BE1023644B1 - Impact insertion device and weaving loom for multi-layer or single-layer weaving - Google Patents
Impact insertion device and weaving loom for multi-layer or single-layer weaving Download PDFInfo
- Publication number
- BE1023644B1 BE1023644B1 BE2016/5260A BE201605260A BE1023644B1 BE 1023644 B1 BE1023644 B1 BE 1023644B1 BE 2016/5260 A BE2016/5260 A BE 2016/5260A BE 201605260 A BE201605260 A BE 201605260A BE 1023644 B1 BE1023644 B1 BE 1023644B1
- Authority
- BE
- Belgium
- Prior art keywords
- gripper
- loom
- drive wheel
- flexible
- reed
- Prior art date
Links
Classifications
-
- D—TEXTILES; PAPER
- D03—WEAVING
- D03D—WOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
- D03D47/00—Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
- D03D47/27—Drive or guide mechanisms for weft inserting
- D03D47/275—Drive mechanisms
-
- D—TEXTILES; PAPER
- D03—WEAVING
- D03D—WOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
- D03D39/00—Pile-fabric looms
- D03D39/10—Wire-tapestry looms, e.g. for weaving velvet or Brussels or Wilton carpets, the pile being formed over weftwise wires
- D03D39/12—Mechanisms for operating the pile wires
-
- D—TEXTILES; PAPER
- D03—WEAVING
- D03D—WOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
- D03D39/00—Pile-fabric looms
- D03D39/16—Double-plush looms, i.e. for weaving two pile fabrics face-to-face
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Textile Engineering (AREA)
- Looms (AREA)
Abstract
Beschreven zijn een weefgetouw en een inslaginbrenginrichting voor het weefgetouw voor het wisselbaar weven van een vlakke textiellaag of meerdere textiellagen, met: een bovenste en een onderste flexibele grijper, elk voor het leveren en verkrijgen van een inslaggaren in een gaapmiddel, waarbij elke flexibele grijper een grijperkop en een flexibel gedeelte met gaten voor het winden op een getand aandrijfwiel omvat, waarbij het getande aandrijfwiel om een horizontale as roteert en de inrichting ingericht is zodat het flexibele gedeelte van de onderste flexibele grijper op het getande aandrijfwiel gewonden wordt of de flexibele gedeelten van de bovenste en onderste flexibele grijpers bovenop elkaar op het getande aandrijfwiel gewonden worden, waarbij het getande aandrijfwiel voorwaarts en achterwaarts aangedreven wordt om de onderste flexibele grijper, of de bovenste en de onderste flexibele grijper in en uit het gaapmiddel te bewegen.Described are a loom and a loom weft insertion device for interchangeably weaving a flat textile layer or a plurality of textile layers, having: an upper and a lower flexible gripper each for supplying and obtaining a weft yarn in a shed means, each flexible gripper having a gripper head and a flexible portion with holes for winding on a toothed drive wheel, the toothed drive wheel rotating about a horizontal axis and the apparatus is arranged so that the flexible portion of the lower flexible gripper is wound on the toothed drive wheel or the flexible portions of the the upper and lower flexible grippers are wound on top of each other on the toothed drive wheel, the toothed drive wheel being driven forward and backward to move the lower flexible gripper, or the upper and lower flexible grippers in and out of the shed means.
Description
INSLAGINBRENGINRICHTING EN WEEFGETOUW VOOR MEERLAGIG OFBImpact insertion device and weaving machine for multi-layer orb
ENKELLAAGS WEVENSINGLE LAYER WEAVING
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op grijperweefgetouwen, sets van grijpers voor een dergelijk weefgetouw en werkwijzen voor het weven met dergelijke weefgetouwen.The present invention relates to gripper looms, sets of grippers for such a loom and methods of weaving with such looms.
AchtergrondBackground
Een textielstof dat geproduceerd is op een weefmachine of weefgetouw omvat gewoonlijk verweven ketting- (machinerichting) en inslaggaren (dwarsrichting). Door het opheffen en/of neerlaten van enkele van de kettingdraden wordt een opening gevormd die als gaap aangeduid wordt. De inslagdraden kunnen vanaf één kant worden ingebracht, maar worden meestal vanaf beide kanten door de gaap ingebracht en er zijn verschillende manieren waarop dit kan worden gedaan, b.v. door een schietspoel met het inslaggaren als een projectiel door de gaap te schieten, of door inslaggaren door de gaap te blazen. Een schietspoel van weefgetouw kan, bijvoorbeeld, van het vrije of vliegende type zijn, waarbij er geen controle over zijn bewegingen tussen de schietspoelbakken aan elke kant van de geweven baan uitgeoefend wordt of kan het gecontroleerde of ingesloten type zijn waarin het geleid wordt. Bij schietspoelweefgetouwen, wordt inslaggaren op een spoel op de schietspoel opgeslagen en de inslagspoel wordt afgewikkeld als de schietspoel door de gaap beweegt. Deze weefgetouwen worden nu zelden gebruikt.A textile fabric produced on a weaving machine or loom usually comprises interwoven warp (machine direction) and weft yarn (transverse direction). By raising and / or lowering some of the warp threads, an opening is formed which is referred to as a shed. The weft threads can be inserted from one side, but are usually introduced from both sides through the shed and there are various ways in which this can be done, e.g. by shooting a coil with the weft yarn as a projectile through the shed, or by blowing weft yarn through the shed. A shuttle loom can be, for example, of the free or flying type, with no control over its movements between the shuttle bins on each side of the woven web or can be the controlled or enclosed type in which it is guided. With shuttle coil looms, weft yarn is stored on a coil on the shuttle and the winding coil is unwound as the shuttle moves through the shed. These looms are now rarely used.
Projectielweefgetouwen gebruiken een object dat in de gaap voortgestuwd wordt, gewoonlijk door veerkracht, en wordt door een reeks leidende haken over de breedte van het geweven textiel geleid. Het projectiel wordt vervolgens uit het weefsel verwijderd en wordt naar de andere kant van de machine geretourneerd zodat het kan worden hergebruikt. Meerdere projectielen kunnen gebruikt worden om de snelheid te verhogen.Projectile looms use an object propelled into the shed, usually by resilience, and are guided through a series of leading hooks across the width of the woven fabric. The projectile is then removed from the tissue and returned to the other side of the machine so that it can be reused. Multiple projectiles can be used to increase the speed.
Een luchtweefgetouw stuwt het inslaggaren door de gaap door middel van korte uitbarstingen van perslucht. De hoeveelheden perslucht die nodig zijn om deze weefgetouwen te laten werken, evenals de complexiteit van de manier waarop de luchtstralen gepositioneerd worden, maken deze duurder dan andere weefgetouwen, maar kunnen een hoge verwerkingscapaciteit hebben.An air loom propels the weft yarn through the shed by means of short bursts of compressed air. The amounts of compressed air required for these looms to work, as well as the complexity of the way the air jets are positioned, make them more expensive than other looms, but can have a high processing capacity.
Waterjetweefmachines gebruiken hetzelfde principe, maar maken gebruik van water onder druk om de inslag te stuwen. Grijperweefgetouwen gebruiken "flexibele of starre grijpers" met een grijperkop- of grijperhaaksysteem dat aan een band of stang bevestigd is om het inslaggaren in de gaap te trekken. Een inslaggaren kan worden ingebracht met een eerste "aanvoergrijper" van de ene kant van het geweven materiaal naar het midden van het geweven materiaal waar het wordt opgepikt door een ontvangende grijper die aan de andere kant van het geweven materiaal ingebracht is en het inslaggaren wordt op deze tweede grijper teruggedragen totdat die het geweven materiaal verlaat. Elk inslaggaren wordt dan tegen de laatst gevormde inslagaren “geslagen” door middel van een kam of riet. De grijpers kunnen starre stangen zijn die het nadeel hebben dat de gehele lengte van de grijpers het geweven materiaal aan beide kanten moeten verlaten wat het grondoppervlak dat nodig is voor een dergelijk weefgetouw vergroot. Ook is het gewicht van een dergelijke starre stang hoog zodat de krachten om de stang te versnellen verhoogd worden. Om de zijdelingse afmeting van het weefgetouw te verminderen en om het gewicht van de grijper te verminderen, kan de grijper met een flexibele band gemaakt worden die op een wiel of trommel kan worden gewonden. De grijpers met een flexibel lintdeel en een star kopdeel met haken of grijpers op hun uiteinden, dragen het einde van de inslag als het in de gaap is ingebracht. Bijvoorbeeld, de linker (of rechter) aanvoergrijper pikt het inslaggaren op en brengt het naar het midden van de gaap. Hier pikt de ontvangende grijper van de tweede rechter (of linker) grijper de inslag op van de eerste grijper en brengt het naar de andere kant van de machine. Na elke inslaginbrenging wordt het inslaggaren gecompacteerd door het weefriet tegen de eerder ingebrachte inslagdraden aan te “slaan”.Waterjet weaving machines use the same principle, but use pressurized water to propel the weft. Gripper looms use "flexible or rigid grippers" with a gripper head or gripper hook system attached to a strap or rod to pull the weft yarn into the shed. A weft yarn can be introduced with a first "feed gripper" from one side of the woven material to the center of the woven material where it is picked up by a receiving gripper inserted on the other side of the woven material and the weft yarn is applied to this second gripper carried back until it leaves the woven material. Each weft yarn is then "beaten" against the last weft yarns formed by means of a comb or reed. The grippers can be rigid rods which have the disadvantage that the entire length of the grippers must leave the woven material on both sides, which increases the ground surface required for such a loom. The weight of such a rigid rod is also high, so that the forces to accelerate the rod are increased. To reduce the lateral dimension of the loom and to reduce the weight of the gripper, the gripper can be made with a flexible tape that can be wound on a wheel or drum. The grippers with a flexible ribbon part and a rigid head part with hooks or grippers at their ends support the end of the weft when it is inserted into the shed. For example, the left (or right) feed grab picks up the weft yarn and brings it to the center of the yawn. Here the receiving grab of the second right (or left) grab picks up the weft of the first grab and brings it to the other side of the machine. After each weft insertion, the weft yarn is compacted by "striking" the weave cane against the previously introduced weft threads.
