BE1024963B1 - Samenstelling geschikt als bodemsubstraat en gebruik van dergelijke samenstelling - Google Patents
Samenstelling geschikt als bodemsubstraat en gebruik van dergelijke samenstelling Download PDFInfo
- Publication number
- BE1024963B1 BE1024963B1 BE2017/5469A BE201705469A BE1024963B1 BE 1024963 B1 BE1024963 B1 BE 1024963B1 BE 2017/5469 A BE2017/5469 A BE 2017/5469A BE 201705469 A BE201705469 A BE 201705469A BE 1024963 B1 BE1024963 B1 BE 1024963B1
- Authority
- BE
- Belgium
- Prior art keywords
- composition
- soil
- clay granules
- vegetation
- lava
- Prior art date
Links
Classifications
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01G—HORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
- A01G24/00—Growth substrates; Culture media; Apparatus or methods therefor
- A01G24/10—Growth substrates; Culture media; Apparatus or methods therefor based on or containing inorganic material
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01G—HORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
- A01G24/00—Growth substrates; Culture media; Apparatus or methods therefor
- A01G24/10—Growth substrates; Culture media; Apparatus or methods therefor based on or containing inorganic material
- A01G24/12—Growth substrates; Culture media; Apparatus or methods therefor based on or containing inorganic material containing soil minerals
- A01G24/15—Calcined rock, e.g. perlite, vermiculite or clay aggregates
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01G—HORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
- A01G24/00—Growth substrates; Culture media; Apparatus or methods therefor
- A01G24/20—Growth substrates; Culture media; Apparatus or methods therefor based on or containing natural organic material
Landscapes
- Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- Environmental Sciences (AREA)
- Chemical & Material Sciences (AREA)
- Inorganic Chemistry (AREA)
- Soil Sciences (AREA)
- Cultivation Of Plants (AREA)
Abstract
De onderhavige uitvinding heeft betrekking tot een samenstelling geschikt als bodemsubstraat. Meer bepaald omvat de samenstelling een mengsel van zaaizaden van één of meerdere gras-, grasachtige en/of vlinderbloemige planten, één of meerdere lavagesteenten, gebakken kleikorrels, teelaarde, veengrond en één of meerdere bodemverbeteraars, waarbij de één of meerdere lavagesteenten en de gebakken kleikorrels een bepaalde partikelgrootte omvatten. Verder betreft de uitvinding een werkwijze voor het produceren van dergelijke samenstelling, een systeem omvattende dergelijke samenstelling, een gebruik van dergelijke samenstelling en een gebruik van dergelijk systeem.
Description
(30) Voorrangsgegevens :
(73) Houder(s) :
AcTerra NV 9810, NAZARETH België (72) Uitvinder(s) :
GEERTS Bart 9810 EKE België (54) SAMENSTELLING GESCHIKT ALS BODEMSUBSTRAAT EN GEBRUIK VAN DERGELIJKE SAMENSTELLING (57) De onderhavige uitvinding heeft betrekking tot een samensteiiing geschikt als bodemsubstraat. Meer bepaald omvat de samensteiiing een mengsel van zaaizaden van één of meerdere gras-, grasachtige en/of vlinderbloemige planten, één of meerdere lavagesteenten, gebakken kleikorrels, teelaarde, veengrond en één of meerdere bodemverbeteraars, waarbij de één of meerdere lavagesteenten en de gebakken kleikorrels een bepaalde partikelgrootte omvatten. Verder betreft de uitvinding een werkwijze voor het produceren van dergelijke samensteiiing, een systeem omvattende dergelijke samensteiiing, een gebruik van dergelijke samensteiiing en een gebruik van dergelijk systeem.
BELGISCH UITVINDINGSOCTROOI
FOD Economie, K.M.O., Middenstand & Energie
Publicatienummer: 1024963 Nummer van indiening: BE2017/5469
Dienst voor de Intellectuele Eigendom
Internationale classificatie: A01G 24/15 A01G 24/10 A01G 24/20 Datum van verlening: 28/08/2018
De Minister van Economie,
Gelet op het Verdrag van Parijs van 20 maart 1883 tot Bescherming van de industriële Eigendom;
Gelet op de wet van 28 maart 1984 op de uitvindingsoctrooien, artikel 22, voor de voor 22 September 2014 ingediende octrooiaanvragen ;
Gelet op Titel 1 Uitvindingsoctrooien van Boek XI van het Wetboek van economisch recht, artikel XI.24, voor de vanaf 22 September 2014 ingediende octrooiaanvragen ;
Gelet op het koninklijk besluit van 2 december 1986 betreffende het aanvragen, verlenen en in stand houden van uitvindingsoctrooien, artikel 28;
Gelet op de aanvraag voor een uitvindingsoctrooi ontvangen door de Dienst voor de Intellectuele Eigendom op datum van 30/06/2017.
Overwegende dat voor de octrooiaanvragen die binnen het toepassingsgebied van Titel 1, Boek XI, van het Wetboek van economisch recht (hierna WER) vallen, overeenkomstig artikel XI.19, § 4, tweede lid, van het WER, het verleende octrooi beperkt zal zijn tot de octrooiconclusies waarvoor het verslag van nieuwheidsonderzoek werd opgesteld, wanneer de octrooiaanvraag het voorwerp uitmaakt van een verslag van nieuwheidsonderzoek dat een gebrek aan eenheid van uitvinding als bedoeid in paragraaf 1, vermeldt, en wanneer de aanvrager zijn aanvraag niet beperkt en geen afgesplitste aanvraag indient overeenkomstig het verslag van nieuwheidsonderzoek.
Besluit:
Artikel 1. - Er wordt aan
AcTerra NV, Stationsstraat 1A, 9810 NAZARETH België;
vertegenwoordigd door
BRANTS Johan Philippe Emile, Pauline Van Pottelsberghelaan 24, 9051, GENT;
CRABBE Ellen, Pauline van Pottelsberghelaan 24, 9051, GENT;
een Belgisch uitvindingsoctrooi met een looptijd van 20 jaar toegekend, onder voorbehoud van betaling van de jaartaksen zoals bedoeld in artikel XI.48, § 1 van het Wetboek van economisch recht, voor: SAMENSTELLING GESCHIKT ALS BODEMSUBSTRAAT EN GEBRUIK VAN DERGELIJKE SAMENSTELLING.
UITVINDER(S):
GEERTS Bart, Noël Schoorensstraat 27, 9810, EKE;
VOORRANG:
AFSPLITSING :
Afgesplitst van basisaanvraag : Indieningsdatum van de basisaanvraag :
Artikel 2. - Dit octrooi wordt verleend zonder voorafgaand onderzoek naar de octrooieerbaarheid van de uitvinding, zonder garantie van de Verdienste van de uitvinding noch van de nauwkeurigheid van de beschrijving ervan en voor risico van de aanvrager(s).
Brussel, 28/08/2018,
Bij bijzondere machtiging:
BE2017/5469
SAMENSTELLI NG GESCHI KT ALS BODEMSUBSTRAAT EN GEBRUI K VAN DERGELI JKE SAMENSTELLI NG
VAKGEBI ED VAN DE UITVI NDI NG
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een samenstelling, meer bepaald tot een samenstelling geschikt als bodemsubstraat voor het kiemen en groeien van grasplanten, grasachtige planten en/of vlinderbloemige planten.
ACHTERGROND
Vegetatieve ondergronden worden in veel situaties en voor een groot aantal locaties geprefereerd, en zijn in soms zelfs essentieel voor menselijke activiteiten en omgevingen. Hoewel er reeds een verscheidenheid aan vegetatieve ondergronden, en meerbepaald grasachtige ondergronden, beschreven wordt in de huidige stand der techniek, blijft een gekend probieem dat wanneer een vegetatieve bodem intensief gebruikt wordt, de vegetatie platgedrukt wordt tegen de bodem, beschadiging oploopt en vervolgens afsterft. Mogelijks wordt, bij intensief gebruik van of intensieve passage over het bodemsubstraat, de bovenlaag ervan zeit zodanig beschadigd dat er geen vegetatiegroei/-kieming mogelijk is. Hierdoor verliezen vegetatieve ondergronden op lange of korte termijn een groot aandeel van hun vegetatie, en verkrijgen deze een onaantrekkelijk uitzicht.
Tevens is het gewenst - en veelal bij wet verplicht - om op openbare plaatsten en evenementen steeds een berijdbare strook voor hulpverlenende voertuigen zoais brandweerwagens, ziekenwagens, etc. te voorzien. Veel evenementen worden georganiseerd op een vegetatieve ondergrond waardoor de kans bestaat dat dergelijke voertuigen wegzakken in de ondergrond, doorslippen of zieh vastrijden wanneer deze zieh op dergelijke locatie dienen te begeven.
Omwiile hiervan, en in combinatie met esthetische voorkeuren, is er daarom nood aan een samenstelling geschikt als bodemsubstraat welke toelaat om een berijdbare vegetatiebodem te voorzien. Tevens is het gewenst om een berijdbare vegetatiebodem te voorzien waarvan het uitzicht zieh niet substantieel onderscheidt van het uitzicht van de vegetatiebodem, teneinde een berijdbare vegetatiebodem te kunnen voorzien in een reeds bestaande vegetatiebodem, teneinde de berijdbare vegetatiebodem visueel nagenoeg onzichtbaar te implementeren in de reeds bestaande vegetatiebodem.
BE2017/5469
Deze doelen worden met de bekende oplossingen echter niet in voldoende mate bereikt.
De uitvinding beoogt een opiossing te vinden voor ten minste enkele van bovenvermelde problemen. Meer bepaald heeft de uitvinding tot doel een samenstelling geschikt als bodemsubstraat te voorzien voor het kiemen en groeien van grasplanten, grasachtige planten en/of vlinderbloemige planten en welke tevens een hoge stabiliteit voorziet en toelaat om een berijdbare en/of intensief bruikbare vegetatiebodem aan te leggen.
SAMENVATTI NG VAN DE UITVINDING
Tot dit doel verschaft de uitvinding een samenstelling volgens conclusie 1. Meer bepaald betreft de uitvinding een samenstelling geschikt als bodemsubstraat omvattende een mengsel van zaaizaden van één of meerdere gras-, grasachtige en/of vlinderbloemige planten, één of meerdere lavagesteenten, gebakken kleikorrels, teelaarde, veengrond en één of meerdere bodemverbeteraars, met het kenmerk dat de één of meerdere lavagesteenten en de gebakken kleikorrels een gelijkaardige partikelgrootte hebben van 3-20 mm.
Dit heeft tot voordeel dat de één of meerdere lavagesteenten en de gebakken kleikorrels een zekere structuur en stabiliteit aan de samenstelling verlenen, terwijl het mengsel van teelaarde, veengrond en één of meerdere bodemverbeteraars voldoende zacht is voor de zaaizaden en wortelgestellen van één of meerdere gras-, grasachtige en/of vlinderbloemige planten om te kiemen en zieh te ontwikkelen tot planten. Verder heeft dergelijke samenstelling tot voordeel dat een optimale drainage, veerkrachtigheid en voedselbeschikbaarheid wordt voorzien voor kiemplanten, zaailingen en planten.
De uitvinding betreft in een tweede aspect een werkwijze volgens conclusie 15. In het bijzonder betreft de uitvinding een werkwijze voor het produceren van een samenstelling volgens de uitvinding omvattende (i) het mengen van één of meerdere lavagesteenten, gebakken kleikorrels, teelaarde, veengrond en één of meerdere bodemverbeteraars; en (ii) het mengen van zaaizaden van één of meerdere gras-, grasachtige en/of vlinderbloemige planten onder het verkregen mengsel, teneinde het bekomen van een samenstelling volgens onderhavige uitvinding.
