brengen. Er is ook behoefte aan een inrichting die het mogelijk maakt om de positie van schuifladen in hoogterichting van de kast te wijzigen. Vaak stelt zich namelijk het probleem dat in een kast aanwezige schuifladen op een andere wijze, voor het opslaan van andere goederen gebruikt worden, dan aanvankelijk voorzien.

Deze uitvinding beoogt daarom een inrichting te verschaffen die het mogelijk om schuifladen aan te brengen in de binnenruimte van kasten die hoofdzakelijk ingericht zijn voor het opnemen van leggers.

Deze uitvinding beoogt in het bijzonder een inrichting te voorzien die het mogelijk maakt om de positie van de schuifladen, ook na de aanvankelijke montage in het interieur van de kast, te wijzigen, en daarbij het risico op beschadiging van het interieur van de kast tot een minimum te beperken.

Dit wordt volgens de uitvinding bereikt met een clip die de technische kenmerken vertoont van het kenmerk van de eerste conclusie.

Daartoe wordt de kast van deze uitvinding gekenmerkt doordat de ten minste één rij van op een afstand van elkaar geplaatste openingen voorzien is voor het bevestigen van een looprail waarover een op de lade gemonteerde draagrail voor de lade uitschuifbaar is, waarbij de looprail op de naar de binnenruimte gekeerde zijde van de opstaande wand gemonteerd is door middel van ten minste één clip, waarbij de looprail een opstaande flens bevat die ingericht is om zich langsheen een deel van de opstaande wand uit

2017/5245

BE2017/5245 te strekken, waarbij de clip een romp bevat voorzien van verbindingsmiddelen voor het bevestigen aan de opstaande flens van de looprail, waarbij de romp een op een afstand van elkaar geplaatste eerste en tweede flap bevat voor het houden van de opstaande flens tussen de eerste en tweede flap, waarbij de eerste en tweede flap ingericht zijn om een naar elkaar gerichte klemkracht uit te oefenen, waarbij de romp een bovenste en onderste lip bevat die zich in tegenovergestelde richting ten opzichte van elkaar uitstrekken, waarbij de bovenste en onderste lip voorzien zijn om opgenomen te worden in een relatief hogere en een relatief lagere opening in de openingen rij.

In de kast van deze uitvinding is de looprail waarover de draagrail met de schuiflade verplaatsbaar is, aan de kastwand gemonteerd door middel van een clip. Deze clip fungeert bijgevolg als tussenstuk of intermediair voor het bevestigen van de looprail van een lade aan een kastwand,

Doordat de clip bevestigbaar is in de openingen in de kastwand, maakt het gebruik van de clip het mogelijk schuifladen aan te brengen in een kast die aanvankelijk niet voorzien was voor de montage van schuifladen, bijvoorbeeld een kast met rijboringen voor het opnemen van steunprofielen voor het ondersteunen van leggers. Het gebruik van een dergelijke clip maakt het dus mogelijk een kastinrichting ook na aankoop en plaatsing van de kast te wijzigen van een kast met leggers naar een kast met schuifladen.

Doordat de bovenste en onderste lip zich in tegenovergestelde richting van elkaar uitstrekken, zijn de lippen losneembaar in de openingen in de kastwand bevestigbaar en kan de clip eenvoudig van de kastwand worden losgemaakt en in andere openingen in de kastwand gemonteerd worden. De positie van de clip ten opzichte van de kastwand kan bijgevolg eenvoudig gewijzigd worden om de positie van een schuiflade in de kast te wijzigen. Dit

2017/5245

BE2017/5245 maakt het mogelijk de positie van de schuifladen en dus de kastinrichting te wijzigen.

De romp van de clip bevat bevestigingsmiddelen voor het bevestigen van de clip aan de opstaande flens van de looprail, met name een de eerste en tweede flap aan tegenover elkaar liggende zijden van de romp, waarbij de eerste en tweede flap ingericht zijn om een naar elkaar gerichte klemkracht uit te oefenen. Het gebruik van een klemkracht voor het verbinden van de looprail en de clip maakt een eenvoudige verbinding van beide delen met elkaar mogelijk. De klemkracht zorgt er bovendien voor dat de positie van de looprail ten opzichte van de clip en dus ten opzichte van de kastwand gefixeerd wordt in breedterichting b van de kastopening. De zich in tegenovergestelde richting ten opzichte van elkaar uitstrekken bovenste en onderste lip fixeren de positie van de looprail in hoogterichting van de kast. De opbouw van de clip maakt bijgevolg niet alleen een stabiele positionering van de lade in hoogterichting van de kast mogelijk door de aanwezigheid van een onderste en bovenste lip die zich in tegenovergestelde richting uitstrekken, maar ook een stabiele positionering in lengterichting van de lade dit is in diepterichting van de kast, door de klemkracht uitgeoefend door de eerste en tweede flap van de romp.