Eerdere pogingen op weefmachines maakten over het algemeen gebruik van flexibele grijpers. De grijper was gemaakt van een flexibel materiaal of "band", "strook" of "lint". Aanvankelijk werden vrijevluchtgrijpers gebruikt, dat wil zeggen dat er geen geleiders gebruikt werden om kettinggarenbreuk te voorkomen. De weefsnelheid was beperkt (bijvoorbeeld tot 200 tpm) omdat een verdere verhoging van de snelheid van de grijpers in missers resulteerde bij de overname van het inslaggaren tussen de grijpers wat in fouten in het weven resulteerde. Fouten tijdens het weven resulteerde in afgewezen materiaal dat alleen tegen lage prijzen verkocht kon worden als "tweedekwaliteitsgoederen" in fabriekswinkels. Daarna werd de techniek van geleide grijpers verbeterd en geïntroduceerd waarmee de grijperstrook, -band of -lint door haken geleid wordt. Als resultaat kan de snelheid verhoogd worden en is een perfecte inslagovername gewaarborgd. Ontwikkeling van nieuwe materialen, technologie en wijze van afwerking hebben geleid tot het gebruik van vrije vlucht grijpers met hoge snelheden. Grijperstrook, -band of -lint en de grijper worden in een vrijevluchtbaan geleid door gesloten dragers of geleiders. Om de overname van de inslag te waarborgen en op- en neergaande beweging van de grijper te voorkomen, is een koolstofvezelversterkt star stuk van ongeveer 40 cm lang achter de grijper gemonteerd. De strook moet flexibel genoeg zijn om rond een grijperwiel te gaan maar om bewegingen naar links of rechts te vermijden of te verminderen is de band vervaardigd uit starre materialen zoals gelamineerde koolstofvezels. De flexibele lintgrijper wordt op het grijperwiel gewonden in één draairichting en wordt vervolgens met hoge snelheid aangedreven door rotatie van het wiel in de tegenovergestelde richting. Een verticaal grijperwiel (roterend om een horizontale as) of een horizontaal grijperwiel kan gebruikt worden rondom welke de flexibele grijperstrook, -band of -lint gewonden wordt. De starre koolstofvezelsectie kan niet op het wiel gewonden worden wat betekent dat het grijperwiel op een zodanige afstand van de rand van geweven textiel geplaatst moet worden dat de starre sectie van het geweven materiaal vrijkomt.Previous attempts at weaving machines generally made use of flexible grippers. The grab was made of a flexible material or "band", "strip" or "ribbon". Initially, free-flight grippers were used, meaning that no conductors were used to prevent warp yarn breakage. The weaving speed was limited (for example to 200 rpm) because a further increase in the speed of the grippers resulted in errors when taking over the weft yarn between the grippers, which resulted in weaving errors. Errors during weaving resulted in rejected material that could only be sold at low prices as "second-quality goods" in factory stores. Thereafter, the technique of guided grippers was improved and introduced with which the gripper strip, band or ribbon is guided by hooks. As a result, the speed can be increased and a perfect impact transfer is guaranteed. Development of new materials, technology and method of finishing have led to the use of free flight grippers at high speeds. Gripper strip, tape or ribbon and the gripper are guided in a free flight path by closed carriers or guides. To guarantee the take-over of the impact and to prevent up and down movement of the gripper, a carbon fiber-reinforced rigid piece of approximately 40 cm long is mounted behind the gripper. The strip must be flexible enough to go around a gripper wheel, but to prevent or reduce movements to the left or right, the tire is made of rigid materials such as laminated carbon fibers. The flexible ribbon gripper is wound onto the gripper wheel in one direction of rotation and is then driven at high speed by rotation of the wheel in the opposite direction. A vertical gripper wheel (rotating about a horizontal axis) or a horizontal gripper wheel can be used around which the flexible gripper strip, tape or ribbon is wound. The rigid carbon fiber section cannot be wound onto the wheel which means that the gripper wheel must be placed at such a distance from the edge of woven fabric that the rigid section of the woven material is released.
Twee werkwijzen zijn gebruikt bij de vervaardiging van poolweefsels zoals tapijten en fluweelstoffen, hetzij met behulp van een roedeweefgetouw of het weven van een dubbelstuk weefmachine (“face-to-face weaving”).Two methods have been used in the manufacture of pile fabrics such as carpets and velvet fabrics, either with the help of a rod loom or the weaving of a double-piece weaving machine ("face-to-face weaving").
In een roedeweefgetouw wordt een lange metalen naald ("roede") ("draad") boven de inslag geduwd. Een snijblad is aanwezig aan het einde van deze naald. Bij het uittrekken van de naald, bevinden de garens die gesneden worden zich boven deze naald en vormen de pool.In a rod loom, a long metal needle ("rod") ("thread") is pushed above the weft. A cutting blade is present at the end of this needle. When the needle is pulled out, the yarns that are cut are above this needle and form the pile.
Dit is een eenvoudige maar langzame werkwijze om poolweefsles te produceren als gevolg van de opwarming van de naald tijdens de extractie.This is a simple but slow method of producing pile weave as a result of the needle heating during extraction.
Bij het weven volgens het dubbelstukprincipe (“face-to-face weaving”) worden twee gapen boven elkaar gevormd, om twee geweven weefsellagen boven elkaar te vormen. Twee inslaggarens worden met behulp van starre grijpers boven elkaar ingebracht. Beide vlakke weefsels worden met elkaar met pooldraden verbonden. De twee weefsellagen worden gescheiden door het snijden van de poolgarens met een snij-inrichting die op de weefmachine uitgerust is. Het resultaat hiervan zijn twee poolweefsels.When weaving according to the double-piece principle ("face-to-face weaving"), two yawns are formed one above the other to form two woven fabric layers one above the other. Two weft yarns are inserted one above the other using rigid grippers. Both flat fabrics are connected to each other with pile threads. The two fabric layers are separated by cutting the pile yarns with a cutting device equipped on the weaving machine. The result of this is two pile fabrics.
Aangezien de inslaggarens door twee grijpers ingebracht worden die boven elkaar geplaatst zijn, is het moeilijker en zelfs niet mogelijk om de bovenste grijper te geleiden, omdat anders de geleiders voor de bovenste grijper de onderste grijper en/of inslaggarens kunnen hinderen. Daarom wordt gebruik gemaakt van starre grijpers. Starre grijpers zijn zwaar versterkte profielen voorzien van een structuur zoals een tandlat met vertanding aan de kant die geconstrueerd is om de grijpers aan te drijven. De aandrijving is speciaal voor dit doel met vertanding geconstrueerd.Since the weft yarns are introduced by two grippers placed one above the other, it is more difficult and not even possible to guide the upper gripper, because otherwise the guides for the upper gripper can hinder the lower gripper and / or weft yarns. That is why rigid grippers are used. Rigid grippers are heavily reinforced profiles with a structure such as a toothed bar with teeth on the side that is constructed to drive the grippers. The drive is specially designed for this purpose with teeth.
Omdat de tanden van de aandrijving aangrijpen op de heugelstructuur aan de kant van de grijper, is de hoogte van een starre grijper altijd groter dan die van een flexibele grijper. Dit impliceert een wijdere of meer openstaande gaap, wat nadelig is voor het weven van delicai stoffen (bijvoorbeeld Chiffon fluweel).Because the teeth of the drive engage the rack structure on the side of the gripper, the height of a rigid gripper is always greater than that of a flexible gripper. This implies a wider or more open shed, which is disadvantageous for weaving delicate fabrics (for example Chiffon velvet).
Bovendien hebben starre grijpers een grotere massa in vergelijking met flexibele grijpers wat een snelheidslimiet introduceert en grotere krachten produceert.In addition, rigid grippers have a greater mass compared to flexible grippers, which introduces a speed limit and produces greater forces.
Ook is goede geleiding voor starre grijpers nodig zodat de linker- en rechterkant van de machine elk van geleidingen voor de grijpers voorzien worden wat ruimte inneemt.Good guidance for rigid grippers is also required so that the left and right sides of the machine are each provided with guides for the grippers, which takes up space.
In tegenstelling tot de weefgetouwen voor tapijten, worden er, voor vele jaren nu, elk jaar zeer weinig dubbele grijperweefmachines voor fluweel geproduceerd. Er is dus een verminderde belangstelling voor enige investering in dit type fluweelweefgetouw.Unlike the looms for carpets, very few double velvet weaving machines are produced every year for many years now. There is therefore a reduced interest in any investment in this type of velvet loom.