BE2017/5469
Deze werkwijze heeft als voordeel dat de zaaizaden op een later moment aan de samenstelling toegevoegd kunnen worden aan de samenstelling. Dit laat een flexibele, efficiënte en optimale productie toe en maakt het mogelijk om steeds een samenstelling met kiemkrachtige zaaizaden te voorzien.
In een volgend aspect verschaft de uitvinding een systeem volgens conclusie 17. In het bijzonder verschaft de uitvinding een systeem omvattende een eerste samenstelling en een tweede samenstelling, waarbij de eerste samenstelling een samenstelling volgens de huidige uitvinding is.
Een systeem volgens de uitvinding laat toe om een samenstelling volgens de uitvinding te combineren met een andere samenstelling of bodemsubstraat, en op deze manier eigenschappen van de eerste en de tweede samenstelling naar believen te combineren.
De uitvinding omvat tevens een gebruik van een samenstelling volgens de uitvinding, volgens conclusie 20. Meer bepaald betreft de uitvinding een gebruik van een samenstelling volgens de uitvinding voor het aanleggen van een vegetatiebodem.
Dit heeft als voordeel dat een vegetatiebodem met zowel hoge stabiliteit als optimale groeicondities voor de zaaizaden en planten aangelegd kan worden, en dat de vegetatie niet beschadigd wordt bij intensief gebruik of passage van de vegetatieve bodem.
Verder omvat de uitvinding een gebruik van een systeem volgens de uitvinding, volgens conclusie 24. In het bijzonder omvat de uitvinding een gebruik van een systeem volgens de uitvinding voor het aanleggen van een vegetatiebodem.
Het gebruik van een systeem volgens de huidige uitvinding heeft als voordeel dat vegetatiebodems in zeer afwijkende condities aangelegd kunnen worden. Zo kan de tweede samenstelling van het systeem gekozen worden in functie van de parameters en omstandigheden van een locatie waar een vegetatiebodem aangelegd wordt.
FI GUREN
De uitvinding zal nader worden toegeiicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeelden die in tekeningen zijn weergeven. In de tekening toont:
BE2017/5469 figuur 1 toont een schematische voorsteiiing van een doorsnede van een vegetatiebodem aangelegd middels een uitvoeringsvorm van een systeem volgens de uitvinding.
figuur 2 illustreert een schematische voorsteiiing van een doorsnede van een vegetatiebodem aangelegd middels een andere uitvoeringsvorm van een systeem volgens de uitvinding.
figuur 3 geeft een schematische voorsteiiing weer van een doorsnede van een vegetatiebodem aangelegd middels een uitvoeringsvorm van een systeem volgens onderhavige uitvinding zonder aandrukking van de vegetatiebodem.
GEDETAI LLEERDE BESCHRI JVI NG VAN DE UITVI NDI NG
De uitvinding betreft een samensteiiing geschikt als bodemsubstraat.
Tenzij anders gedefinieerd hebben alle termen die gebruikt worden in de beschrijving van de uitvinding, ook technische en wetenschappelijke termen, de betekenis zoals ze algemeen begrepen worden door de vakman in het technisch veld van de uitvinding. Voor een betere beoordeling van de beschrijving van de uitvinding, worden de volgende termen expliciet uitgelegd.
“Een”, ”de” en “het” refereren in dit document naar zowel het enkelvoud als het meervoud tenzij de context duidelijk anders veronderstelt. Bijvoorbeeld, “een segment” betekent “één of meer dan één segment”.
Wanneer “ongeveer” of “rond” in dit document gebruikt wordt bij een meetbare grootheid, een parameter, een tijdsduur of moment, en dergelijke, dan worden variaties bedoeld van +/-20% of minder, bij voorkeur +/-10% of minder, meer bij voorkeur +/-5% of minder, nog meer bij voorkeur +/-1% of minder, en zelfs nog meer bij voorkeur +/-0.1% of minder dan en van de geciteerde waarde, voor zoverre zulke variaties van toepassing zijn in de beschreven uitvinding. Hier moet echter wel onder verstaan worden dat de waarde van de grootheid waarbij de term “ongeveer” of “rond” gebruikt wordt, zeit specifiek wordt bekendgemaakt.
De termen “omvatten”, “omvattende” en “voorzien van” zijn synoniemen en zijn inclusieve of open termen die de aanwezigheid van wat volgt aanduiden, en die de aanwezigheid niet uitsluiten of beletten van andere componenten, kenmerken, elementen, leden, stappen, gekend uit of beschreven in de stand der techniek.
BE2017/5469
Het eiteren van numerieke Intervallen door de eindpunten omvat alle gehele getallen, breuken en/of reële gefallen tussen de eindpunten, deze eindpunten inbegrepen.
De term “samenstelling” wordt hierin als synoniem gebruikt voor “mengsei”, “mengeling” of “vermenging”. De term “bodemsubstraat” zoais hierin gebruikt verwijst naar een samenstelling welke geschikt is voor kieming van zaaizaden, en groei en ontwikkeling van kiemplanten, zaailingen en/of gewassen. De onderhavige samenstelling steunt in hoofdzaak op de volgende aspecten.
In een eerste aspect betreft de uitvinding een samenstelling geschikt als bodemsubstraat omvattende een mengsei van zaaizaden van één of meerdere gras-, grasachtige en/of vlinderbloemige planten, één of meerdere lavagesteenten, gebakken kleikorrels, teelaarde, veengrond en één of meerdere bodemverbeteraars, met het kenmerk dat de één of meerdere lavagesteenten en de gebakken kleikorrels een partikelgrootte hebben van 3-20 mm.
Dergelijke samenstelling heeft de eigenschap dat de één of meerdere lavagesteenten en de gebakken kleikorrels zieh tot een regelmatige en stabiele structuur organiseren ten opzichte van elkaar, waarbij het mengsei van zaaizaden van één of meerdere gras-, grasachtige en/of vlinderbloemige planten, teelaarde, veengrond en één of meerdere bodemverbeteraars de ruimtes tussen de structuur van de lavagesteenten en gebakken kleikorrels opvullen. De structuur waarin de lavagesteenten en de gebakken kleikorrels zieh organiseren kan naar analogie voorgesteld worden als een bokaal met knikkers waarbij de lavagesteenten en de kleikorrels analoog zijn aan de knikkers, en waarbij de ruimtes tussen de knikkers (lavagesteenten en kleikorrels) worden opgevuld door het mengsei van zaaizaden, teelaarde, veengrond en bodemverbeteraars. De lavagesteenten en gebakken kleikorrels definiëren op deze manier een relatief rigide structuur waardoor de samenstelling een hoge stabiliteit vertoont, terwijl de teelaarde, de veengrond en de bodemverbeteraars een zachter medium definiëren waarin de zaaizaden eenvoudig kunnen kiemen, en waarin kiemplanten hun wortelgestel in kunnen ontwikkelen.
Bij voorkeur hebben de lavagesteenten en/of kleikorrels een gelijkaardige hoogte, breedte en lengte. Meer bij voorkeur zijn de lavagesteenten en/of de gebakken kleikorrels in een samenstelling bij voorkeur in essentie bolvormig.
BE2017/5469
De lavagesteenten en/of de gebakken kleikorrels kunnen zowel hoekig als afgerond zijn. Of een samenstelling hoekige dan wel afgeronde lavagesteenten en/of gebakken kleikorrels omvat, kan afhankelijk zijn van de beoogde toepassing van de samenstelling volgens de uitvinding.
In een voorkeursdragende uitvoeringsvorm hebben de één of meerdere lavagesteenten een partikelgrootte van 3-20 mm, meer bij voorkeur 4-19 mm, nog meer bij voorkeur 5-18 mm, nog meer bij voorkeur 6-17 mm, en het meest bij voorkeur 8-16 mm. Mogelijks hebben de gebakken kleikorrels een partikelgrootte van 3-20 mm, meer bij voorkeur 4-19 mm, nog meer bij voorkeur 5-18 mm, nog meer bij voorkeur 5-17 mm, en het meest bij voorkeur 5-15 mm.
De partikelgrootte van de één of meerdere lavagesteenten en de gebakken kleikorrels is essentieel voor een samenstelling volgens de uitvinding. De uitvinders hebben gevonden dat dergelijke partikelgrootte resulteert in een optimale verhouding tussen het volume ingenomen door de lavagesteenten en kleikorrels, en het volume aan tussenruimtes dat ingenomen wordt door het mengsel van zaaizaden, veengrond, teelaarde en bodemverbeteraars. Meerbepaald zorgt genoemde partikelgrootte er in een eerste aspect voor dat de samenstelling een hoge stabiliteit - geïnduceerd door de lavagesteenten en de kleikorrels - vertoont, terwijl de samenstelling eveneens voldoende grote tussenruimtes omvat welke toelaten dat zaaizaden kunnen kiemen en dat kiemplanten of planten zonder problemen de samenstelling kunnen doorwortelen. Hierdoor laat genoemde partikelgrootte een optimale verhouding toe tussen de hoeveeiheid lavagesteenten en kleipartikels, en de hoeveeiheid mengsel van zaaizaden, teelaarde, veengrond en bodemverbeteraars, teneinde voedingsstoffen, nutriënten en water in voldoende hoge biologisch beschikbare concentraties te voorzien in de samenstelling voor optimale groei en ontwikkeling van grasplanten, grasachtige planten en/of vlinderbloemige planten. In een tweede aspect leidt genoemde partikelgrootte tot een reiatief homogene verdeling van de samenstelling waardoor een dichtbegroeide vegetatiebodem bekomen kan worden. In een derde aspect zouden lavagesteenten en/of gebakken kleikorrels met een partikelgrootte welke groter is dan hierboven genoemd, onveilig zijn wanneer de vegetatie gesnoeid of gemaaid wordt. Zo zouden lavagesteenten en/of gebakken kleikorrels niet alleen de machines of apparaten kunnen beschädigen, maar zouden dergelijke partikels bij impact van de machinerie of apparaten kunnen wegspringen en omstaanders kunnen verwonden. Lavagesteenten en/of gebakken kleikorrels met een partikelgrootte kleiner dan
BE2017/5469 hierboven genoemd verlenen onvoldoende rigiditeit en stabiliteit aan de samenstelling. Kleinere partikels zijn tevens sterk onderhevig aan erosie, en zouden resulterende samenstelling ongeschikt maken als bodemsubstraat.
Bij voorkeur worden de één of meerdere lavagesteenten en de gebakken kleikorrels gezeefd alvorens deze voorzien worden in een samenstelling volgens onderhavige uitvinding, teneinde te voorkomen dat partikels met een te grote en/of te kleine partikelgrootte in de samenstelling terecht zouden komen.
Methoden voor het bepalen en selecteren van lavagesteenten en gebakken kleikorrels met geschikte partikelgrootte zijn gekend door een vakman in het technische veld. De partikelgrootte van lavagesteenten en gebakken kleikorrels kan onder andere bepaald worden middels zeving, zeefanalyse, laser diffractieanalyse, sedimentatie en/of combinaties hiervan.
In een voorkeursuitvoering omvat een samenstelling volgens de uitvinding, uitgedrukt als volumepercentage van het totale volume van de samenstelling, ten minste 55% één of meerdere lavagesteenten en gebakken kleikorrels. Meer bij voorkeur omvat een samenstelling volgens de uitvinding, uitgedrukt als volumepercentage van het totale volume van de samenstelling, 55-85%, nog meer bij voorkeur 60-80%, nog meer bij voorkeur 65-75%, en het meest bij voorkeur ongeveer 75% één of meerdere lavagesteenten en gebakken kleikorrels. Het resterende volume van de samenstelling omvat de som van de volumes van de ruimtes (~tussenruimtes) tussen de lavagesteenten en gebakken kleikorrels, en wordt mogelijks volledig gevuld met het mengsel van zaaizaden, teelaarde, veengrond en één of meerdere bodemverbeteraars.