De bevestiging aan de kastwand door middel van de lippen in combinatie met de door de eerste en tweede flap uitgeoefende, in breedterichting van de kast gerichte klemkracht, biedt bovendien ook een goede weerstand tegen torsie krachten die erop gericht zijn de lade ten opzichte van de kastwand te doen roteren.

Om een optimale fixatie van de positie van de looprail ten opzichte van de kastwand mogelijk te maken is in een voorkeursuitvoeringsvorm de eerste flap opgesteld aan een naar de kastwand gerichte zijde van de romp en is de tweede flap opgesteld aan een naar de schuiflade gerichte zijde van de romp, waarbij de eerste flap verbindingsmiddelen bevat voor het

2017/5245

BE2017/5245 verbinden met overeenkomstige verbindingsmiddelen met de opstaande flens van de looprail.

Om een optimale instelbaarheid van de positie van laden in hoogterichting van de kast mogelijk te maken bevat de naar de binnenruimte van de kast gekeerde zijde van de opstaande wand een rijboring van op een regelmatige afstand van elkaar geplaatste openingen voor het bevestigen van de looprail. In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van deze uitvinding wordt dit tot stand gebracht door het gebruik van een opstaande rail bevestigd aan of verzonken in de naar de binnenruimte van de kast gekeerde zijde van de opstaande wand, waarbij de rail een rijboring bevat van op een regelmatige afstand van elkaar geplaatste openingen voor het bevestigen van de looprail.

Deze uitvinding heeft verder betrekking op een clip voor het verstelbaar monteren van laden in een kast.

Deze uitvinding heeft eveneens betrekking op een uitschuifbare lade voor een kast, voorzien van een clip zoals hierboven beschreven.

De uitvinding wordt verder toegelicht aan de hand van de bij gevoegde figuren en beschrijving van deze figuren.

Figuur la toont een voorzijde van een opstaande rail waarop een draagrail voor een schuiflade gemonteerd is.

Figuur lb toont een achterzijde van een opstaande rail waarop een draagrail voor een schuiflade gemonteerd is.

Figuur 2 toont een naar de kastwand gerichte zijde van de clip in perspectief.

Figuur 3 toont een naar de binnenruimte van de kast gerichte zijde van de clip in perspectief.

Figuur 4 toont een zijaanzicht van de clip.

Figuur 5a en 5b tonen een zich op de binnenruimte van een kast, met daarin een lade gemonteerd.

2017/5245

BE2017/5245

Een kast 25 is meestal voorzien van twee tegenover elkaar liggende opstaande wanden 31. Tussen deze opstaande wanden, met name op de naar de binnenruimte van de kast 25 gekeerde zijde van de wanden 41 kan zich ten minste één uitschuifbare lade bevinden., waarvan één looprail 7 getoond is in fig. 5a en 5b. Binnen het kader van deze uitvinding is het echter voldoende indien de kast ten minste één wand bevat. Met kastwand 31 wordt in het kader van deze uitvinding bedoelt, ieder materiaal dat geschikt is voor het begrenzen van de binnenruimte van een kast, bijvoorbeeld een kastwand vervaardigd uit hout, kunststof, metaal, geperst hout of dergelijke, maar ook een rooster, een raamwerk of dergelijke.