Samenvatting van de uitvindingSummary of the invention
In één aspect verschaft de onderhavige uitvinding een inslaginbrenginrichting voor een weefgetouw voor het wisselbaar weven van een enkele textiellaag of meerdere textiellagen, waarbij de inrichting het volgende omvat: een riet die op een riethouder gehouden wordt om na een inslaginbrenging het inslaggaren stevig op zijn plaats te duwen; meerdere grijpers, bijv. twee grijpers, een bovenste en een onderste flexibele grijper, elk voorzien van een grijperkop, elk voor het leveren en het nemen van een inslagdraad in een gaapmiddel, waarbij elke flexibele grijper een grijperkop en een flexibel gedeelte met gaten voor het winden op een getand grijperwiel omvat, waarbij het getande grijperwiel om een horizontale as roteert en de inrichting ingericht is zodat het flexibele gedeelte van de onderste flexibele grijper op het getande grijperwiel gewonden is of de flexibele gedeelten van de bovenste en onderste flexibele grijpers op het getande grijperwiel bovenop elkaar gewonden zijn, waarbij het getande grijperwiel voorwaarts en achterwaarts aangedreven wordt om de onderste flexibele grijper of de bovenste en onderste flexibele grijpers in en uit het gaapmiddel te bewegen.In one aspect, the present invention provides a weft insertion device for a loom for interchangeable weaving of a single textile layer or multiple textile layers, the device comprising the following: a reed held on a reed holder to securely hold the weft yarn in place after a weft insertion to push; a plurality of grippers, e.g., two grippers, an upper and a lower flexible gripper, each provided with a gripper head, each for supplying and taking a weft thread in a shed means, each flexible gripper having a gripper head and a flexible portion with holes for mounting. comprises winding on a toothed gripper wheel, wherein the toothed gripper wheel rotates about a horizontal axis and the device is arranged so that the flexible portion of the lower flexible gripper is wound on the toothed gripper wheel or the flexible portions of the upper and lower flexible grippers on the toothed gripper wheel are wound on top of each other, the toothed gripper wheel being driven forward and backward to move the lower flexible gripper or the upper and lower flexible grippers in and out of the shedding means.
Dit biedt het voordeel van de selecteerbaarheid van de werking van enkele of meervoudige grijperwerking met een enkel wiel. Aangezien elke extra grijperband (d.w.z. één, twee of meer banden) bovenop de vorige band aangebracht wordt, verlaten alle grijpers het aandrijfwiel in hetzelfde verticale vlak. Dit is voordelig voor zover het de constructie van het gaapmiddel betreft.This offers the advantage of the selectability of the operation of single or multiple gripper operation with a single wheel. Since each additional gripper belt (i.e., one, two or more belts) is mounted on top of the previous belt, all grabs leave the drive wheel in the same vertical plane. This is advantageous insofar as it concerns the construction of the shed means.
Ten minste één eerste geleidingsmiddel kan op de riethouder verschaft worden voor het geleiden van de onderste flexibele grijper. Geen geleidingsmiddel hoeft uitgerust te worden op het riet of de riethouder om de bovenste flexibele grijper in en uit het gaapmiddel te begeleiden, maar optioneel kan een dergelijk dubbel geleidingssysteem verschaft worden.At least one first guiding means can be provided on the reed holder for guiding the lower flexible gripper. No guiding means need be provided on the cane or the cane holder to guide the upper flexible gripper in and out of the shed means, but optionally such a dual guiding system can be provided.
De bovenste flexibele grijper kan worden geleid door een kettinggareneinden in het gaapmiddel of kan starder gemaakt worden door het toevoegen of verlengen van een star deel. Eén aspect van de onderhavige uitvinding is om flexibele grijperbanden te gebruiken, b.v. zoals ze in vlakweefmachines gebruikt worden, voor uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding, om vlakweven of weven van een meerdere stoffen te realiseren, b.v. met hetzelfde weefgetouw. Met een weefgetouw in overeenstemming met uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding, is het mogelijk om een enkelegrijperweefmachine eenvoudig in een meervoudigegrijperweefmachine om te vormen. Omdat het productievolume in het algemeen veel hoger is voor enkelegrijpermachines, kunnen weefgetouwen in overeenstemming met uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding uitgerust worden met een uitrusting voor enkele grijpers die de hoogste kwaliteit en snelheid heeft, terwijl deze technologische voordelen ook verschaft kunnen worden voor dezelfde machine als een dubbelegrijperweefmachine voor een betaalbare prijs. Uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding gebruiken een geleide onderste grijper en een bovenste grijper die geleid wordt door de kettinggarens of door een dubbel ondersteuningssysteem of optioneel een vrijevlucht-bovenstegrijper. Bij voorkeur heeft de bovenste grijper een beperkte beweging wat aangeraden wordt om inslagovername te waarborgen.The upper flexible gripper can be guided through a warp yarn ends in the shed means or can be made more rigid by adding or extending a rigid part. One aspect of the present invention is to use flexible gripper belts, e.g. as used in flat weaving machines, for embodiments of the present invention, to realize flat weaving or weaving of a plurality of fabrics, e.g. with the same loom. With a loom in accordance with embodiments of the present invention, it is possible to simply convert a single-grasp weaving machine into a multi-grasp weaving machine. Because the production volume is generally much higher for single gripper machines, looms in accordance with embodiments of the present invention can be equipped with single gripper equipment that has the highest quality and speed, while these technological advantages can also be provided for the same machine as a double looper weaving machine for an affordable price. Embodiments of the present invention use a guided lower gripper and an upper gripper guided by the warp yarns or by a dual support system or optionally a free flight upper gripper. Preferably, the upper gripper has a limited movement, which is recommended to ensure impact take-over.
Een grijperaandrijfwiel kan gebruikt worden dat in principe hetzelfde is als bij conventionele grijperweefgetouwen gebruikt wordt, maar met de wijziging dat het aandrijfwiel met tanden uitgerust is (verhoogde tanden indien nodig) zodat twee (of meer) grijperbanden bovenop elkaar kunnen worden gewonden op één verticaal aandrijfwiel waarvan de rotatie-as horizontaal is.A gripper drive wheel can be used that is basically the same as used with conventional gripper looms, but with the change that the drive wheel is equipped with teeth (raised teeth if necessary) so that two (or more) gripper belts can be wound on top of each other on one vertical drive wheel whose axis of rotation is horizontal.
Verder rust de band van de bovenste grijper op de band van de onderste grijper wanneer die op het aandrijfwiel gewonden is. Daarom is de band van de bovenste grijper op een grotere diameter en vereist dat de herhalingsafstand van het gatenpatroon in de bovenste band iets langer is dan de herhalingsafstand van het gatenpatroon in de onderste band omdat het flexibele gedeelte van de bovenste grijper op het flexibele gedeelte van de onderste grijper rust wat de omtrek van het aandrijfwiel vergroot met tweemaal de dikte van het flexibele gedeelte van de onderste grijper. Afhankelijk van de vorm van de tanden, moet de lengte van de gaten in de bovenste grijper ook minder zijn om speling van de band op het grijperwiel te voorkomen.Furthermore, the strap of the upper grab rests on the strap of the lower grab when it is wound on the drive wheel. Therefore, the strap of the upper gripper is on a larger diameter and requires that the repeat distance of the hole pattern in the upper strap be slightly longer than the repeat distance of the hole pattern in the lower strap because the flexible portion of the upper grab is on the flexible portion of the lower gripper rests which enlarges the circumference of the drive wheel by twice the thickness of the flexible portion of the lower gripper. Depending on the shape of the teeth, the length of the holes in the upper gripper must also be less to prevent play of the tire on the gripper wheel.
Het flexibele gedeelte van de onderste grijper is op het aandrijfwiel gewonden en kan op exact dezelfde wijze als in een vlakweefmachine aangedreven worden en loopt in geleidingsblokken of haken naar de gaap. De bovenste band verlaat het grijperaandrijfwiel onder een hoek die afhangt van de gewenste extra hoogte die deze bovenste band behalen moet om de bovenste gaap in te gaan maar bij voorkeur het aandrijfwiel verlaat op een raaklijn aan de aandrijfwielomtrek die toegenomen is met tweemaal de dikte van het flexibele gedeelte van de onderste grijper. Dienovereenkomstig wordt het flexibele gedeelte van de bovenste grijper afgebogen door een geleider zodanig dat deze de raaklijn door een bovenste geleidingsmiddel volgt. Minimale wrijving is belangrijk voor het voorkomen of het verminderen van slijtage van de grijperband, en dit betekent dat stuurcurve van het traject van de bovenste grijper voordelig kan zijn. De curve van hoe de bovenste band het wiel verlaat wordt bij voorkeur ook geregeld om wrijving te verminderen. Alle oppervlakken of rollen die met de grijpers in contact komen, kunnen bekleed worden met een materiaal met lage wrijving zoals PTFE.The flexible part of the lower gripper is wound on the drive wheel and can be driven in exactly the same way as in a flat weaving machine and runs in guide blocks or hooks to the shed. The upper tire leaves the gripper drive wheel at an angle depending on the desired additional height that this upper tire must reach to enter the upper shed but preferably leaves the drive wheel on a tangent line on the drive wheel circumference that is increased by twice the thickness of the flexible part of the lower grab. Accordingly, the flexible portion of the upper gripper is deflected by a guide such that it follows the tangent through an upper guide means. Minimal friction is important for preventing or reducing wear of the gripper belt, and this means that control curve of the trajectory of the upper gripper can be advantageous. The curve of how the upper tire leaves the wheel is preferably also controlled to reduce friction. All surfaces or rollers that come into contact with the grippers can be coated with a low-friction material such as PTFE.