De voorziening van de één of meerdere lavagesteenten en de gebakken kleikorrels is van belang voor het induceren van voldoende rigiditeit en stabiliteit van de samenstelling, terwijl de voorziening van veengrond, teelaarde en bodemverbeteraars zorgen voor de aanwezigheid van een voldoende zacht medium voor de kieming van zaaizaden en de doorworteling van kiemplanten en planten. Echter, de onderlinge verhoudingen tussen de bestanddelen van de samenstelling zijn eveneens essentieel, teneinde het voorzien van optimale kiem- en groeiomstandigheden voor gras-, grasachtige en vlinderbloemige planten in de samenstelling.
BE2017/5469
In een geprefereerde uitvoeringsvorm omvat een samensteiling volgens onderhavige uitvinding, uitgedrukt als massapercentage van de totale massa van de samensteiling, 20-50% één of meerdere lavagesteenten, 20-50% gebakken kleikorrels, 5-15% teelaarde, 5-15% veengrond en 5-30% bodemverbeteraar. De uitvinders hebben gevonden dat dergeiijke samensteiling leidt tot optimale kiemen groeicondities voor gras-, grasachtige en vlinderbloemige planten.
Gebakken kleikorrels zijn gekend voor hun gebruik in de tuinbouw als verhardingsmiddel van de ondergrond. Het is belangrijk dat de kleikorrels in de samensteiling gebakken kleikorrels omvatten. Bij voorkeur zijn de gebakken kleikorrels afkomstig van nieuwe gebakken kleiklinkers, en meer bepaald ‘nieuwe’ bakstenen. Gebakken kleikorrels zijn weinig tot niet samendrukbaar waardoor ze een zekere rigiditeit aan de samensteiling induceren, en dit zonder de dichtheid van de samensteiling substantieel te vergroten. Gebakken kleikorrels omvatten een groot aantal met lucht-gevulde poriën waardoor de dichtheid van dergeiijke kleikorrels relatief laag is, en waardoor de dichtheid van de samensteiling beperkt blijft en vermeden wordt dat de samensteiling, wanneer voorzien aan een oppervlakte of aan een volume, samengedrukt wordt onder zijn eigen gewicht, of onder het gewicht van een voorwerp of persoon welke de samensteiling ondersteunt. De uitvinders van de huidige uitvinding hebben gevonden dat recuperatie van gebakken klei uit andere bronnen, bijvoorbeeld uit gevelstenen, minder betrouwbaar is omdat dergeiijke gevelstenen niet vorstbestendig zijn en deze onvoldoende rigiditeit zouden induceren en/of doordat er verzakkingen zouden kunnen optreden bij lagere temperaturen.
Gebakken kleikorrels verschillen van verharde kleikorrels onder andere in dat gebakken kleikorrels niet opnieuw verzachten wanneer deze in contact komen met water, terwijl verharde kleikorrels opnieuw zacht worden bij contact met water.
In een geprefereerde uitvoeringsvorm omvat een samensteiling volgens de uitvinding gebakken kleikorrels van kleimineralen geselecteerd uit de groep omvattende perliet, vermiculiet, attapulgiet, bentoniet, clinoptiloliet, dicaliet, kaoliniet, berthierine, pyrophyliet, talk, montmorilloniet, saponiet, illiet, muscoviet, biotiet, sudoiet, chamosiet, sepioliet, palygorskiet, rectoriet, corrensiet, chloriet, imogoliet, allophane, mica, smectiet, mordeniet, analcime, sodaliet, hallosiet, stevensiet, ontroniet, beidelliet, hectoriet en combinaties hiervan.
BE2017/5469
Lavagesteenten zijn een bron van nutriënten en kleimineralen en worden daarom vaak gebruikt in de tuin- en landbouw. Lavagesteenten werken als binders van nutriënten en als ionenwisselaars van voedingsstoffen tussen bodem en plantenwortels. Zo verschaffen lavagesteenten zowel hoofdelementen zoals calcium, fosfor en magnesium als een relatief hoog gehalte aan sporenelementen aan een bodem. Zowel hoofdelementen en sporenelementen zijn essentieel voor de groei en ontwikkeling van planten.
Lavagesteenten worden gevormd door het Stollen van lava. Doordat het Stollen van lava zeer snel gebeurt, hebben luchtbellen in de lava vaak geen tijd om te ontsnappen en blijven deze gevangen in de gestolde lava of lavagesteenten. Bijgevoig omvatten lavagesteenten een hoog gehalte aan lucht en bezitten deze en relatief läge dichtheid. Toch vertonen lavagesteenten weinig samendrukbaarheid waardoor deze een zekere rigiditeit aan een bodem of aan een samenstelling volgens de uitvinding verschaffen.
Bij voorkeur omvat een samenstelling volgens de uitvinding lavagesteenten of partikels daarvan, zoals bijvoorbeeld vermaalde lavagesteenten.
In een uitvoeringsvorm omvat een samenstelling volgens de uitvinding één of meerdere lavagesteenten geselecteerd uit de groep omvattende puimsteen, basalt, ryoliet, andesiet, komatiiet, daciet, trachiet, latiet, tufsteen, ignimbriet, granofier, graniet, granodioriet, dioriet, doleriet, gabbro, peridotiet en combinaties hiervan.
In een uitvoeringsvorm omvat de samenstelling gebakken kleikorrels en lavagesteenten met een zelfde partikelgrootte.
Zoals hierin gebruikt, verwijst de term “een zelfde partikelgrootte” naar twee geometrische objecten welke een vergelijkbare vorm en vergelijkbare grootte hebben. Nog meer specifiek kan de term “een zelfde partikelgrootte” zoals hier gebruikt, verwijzen naar twee geometrische objecten welke een vergelijkbare vorm hebben en welke een partikelgrootte hebben die maximaal 20%, meer bij voorkeur maximaal 15%, nog meer bij voorkeur maximaal 10%, en het meest bij voorkeur maxim aal 5%, zoals ongeveer 4%, ongeveer 3%, ongeveer 2% of ongeveer 1% verschillen.
Dit heeft als voordeel dat de kleikorrels en lavagesteenten zieh in een meer regelmatige structuur kunnen organiseren waardoor de samenstelling een grotere en uniformere rigiditeit verkrijgt. Bovendien zorgt een gelijkaardige partikelgrootte
BE2017/5469 van de lavagesteenten en kleikorrels ervoor dat de verhouding van de samensteiiing tussen het volume ingenomen door de lavagesteenten en kleikorrels, en het volume van de tussenruimten welke ingenomen worden door het mengsel van teelaarde, veengrond, bodemverbeteraars en zaaizaden relatief eenvoudig gemonitord kan worden bij het produceren van de samensteiiing. Verder zorgt een gelijkaardige partikelgrootte ervoor dat de verhouding tussen het volume ingenomen door de lavagesteenten en kleikorrels, en het volume van de tussenruimten welke ingenomen worden door het mengsel van teelaarde, veengrond, bodemverbeteraars en zaaizaden relatief constant is over het gehele volume van een samensteiiing.
Bij voorkeur omvat een samensteiiing volgens onderhavige uitvinding zaaizaden van één of meerdere gras-, grasachtige en/of vlinderbloemige planten geseiecteerd uit de groep omvattende Festuca rubra, Festuca arundinacaea, Lolium perenne, Poa pratensis, Lolium multiflorum, Phleum pratense, Poa trivialis, Festuca ovina, Festuca arundinacea, Agrostis tenuis, Festuca pratensis, Alopecurus pratensis, Elytrigia repens, Agrostis stolonfera, Poa annua, Achnaterum brachytrichum, Achnaterum calamagrostis, Agropyron magellanicum, Agropyron pubiflorum, Agrostis nebula, Alopecurus pratensis, Arrhenatherum bulbosum, Arundo donax, Brizo maxima, Brizo media, Carex buchananii, Carex morrowii, Carex pendula, Carex comans, Chasmanthium latifolium, Bouteloua gracilis, Cortaderia, Chrysopogon, Cyperus, Deschampia, Festuca glauca, Hakonechloa, Helectotrichon sempervirens, Hordeum jubatum, Imperata cylindrica, Koeleria, Lagurus ovatus, Leymus arenarius, Luzula nivea, Luzula sylvatica, Melica altissima, Miscanthus floridulus, Miscanthus sinensis, Molinia caerulea, Molina arundinacea, Panicum virgatum, Pennisetum alopecuroides, Phalaris arundinaceae, Poa cita, Scirpus Zebrinus, Sorghastrum nutans, Stipa arundinacea, Stipa calamagrostis, Stipa lasiogrostis, Lupinus-species, Vicia sativa, Trifolium-species zoals Trifolium pratense, Trifolium repens en combinaties hiervan.
Veen of veengrondgrond is een grondsoort die voornamelijk gehumificeerd plantaardig materiaal omvat, en is rijk aan stikstof, fosfor en zwavel welke essentieel zijn voor de groei en ontwikkeling van planten. De veengrond zorgt er bijgevoig voor dat een samensteiiing volgens de uitvinding een voldoende hoog gehalte aan dergelijke essentiële elementen omvat, en draagt hierdoor substantieel bij aan de ontwikkeling en groei van kiemplanten, zaailingen en/of volwassen planten.
BE2017/5469
Bij voorkeur omvat de samenstelling veengrond of veengrondgrond die pH-neutraal is. Dergelijke veengrond kan eenvoudig bekomen worden door veengrondgrond te selecteren waarin reeds één of meerdere bomen en/of planten zijn gegroeid.
In een voorkeursuitvoering omvat een samenstelling veengrond waarin reeds één jaar aardbeiplanten zijn gegroeid.
In een uitvoeringsvorm omvat de samenstelling turf als veengrond.
Teelaarde heeft een capillaire werking en induceert een waterhoudend vermögen aan de samenstelling. Op deze manier houdt de samenstelling water langer vast zodat wortels van planten meer tijd hebben om water te absorberen, terwijl het teveel aan water door kan sijpelen en gedraineerd kan worden. Zodoende kan de samenstelling water opslaan bij bevochtiging en het opgeslagen water ter beschikking stellen aan de zaden, kiemplanten, zaailingen en planten in drogere Perioden. Een geschikt vochtigheidsgehalte verhoogt tevens de biologische beschikbaarheid van de nutriënten aanwezig in de samenstelling.
Het is geprefereerd dat de samenstelling leemhoudende teelaarde omvat. Dergelijke leemhoudende teelaarde heeft een grote capillaire werking en induceert een hoog waterhoudend vermögen aan de samenstelling.
Bodemverbeteraars rijk aan voedingselementen en nutriënten waardoor de groei en ontwikkeling van planten en gewassen in een samenstelling volgens onderhavige uitvinding substantieel verhoogd en geoptimaliseerd wordt.
De term “bodemverbeteraars” zoais hierin gebruikt, verwijst naar bestanddelen die aan een bodem worden toegevoegd om de vruchtbaarheid van de bodem verhogen. Meer specifiek worden bodemverbeteraars aan een bodem toegevoegd zodat planten beter groeien en gezonder zijn. De term “vruchtbaarheid van een bodemsubstraat” zoais hier gebruikt, verwijst naar het vermögen van betreffend bodemsubstraat om een plant van water en/of voedingsstoffen te voorzien. Hoe hoger de vruchtbaarheid van een bodemsubstraat des te meer water en voedingsstoffen er beschikbaar zijn voor planten, en des te sneller planten zullen groeien en ontwikkelen in dergelijk bodemsubstraat.