Een uitschuifbare lade kan op de naar de binnenruimte van de kast gekeerde binnenzijde van de opstaande wand bevestigd zijn, middels aan die wand aanwezige openingen 8, 9. Deze openingen kunnen in de kastwand voorzien zijn, bijvoorbeeld in de vorm van twee of meer evenwijdige rijen openingen, zogenaamde rijboringen 18, zoals getoond in figuur 5a . Het is echter ook mogelijk een rij openingen 18 te voorzien door gebruik te maken van een opstaande rail 28 met een reeks openingen, die aan de binnenzijde van de wand bevestigd is, zoals getoond wordt in figuur 5b. De rail 28 kan op de kastwand geplaatst zijn, of verzonken in het materiaal van de kastwand zijn geplaatst, om ruimte te winnen. Doordat een rail ook achteraf kan worden gemonteerd, wordt het mogelijk een kast die hoofdzakelijk voorzien was voor gebruik met leggers, te voorzien van één of meer schuifladen op gewenste posities. Verder kan iedere andere bij de vakman bekende wijze voor het voorzien van montageopeningen voor het monteren van laden of leggers of dergelijke in een kastwand gebruikt worden. Een opstaande wand kan één of meer van dergelijke evenwijdig lopende rijen openingen 18 bevatten, waarbij de openingen van evenwijdige rijen op overeenkomstige posities zijn aangebracht in hoogterichting van de rij beschouwd. Tegenover elkaar liggende opstaande wanden kunnen één of meer evenwijdige rijen openingen 18 bevatten op overeenkomstige posities,

2017/5245

BE2017/5245 de rijen openingen kunnen echter ook verschoven ten opzichte van elkaar geplaatst zijn.

Voor het monteren van een lade in een kast wordt meestal gebruik gemaakt van een aan de kastwand bevestigde looprail 7 waarover een op de lade gemonteerde draagrail (niet getoond) uitschuifbaar is. De draagrail is voorzien voor het dragen van de schuiflade. De looprail 7 is meestal in hoofdzaak horizontaal opgesteld. Een looprail zal meestal een opstaande flens 17 bevatten die ingericht is om zich langsheen een deel van de opstaande wand uit te strekken. In de looprail 17 zijn meestal meerdere montage-openingen 27 voorzien.

Een looprail 7 kan op de naar de binnenruimte gekeerde zijde 41 van de opstaande wand 31 gemonteerd worden door middel van een clip 1.

Een clip volgens deze uitvinding bevat een romp 2 voorzien van eerste bevestigingsmiddelen 21 voor het bevestigen aan de opstaande flens 17 van de looprail, en tweede bevestigingsmiddelen 3, 4 voor het bevestigen van de clip in de opstaande rij openingen 8.

De romp 2 bevat een op een afstand van elkaar geplaatste eerste en tweede flap 11, 12 die ingericht zijn om de opstaande flens tussen hen te houden. In het bijzonder zijn de eerste en tweede flap 11, 12 ingericht om een naar elkaar gerichte klemkracht uit te oefenen, waardoor de positie van de clip ten opzichte van de looprail in breedterichting van de kastopening bepaald wordt. De eerste flap 11 kan bijvoorbeeld opgesteld zijn aan een naar de kastwand gerichte zijde van de romp 2 en de tweede flap 12 aan een naar de schuiflade gerichte zijde van de romp 2. De afstand tussen de eerste en tweede flap 11, 12 wordt zodanig ingesteld dat hij voldoende groot is voor het opnemen van de opstaande flens 17 van de looprail tussen de eerste en tweede flap. Daarbij kan enige speling gelaten worden om het aanbrengen te vergemakkelijken, maar de speling dient zodanig te zijn dat zij de klemkracht uitgeoefend op de flens 17 door de eerste en tweede flap 11, 12 niet nadelig beïnvloedt.

2017/5245

BE2017/5245

De hoogte van de romp 2 kan eveneens binnen brede grenzen variëren. De hoogte van de romp 2 zal echter bij voorkeur zodanig gekozen worden dat een voldoende stabilisatie van de flens 17 van de looprail van de schuiflade verzekerd wordt.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding bevat de eerste flap 11 verbindingsmiddelen 21 voor het verbinden ervan met overeenkomstige verbindingsmiddelen 27 op de opstaande flens 17 van de looprail 7. Deze verbindingsmiddelen kunnen iedere door de vakman geschikt geachte vorm aannemen. Geschikte verbindingsmiddelen zijn onder meer in elkaar grijpende, samenwerkende klikverbindingsmiddelen, een samenwerkende protrusie — uitsparing, een as-naafverbinding, een bout-moerverbinding, maar ook andere bij de vakman bekende verbindingsmiddelen. In een voorkeursuitvoeringsvorm strekken de verbindingsmiddelen zich in omtrekrichting uit. De verbindingsmiddelen kunnen bijvoorbeeld cirkelvormig, ovaal, vierkant, rechthoekig of driehoekig van vorm zijn, of iedere andere door de vakman geschikt geachte omtrekvorm. Bij voorkeur worden de vorm en de afmetingen van de verbindingsmiddelen 21 op de eerste flap 11 van de clip afgestemd op de vorm en afmetingen van de overeenkomstige verbindingsmiddelen op de looprail waarmee ze samenwerken en waarin ze grijpen. Dit biedt het voordeel dat het tot stand brengen van de verbinding relatief eenvoudig kan gebeuren en dat de krachten die de verbinding moeten verzekeren uniform zijn in alle richtingen. Dergelijke verbindingsmiddelen 21 bieden het bijkomend voordeel dat een stabiele verbinding tussen de clip en de draagrail verzekerd kan worden, zowel in hoogterichting van de clip als in breedterichting, d.i. de diepterichting van de kast.