De geleiding voor de onderste grijper geleidt de onderste grijper zodat die het aandrijfwiel in lijn met de raaklijn aan het aandrijfwiel verlaat. Dit resulteert in minimale wrijving.The guide for the lower gripper guides the lower gripper so that it leaves the drive wheel in line with the tangent line on the drive wheel. This results in minimal friction.
De bovenste grijper wordt bij voorkeur met een versterkt koolstofprofiel uitgerust en wordt bij voorkeur deels door kettinggareneinden geleid of wordt door een dubbel ondersteuningssysteem geleid.The upper gripper is preferably equipped with a reinforced carbon profile and is preferably partially guided through warp yarn ends or is guided through a double support system.
Verdere uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding worden door elke onafhankelijke en afhankelijke conclusie beschreven.Further embodiments of the present invention are described by each independent and dependent claim.
Korte omschrijving van de figurenBrief description of the figures
Figuur 1 toont een inslaginbrenginrichting en een weefgetouw volgens een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding.Figure 1 shows a weft insertion device and a loom according to an embodiment of the present invention.
Figuren 2a en 2b tonen een geleidingsmiddel voor een grijper volgens een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding.Figures 2a and 2b show a guide means for a gripper according to an embodiment of the present invention.
Figuren 3a en 3b tonen een verder geleidingsmiddel voor een grijper volgens een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvindingFigures 3a and 3b show a further guide means for a gripper according to an embodiment of the present invention
Figuren 4a en 4b tonen een zijaanzicht van een weefgetouw volgens een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding.Figures 4a and 4b show a side view of a loom according to an embodiment of the present invention.
Figuur 5 toont een aandrijfwiel volgens een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding. Figuren 6-8a en 8b tonen alternatieve geleidingsinrichtingen voor een aandrijfwiel volgens verdere uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding.Figure 5 shows a drive wheel according to an embodiment of the present invention. Figures 6-8a and 8b show alternative guidance devices for a drive wheel according to further embodiments of the present invention.
Figuur 9 toont een verder geleidings- of steunmiddel voor een dubbelegrijper-inbrenginrichting volgens een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding.Figure 9 shows a further guide or support means for a double-grabber insertion device according to an embodiment of the present invention.
Figuur 10 toont een verder geleidingsmiddel voor een grijper en/of draad volgens een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding.Figure 10 shows a further guide means for a gripper and / or wire according to an embodiment of the present invention.
DefinitiesDefinitions
Grijper of grijperkop: inrichting die de inslag die in de stof gaat meeneemt, in de meeste gevallen is er een aanvoergrijper, die de inslag meeneemt en die naar het midden brengt en een ontvangende grijper, die de inslag overneemt van de aanvoergrijper en de inslag naar de andere kant van de stof brengt.Gripper or gripper head: device that takes the impact that enters the fabric, in most cases there is a supply gripper, which takes the impact and brings it to the center and a receiving gripper, which takes over the impact from the supply gripper and the impact to brings the other side of the fabric.
Geleidingshaken: geleiders die haken of kanalen omvatten die de band van een grijper geleiden. Geleiders met en zonder kanalen worden hieronder beschreven.Guide Hooks: guides that include hooks or channels that guide the strap of a gripper. Conductors with and without channels are described below.
Grijperwiel of grijperaandrijfwiel: wiel waarop de grijperband wordt gewonden om in en uit een weefgetouw aangedreven te wordenGripper wheel or gripper drive wheel: wheel on which the gripper belt is wound to be driven in and out of a loom
Riet: is een kam die gebruikt wordt voor het aankloppen of het slaan, waarbij een ingebrachte inslaggaren tegen de vullijn van een stof aangeduwd wordt. Het riet wordt op een riethouder vastgehouden en is verbonden met een rietaandrijving die de beweging op het riet voor het aankloppen overbrengt.Reed: is a comb that is used for knocking or hitting, whereby an inserted weft yarn is pressed against the filling line of a fabric. The reed is held on a reed holder and is connected to a reed drive that transfers the movement to the reed for reed.
De termen "band" of "lint" wanneer toegepast op het flexibele deel van een grijper worden als synoniem beschouwd.The terms "band" or "ribbon" when applied to the flexible part of a gripper are considered synonymous.
De term "breedte van de stofstrook" verwijst naar de breedte van de stof die op een weefgetouw geweven wordt. De breedte van de stof is gewoonlijk minder dan de breedte van het weefgetouw zelf.The term "width of the fabric strip" refers to the width of the fabric woven on a loom. The width of the fabric is usually less than the width of the loom itself.
Beschrijving van de voorkeursuitvoeringenDescription of the preferred embodiments
Uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding hebben betrekking op grijperweefinrichtingen en grijperweefgetouwen voor het produceren van stoffen uit garens zoals katoen, dierlijk haar zoals wol of kameelhaar, zijde, synthetische vezels, metaaldrade bt en glasvezels, of dergelijke. Weefgetouwen volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding kunnen worden uitgerust met een keuze uit verschillende rietbreedtes, gaapvormingbewegingen, zelfkanten en inslaginbrengkleuren en kunnen daarom geschikt worden gemaakt voor het weven van een uitgebreide reeks voorwerpen, b.v. vlatte weefsels zoals modestoffen, overhemdstof, denim, industriële stoffen of stofferingstoffen, of dubbele of driedubbele laag of met naar elkaar toegekeerde zijden geweven (“face-to-face weaving”)stoffen zoals tapijten, veloursstoffen en technische stoffen zoals 3D geweven producten. Weefgetouwen van de uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding kunnen met automatisering van het weven uitgerust worden, bijvoorbeeld gebruikmakend van één of meer microprocessorregelsystemen.Embodiments of the present invention relate to gripper weaving devices and gripper looms for producing fabrics from yarns such as cotton, animal hair such as wool or camel's hair, silk, synthetic fibers, metal thread and glass fibers, or the like. Weaving looms according to embodiments of the present invention can be equipped with a choice of different reed widths, shedding movements, self-edges and weft insertion colors and can therefore be made suitable for weaving a wide range of articles, e.g. flattened fabrics such as fashion fabrics, shirt fabrics, denim, industrial fabrics or upholstery fabrics, or double or triple layer or with face-to-face weaving facing fabrics, such as carpets, velor fabrics and technical fabrics such as 3D woven products. Weaving looms of the embodiments of the present invention can be equipped with weaving automation, for example using one or more microprocessor control systems.
In de volgende beschrijving wordt een systeem van dubbele grijpers beschreven, maar de onderhavige uitvinding omvat in haar bereik dat meer dan twee gestapelde grijpers gebruikt kunnen worden. Bijvoorbeeld kunnen drie grijpers worden gebruikt, en alle drie kunnen bovenop elkaar op een aandrijfwiel gewonden worden. Een ander voorbeeld is een onderste enkele grijper en een bovenste draad of roedelussnijder.The following description describes a system of double grippers, but the present invention includes in its scope that more than two stacked grippers can be used. For example, three grippers can be used, and all three can be wound on top of each other on a drive wheel. Another example is a lower single gripper and an upper wire or packet cutter.