Bodemverbeteraars kunnen het gehalte van zowel één of meerdere hoofdelementen - stikstof, fosfor, kalium, calcium, zwavel en magnesium - als één of meerdere sporenelementen - ijzer, zink, koper, molybdeen, boor en mangaan - in de
BE2017/5469 samenstelling verhogen. De samenstelling en concentratie van betreffende elementen verschillen tussen bodem verbeteraars. Bij voorkeur omvat een samenstelling volgens de uitvinding één of meerdere bodem verbeteraars welke al deze elementen in voldoende hoge concentratie omvat om een optimale groei en ontwikkeling van gewassen en planten te garanderen.
In het bijzonder omvat de samenstelling plantaardig materiaal, dierlijk materiaal en/of anorganisch materiaal als bodemverbeteraar. Mogelijks wordt het type mest dat wordt voorzien aan de samenstelling, bepaald op basis van de gehaltes aan nutriënten in de overige bestanddelen van de samenstelling.
In een verdere uitvoeringsvorm omvat de samenstelling één of meerdere bodemverbeteraars geselecteerd uit de groep omvattende paardenmest, compost, humus, zeewierextracten, slachtafval, bloedmeel, dierhuid, hoefmateriaal, hoornmateriaal, beendermeel, vismeel, vedermeel, groene mest, gewasresiduen, slib, kippenmest, stalmest, turf, varkensmest, rundermest, drijfmest en combinaties hiervan.
Het is geprefereerd dat een samenstelling volgens de uitvinding plantaardige materialen zoals stro, hooi en zaagmeel vermengd met dierlijke afvalmaterialen omvat. Bijvoorbeeld om de textuur van de bodem verbeteraar, mest en/of de samenstelling, te verstevigen. Tevens zullen de plantaardige materialen gecomposteerd worden en op hun beurt bijdragen tot de beschikbaarheid van voedingsstoffen en de vruchtbaarheid van de samenstelling als bodemsubstraat.
Zoals beschreven, is de aanwezigheid van bodemverbeteraars in een eerste aspect voornamelijk belangrijk voor het aanleveren van voedingsstoffen. Echter, natuurlijke bodemverbeteraars zijn de voornaamste bron van organische stof in de samenstelling. Het is daarom geprefereerd om natuurlijke bodemverbeteraars te voorzien in de samenstelling. Zo induceert het voorzien van organische stof een verscheidenheid aan voordelen: organische stof geeft de samenstelling een donkerdere kleur waardoor deze in het voorjaar sneller zal opwarmen, organische stof verbetert de bodemstructuur waardoor deze beter bewerkbaar wordt en de bodem minder compact wordt waardoor de wortels beter ontwikkelen, organische stof stimuleert een evenwichtig bodemleven, organische stof draagt zowel bij tot het waterhoudend vermögen als het drainagevermogen van de samenstelling, en organische stof werkt als buffer tegen schommelingen in de pH van de samensteling. Verder functioneert organische stof als een mineralenbuffer doordat
BE2017/5469 deze in Staat is om mineralen zoals natrium, kalium, calcium en magnesium aan zijn oppervlak te binden.
De term “organische stof” zoals hier gebruikt, verwijst naar afgebroken organisch materiaal dat niet in zijn oorspronkelijke vorm te herkennen is. In het bijzonder bestaat organische stof voor ongeveer de helft uit organische koolstof.
Bij voorkeur omvat de samenstelling, uitgedrukt als massapercentage van de totale massa van de samenstelling, 1-15% organische stof, meer bij voorkeur 1-10% organische stof, nog meer bij voorkeur 1-7% organische stof, nog meer bij voorkeur 1-5% organische stof, en het meest bij voorkeur 1-3% organische stof, zoals ongeveer 2% organische stof.
Dergelijke concentratie aan organische stof voorziet voldoende nutriënten aan de samenstelling, terwijl het zoutgehalte van het bodemsubstraat zodanig is dat planten, en voornamelijk het wortelgestel van planten, nog efficiënt voldoende water uit de bodem kunnen opnemen.
In een uitvoering omvat de samenstelling zaaizaden van één of meerdere gewassen welke groenbemesting toelaten. Zo kunnen vlinderbloemige gewassen, zoals Lupinus-species, Vicia sativa en Trifolium-species de samenstelling verrijken met stikstof. Meer bepaald door middel van symbiose met Rhizobium-bacteriën. Nietvlinderbloemige gewassen kunnen een bodemsubstraat of een samenstelling geschikt daarvoor bijstaan in het verhogen van het organische stofgehalte daarin.
Het zoutgehalte van een bodemsubstraat wordt vaak uitgedrukt in functie van de elektrische geleidbaarheid van het bodemsubstraat. Hoe hoger de elektrische geleidbaarheid van een substraat, des te hoger het zoutgehalte van betreffend bodemsubstraat. Het kiemen van zaaizaden, en het ontwikkelen en groeien van kiemplanten van gras-, grasachtige en/of vlinderbloemige species is sterk afhankelijk van het zoutgehalte in een bodemsubstraat. Planten nemen voornamelijk water op via hun wortelgestel, en dit via osmose. Bijgevolg is de opname van water door planten hoofdzakelijk afhankelijk van het osmotisch potentiaal over membranen van de wortelcellen van een plant. Meer bepaald zullen in optimale omstandigheden de wortelcellen een hogere concentratie aan opgeloste stoffen omvatten dan het bodemsubstraat. Hierdoor zal er een netto diffusie plaatsvinden van watermoleculen uit de bodem, naar de wortelcellen, en wordt het water uit de bodem eenvoudig opgenomen door de wortels van een plant. Wanneer
BE2017/5469 een bodem een te hoog zoutgehalte bezit, zal het omgekeerde gebeuren. Namelijk, water zal uit de wortelcellen diffunderen naar het bodemsubstraat, waardoor de plant water verliest en uitdroogt. Indien een bodemsubstraat een laag zoutgehalte bezit, zal de plant in een eerste instantie onvoidoende zouten kunnen opnemen om bepaalde biologische activiteiten te vervullen, terwijl in een tweede aspect tevens het risico bestaat dat de osmotische druk in de wortelcellen zodanig groot wordt dat de wortelcellen opzwellen en barsten.
Het is daarom belangrijk dat een samenstelling voor gebruik als bodemsubstraat een optimaal zoutgehalte bezit. Bij voorkeur heeft een samenstelling volgens onderhavige uitvinding een elektrische geleidbaarheid van 350-550 pS/cm, meer bij voorkeur 400-500 pS/cm, nog meer bij voorkeur 425-475 pS/cm, en het meest bij voorkeur 440-460 pS, zoals ongeveer 450 pS/cm. Dergelijke elektrische geleidbaarheid komt overeen met een zoutgehalte welke optimaal is voor het kiemen, ontwikkelen en groeien van grasplanten, grasachtige planten en/of vlinderbloemige planten.
Methoden voor het bepalen van het zoutgehalte van een bodemsubstraat kan gebeuren door een waterstaal uit de bodem te nemen en de zoutconcentratie in betreffend waterstaal te bepalen. Dergelijke methoden zijn gekend door een vakman in het technische veld. Zo kan het zoutgehalte bepaald worden door onder andere gebruik van een elektrische geleidbaarheidsmeter, het uitkoken van water gevolgd door massabepaling van het résidu, gebruik van een hydrometer, gebruik van een refractometer, etc.
De waterbeschikbaarheid van een bodemsubstraat is rechtstreeks afhankelijk van de hoeveeiheid water het bodemsubstraat omvat. De hoeveeiheid water in een bodemsubstraat wordt uitgedrukt in functie van het drogestofgehalte van het bodemsubstraat. Hoe hoger het drogestofgehalte, des te lager het watergehalte in het bodemsubstraat, en hoe lager het drogestofgehalte, des te hoger het watergehalte in het bodemsubstraat. De hoeveeiheid water van het bodemsubstraat is voornamelijk afhankelijk van het waterhoudend vermögen en het drainage vermögen van de samenstelling. Het watergehalte is belangrijk om een bodemsubstraat met een optimaal osmotisch potentiaal te bekomen. De uitvinders hebben gevonden dat een samenstelling van de uitvinding een adequaat drainerend vermögen en optimaal waterhoudend vermögen vertonen.
BE2017/5469
In een voorkeursuitvoering omvat de samenstelling een drogestofgehalte van 50-90%, meer bij voorkeur 55-90%, nog meer bij voorkeur 60-90%, nog meer bij voorkeur 65-90%, nog meer bij voorkeur 70-90%, en het meest bij voorkeur 75-85%, zoais ongeveer 80%. Zulk drogestofgehalte draagt tevens bij tot een goede bodemstructuur en adequate luchtdoorlatendheid in de samenstelling.
De pH van een bodemsubstraat wordt als een hoofdparameter beschouwd omdat een groot aantal processen gecontroleerd worden door deze pH, en deze een grote invloed heeft op de vruchtbaarheid van de bodem. Zo is bijvoorbeeld de vorm waarin nutriënten aanwezig zijn in de bodem, en dus de beschikbaarheid van dergelijke nutriënten voor opname door een plant, sterk afhankelijk van de pH van het substraat.
Hoewel de meeste planten kunnen groeien binnen een relatief ruim pH-bereik, vertonen de meeste planten een relatief nauw pH-optimum. Het is daarom belangrijk dat een samenstelling geschikt als bodemsubstraat een pH bezit welke optimaal is voor de planten welke beoogd worden gegroeid te worden in genoemde samenstelling.
In een voorkeursuitvoeringsvorm heeft de samenstelling een pH van 4.5-7.8, meer bij voorkeur een pH van 5.1-7.3, nog meer bij voorkeur 5.6-7.3, nog meer bij voorkeur een pH van 6.1-7.3, en het meest bij voorkeur een pH van 6.6-7.3, zoais 6.7, 6.8, 6.9, 7.0, 7.1 en 7.2.
Alle methoden voor het bepalen van de pH gekend door een vakman in het technische veld zijn geschikt voor het bepalen van de pH. Bij voorkeur wordt de pH van een bodemsubstraat of een samenstelling geschikt hiervoor bepaald middels het nemen en bevochtigen van een staal van betreffend bodemsubstraat of betreffende samenstelling en het elektronisch meten van de pH met een pH-meter.
In een tweede aspect verschaft de uitvinding een werkwijze voor het produceren van een samenstelling volgens de uitvinding, betreffende werkwijze omvat (i) het mengen van één of meerdere lavagesteenten, gebakken kleikorrels, teelaarde, veengrond en één of meerdere bodemverbeteraars; en (ii) het mengen van zaaizaden van één of meerdere gras-, grasachtige en/of vlinderbloemige planten onder het verkregen mengsel, teneinde het bekomen van een samenstelling volgens onderhavige uitvinding.
BE2017/5469
Dergelijke werkwijze heeft tot voordeel dat een mengsei omvattende één of meerdere lavagesteenten, gebakken kleikorrels, teelaarde, veengrond en één of meerdere bodemverbeteraars in eenzelfde volume geproduceerd kan worden. Na onderverdeling van het volume, kunnen delen van het volume eik vermengd worden met gewenste zaaizaden van één of meerdere gras-, grasachtige en/of vlinderbloemige planten. Op deze manier is het niet noodzakelijk om voor elke samensteliing de gehele werkwijze afzonderlijk te doorlopen, en kunnen meerdere verschillende samenstellingen op een meer efficiënte werkwijze geproduceerd worden.