In een bijzondere voorkeursuitvoeringsvorm bevatten de verbindingsmiddelen 21 een samenwerkende getande ring en opening 27 voor het opnemen van de getande ring, waarbij de getande ring voorzien is om met enige klemkracht in de overeenkomstige opening te passen. De

2017/5245

BE2017/5245 getande ring 21 bevindt zich bij voorkeur op de eerste flap 11, en is voorzien om samen te werken met een overeenkomstige opening 27 in de opstaande flens van de looprail. De clip kan één dergelijke getande ring bevatten, maar bevat bij voorkeur twee of meer van dergelijke getande ringen zodat de positie van de clip ten opzichte van de looprail gefixeerd wordt en een verplaatsing van beide delen ten opzichte van elkaar wordt tegengewerkt zowel in hoogterichting van de kast, als in diepterichting en breedterichting. Een dergelijke verbinding maakt gebruik van openingen die zich standaard in de opstaande flenzen van looprails bevinden en daarin reeds bij productie worden aangebracht. Binnen het kader van deze uitvinding is het echter ook mogelijk andere bij de vakman bekende in elkaar grijpende verbindingsmiddelen te gebruiken. De clip van deze uitvinding kan één of meer dergelijke verbindingsmiddelen 21 bevatten. Bij voorkeur zijn ten minste twee dergelijke verbindingsmiddelen voorzien om een stabiele verbinding te verzekeren, echter drie of vier of meer verbindingsmiddelen 21 is eveneens mogelijk. De vorm en positie van de verbindingsmiddelen 21 op de clip zal meestal aangepast worden rekening houdend met de vorm en positie van de overeenkomstige verbindingsmiddelen 27 op de draagrail.

De romp 2 kan verder aan een bovenste rand 13 een bovenste lip 3 bevatten, en aan een onderste rand 14 een onderste lip 4 bevatten. De bovenste en onderste lip 3, 4 strekken zich in tegenovergestelde richting ten opzichte van elkaar uit. De bovenste en onderste lip voorzien zijn om opgenomen te worden in een overeenkomstige relatief hogere en een relatief lagere opening in de openingen rij of rijboring, en verzekeren op die wijze dat de positie van de clip in hoogterichting gefixeerd wordt. In het bijzonder strekt de bovenste lip 3 zich uit in een van de kastwand weggerichte richting en strekt de onderste lip 4 zich uit in een naar de kastwand gerichte richting. Het is echter ook mogelijk de richting van de bovenste en onderste lip om te keren, zodanig dat de bovenste lip zich naar de kastwant uitstrekt en de onderste lip zich uitstrekt in een van de kastwand

2017/5245

BE2017/5245 weggerichte richting. Een dergelijke opstelling van de bovenste en onderste lip vereenvoudigt het aanbrengen van de clip in de openingen 8, en maakt een verwijderbare montage van de clip in de openingen 8 mogelijk.

De eerste en tweede lip 3, 4 hebben bij voorkeur een beperkte flexibiliteit om een voldoende stabiele positionering van de clip in de kastwand mogelijk te maken.