Grijperweefgetouwen in overeenstemming met uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding dragen inslagdraden tussen flexibele grijpers over. De weefgetouwen kunnen werkzaam zijn met een enkele grijper aan elke kant van het geweven textiel om vlakke weefsels te vormen of met twee of meer grijpers aan elke kant van de geweven stof, waarbij de grijpers aan een kant boven elkaar gepositioneerd en ingericht zijn om meerdere lagen textielstoffen tegelijkertijd te maken, zoals het weven met naar elkaar toegekeerde zijden (“face-to-face weaving”) om poolweefsels zoals tapijten, fluweelstoffen of technische weefsels te maken. Uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding zijn geschikt voor meerkleurige-inslaginbrenging, bijvoorbeeld voor het inbrengen van veel kleuren in elke pak-naar-believen patronensequentie, en kan omgaan met een groot aantal garens en stoftypen. Eén of meerdere flexibele grijpers kunnen door een aandrijfwiel aangedreven worden wat nog steeds toelaat om zware of in andere opzichten moeilijke garens in te voegen. De flexibele grijpers volgens uitvoering van de onderhavige uitvinding voorziet in inslag- of vulmiddel-inbrenging met garenoverdracht in het midden van de gaap, waarbij de onderste grijper geleid wordt door geleiderhaken of door de gaap, waar de bovenste grijper (indien die gebruikt wordt) aangedreven wordt zonder geleidende haken, maar door het vezelversterkte starre deel, zoals een koolstofvezelversterkt deel en deels geleid door de gaap, optioneel in vrije vlucht. Weefgetouwen volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding nemen minder grondoppervlakte in en er is minder massa om te worden versneld en verplaatst dan in weefgetouwen met starre grijpers, en kunnen derhalve een grotere rietbreedte hebben vergeleken met de breedte die mogelijk is bij starre grijpers van dezelfde lengte. De flexibele grijperweefgetouwen volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding laten de mogelijkheid toe om vlakweven of meervoudigestoflaagweven te selecteren met een hoge inslaginbrengsnelheid. De kleur en het weefpatroon kan bijvoorbeeld geregeld worden door een microprocessor of door een Jacquard. Weefgetouwen volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding kunnen controle door microprocessor hebben, om de timing voor de presentatie van het inslaggaren in te stellen die gesynchroniseerd is met de machinesnelheid en het weefpatroon.Gripper looms in accordance with embodiments of the present invention transfer weft threads between flexible grippers. The looms can be operative with a single gripper on each side of the woven fabric to form flat fabrics or with two or more grippers on each side of the woven fabric, the grippers being positioned on top of each other on one side and arranged around multiple layers to make textile fabrics at the same time, such as weaving with faces facing each other (“face-to-face weaving”) to make pile fabrics such as carpets, velvet fabrics or technical fabrics. Embodiments of the present invention are suitable for multi-color weft insertion, for example, for the introduction of many colors into any suit-desired pattern sequence, and can handle a large number of yarns and fabric types. One or more flexible grippers can be driven by a drive wheel which still allows for inserting heavy or in other respects difficult yarns. The flexible grippers according to the embodiment of the present invention provide weft or filler insertion with yarn transfer in the center of the shed, the lower gripper being guided by guide hooks or through the shed where the upper gripper (if used) is driven is optionally in free flight without conductive hooks, but by the fiber-reinforced rigid part, such as a carbon fiber-reinforced part and partly by the shed. Looms according to embodiments of the present invention occupy less ground surface and there is less mass to be accelerated and displaced than in looms with rigid grippers, and can therefore have a greater reed width compared to the width possible with rigid grippers of the same length. The flexible gripper looms according to embodiments of the present invention allow the ability to select flat weave or multi-fabric layer weaves with a high weft insertion speed. The color and the weaving pattern can for example be controlled by a microprocessor or by a Jacquard. Weaving looms according to embodiments of the present invention may have microprocessor control to set the timing for the presentation of the weft yarn that is synchronized with the machine speed and the weave pattern.
Het weefgetouw van uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding heeft haken of geleiders om het onderste grijperlint van en naar het midden van de gaap te geleiden. De bovenste grijper hoeft geen haken te hebben om het grijperlint te geleiden maar kan werkzaam zijn zodat die door kettinggarens waarover die zich verplaatst ondersteund wordt of in vrije vlucht is. De bovenste grijper kan in sommige uitvoeringsvormen een vrijevluchtgrijper zijn. Als alternatief kan een bovenste geleidingsmechanisme voor een bovenste grijper of een bovenste draadlussnijder uitgerust worden.The loom of embodiments of the present invention has hooks or guides to guide the lower gripper ribbon from and to the center of the shed. The upper gripper does not have to have hooks to guide the gripper ribbon but can be operative so that it is supported by warp yarns over which it travels or is in free flight. The upper grab can be a free-flight grab in some embodiments. Alternatively, an upper guide mechanism for an upper gripper or an upper wire loop cutter can be provided.
De kop van een bovenste vrije vlucht grijper is star en is bij voorkeur langer dan voor conventionele vrij evluchtgrij pers.The head of an upper free flight gripper is rigid and is preferably longer than for conventional free escape grippers.
In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding waarin de bovenste grijper geleid kan worden door de kettinggareneinden van de bovenste gaap, een langer star deel in de vorm van een star profiel is een optionele verbetering ten opzichte van de starre kop van grijpers voor conventionele vlakweven-weefgetouwen. In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding waarin de bovenste grijper niet door de kettinggareneinden geleid kan worden, is een optie van enkele uitvoeringsvormen dat de lengte van het starre deel van de grijper verlengd kan worden met een star profiel gelegen in het verlengde van en aangrenzend aan de grijperkop.In embodiments of the present invention in which the upper gripper can be guided through the warp yarn ends of the upper shed, a longer rigid section in the form of a rigid profile is an optional improvement over the rigid head of grippers for conventional flat weaving looms. In embodiments of the present invention in which the upper gripper cannot be guided through the warp yarn ends, an option of some embodiments is that the length of the rigid part of the gripper can be extended with a rigid profile located in line with and adjacent to the grab head.
Weefgetouwen van de onderhavige uitvinding kunnen met een poolsnijmechanisme uitgerust worden om pooldraden te snijden en om de bovenste laag van textielstof van de onderste laag te scheiden. Er is geen behoefte aan een snijmechanisme om afstandsstoffen te maken.Weaving looms of the present invention can be equipped with a pile cutting mechanism to cut pile threads and to separate the upper layer of textile fabric from the lower layer. There is no need for a cutting mechanism to make spacers.
Het aandrijfwiel dat gebruikt wordt in uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding welke aangepast is om een enkele grijper aan te drijven of om de bovenste en onderste grijpers aan te drijven kunnen een middel hebben om de versnelling, de vertraging en de algehele snelheid van de grijperinbrenging en grijperterugtrekking te regelen wat een effect heeft op garenspanningen op elk moment gedurende de inbrengcyclus. Zo kan er bijvoorbeeld een versnellingsperiode van de grijper en een vertragingsperiode zijn wat de snelheid van inslaginbrenging tegen het einde van het inbrengingsproces vertraagt. Dit vermindert piekspanning van de inslaggaren aan het einde van het inbrengen en vermindert de neiging van inslaggaren om in de gaap terug te schieten.The drive wheel used in embodiments of the present invention that is adapted to drive a single gripper or to drive the upper and lower grippers may have a means for accelerating, decelerating and overall velocity of the gripper insertion and gripper retraction. control what has an effect on yarn tensions at any time during the insertion cycle. For example, there may be an acceleration period of the gripper and a delay period which delays the speed of impact insertion towards the end of the insertion process. This reduces peak tension of the weft yarn at the end of insertion and reduces the tendency of weft yarn to shoot back into the shed.
Het aandrijfwiel (en dus de grijper of grijpers) kan aangedreven worden door middel van tandwielschakelkasten met complementaire nokassemblages of elk ander geschikt middel. Zo kunnen bijvoorbeeld de aandrijfwielen aangedreven worden door twee zeer nauwkeurige gesynchroniseerde tandwielschakelkasten, één aan elke kant van de machine om een oscillerende rotatiebeweging van het aandrijfwiel te verschaffen.The drive wheel (and therefore the gripper or grippers) can be driven by means of gear switch boxes with complementary cam assemblies or any other suitable means. For example, the drive wheels can be driven by two highly accurate synchronized gear switch boxes, one on each side of the machine to provide an oscillating rotational movement of the drive wheel.
Onder verwijzing naar figuren 1 tot 9 wordt een inslaginbrenginrichting volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding beschreven, voor een weefgetouw dat een riet heeft om een ingebrachte inslagdraad na een inslaginbrenging stevig op zijn plaats te drukken. Het riet wordt door een riethouder vastgehouden welke een beweging overbrengt op het riet synchroon met het weefproces. De inslaginbrenginrichting is ingericht voor het wisselbaar weven van een enkele textiellaag of meerdere textiellagen. Dus weefgetouwen en inslaginbrenginrichting volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding hebben het voordeel dat ze bruikbaar zijn voor enkelvoudige grijperwerking of meervoudige grijperwerking met hetzelfde weefgetouw.With reference to Figures 1 to 9, a weft insertion device according to embodiments of the present invention is described, for a loom having a reed to firmly press an inserted weft thread into place after a weft insertion. The reed is held by a reed holder which transmits a movement to the reed in synchronism with the weaving process. The weft insertion device is adapted to interchangeably weave a single textile layer or multiple textile layers. Thus, looms and weft insertion apparatus according to embodiments of the present invention have the advantage that they are useful for single gripper operation or multiple gripper operation with the same loom.
Derhalve kan de inslaginbrenginrichting volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding werkzaam zijn met één grijper of meerdere grijpers, bijvoorbeeld één grijper of twee grijpers die een bovenste en een onderste flexibele grijper zijn, die elk uitgerust zijn met een grijperkop. Elke grijper is ingericht voor het leveren en het verkrijgen van inslaggaren in een gaapmiddel, en elke flexibele grijper omvat een grijperkop en een flexibel gedeelte met gaten voor het winden op een getand grijperaandrijfwiel. Het getande aandrijfwiel roteert bij voorkeur om een horizontale as en de inrichting is ingericht zodat het flexibele gedeelte van de onderste flexibele grijper op het getande aandrijfwiel gewonden is of de flexibele gedeelten van de bovenste en onderste flexibele grijpers op het getande aandrijfwiel boven op elkaar gewonden zijn. Het getande aandrijfwiel kan voorwaarts en achterwaarts aangedreven worden om de onderste flexibele grijper of de bovenste en onderste flexibele grijpers in en uit het gaapmiddel te bewegen. Ten minste één eerste geleidingsmiddel kan op het riet of de riethouder verschaft worden voor het geleiden van de onderste flexibele grijper en geen geleidingsmiddel hoeft verschaft te worden op het riet of de riethouder om de bovenste flexibele grijper te geleiden. Als optie kan een geleidingsmiddel verschaft worden op het riet of de riethouder om de bovenste flexibele grijper te geleiden.Therefore, the impact insertion device according to embodiments of the present invention can be operable with one gripper or multiple grippers, for example one gripper or two grippers which are an upper and a lower flexible gripper, each of which is equipped with a gripper head. Each gripper is adapted to supply and obtain weft yarns in a shed means, and each flexible gripper comprises a gripper head and a flexible portion with holes for winding on a toothed gripper drive wheel. The toothed drive wheel preferably rotates about a horizontal axis and the device is arranged so that the flexible portion of the lower flexible gripper is wound on the toothed drive wheel or the flexible portions of the upper and lower flexible grippers on the toothed drive wheel are wound on top of each other . The toothed drive wheel can be driven forwards and backwards to move the lower flexible gripper or the upper and lower flexible grippers in and out of the shed means. At least one first guiding means can be provided on the reed or reed holder for guiding the lower flexible gripper and no guiding means need be provided on the reed or reed holder to guide the upper flexible gripper. Optionally, a guide means may be provided on the reed or reed holder to guide the upper flexible gripper.