Verder heeft dergelijke werkwijze het voordeel dat de zaaizaden pas toegevoegd kunnen worden bij gebruik van de samensteliing opdat de kiemkrachtigheid van de zaaizaden in de samensteliing gegarandeerd kan worden. In een voorkeursuitvoeringsvorm gebeurt het mengen van de zaaizaden van één of meerdere gras-, grasachtige en/of vlinderbloemige planten onder het mengsei van één of meerdere lavagesteenten, gebakken kleikorrels, teelaarde, één of meerdere bodemverbeteraars en veengrond ten vroegste gebeurt binnen een tijdsbestek van 72 uur, meer bij voorkeur 48 uur, nog meer bij voorkeur 24 uur, nog meer bij voorkeur 12 uur, nog meer bij voorkeur 6 uur, nog meer bij voorkeur 4 uur, nog meer bij voorkeur 2 uur, nog meer bij voorkeur 1 uur, en het meest bij voorkeur direct voor een gebruik van de samensteliing.
De uitvinding beschrijft verder een systeem omvattende een eerste samensteliing en een tweede samensteliing, waarbij de eerste samensteliing een samensteliing volgens onderhavige uitvinding is.
Het is geweten dat enkel zaaizaden van gras-, grasachtige en vlinderbloemige planten welke gelegen zijn aan de bovenste 5 cm, en meer in het bijzonder de bovenste 1 cm van een bodemsubstraat, aanleiding geven tot gezonde en levensvatbare kiemplanten. Zaaizaden welke dieper in het bodemsubstraat gelegen zijn, kiemen mogelijks wel maar hebben geen toegang tot zonlicht waardoor zulke gekiemde zaden zieh niet ten voile kunnen ontwikkelen en zullen sterven. Het is dus economisch voordelig dat enkel de bovenste laag van een bodemsubstraat zaaizaden omvat. De huidige uitvinding verschaft een oplossing door een systeem te voorzien weike een eerste samensteliing en een tweede samensteliing te voorzien, waarbij enkel de eerste samensteliing zaaizaden omvat.
BE2017/5469
In een uitvoeringsvorm is de samenstelling van de eerste samenstelling en de tweede samenstelling - met uitzondering van de zaaizaden - gelijk. Mogelijks is de samenstelling van de eerste samenstelling en de tweede samenstelling - met uitzondering van de zaaizaden en de partikelgrootte van de kleikorrels en de één of meerdere lavagesteenten - gelijk.
In een andere uitvoeringsvorm is de samenstelling van de eerste samenstelling en de tweede samenstelling verschillend. Zo kan het wensbaar zijn dat de tweede samenstelling één of meerdere lavagesteenten en/of gebakken kleikorrels omvat welke een substantieel grotere partikelgrootte hebben dan de lavagesteenten en/of kleikorrels in de eerste samenstelling. Tevens laat een systeem volgens de uitvinding laat toe om een tweede samenstelling met specifieke eigenschappen te voorzien, welke kunnen bijdragen tot een optimalisatie van de eerste samenstelling. De tweede samenstelling kan zodanig zijn dat deze, ten opzichte van de eerste samenstelling, een verbeterd drainagevermogen, een verhoogd of verlaagd waterhoudend vermögen, een verhoogde of verlaagde nutriëntenconcentratie, een verhoogde of verlaagde luchtdoorlatendheid, etc kan voorzien, teneinde het functioneel ondersteunen en optimaliseren van de eerste samenstelling.
In een voorkeursdragende uitvoeringsvorm omvat een systeem volgens de uitvinding een eerste samenstelling en een tweede samenstelling waarbij de tweede samenstelling één of meerdere lavagesteenten, gebakken kleikorrels, teelaarde en één of meerdere bodemverbeteraars omvat, waarbij de partikelgrootte van de één of meerdere lavagesteenten en de gebakken kleikorrels groter is dan de partikelgrootte van de één of meerdere lavagesteenten en de gebakken kleikorrels in de eerste samenstelling.
Dergelijk systeem heeft als voordeel dat de tweede samenstelling voorzien kan worden als stevige fundering voor de eerste samenstelling. Zo laat de grotere partikelgrootte in de tweede samenstelling onder andere een betere drainage toe, en omvat dergelijke samenstelling grotere tussenruimtes waardoor doorworteling gemakkelijker is. Mogelijks heeft de tweede samenstelling tevens een hoger organisch stofgehalte dan de eerste samenstelling.
Bij voorkeur omvat de tweede samenstelling in een systeem volgens onderhavige uitvinding 20-50% één of meerdere lavagesteenten, 20-50% gebakken kleikorrels, 10-30% één of meerdere bodemverbeteraar en 5-15% teelaarde.
BE2017/5469
Meer bij voorkeur omvat de tweede samenstelling één of meerdere plantaardige bodemverbeteraars.
In een voorkeursdragende uitvoeringsvorm omvat een systeem volgens de uitvinding een tweede samenstelling waarbij de partikelgrootte van de één of meerdere lavagesteenten 10-50 mm, meer bij voorkeur 12-45 mm, nog meer bij voorkeur 14-40 mm, nog meer bij voorkeur 15-35 mm, en het meest bij voorkeur 16-32 mm is, en waarbij de partikelgrootte van gebakken kleikorrels in de tweede samenstelling 10-50 mm, meer bij voorkeur 12-45 mm, nog meer bij voorkeur 1442 mm, en het meest bij voorkeur 16-40 mm is.
De uitvinders hebben gevonden dat een systeem met dergelijke tweede samenstelling een optimale stabiliteit en drainage kan voorzien, en de eerste samenstelling van het systeem op adequate wijze functioneel ondersteunt.
In een geprefereerde uitvoeringsvorm omvat de tweede samenstelling van een systeem volgens de uitvinding gebakken kleikorrels en één of meerdere lavagesteenten met een zelfde partikelgrootte.
In een volgend aspect omvat de uitvinding een gebruik van een samenstelling volgens de uitvinding voor het aanleggen van een vegetatiebodem.
De lavagesteenten en de gebakken kleikorrels in een samenstelling volgens de uitvinding organiseren zieh tot een regelmatige structuur. Genoemde structuur is vergelijkbaar de structuur van knikkers in een bokaal waarbij de verharde partikels de knikkers voorstellen, en waarbij de ruimtes tussen naburige verharde partikels ingenomen worden door het mengsei van zaaizaden, teelaarde, veengrond en bodemverbeteraars.
De term “verharde partikels” verwijst hierbij naar de één of meerdere lavagesteenten en de gebakken kleikorrels in een samenstelling volgens de uitvinding.
In het bijzonder wordt een samenstelling volgens de uitvinding voorzien als bodemsubstraat voor het aanleggen van een vegetatiebodem in een laag met een dikte van 5-30 cm, meer bij voorkeur 5-25 cm, en het meest bij voorkeur 5-20 cm.
Lavagesteenten en gebakken kleikorrels zijn moeilijk samendrukbaar. Wanneer de samenstelling, na voorziening ervan als bodemsubstraat, wordt aangedrukt, zullen hierdoor niet de verharde partikels zelf samengedrukt worden, maar zullen de
BE2017/5469 tussenruimtes - en het mengsel van zaaizaden, teelaarde, veengrond en bodemverbeteraars in deze tussenruimtes - samengedrukt worden. Op deze manier wordt bekomen dat de verharde partikels in de samensteiling dichter bij elkaar komen, en elkaar ondersteunen. Dit heeft tot gevolg dat de verharde partikels moeilijker beweegbaar zijn ten opzichte van elkaar, en dus dat stabiliteit van het bodemsubstraat substantieel verhoogd wordt.
In een bijzonder gebruik wordt de laag van de samensteiling voigens de uitvinding aangedrukt middels een pletwals. Meer in het bijzonder wordt de laag van de samensteiling aangedrukt middels een pletwals welk een belasting uitoefent van ten minste 150 kg/m2, meer bij voorkeur 200 kg/m2, en het meest bij voorkeur ten minste 250 kg/m2.
De grootte van de verharde partikels is zodanig gekozen door de uitvinders dat de zaaizaden in het mengsel van teelaarde, veengrond en bodemverbeteraars welke zieh in de tussenruimte van de samensteiling bevinden, voldoende ruimte hebben om te kiemen in de tussenruimten van het bodemsubstraat, zelfs na het aandrukken van de samensteiling. Eens gekiemd, voorzien genoemde bestanddelen van de samensteiling - veengrond, één of meerdere lavagesteenten, gebakken kleikorrels, één of meerdere bodemverbeteraars en teelaarde -mineralen, nutriënten, voedingsstoffen etc in voldoende hoge biologisch beschikbare concentraties voor de groei en ontwikkeling van de kiemplanten, terwijl de structuur gedefinieerd door de verharde partikels - één of meerdere lavagesteenten en gebakken kleikorrels - substantiële stabiliteit voorziet. Meer in het bijzonder verhindert de structuur gedefinieerd door de verharde partikels ervoor dat wanneer er passage is over het bodemsubstraat - bijvoorbeeld door voetgangers, auto’s, fietsers, etc. - dat het bodemsubstraat samengedrukt wordt onder het gewicht van de passage, waardoor de (kiem)planten niet substantieel beschadigd worden.
Op deze manier voorziet de huidige uitvinding in een samensteiling geschikt als bodemsubstraat, waarbij de samensteiling zodanig is dat deze gebruikt kan worden voor het aanleggen van een vegetatiebodem, en meer bepaald een berijdbare vegetatiebodem.
In een verdere uitvoeringsvorm van een gebruik van de samensteiling voor het aanleggen van een vegetatiebodem, worden één of meerdere radio frequency identification (RFID) tags voorzien in de vegetatiebodem. Meer bij voorkeur worden
BE2017/5469
RFID-tags zodanig in het bodemsubstraat voorzien, zodat deze een route of aanwijzingspunt definiëren.
Dit stelt voertuigen of passanten welke beschikken over een RFI D-tag-reader in Staat om een bepaalde route te volgen op basis van de RFID-tags. Dit is bijvoorbeeld voordelig wanneer slechts een bepaald gedeelte van een vegetatiebodem berijdbaar is.
In een voorkeursuitvoering van een samensteiling volgens de uitvinding wordt de samensteiling gebruikt voor het aanleggen van een berijdbare vegetatiebodem op Iocaties waar te alien tijde passage mogelijk dient te zijn, bijvoorbeeld passage van hulpverlenende voertuigen. Het aanleggen van een vegetatiebodem middels een samensteiling volgens onderhavige uitvinding laat toe dat (hulpverlenende) voertuigen over de vegetatiebodem kunnen rijden, zonder dat deze zieh vastrijden of wegglijden, en zonder dat de vegetatie hierbij substantieel beschadigd wordt.
In een ander bijzonder gebruik van een samensteiling volgens onderhavige uitvinding, wordt een samensteiling volgens onderhavige uitvinding gebruikt voor het - ten minste partieel - opvullen van de voegen tussen kasseien.
De uitvinding verschaft verder een gebruik van een systeem volgens onderhavige uitvinding voor het aanleggen van een vegetatiebodem, zoals een berijdbare vegetatiebodem.
Zoals reeds beschreven omvat een samensteiling volgens de uitvinding een hoge stabiliteit waardoor deze geschikt is voor gebruik in het aanleggen van een vegetatiebodem. Desondanks is het economisch wenselijk om enkel zaaizaden te voorzien in het bovenste deel van het bodemsubstraat. De huidige uitvinding voorziet hierin door een systeem omvattende twee samenstellingen te gebruiken voor het aanleggen van een vegetatiebodem. Verder heeft het gebruik van een systeem volgens onderhavige uitvinding het voordeel dat een combinatie van twee of meer samenstellingen aanleiding geeft tot een beter bodemsubstraat dan wanneer slechts één van de twee of meer samenstellingen voorzien zou worden als bodemsubstraat.