De bovenste lip 3 bevat bij voorkeur een eerste met de clip verbonden deel, dat zich loodrecht ten opzichte van de romp van de clip uitstrekt en een tweede opstaand deel dat zich onder een hoek ten opzichte van het eerste deel uitstrekt, in een van de kastwand weggerichte richting. Deze hoek is bij voorkeur kleiner dan 90°, om enige klemkracht te verzekeren. Deze opstelling zorgt ervoor dat het bovenste deel van de clip met enige klemkracht in een opening 8 gehouden wordt. De onderste lip 4 bevat bij voorkeur een eerste met de clip 4 verbonden deel, dat zich in het verlengde van de romp uitstrekt, en een tweede deel dat zich onder een hoek, bij voorkeur een nagenoeg rechte hoek ten opzichte van het eerste deel uitstrekt in een naar de kastwand gerichte richting. Deze vorm van de onderste lip vergemakkelijkt het positioneren van de clip en maakt een verwijderbare of losneembare plaatsing van de clip in de openingen 8 mogelijk. De afmetingen van de bovenste en onderste lip kunnen binnen brede grenzen variëren en kunnen door de vakman afgestemd worden rekening houdend met de belasting, en de grootte en diepte van de openingen 8.

De tweede flap 12 van de clip bevat verder bij voorkeur eveneens ten minste één been 5, 15 dat een naar de eerste flap 11 gerichte drukkracht uitoefent. Het been 5, 15 strekt zich uit langsheen een opstaande rand van de eerste flap 11. Hierdoor wordt de opstaande flens 17 van de looprail tussen de eerste en tweede flap 11, 12 geklemd. In een andere voorkeursuitvoeringsvorm bevat de tweede flap 12 een eerste en een tweede been 5, 15, die zich aan tegenover elkaar liggende opstaande randen van de

2017/5245

BE2017/5245 eerste flap 11 bevinden. In een dergelijke uitvoeringsvorm wordt een gebalanceerde klemkracht uitgeoefend op de looprail, wat de stabiliteit van een ladeconcstructie bevordert.

De hoogte van de romp kan binnen brede grenzen variëren, maar wordt meestal zodanig gekozen dat ze voldoende groot is om losmaken van de clip te vereenvoudigen

De eerste en tweede lip of bovenste en onderste lip 3, 4 zijn voorzien om te grijpen in een overeenkomstige eerste en tweede opening in de rij openingen in de kastwand.

Om productie van de clip zo eenvoudig mogelijk te houden zijn de clip en de daarop voorziene verbindings- en/of bevestigingsmiddelen bij voorkeur in één geheel met de clip uitgevoerd. In een dergelijke voorkeursuitvoeringsvorm zijn de eerste en tweede flap 11, 12 van de romp langsheen een bovenrand van de romp met elkaar verbonden, en wordt de bovenste lip 3 gevormd door een uitsparing in de tweede flap 12.

De naar de binnenruimte van de kast gekeerde zijde van de opstaande wand een rij van op een regelmatige afstand van elkaar geplaatste openingen bevat voor het bevestigen van een looprail.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op een clip zoals hierboven beschreven voor gebruik in een kast voor het aanbrengen van schuifladen.

De uitvinding heeft verder betrekking op een schuiflade voorzien van een draagrail en een looprail en een clip zoals hierboven beschreven voor het monteren van de lade.

2017/5245

BE2017/5245

Claims

CONCLUSIES

1. Kast voorzien van ten minste één opstaande wand, waarbij genoemde ten minste één opstaande wand een naar een binnenruimte van de kast gekeerde zijde bevat waarop ten minste één uitschuifbare lade gemonteerd is, waarbij de naar de binnenruimte gekeerde zijde ten minste één opstaande rij van op een afstand van elkaar geplaatste openingen bevat, gekenmerkt doordat de ten minste één rij van op een afstand van elkaar geplaatste openingen voorzien is voor het bevestigen van een looprail waarover een op de lade gemonteerde draagrail voor de lade uitschuifbaar is, waarbij de looprail op de naar de binnenruimte gekeerde zijde van de opstaande wand gemonteerd is door middel van ten minste één clip, waarbij de looprail een opstaande flens bevat die ingericht is om zich langsheen een deel van de opstaande wand uit te strekken, waarbij de clip een romp bevat voorzien van verbindingsmiddelen voor het bevestigen aan de opstaande flens van de looprail, waarbij de romp een op een afstand van elkaar geplaatste eerste en tweede flap bevat voor het houden van de opstaande flens tussen de eerste en tweede flap, waarbij de eerste en tweede flap ingericht zijn om een naar elkaar gerichte klemkracht uit te oefenen, waarbij de romp een bovenste en onderste lip bevat die zich in tegenovergestelde richting ten opzichte van elkaar uitstrekken, waarbij de bovenste en onderste lip voorzien zijn om opgenomen te worden in een relatief hogere en een relatief lagere opening in de openingen rij.
2. Kast volgens conclusie 1, waarbij de eerste flap opgesteld is aan een naar de kastwand gerichte zijde van de romp en de tweede flap opgesteld is aan een naar de schuiflade gerichte zijde van de romp, waarbij de eerste flap verbindingsmiddelen bevat voor het verbinden met overeenkomstige verbindingsmiddelen op de opstaande flens van de looprail.
3. Kast volgens conclusie 1 of 2, waarbij de verbindingsmiddelen op de romp van de clip zich in omtrekrichting uitstrekken en ten opzichte van