Figuur 1 toont een de gaapopstelling voor het weven van een dubbele stof e, e' met optioneel poolgarens c, d. Vullingen of inslagdraden worden ingebracht door middel van twee grijpers in twee gapen boven elkaar. Verwijzend naar figuur 1, zijn de bovenste en onderste grijpers flexibele grijpers, waarbij een onderste grijperband 4 en een onderste grijperkop 5 van een inbrengende of ontvangende flexibele grijper in het gebied van de laagste gaap a-a' op geleidingsmiddel 10 gesteund worden. De geleidingsmiddelen 10 zijn gemonteerd op de riethouder 2 of lade en beweegt samen met de riethouder 2, de riethouder 2 wordt aangedreven door een oscillerende rietaandrijver 1 om de stof na een inslaginbrenging met het riet aan te kloppen. De onderste gaap a-a' heeft een bovenste set van kettinggarens a' en een onderste set van kettinggarens a die omhoog en omlaag worden gebracht door gaapvormingsmiddelen (niet getoond) en die samenkomen bij een vullijn. Het riet in een achterpositie 3 wordt voorwaarts bewogen naar een positie 3' aan de vullijn om de laatste vulling of ingebrachte inslaggaren 8 aan te kloppen. Het geleidingsmiddel 10 kan met het riet 3 of de riethouder 2 bewegen.Figure 1 shows the shed arrangement for weaving a double fabric e, e 'with optional pile yarns c, d. Fillings or weft threads are inserted by means of two grippers in two yaws one above the other. Referring to Figure 1, the upper and lower grippers are flexible grippers, with a lower gripper belt 4 and a lower gripper head 5 of an introducing or receiving flexible gripper in the region of the lower shed a-a 'supported on guide means 10. The guide means 10 are mounted on the reed holder 2 or drawer and move together with the reed holder 2, the reed holder 2 is driven by an oscillating reed driver 1 to tap the fabric with the reed after a weft insertion. The lower shed a-a 'has an upper set of warp yarns a' and a lower set of warp yarns a which are raised and lowered by shed forming means (not shown) and which come together at a filling line. The reed in a rear position 3 is moved forward to a position 3 'on the fill line to knock on the final fill or weft yarn introduced 8. The guide means 10 can move with the reed 3 or the reed holder 2.
De bovenste of topgaap b-b' heeft een bovenste set van kettinggarens b' en een onderste set van kettinggarens b die omhoog en omlaag worden gebracht door een gaapvormingsmiddelen (niet getoond) en die samenkomen op dezelfde vullijn. De bovenste grijperband 6 en de bovenste grijperkop 7 van een inbrengende of ontvangende flexibele grijper draagt de inslagdraad of vulling 9. De bovenste grijperband 6 en de bovenste grijperkop 7 hebben in sommige uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding geen steunmiddel op de riethouder 2, net als het onderste grijpersysteem. In plaats daarvan worden in deze uitvoeringsvormen de bovenste grijperband 6 en de bovenste grijperkop 7 of niet gesteund (bijvoorbeeld kunnen in vrije vlucht zijn) of worden met meer voorkeur enige steun gegeven door de lagere set kettinggarens b. Het verdient de voorkeur als de onderste set kettinggarens b van de bovenste gaap en optioneel de bovenste set van kettinggarens a' van de onderste gaap ingericht zijn om horizontaal of nagenoeg horizontaal te zijn, zodat de bovenste set garens een gedistribueerd middel vormen voor het geven van enige steun aan de bovenste grijperband 6 en de bovenste grijperkop 7.The upper or top yawn b-b 'has an upper set of warp yarns b' and a lower set of warp yarns b which are raised and lowered by a shed forming means (not shown) and which converge on the same fill line. The upper gripper strap 6 and the upper gripper head 7 of an introducing or receiving flexible gripper carries the weft thread or pad 9. In some embodiments of the present invention, the upper gripper strap 6 and the upper gripper head 7 do not have support means on the reed holder 2, just like the reed holder. lower grab system. Instead, in these embodiments, the upper gripper belt 6 and upper gripper head 7 are either not supported (e.g., may be in free flight) or more preferably, some support is provided by the lower set of warp yarns b. It is preferable if the lower set of warp yarns b of the upper shed and optionally the upper set of warp yarns a 'of the lower shed are arranged to be horizontal or substantially horizontal, so that the upper set of yarns form a distributed means for giving some support to the upper gripper belt 6 and the upper gripper head 7.
Na het aanslaan met het riet 3, 3', worden de gapen a-a' en b-b' gewijzigd zodat sommige bt' kettinggarens van de bovenste sets van kettinggarens a', b' naar beneden bewogen worden; dat wil zeggen sommige kettinggarens van a' bewegen naar a, sommige kettinggarens van b' bewegen naar b en sommige kettinggarens van de onderste sets kettinggarens a, b worden omhoog bewogen van a naar a', en van b naar b' en een nieuwe cyclus van inslaginbrenging treedt op. Het resultaat is een onderste stof e en een bovenste stof e'.After striking with the reed 3, 3 ', the yawns a-a' and b-b 'are changed so that some bt' warp yarns of the upper sets of warp yarns a ', b' are moved downwards; that is, some warp yarns from a 'move to a, some warp yarns from b' move to b and some warp yarns from the lower sets of warp yarns a, b are moved up from a to a ', and from b to b' and a new cycle of weft insertion occurs. The result is a lower substance e and an upper substance e '.
Figuur 2a toont een schematische voorstelling van de grijperkop 5, grijperband of -lint 4 en geleidingsmiddel 10 van de onderste grijper. Het geleidingsmiddel 10 is verdeeld langs de baan van de onderste grijper op intervallen zoals getoond is in figuur 2b. Ook de/het grijperband of -lint 4 wordt bij voorkeur in kanaal 33 geleid wat voorkomt dat band 4 naar links of rechts of boven of beneden beweegt.Figure 2a shows a schematic representation of the gripper head 5, gripper belt or ribbon 4 and guide means 10 of the lower gripper. The guide means 10 is distributed along the path of the lower gripper at intervals as shown in Figure 2b. The gripper belt or ribbon 4 is also preferably guided in channel 33, which prevents belt 4 from moving left or right or up or down.
Figuren 3a en b tonen een schematische voorstelling van een andere opstelling voor de lagere grijperkop 5, grijperband 4 en vrijevluchtsteunmiddel 10' van de onderste grijper zoals getoond in figuur 3a. Het steunmiddel 10' is verdeeld langs de inbrengbaan van de onderste grijper op intervallen zoals getoond in figuur 3b. De grijperband 4 wordt gesteund op een geleidingsmiddel 10' welke geen kanaal 33 heeft en er dus niets in het geleidingsmiddel 10' is dat voorkomt dat de band 4 naar links of rechts of omhoog beweegt maar beweging naar beneden wordt voorkomen. Extra sturing van de grijper kan verschaft worden door een profiel 26 dat een starre sectie is dat tegen de starre kop 5 aanligt en zich weg van kop 5 langs de band 4 uitstrekt. Het profiel 26 is bij voorkeur vervaardigd uit een star vezelversterkt polymeermateriaal zoals koolstofvezelversterkte kunststof. Deze toename van de lengte van het starre materiaal laat het toe om de onderste grijper met weinig steun in te brengen. De bovenste grijper 6, 7 kan in deze uitvoeringsvorm ook een star profiel 26 hebben.Figures 3a and b show a schematic representation of another arrangement for the lower gripper head 5, gripper belt 4 and free flight support means 10 'of the lower gripper as shown in Fig. 3a. The support means 10 'is distributed along the insertion path of the lower gripper at intervals as shown in Figure 3b. The gripper belt 4 is supported on a guide means 10 'which has no channel 33 and so there is nothing in the guide means 10' that prevents the strap 4 from moving left or right or up but movement down is prevented. Additional control of the gripper can be provided by a profile 26 which is a rigid section that rests against the rigid head 5 and extends away from head 5 along the belt 4. The profile 26 is preferably made from a rigid fiber-reinforced polymer material such as carbon fiber-reinforced plastic. This increase in the length of the rigid material makes it possible to insert the lower gripper with little support. The upper gripper 6, 7 can also have a rigid profile 26 in this embodiment.