In het bijzonder omvat een gebruik volgens de uitvinding het voorzien van een laag van de eerste samensteiling van het systeem bovenop een laag van de tweede samensteiling van het systeem, voor het aanleggen van een vegetatiebodem. Bij voorkeur omvat enkel de bovenste laag van de vegetatiebodem zaaizaden van
BE2017/5469 gras-, grasachtige en/of vlinderbloemige planten. De tweede samenstelling van het systeem is bij voorkeur zodanig samengesteld dat een laag hiervan de laag van de eerste samenstelling zowel functioneel als structureel optimaal ondersteund. Zo wordt geprefereerd dat de laag van de tweede samenstelling een optimaal drainagevermogen en een hoge stabiliteit voorziet.
Meer in het bijzonder wordt de eerste samenstelling van het systeem voorzien in een laag met een dikte van 5-30 cm, meer bij voorkeur 5-25 cm en het meest bij voorkeur 5-20 cm. Mogelijks omvat de laag van de tweede samenstelling van het systeem een dikte van 5-50 cm, meer bij voorkeur 5-45 cm, nog meer bij voorkeur 5-40 cm, nog meer bij voorkeur 5-35 cm, nog meer bij voorkeur 5-30 cm, en het meest bi voorkeur 10-30 cm.
In een bijzonder gebruik van de uitvinding worden na voorziening van de lagen van de eerste en de tweede samenstelling, de vegetatiebodem aangedrukt. Meer in het bijzonder gebeurt het aandrukken van de lagen van de eerste en de tweede samenstelling middels een pletwals. Nog meer in het bijzonder gebeurt het aandrukken van de vegetatiebodem middels een pletwals welke een belasting uitoefent van ten minste 150 kg/m2, meer bij voorkeur ten minste 200 kg/m2, en het meest bij voorkeur ten minste 250 kg/m2.
In een meer bijzonder gebruik van de uitvinding wordt de laag van de tweede samenstelling aangedrukt alvorens het voorzien van de laag van de eerste samenstelling. Nog meer in het bijzonder wordt de laag van de tweede samenstelling voorzien in tussenlagen van 5-20 cm, waarbij elke tussenlaag wordt aangedrukt alvorens het voorzien van een volgende tussenlaag. Op deze manier wordt bekomen dat de ruimtes tussen de verharde partikels zoveel mogelijk samengedrukt worden. Dit heeft als voordeel dat de stabiliteit van de samenstellingen, en dus van de vegetatiebodem, optimaal is, en wordt voorkomen dat de verharde partikels nog substantieel ten opzichte van elkaar kunnen bewegen, bijvoorbeeld bij passage van voetgangers, fietsers, auto’s etc over betreffende vegetatiebodem.
Nog meer in het bijzonder worden één of meerdere identificatietechnologieën geïmplementeerd in een vegetatiebodem volgens onderhavige uitvinding. Bij voorkeur worden merkers voorzien in een vegetatiebodem, dewelke eenvoudig en zonder het beschädigen van de vegetatiebodem gedetecteerd kunnen worden. Op deze wijze kan bijvoorbeeld een berijdbare vegetatiebodem onderscheidt worden
BE2017/5469 van een onberijdbare vegetatiebodem. Bij voorkeur zijn betreffende merkers wanneer voorzien in de vegetatiebodem - niet zichtbaar met het blote oog.
Merkers voor betreffend doeleinde kunnen mogelijks geseiecteerd worden uit de groep omvattende: RFID tags, metalen tags, magnetische tags, capacitieve nabijheidschakelaars en combinaties daarvan.
In een voorkeursdragende uitvoeringsvorm worden één of meerdere radiofrequency identification (RFID) tags voorzien in de vegetatiebodem, bij voorkeur in de laag van de eerste samensteiiing van het systeem welke voorzien is boven op de laag van de tweede samensteiiing van het systeem. Dit laat toe om bepaalde patronen in een vegetatiebodem te detecteren middels een inrichting welke toelaat om de RFID tags te detecteren.
In een bijzonder gebruik van een systeem volgens de uitvinding wordt het systeem gebruikt voor het voorzien van een afremmende vegetatiebodem, bijvoorbeeld als afremmende veiligheidsstrook naast een autobaan. Meer bepaald kan een systeem volgens de uitvinding voorzien worden naast een autobaan. Wanneer een voertuig - zoals auto’s, vrachtwagens, etc. - naast de rijbaan beland, en terecht komt op zulke afremmende veiligheidsstrook vermindert genoemd voertuig vanzelf in snelheid door het deeltjes-karakter van de samensteiiing welke de veiligheidsstrook vormt. Dit heeft als voordeel dat de veiligheid substantieel verhoogd wordt, terwijl er extra vegetatie langsheen autobanen voorzien wordt. Dit laatste draagt, met betrekking tot het esthetisch aspect, een Sterke voorkeur.
Bij voorkeur wordt dergelijke veiligheidsstrook voorzien ter hoogte van de pechstrook van een autobaan.
Het is geprefereerd om bij een bijzonder gebruik van een systeem volgens de uitvinding voor het voorzien van een afremmende vegetatiebodem, dat de één of meerdere lavagesteenten en de gebakken kleikorrels in de eerste samensteiiing en/of de tweede samensteiiing afgeronde partikels omvatten.
De uitvinding zal nu verder worden toegelicht aan de hand van het volgende voorbeeld, zonder hiertoe overigens te worden beperkt.
VOORBEELDEN
VOORBEELD 1 :
BE2017/5469
Dit voorbeeld betreft een samenstelling geschikt als bodemsubstraat dewelke per totale massa droge stof omvat
lavagesteenten (± 8-12 mm) | 33 | .4 | m% |
gebakken kleikorrels (± 8-12 mm) | 36 | .8 | m% |
veengrond | 9 | .6 | m% |
leemhoudende teelaarde | 11 | .2 | m% |
compost | 9 | .0 | m% |
Zaaizaden (15% Festuca arundinacaea, 15% Festuca rubra,
55% Lolium perenne, 15% Poa pratensis)
Dergelijke samenstelling vertoont volgende eigenschappen pH 7.1 dichtheid 1242 kg/m3 elektrische geleidbaarheid 442 pS/cm organisch stofgehalte 2.4 m% drogestofgehalte 81.6 m%
VOORBEELD 2: WERKWIJZE
Werkwijze voor het produceren van de samenstelling uit voorbeeld 1. De samenstelling wordt bereid door het vermengen van aile bestanddelen, waarbij de zaaizaden van één of meerdere gras-, grasachtige en/of vlinderbloemige planten als laatste worden toegevoegd.
VOORBEELD 3: SYSTEEM
Een systeem omvattende twee samenstellingen. De eerste samenstelling omvat de samenstelling uit voorbeeld 1. De tweede samenstelling omvat per totale massa droge stof lavagesteenten (± 24-28 mm) gebakken kleikorrels (± 28-32 mm) teelaarde compost
VOORBEELD 4: AANLEG VAN BERIJDBARE VEGETATIEBODEM
36.5 m% 35.2 m%
8.6 m% 19.7 m%
Het systeem uit voorbeeld 3 wordt gebruikt voor de aanleg van een berijdbare vegetatiebodem. De tweede samenstelling wordt voorzien in een laag met een dikte
BE2017/5469 van 40 cm en hierboven op, een laag van de eerste samenstelling in een laag met een dikte van 5 cm .
De ondergrond waar de berijdbare vegetatiebodem voorzien dient te worden, wordt uitgegraven tot op een diepte van 50 cm. Op de bodem wand van het uitgegraven volume wordt een eerste tussenlaag van de tweede samenstelling voorzien met een laagdikte van 20 cm. Genoemde tussenlaag wordt aangedrukt met een manuele pletwals welke een belasting uitoefent van 250 kg/m2. Bovenop de eerste, aangedrukte tussenlaag van de tweede samenstelling wordt een tweede tussenlaag aangelegd in een dikte van 20 cm. De tweede tussenlaag wordt aangedrukt met een pletwals welke een belasting uitoefent van 250 kg/m2. Hierna wordt de laag van de eerste samenstelling bovenop de tweede tussenlaag van de tweede samenstelling voorzien, en wordt deze aangedrukt middels een pletwals welke een belasting uitoefent van 250 kg/m2.
VOORBEELD 5: BERIJDBARE VEGATATI EBODEM MET RFID-TAGS
Het systeem uit voorbeeld 3 wordt gebruikt voor de aanleg van een berijdbare vegetatiebodem in een grasweide, bijvoorbeeld een festivalweide. Het gedeelte van de grasweide waar de berijdbare vegetatiebodem aangelegd wordt, wordt uitgegraven tot 50 cm diepte. De tweede samenstelling van het systeem wordt voorzien op het bodemvlak van het uitgegraven volume, en dit in een laag met een dikte van 40 cm en hierboven op, een laag van de eerste samenstelling met een laagdikte van 5 cm.
Hiervoor wordt een eerste tussenlaag van de tweede samenstelling van het systeem voorzien met een laagdikte van 20 cm, bovenop het bodemvlak van het uitgegraven volume. Genoemde tussenlaag wordt aangedrukt met een manuele pletwals welke een belasting uitoefent van 250 kg/m2. Bovenop de eerste, aangedrukte tussenlaag van de tweede samenstelling van het systeem wordt een tweede tussenlaag van de tweede samenstelling van het systeem aangelegd in een dikte van 20 cm. De tweede tussenlaag wordt aangedrukt met een pletwals welke een belasting uitoefent van 250 kg/m2. Bovenop de tweede tussenlaag van de tweede samenstelling van het systeem worden radio-frequency identification tags (RFID-tags) voorzien. Dergelijke RFID-tags worden om de 2.5 meter voorzien längs weerszijden van het uitgegraven volume, zodoende definiëren deze een breedte van het berijdbare vegetatieve traject aan. Na aanbrengen van de RFID-tags wordt de eerste samenstelling van het systeem voorzien bovenop de tweede tussenlaag
BE2017/5469 van de tweede samenstelling van het systeem. De aangebrachte laag van de eerste samenstelling wordt aangedrukt met een pletwals welke een belasting van 250 kg/m2 uitoefent.
Acht weken na aanleg van de vegetatiebodem, zijn de zaaizaden gekiemd en uitgegroeid tot grasplanten. Er is visueel geen verschil merkbaar tussen de berijdbare vegetatiebodem en de niet-berijdbare vegetatiebodem in de graswijde.
VOORBEELD 6a: BERIJDBARE VEGETATIEBODEM ALS VEI LI GHEI DSSTROOK
Een berijdbare vegetatiebodem wordt aangelegd naast een autorijbaan. De berijdbare vegetatiebodem wordt aangelegd zoals in voorbeeld 5, met de verschillen dat (i) de lavagesteenten in de eerste samenstelling van het systeem afgeronde lavagesteenten met een partikelgrootte van 18-20 mm omvatten, (ii) dat de gebakken kleikorrels in de eerste samenstelling van het systeem afgeronde kleipartikels met een partikelgrootte van 18-20 mm omvatten, (iii) dat na voorziening van de laag van de eerste samenstelling van het systeem, de vegetatiebodem niet wordt aangedrukt.
Wanneer een wagen, en meer specifiek, een vrachtwagen naast de rijbaan - op de berijdbare vegetatiebodem - terechtkomt, zakt de wagen ietwat weg in de bovenste laag van de vegetatiebodem. Dit heeft een vertragend effect op de wagen, waardoor deze in vaart mindert en minder schade kan berokkenen. Bovendien verkleint het wegzakken van de wagen in de vegetatiebodem de kans dat een vrachtwagen kantelt.