2017/5245 ₁₅ BE2017/5245 de eerste flap uitsteken in de richting van de tweede flap, en voorzien zijn om te grijpen in een overeenkomstige opening in de opstaande flens van de looprail
4. Kast volgens conclusie 3, waarbij de verbindingsmiddelen een op een afstand van elkaar in langsrichting van de eerste flap geplaatste eerste en tweede getande ring bevatten, die voorzien zijn om te grijpen in een overeenkomstige eerste en tweede opening op een afstand van elkaar geplaatst in langsrichting in de opstaande flens.
5. Kast volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de tweede flap een eerste en tweede been bevat die een naar de eerste flap gerichte drukkracht uitoefenen.
6. Kast volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de verbindingsmiddelen een eerste en tweede lip bevatten, die zich in tegenovergestelde richting ten opzichte van elkaar uitstrekken, in hoogterichting van de opstaande flens beschouwd, waarbij de eerste en tweede lip voorzien zijn om te grijpen in een overeenkomstige eerste en tweede opening in langsrichting in de opstaande flens op een afstand van elkaar geplaatst.
7. Kast volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de naar de binnenruimte van de kast gekeerde zijde van de opstaande wand een rij van op een regelmatige afstand van elkaar geplaatste openingen bevat voor het bevestigen van een looprail.
8. Kast volgens één der voorgaande conclusies, waarbij zich op de naar de binnenruimte van de kast gekeerde zijde van de opstaande wand een opstaande rail bevindt, met een rij van op een regelmatige afstand van elkaar geplaatste openingen bevat voor het bevestigen van een looprail.
9. Kast volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de eerste en tweede flap van de romp langsheen een bovenrand van de romp met elkaar verbonden zijn, en de bovenste lip gevormd wordt door een uitsparing in de tweede flap.

2017/5245

BE2017/5245
10. Kast volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de eerste flap voorzien is om zich uit te strekken langsheen de naar de binnenruimte van de kast gekeerde zijde van de opstaande wand.
11. Kast volgens conclusie 9 of 10, waarbij de eerste flap voorzien is om zich uit te strekken langsheen de naar de binnenruimte van de kast gekeerde zijde van de opstaande rail.
12. Clip omvattende een romp bevat voorzien van bevestigingsmiddelen voor het bevestigen aan overeenkomstige verbindingsmiddelen op een van een opstaande flens voorziene looprail van een schuiflade, waarbij de romp een op een afstand van elkaar geplaatste eerste en tweede flap bevat waartussen de opstaande flens wordt gehouden, waarbij de eerste en tweede flap ingericht zijn om een naar elkaar gerichte klemkracht uit te oefenen, waarbij de romp een bovenste en onderste lip bevat voor het bevestigen van de clip aan een kastwand.
13. Schuiflade voorzien van een looprail voor de uitschuifbaarheid van de lade en voorzien van een clip omvattende een romp bevat voorzien van bevestigingsmiddelen voor het bevestigen aan overeenkomstige verbindingsmiddelen op een van een opstaande flens voorziene looprail van een schuiflade, waarbij de romp een op een afstand van elkaar geplaatste eerste en tweede flap bevat waartussen de opstaande flens wordt gehouden, waarbij de eerste en tweede flap ingericht zijn om een naar elkaar gerichte klemkracht uit te oefenen, waarbij de romp een bovenste en onderste lip bevat voor het bevestigen van de clip aan een kastwand.

BE2017/5245

Ext 1a

BE2017/5245

BE2017/5245

BE2017/5245

BE2017/5245

2017/5245

BE2017/5245