Verwijzend naar figuren 4a en 4b, nemen, aan één kant van de stofstrook van weefgetouw 11, twee trekkende grijpers 4, 5 en 6, 7 met banden 4, 6 en koppen 5, 7 respectievelijk vullingen of inslaggarens op en bewegen deze over de stofstrook van het weefgetouw 11 of bewegen deze naar het midden van de weefselstrook van het weefgetouw 11 in het midden van de gapen waar ze overgenomen worden door grijpers 4', 6' met grijperkoppen 5', 7' van de andere kant van het weefgetouw. De grijpers kunnen verstijvingsprofielen 26, 26' omvatten.Referring to Figures 4a and 4b, on one side of the fabric lane of loom 11, two pulling grippers 4, 5 and 6, 7 with straps 4, 6 and heads 5, 7 pick up and move fillings or weft yarns respectively over the fabric liner from the loom 11 or move them to the center of the fabric strip of the loom 11 in the center of the yawn where they are taken over by grippers 4 ', 6' with gripper heads 5 ', 7' from the other side of the loom. The grippers may comprise stiffening profiles 26, 26 '.
In het midden van de gaap worden de vulling- of inslaggarens door de ontvangende grijpers overgenomen die ze vervolgens naar de tegenoverliggende kant van het weefgetouw verplaatsen. Voor enkelegrijperwerking wordt de bovenste grijper niet gebruikt. Eén of beide grijperbanden 4, 4'en 6, 6' worden aangedreven (afhankelijk van de werking) Dt' door een respectief grijperwiel 30, 30' dat, wanneer deze aangedreven wordt om te roteren in één richting, één of beide grijperbanden 4, 4' en 6, 6' en koppen 5, 5' en 7, 7' en grijperprofielen 26, 26' (indien aanwezig) in een open gaap duwt en, wanneer aangedreven om in de tegengestelde richting te roteren, ze er weer uit trekt. De diverse onderdelen van de grijpers worden bij voorkeur van een vezelversterkt synthetisch materiaal zoals koolstofvezelversterkte kunststoffen gemaakt, zodat de grijperbanden 4, 4' en 6', 6' flexibel zijn en terwijl de grijperkoppen 5, 5' en 7, 7' en de profielen 26, 26' star zijn. De banden 4, 4' en 6', 6' hebben bij voorkeur een platte, rechthoekige bandvormige dwarsdoorsnede, waarbij de bovenste en onderste oppervlakken van de banden plat zijn en groter dan de platte kanten zijn. De grijpers voor de onderste gaap hebben bij voorkeur een starrekop- 5, 5' voorsectie of eventueel een starre kop 5, 5' en optioneel een starprofiel- 26, 26' voorsectie. De grijpers voor de bovenste gaap hebben bij voorkeur een starre kop 7, 7' en starprofiel- 26, 26' voorsectie.In the middle of the shed, the filling or weft yarns are taken over by the receiving grippers, who then move them to the opposite side of the loom. The upper grab is not used for single grab operation. One or both gripper belts 4, 4 'and 6, 6' are driven (depending on the operation) Dt 'by a respective gripper wheel 30, 30' which, when driven to rotate in one direction, one or both gripper belts 4, 4 'and 6, 6' and heads 5, 5 'and 7, 7' and gripper profiles 26, 26 '(if present) pushes into an open shed and, when driven to rotate in the opposite direction, pulls them out again . The various parts of the grippers are preferably made of a fiber-reinforced synthetic material such as carbon-fiber-reinforced plastics, so that the gripper bands 4, 4 'and 6', 6 'are flexible and while the gripper heads 5, 5' and 7, 7 'and the profiles 26, 26 'are rigid. The bands 4, 4 'and 6', 6 'preferably have a flat, rectangular band-shaped cross-section, the upper and lower surfaces of the bands being flat and being larger than the flat sides. The grippers for the lower shed preferably have a rigid head 5, 5 'front section or optionally a rigid head 5, 5' and optionally a rigid profile 26, 26 'front section. The grippers for the upper shed preferably have a rigid head 7, 7 'and rigid profile 26, 26' front section.
De grijperbanden 4, 6 en grijperkoppen 5, 7 en profielen 26, 26' (indien aanwezig) worden geleid aan weerskanten van het weefgetouw 11 door vaste geleidingsmiddelen 19, 19', 20. Geleidingsmiddelen 19, 19', 20 kunnen bijvoorbeeld rollen zijn en kunnen materiaal met lage wrijving zoals PTFE omvatten. Geleidingsmiddelen 19 (alleen getoond aan één kant van het weefgetouw) zijn voor het geleiden van de onderste grijper 4, 5 wanneer deze het grijperwiel 30 verlaat. Zoals getoond in figuren 4a en b, komt de onderste grijper 4, 5 van het wiel 30 los langs een horizontale baan. Geleidingsmiddelen 20 en 19' zijn voor het geleiden van de bovenste grijper 6, 7 wanneer deze het grijperwiel 30 verlaat (alleen getoond voor de linkerkant, de rechterkant heeft een identieke geleidingsmiddel). De band 6 van de bovenste grijper 6, 7 stijgt tot grotere hoogte dan de onderste grijper 4, 5 en het heeft de voorkeur om een verder geleidingsmiddel 20 om de boogvormige baan van de bovenste grijper 6, 7 te regelen. Ten minste één van de en bij voorkeur beide onderste en bovenste grijpers worden nu bij voorkeur in twee kanalen 31 en 32 geleid. Deze zijn horizontaal en de kanalen 31, 32 voorkomen zijwaartse, omhooggaande en omlaaggaande beweging en fungeren als een geleidingslede voor de grijpers als ze door het grijperwiel 30 (of 30') versneld worden naar het midden van het weefgetouw 11 toe en in respectievelijk de bovenste en onderste gaap 14, 15. De opstellingaan de rechterkant van het weefgetouw 11 is het spiegelbeeld van de opstelling aan de linkerkant van het weefgetouw 11.The gripper belts 4, 6 and gripper heads 5, 7 and profiles 26, 26 '(if present) are guided on both sides of the loom 11 by fixed guide means 19, 19', 20. Guide means 19, 19 ', 20 can for example be rollers and can include low-friction material such as PTFE. Guiding means 19 (shown only on one side of the loom) are for guiding the lower gripper 4, 5 as it leaves the gripper wheel 30. As shown in figures 4a and b, the lower gripper 4, 5 of the wheel 30 comes loose along a horizontal track. Guiding means 20 and 19 'are for guiding the upper gripper 6, 7 as it leaves the gripper wheel 30 (shown only for the left-hand side, the right-hand side has an identical guiding means). The belt 6 of the upper gripper 6, 7 rises to a greater height than the lower gripper 4, 5 and it is preferable to control a further guide means 20 around the arcuate path of the upper gripper 6, 7. At least one of the and preferably both lower and upper grippers are now preferably guided in two channels 31 and 32. These are horizontal and the channels 31, 32 prevent lateral, upward and downward movement and act as a guide carriage for the grippers as they are accelerated by the gripper wheel 30 (or 30 ') towards the center of the loom 11 and into the upper loom respectively and lower shed 14, 15. The arrangement on the right-hand side of the loom 11 is the mirror image of the arrangement on the left-hand side of the loom 11.
Zoals weergegeven in figuur 4b, zijn de grijpers het weefgetouw 11 binnengekomen en doorloopt zij deze waarbij de bovenste grijperkop 7, 7' niet gesteund wordt door geleidingen in dit gebied, maar wordt bij voorkeur ondersteund door de lagere set garens b (zie figuur 1) van de bovenste gaap 14. Als de bovenste grijperband 6, 6' van het grijperwiel 30, 30' losgetrokken wordt en door het kanaal 31,32 (zie fig. 4b) loopt is er enige controle over de grijperbeweging met name verschaft door het gebruik van de starre kop 7, 7' en het profiel 26, 26' (indien aanwezig). De onderste grijper 4, 5 komt het weefgetouw 11 binnen en doorloopt deze waarbij de onderste grijperkop 5, 5' ondersteund wordt door een geleidingsmiddel 10 of steunmiddel 10' in dit gebied dat een geleidingsmiddel of steunmiddel kan zijn zoals beschreven onder verwijzing naar figuur 2 of 3. Als de onderste grijperband 4 los getrokken is van het grijperwiel 30, 30' loopt het door het kanaal 31 heen voordat verder het verder beweegt gesteund door de geleidingen 10, of ondersteuningen 10'.As shown in Figure 4b, the grippers have entered and run through the loom 11 with the upper gripper head 7, 7 'not being supported by guides in this area, but is preferably supported by the lower set of yarns b (see Figure 1) of the upper shed 14. When the upper gripper belt 6, 6 'is pulled away from the gripper wheel 30, 30' and runs through the channel 31,32 (see Fig. 4b), some control over the gripper movement is provided in particular by the use of the rigid head 7, 7 'and the profile 26, 26' (if present). The lower gripper 4, 5 enters and traverses the loom 11, the lower gripper head 5, 5 'being supported by a guide means 10 or support means 10' in this area which may be a guide means or support means as described with reference to Figure 2 or 3. When the lower gripper belt 4 has been pulled loose from the gripper wheel 30, 30 ', it travels through the channel 31 before further moving further supported by the guides 10, or supports 10'.