VOORBEELD 6b: AFREMMENDE VEGETATIEBODEM ALS VEI LI GHEI DSSTROOK
Indien een sterk afremmende vegetatiebodem voorzien dient te worden, dan kan een vegetatiebodem zoals in voorbeeld 5 of 6a voorzien worden, waarbij de samenstelling aangevuld en vermengd wordt met maasgrind en/of geëxpandeerde kleikorrels. Voertuigen zakken dieper weg in dergelijke vegetatiebodem waardoor deze sneller zullen vertragen en tot stilstand zullen komen. Geëxpandeerde kleikorrels zorgen tevens voor het inscheuren van de banden van een voertuig waardoor deze nog sneller tot stilstand zal komen.
VOORBEELD 7: ALTERNATIEVE SAMENSTELLING
Dit voorbeeld betreft een samenstelling geschikt als bodemsubstraat dewelke per totale massa droge stof omvat
BE2017/5469 lavagesteenten (± 4-7 mm) gebakken kleikorrels (± 4-7 mm) veengrond leemhoudende teelaarde compost
Zaaizaden (80% Poa pratensis, 20% Trifolium pratense)
Dergelijke samenstelling vertoont volgende eigenschappen pH dichtheid elektrische geleidbaarheid organisch stofgehalte drogestofgehalte
VOORBEELD 8: ALTERNATIEVE SAMENSTELLING
Dit voorbeeid betreft een samenstelling geschikt als bodemsubstraat totale massa droge stof omvat lavagesteenten (± 4-7 mm) gebakken kleikorrels (± 6-10 mm) veengrond leemhoudende teelaarde compost
Zaaizaden (100% Trifolium pratense)
Dergelijke samenstelling vertoont volgende eigenschappen pH dichtheid elektrische geleidbaarheid organisch stofgehalte drogestofgehalte
VOORBEELD 9: ALTERNATIEF SYSTEEM
31.9 m% 36.2 m%
12.0 m%
10.1 m%
9.8 m%
2.8 m%o
6.5
1258 kg/m3
421 pS/cm 4.6 m%
79.3 m% dewelke per
37.8 m%
33.1 m%
8.5 m%
9.6 m%
11.0 m%
3.2 m%o
6.2
1238 kg/m3
431 pS/cm 6.1 m%
77.6 m%
Dit voorbeeid betreft een alternatief systeem omvattende twee samenstellingen waarbij de eerste samenstelling de samenstelling is uit voorbeeid 1, 7 of 8, en
BE2017/5469 waarbij de tweede samensteliing omvat, uitgedrukt als massapercentage ten opzichte van de totale massa droge stof van de samensteliing:
lavagesteenten (± 16-20 mm) gebakken kleikorrels (± 32-36 mm) teelaarde compost
37.5 m%
36.4 m%
10.9 m%
15.2 m%
GEDETAI LLEERDE FI GUURBESCHRI JVI NG
Het is verondersteld dat de huidige uitvinding niet beperkt is tot de uitvoeringsvormen die hieronder beschreven zijn en dat aanpassingen of veranderingen aan de beschreven uitvoeringsvormen kunnen toegevoegd worden zonder de toegevoegde conclusies te herwaarderen.
Figuren 1 en 2 illustreren doorsneden van vegetatiebodems 7, aangelegd middels een uitvoeringsvorm van een systeem 1 volgens onderhavige uitvinding. Betreffende Systemen 1 omvatten een eerste samensteliing 2 en een tweede samensteliing 3. De eerste samensteliing 2 is een samensteliing volgens onderhavige uitvinding omvattende één of meerdere lavagesteenten 4, gebakken kleikorrels 5, zaaizaden van één of meerdere gras-, grasachtige en/of vlinderbloemige planten 6, veengrond, teelaarde en één of meerdere bodemverbeteraars. De lavagesteenten 4 en de gebakken kleikorrels 5 in de eerste samensteliing 2 hebben een bepaalde partikelgrootte d1. Mogelijks is de partikelgrootte van de lavagesteenten 4 verschillend van de partikelgrootte van de gebakken kleikorrels 5.
De tweede samensteliing 3 omvat lavagesteenten 4 en gebakken kleikorrels 5 welke een bepaalde partikelgrootte d2 hebben. Mogelijks is de partikelgrootte van de lavagesteenten 4 verschillend van de partikelgrootte van de gebakken kleikorrels 5.
De partikelgrootte d2 is groter dan partikelgrootte d1.
Mogelijks omvatten de eerste 2 en/of tweede 3 samenstellingen verharde partikels 4,5 met een willekeurige vorm waarbij de lengte, breedte en/of hoogte substantieel veschillen. Het is geprefereerd dat de verharde partikels 4,5 een gelijkaardige lengte, breedte en hoogte omvatten. Het is nog meer geprefereerd dat de verharde partikels 4,5 in essentie bolvormig zijn.
BE2017/5469
Zoais weergegeven in figuur 1 en figuur 2, zijn zowel de eerste 2 als de tweede 3 samensteilingen zodanig aangedrukt dat de lavagesteenten 4 en de gebakken kleikorrels 5 elkaar contacteren en ondersteunen. Dit heeft als voordeel dat de vegetatiebodem 7 weinig tot niet samengedrukt wordt, bij passage over betreffende vegetatiebodem 7 waardoor het wortelgestel van de planten 6 niet wordt geklemd tussen naburige verharde partikels 4,5 en beschadigd worden. Dit heeft tevens als voordeel dat de tussenruimtes 8 tussen naburige, aangrenzende verharde partikels 4,5 een minimaal volume innemen, waardoor er substantieel minder veengrond, teelaarde en/of bodemverbeteraars toegevoegd dienen te worden. Dit resulteert in een meer stabiele en optimaal-drainerende vegetatiebodem 7 en maakt dat een systeem 1 volgens onderhavige uitvinding relatief goedkoop en duurzaam geproduceerd kan worden.
In de uitvoering weergeven in figuur 1 omvatten zowel de eerste 2 als de tweede 3 samenstelling afgeronde lavagesteenten 4 en gebakken kleikorrels 5, terwijl figuur 2 een uitvoering illustreert waarbij de eerste 2 en de tweede 3 samenstelling hoekige lavagesteenten 4 en hoekige gebakken kleikorrels 5 omvatten. Mogelijks omvat één van de twee samenstelling 2,3 hoekige lavagesteenten 4 en/of hoekige gebakken kleikorrels 5, terwijl de andere samenstelling 2,3 eerder afgeronde lavagesteenten 4 en/of gebakken kleikorrels 5 omvat.
De tweede samenstelling 3 wordt voorzien in een laag met laagdikte h2 teneinde een laag van de eerste samenstelling 2 met een laagdikte hi te ondersteunen. Tevens laat de grotere partikelgrootte d2 van de lavagesteenten 4 en de kleikorrels 5 van de tweede samenstelling 3 een betere drainage en verluchting toe van de vegetatiebodem 7. Enkel zaaizaden in de bovenste lagen h3 van een vegetatiebodem 7 kiemen efficiënt en geven aanleiding tot levensvatbare planten
6. Het is dus gewenst dat enkel de eerste samenstelling 2 zaaizaden van één of meerdere gras-, grasachtige en/of vlinderbloemige planten 6 omvat teneinde verspiliing van zaaizaden zoveel mogelijk te vermijden.
Figuur 3 toont een schematische doorsnede van een vegetatiebodem 7 aangelegd middels een systeem 1 volgens onderhavige uitvinding. Meer bepaald, geeft figuur 3 een schematische weergave weer van een vegetatiebodem 7 waarbij na voorziening van één of meerdere laag van de eerste 2 en één of meerdere lagen van de tweede 3 samensteilingen, de lagen niet werden aangedrukt middels een (voldoende hoge) belasting. In deze uitvoeringsvormen worden de verharde
BE2017/5469 partikels 4,5 volledig omgeven door het ‘zachte’ mengsel van veengrond, teelaarde, zaaizaden en bodemverbeteraars (eerste samensteiiing 2) of het zachte mengsel van teelaarde en compost (tweede samensteiiing 3). Hierdoor is de vegetatiebodem 7 nog samendrukbaar en zal deze bij passage substantieel samengedrukt worden waardoor het wortelgestel van de planten 6 geklemd worden tussen naburige verharde partikels 4,5 en zullen de plantwortels substantieel beschadigd worden.
FI GUURREFERENTI ES
- Systeem; 2 - Eerste samensteiiing van het systeem; 3 - Tweede samensteiiing 10 van het systeem; 4a,4b - één of meerdere lavagesteenten van de eerste (4a) of tweede (4b) samensteiiing van het systeem; 5a,5b - gebakken kleikorrels van de eerste (5a) of tweede (5b) samensteiiing van het systeem; 6 - gras-, grasachtige en/of vlinderbloemige planten van een vegetatiebodem; 7 - vegetatiebodem;
8a,8b - tussenruimtes in de eerste (8a) of tweede (8b) samensteiiing van het 15 systeem; d1 - gemiddelde partikelgrootte van verharde partikels in eerste samensteiiing van het systeem; d2 - gemiddelde partikelgrootte van verharde partikels in tweede samensteiiing van het systeem; hi - laagdikte van eerste samensteiiing van het systeem in een vegetatiebodem; h2 - laagdikte van tweede samensteiiing van het systeem in een vegetatiebodem; h3 - laagdikte van de kiemingszone van een vegetatiebodem
BE2017/5469
Claims (15)
1 0. Samensteiling volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de zaaizaden geselecteerd wordt uit de groep omvattende Festuca rubra, Festuca arundinacaea, Lolium perenne, Poa pratensis, Lolium multiflorum, Phleum pratense, Poa trivialis, Festuca ovina, Festuca arundinacea, Agrostis tenuis, Festuca pratensis, Alopecurus pratensis, Elytrigia repens, Agrostis stolonfera, Poa annua, Achnaterum brachytrichum, Achnaterum calamagrostis, Agropyron magellanicum, Agropyron pubiflorum, Agrostis nebula, Alopecurus pratensis, Arrhenatherum bulbosum, Arundo donax, Brizo maxima, Brizo media, Carex buchananii, Carex morrowii, Carex pendula, Carex comans, Chasmanthium latifolium, Bouteloua gracilis, Cortaderia, Chrysopogon, Cyperus, Deschampia, Festuca glauca, Hakonechloa, Helectotrichon sempervirens, Hordeum jubatum, Imperata cylindrica, Koeleria, Lagurus ovatus, Leymus arenarius, Luzula nivea, Luzula sylvatica, Melica altissima, Miscanthus floridulus, Miscanthus sinensis, Molinia caerulea, Molina arundinacea, Panicum virgatum, Pennisetum alopecuroides, Phalaris arundinaceae, Poa cita, Scirpus Zebrinus, Sorghastrum nutans, Stipa arundinacea, Stipa calamagrostis, Stipa lasiogrostis, Lupinus-species, Vicia sativa, Trifolium-species zoals Trifolium pratense, Trifolium repens en combinaties hiervan.
1. Een samensteiling geschikt als bodemsubstraat omvattende een mengsel van zaaizaden van één of meerdere gras-, grasachtige en/of vlinderbloemige planten, één of meerdere lavagesteenten, gebakken kleikorrels, teelaarde, veengrond en één of meerdere bodemverbeteraars, met het kenmerk dat de één of meerdere lavagesteenten en de gebakken kleikorrels een partikelgrootte hebben van 3-20 mm.
2. Samensteiling voigens conclusie 1, met het kenmerk dat de lavagesteenten en de gebakken kleikorrels een zelfde partikelgrootte hebben.
3. Samensteiling voigens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat de één of meerdere lavagesteenten en de gebakken kleikorrels een partikelgrootte hebben van 8-16 mm.
4. Samensteiling voigens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat betreffende samensteiling, uitgedrukt als massapercentage van de totale massa van de samensteiling, 20-50% één of meerdere lavagesteenten, 20-50% gebakken kleikorrels, 5-15% teelaarde, 5-15% veengrond en 5-30% bodemverbeteraar omvat.
5 het systeem voorzien wordt in een dikte van 4-20 cm.
27. Gebruik volgens één der conclusies 25-26, waarbij de laag van de tweede samenstelling van het systeem voorzien wordt in een dikte van 10-50 cm.
28. Gebruik volgens één der conclusies 24-27, waarbij detecteerbare merkers worden voorzien in de vegetatiebodem.
5. Samensteiling voigens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de één of meerdere lavagesteenten geselecteerd worden uit de groep van puimsteen, basait, ryoliet, andesiet, komatiiet, daciet, trachiet, latiet, tufsteen, ignimbriet, granofier, graniet, granodioriet, dioriet, doleriet, gabbro, peridotiet en combinaties hiervan.
6. Samensteiling voigens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de gebakken kleikorrels één of meerdere kleimineralen omvatten geselecteerd uit de groep van perliet, vermiculiet, attapulgiet, bentoniet, clinoptiloliet, dicaliet, kaoliniet, berthierine, pyrophyliet, talk, montmorilloniet, saponiet, illiet, muscoviet, biotiet, sudoiet, chamosiet, sepioliet, palygorskiet, rectoriet, corrensiet, chloriet, imogoliet, allophane, mica, smectiet, mordeniet, analcime, sodaliet, hallosiet, stevensiet, ontroniet, beidelliet, hectoriet en combinaties hiervan.
7. Samensteiling voigens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de één of meerdere bodemverbeteraars plantaardig materiaal, dierlijk materiaal en/of anorganisch materiaal omvatten.
8. Samensteiling voigens conclusie 7, met het kenmerk dat de samensteiling als bodemverbeteraar mest omvat geselecteerd uit de groep omvattende paardenmest, compost, humus, zeewierextracten, slachtafval, bloedmeel,
BE2017/5469 dierhuid, hoefmateriaal, hoornmateriaal, beendermeel, vismeel, vedermeel, groene mest, gewasresiduen, slib, kippenmest, stalmest, turf, varkensmest, rundermest, drijfmest en combinaties hiervan.
9. Samensteiling volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de teelaarde leemhoudende teelaarde omvat.
10 29. Gebruik volgens conclusie 28, waarbij de detecteerbare merkers geselecteerd worden uit de groep omvattende RFID tags, metalen tags, magnetische tags, capacitieve nabijheidschakelaars en combinaties daarvan
30. Gebruik volgens conclusie 29, waarbij de detecteerbare merkers radiofrequency identification (RFID) tags omvatten.
11. Samensteiling volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de samensteiling 1-15% organische stof omvat.
12. Samensteiling volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de samensteiling een drogestofgehalte van 50-90% omvat.
13. Samensteiling volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de samensteiling een elektrische geleidbaarheid van 350-550 pS/cm heeft.
14. Samensteiling volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de samensteiling een pH van 4.5-7.8 heeft.
15. Een werkwijze voor het produceren van een samensteiling volgens één der conclusies 1-14, betreffende werkwijze omvattende
BE2017/5469
- het mengen van één of meerdere lavagesteenten, gebakken kleikorrels, teelaarde, veengrond en één of meerdere bodemverbeteraars; en
- het mengen van zaaizaden van één of meerdere gras-, grasachtige en/of vlinderbloemige planten onder het verkregen mengsel, teneinde het bekomen van een samensteiiing volgens één der conclusies 1-14.
16. Werkwijze volgens conclusie 15, waarbij het mengen van de zaaizaden van één of meerdere gras-, grasachtige en/of vlinderbloemige planten ten vroegste gebeurt binnen een tijdsbestek van 72 uur voor een gebruik van de samensteiiing.
17. Een systeem omvattende een eerste samensteiiing en een tweede samensteiiing, waarbij de eerste samensteiiing een samensteiiing volgens één der conclusies 1-14 is.
18. Systeem volgens conclusie 17, waarbij de tweede samensteiiing van het systeem één of meerdere lavagesteenten, gebakken kleikorrels, teelaarde en één of meerdere bodemverbeteraars omvat, waarbij de partikelgrootte van de één of meerdere lavagesteenten en de gebakken kleikorrels groter is dan de partikelgrootte van de één of meerdere lavagesteenten en de gebakken kleikorrels in de eerste samensteiiing van het systeem.
19. Systeem volgens conclusie 18, waarbij de partikelgrootte van de één of meerdere lavagesteenten in de tweede samensteiiing van het systeem 16-32 mm is, en waarbij de partikelgrootte van gebakken kleikorrels in de tweede samensteiiing van het systeem 20-40 mm is.
20. Een gebruik van een samensteiiing volgens één der conclusies 1-14 voor het aanleggen van een vegetatiebodem.
21. Gebruik volgens conclusie 20, waarbij detecteerbare merkers worden voorzien in de vegetatiebodem.
22. Gebruik volgens conclusie 21, waarbij de detecteerbare merkers geseiecteerd worden uit de groep omvattende RFID tags, metalen tags, magnetische tags, capacitieve nabijheidschakelaars en combinaties daarvan.
23. Gebruik volgens conclusie 22, waarbij de detecteerbare merkers radiofrequency identification (RFID) tags omvatten.
24. Een gebruik van een systeem volgens conclusie 17-19 voor het aanleggen van een vegetatiebodem, zoals een berijdbare vegetatiebodem.
BE2017/5469
25. Gebruik volgens conclusie 24, waarbij een laag van de eerste samenstelling van het systeem voorzien worden bovenop een laag van de tweede samenstelling van het systeem.
26. Gebruik volgens conclusie 25, waarbij de laag van de eerste samenstelling van
15 31. Gebruik volgens één der conclusies 24-30, waarbij de vegetatiebodem een afremmende vegetatiebodem omvat, bijvoorbeeld als veiligheidsstrook naast een autobaan.
BE2017/5469
8b
BE2017/5469
8b
BE2017/5469
4b,5b
BE2017/5469
SAMENSTELLI NG GESCHI KT ALS BODEMSUBSTRAAT EN GEBRUI K VAN DERGELI JKE SAMENSTELLI NG
Priority Applications (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
BE2017/5469A BE1024963B1 (nl) | 2017-06-30 | 2017-06-30 | Samenstelling geschikt als bodemsubstraat en gebruik van dergelijke samenstelling |
NL2020948A NL2020948B1 (nl) | 2017-06-30 | 2018-05-17 | Samenstelling geschikt als bodemsubstraat en gebruik van dergelijke samenstelling |
Applications Claiming Priority (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
BE2017/5469A BE1024963B1 (nl) | 2017-06-30 | 2017-06-30 | Samenstelling geschikt als bodemsubstraat en gebruik van dergelijke samenstelling |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
BE1024963B1 true BE1024963B1 (nl) | 2018-08-28 |
Family
ID=59381032
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
BE2017/5469A BE1024963B1 (nl) | 2017-06-30 | 2017-06-30 | Samenstelling geschikt als bodemsubstraat en gebruik van dergelijke samenstelling |
Country Status (2)
Country | Link |
---|---|
BE (1) | BE1024963B1 (nl) |
NL (1) | NL2020948B1 (nl) |
Citations (5)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
WO1993000797A1 (en) * | 1991-07-02 | 1993-01-21 | Grodania A/S | Growing medium |
DE20220330U1 (de) * | 2002-11-19 | 2003-04-30 | Fischer, Josef, 55457 Gensingen | Mehrkomponentenerde mit geregelter Struktur |
US20050028441A1 (en) * | 2003-02-12 | 2005-02-10 | Georgia-Pacific Corporation | Seedbed for growing vegetation |
US20060117658A1 (en) * | 2002-08-15 | 2006-06-08 | Niels Holmenlund | Method and environment for growing plants |
US20160000002A1 (en) * | 2014-07-07 | 2016-01-07 | Cherished Ones, Llc | Memorial flower planting product made with or without human or pet cremated remains |
-
2017
- 2017-06-30 BE BE2017/5469A patent/BE1024963B1/nl active IP Right Grant
-
2018
- 2018-05-17 NL NL2020948A patent/NL2020948B1/nl active
Patent Citations (5)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
WO1993000797A1 (en) * | 1991-07-02 | 1993-01-21 | Grodania A/S | Growing medium |
US20060117658A1 (en) * | 2002-08-15 | 2006-06-08 | Niels Holmenlund | Method and environment for growing plants |
DE20220330U1 (de) * | 2002-11-19 | 2003-04-30 | Fischer, Josef, 55457 Gensingen | Mehrkomponentenerde mit geregelter Struktur |
US20050028441A1 (en) * | 2003-02-12 | 2005-02-10 | Georgia-Pacific Corporation | Seedbed for growing vegetation |
US20160000002A1 (en) * | 2014-07-07 | 2016-01-07 | Cherished Ones, Llc | Memorial flower planting product made with or without human or pet cremated remains |
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
NL2020948B1 (nl) | 2018-07-26 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
Murphy | W,(2014) Soil Organic Matter and Soil Function–Review of the Literature and Underlying Data | |
Scott et al. | Management of soil acidity in long-term pastures of south-eastern Australia: a review | |
Dorioz et al. | The effect of grass buffer strips on phosphorus dynamics—a critical review and synthesis as a basis for application in agricultural landscapes in France | |
Lal | Long-term tillage and maize monoculture effects on a tropical Alfisol in western Nigeria. II. Soil chemical properties | |
Thangasamy et al. | Characterisation, classification and evaluation of soil resources in Sivagiri micro-watershed of Chittoor District in Andhra Pradesh for sustainable land use planning | |
Wasak et al. | Land use effects on soil organic carbon sequestration in calcareous Leptosols in former pastureland–a case study from the Tatra Mountains (Poland) | |
Patterson et al. | The impact of urban soils on vegetation | |
Tetteh et al. | Suitability of soils for cereal cropping in Northern Ghana | |
Rashmi et al. | Leaching of plant nutrients from agricultural lands | |
Capra et al. | Lake-dredged material (LDM) in pedotechnique for the restoration of Mediterranean soils affected by erosion/entisolization processes | |
BE1024963B1 (nl) | Samenstelling geschikt als bodemsubstraat en gebruik van dergelijke samenstelling | |
Abdelfattah et al. | Potential of soil conditioners to mitigate deficit irrigation impacts on agricultural crops: A review | |
Daniels et al. | Use of sewage sludge for land reclamation in the central Appalachians | |
Ramachandra | Soil and groundwater pollution from agricultural activities | |
Dadfar et al. | Likelihood of burrow flow in Canadian agricultural lands | |
BE1024917B1 (nl) | Samenstelling geschikt als bodemsubstraat en gebruik van dergelijke samenstelling | |
Brooks | Wetland and waterbody restoration and creation associated with mining | |
Wassif et al. | Types and distribution of calcareous soil in Egypt | |
Shamshuddin et al. | Longevity of ground magnesium limestone applied to an Ultisol | |
La | Long-term tillage and maize monoculture effects on a tropical Alfisol in western Nigeria. II. Soil chemical properties | |
Li et al. | Identifying and addressing soil property issues affecting roadside vegetation establishment | |
Jimoh et al. | Assessment of the impacts of toposequence on soil properties and quality in Tula, Gombe State, Nigeria | |
Nwite | Restoration of productivity of degraded soil with organic wastes amendment in Abakaliki region of south-eastern Nigeria. | |
Pavlović et al. | Order of Automorphic Soils | |
Evans | A comparison of the effects of 20 and 30 years of grazing on grassland soil properties in southern British Columbia |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
FG | Patent granted |
Effective date: 20180828 |