De één of meer grijpers gaan daarom door een versnellingssectie 12, 12' en een vertragingssectie 13, 13', zodat de één of meer grijpers tot stilstand komen in het midden van de weefselstrook van het weefgetouw voor de overdracht van de vulling- of inslaggaren (zie figuren 4a en b).The one or more grippers therefore pass through an acceleration section 12, 12 'and a deceleration section 13, 13', so that the one or more grippers come to a stop in the middle of the loom fabric strip for the transfer of the filling or weft yarn ( see figures 4a and b).
Onder verwijzing naar figuur 5 is een detail van het grijperwiel 30 weergegeven, waarbij het wiel 30 verticaal is zodat het rond een horizontale as roteert. De onderste grijperband 4 heeft gaten op regelmatige afstanden met een breedte 29 en spoed 40. De gaten passen over de tanden 21 die zich op gelijke afstanden rond de omtrek van het cirkelvormige grijperwiel bevinden. Als de onderste grijper wordt opgehaald uit het midden van het weefgetouw, windt de band 4 op om het grijperwiel. Wanneer het wiel in de tegengestelde richting roteert wordt de band 4 naar het midden van het weefgetouw aangedreven. De bovenste grijperband 6 heeft gaten op regelmatige afstanden met een breedte 17 en spoed 18. De gaten passen over dezelfde tanden 21 als de bovenste band 6, waarbij die tanden 21 zich op gelijke afstanden rond de omtrek van het cirkelvormige grijperwiel 30 bevinden. Als de bovenste grijper opgehaald wordt uit het midden van het weefgetouw, windt de band 6 op om het grijperwiel 30 bovenop de band 4 van de onderste grijper op het wiel. Dit betekent dat de bovenste band uit elkaar geplaatste gaten met een langere spoed dan voor de onderste grijper heeft, dat betekent dat de bovenste grijperband 6 gaten op regelmatige afstanden heeft met een breedte 17 en spoed 18 en die geconstrueerd is om op een grotere diameter gewonden te worden. De gaten in de bovenste grijperband 6 passen over de tanden 21 die op regelmatige afstanden rond de omtrek van het cirkelvormige grijperwiel geplaatst zijn. Als de bovenste grijper uit het midden van het weefgetouw gehaald wordt, windt de band 6 om het grijperwiel 30. Wanneer het wiel in de tegengestelde richting roteert wordt de band 6 naar het midden van het weefgetouw aangedreven tegelijkertijd met de onderste grijper. Als het flexibel bandgedeelte van de onderste grijper een dikte heeft en een eerste reeks gaten die een eerste grootte, vorm en tussenafstand hebben die passen bij een reeks van tanden op de omtrek va Dt2 het grijperwiel met een diameter D, dan heeft het flexibele bandgedeelte van de bovenste grijper een tweede reeks gaten die een tweede grootte, vorm en tussenafstand hebben die passen bij de reeks tanden op de omtrek van het grijperwiel met een diameter gelijk aan D + tweemaal de dikte van het eerste flexibele gedeelte.With reference to Figure 5, a detail of the gripper wheel 30 is shown, the wheel 30 being vertical so that it rotates about a horizontal axis. The lower gripper belt 4 has holes at regular distances with a width 29 and pitch 40. The holes fit over the teeth 21 which are equally spaced around the circumference of the circular gripper wheel. When the lower gripper is retrieved from the center of the loom, the strap 4 winds around the gripper wheel. When the wheel rotates in the opposite direction, the belt 4 is driven to the center of the loom. The upper gripper belt 6 has holes at regular distances with a width 17 and pitch 18. The holes fit over the same teeth 21 as the upper belt 6, said teeth 21 being equally spaced around the circumference of the circular gripper wheel 30. When the upper gripper is retrieved from the center of the loom, the strap 6 winds around the gripper wheel 30 on top of the strap 4 of the lower gripper on the wheel. This means that the upper strap has spaced holes with a longer pitch than for the lower gripper, that means that the upper strap has 6 holes at regular distances with a width 17 and pitch 18 and is constructed to wound on a larger diameter to become. The holes in the upper gripper belt 6 fit over the teeth 21 which are placed at regular distances around the circumference of the circular gripper wheel. When the upper gripper is removed from the center of the loom, the strap 6 winds around the gripper wheel 30. When the wheel rotates in the opposite direction, the strap 6 is driven towards the center of the loom simultaneously with the lower gripper. If the flexible strap portion of the lower gripper has a thickness and a first set of holes having a first size, shape and spacing that match a set of teeth on the circumference of Dt2 the gripper wheel has a diameter D, then the flexible strap portion of the upper gripper has a second series of holes having a second size, shape and spacing that match the array of teeth on the circumference of the gripper wheel with a diameter equal to D + twice the thickness of the first flexible portion.
Figuren 6 tot 8a en 8b tonen verschillende opstellingen van inslaginbrenginrichtingen. In figuur 6 zijn de steunkanalen 31, 32 (slechts één kant van het weefgetouw is weergegeven) ingericht zodat de onderste grijper het grijperwiel verlaat wanneer het zich iets onder een horizontale baan bevindt die zich uitstrekt vanaf de omtrek van het wiel 30, terwijl de bovenste grijper het grijperwiel verlaat langs een baan boven een horizontale baan. In deze opstelling kan het starre profiel 26 op de bovenste grijper en optioneel op de onderste grijper aanwezig zijn. Het bovenste starre grijperprofiel 26 en optioneel het onderste starre grijperprofiel 26 kunnen niet op het grijperwiel 30 gewonden worden.Figures 6 to 8a and 8b show different arrangements of impact insertion devices. In Fig. 6, the support channels 31, 32 (only one side of the loom is shown) are arranged so that the lower gripper leaves the gripper wheel when it is slightly below a horizontal path extending from the circumference of the wheel 30, while the upper gripper leaves the gripper wheel along a track above a horizontal track. In this arrangement, the rigid profile 26 can be present on the upper gripper and optionally on the lower gripper. The upper rigid gripper profile 26 and optionally the lower rigid gripper profile 26 cannot be wound on the gripper wheel 30.
In figuur 7 zijn de steunkanalen 31, 32 zo ingericht zodat de onderste grijper het grijperwiel verlaat wanneer het zich onder een horizontale baan bevindt terwijl de bovenste grijper het grijperwiel verlaat langs een horizontale baan vanaf de top van het wiel 30. In deze opstelling kan het starre profiel 26 op de bovenste grijper en optioneel op de onderste grijper aanwezig zijn. Aangezien het bovenste starre grijperprofiel 26 en optioneel het onderste starre grijperprofiel 26 niet op het grijperwiel 30 gewonden kan worden, betekent dit dat het grijperwiel zo ver van het weefgetouw geplaatst moet worden dat de bovenste grijper met zijn profiel volledig uit het weefgetouw verwijderd kan worden.In Figure 7, the support channels 31, 32 are arranged so that the lower gripper leaves the gripper wheel when it is below a horizontal path while the upper gripper leaves the gripper wheel along a horizontal path from the top of the wheel 30. In this arrangement, it can rigid profile 26 on the upper gripper and optionally on the lower gripper. Since the upper rigid gripper profile 26 and optionally the lower rigid gripper profile 26 cannot be wound on the gripper wheel 30, this means that the gripper wheel must be placed so far away from the loom that the upper gripper with its profile can be completely removed from the loom.
In figuur 8a zijn de steunkanalen 31, 32 ingericht zodat de onderste grijper de aandrijving 30 verlaat wanneer die zich onder een horizontale baan bevindt die zich uitstrekt van de omtrek van het aandrijfwiel 30 terwijl de bovenste grijper 6, 7 een lang star profiel 26 heeft die langer is dan de halve lengte van de grijper. Het verlengde starre profiel 26 kan bevestigd worden aan de band 6 met gebruik van bevestigingen 24. Aangezien het verlengde profiel 26 van de bovenste grijper niet op het grijperaandrijfwiel 30 gewonden kan worden, betekent dit dat het grijperwiel zo ver van het weefgetouw geplaatst moet worden dat de bovenste grijper met zijn profiel volledig uit het weefgetouw verwijderd kan worden. Ook is de band 6 van de bovenste grijper niet verbonden aan het einde van het verlengde profiel 26, maar op een tussenpositie. Het steunkanaal 32 is ingericht om te functioneren als een geleiding voor de starre grijper. Een extra geleiding, bijvoorbeeld roller 23 kan gebruikt worden om de verlengde grijper zo lang mogelijk vast te houden wanneer deze ingebracht wordt zoals in figuur 8b getoond wordt.In Fig. 8a, the support channels 31, 32 are arranged so that the lower gripper leaves the drive 30 when it is under a horizontal path extending from the circumference of the drive wheel 30 while the upper gripper 6, 7 has a long rigid profile 26 which is longer than half the length of the grab. The extended rigid profile 26 can be attached to the belt 6 using attachments 24. Since the extended profile 26 of the upper gripper cannot be wound onto the gripper drive wheel 30, this means that the gripper wheel must be placed so far away from the loom that the upper gripper with its profile can be completely removed from the loom. Also, the strap 6 of the upper gripper is not connected at the end of the extended profile 26, but at an intermediate position. The support channel 32 is adapted to function as a guide for the rigid gripper. An additional guide, for example roller 23, can be used to hold the extended gripper as long as possible when it is inserted as shown in Figure 8b.
Afhankelijk van de geometrie van de aanslagbeweging en de gaapgeometrie wordt een dubbel geleidingssysteem dat een dubbele geleidingssteun 16 omvat, in figuur 9 getoond welke gebruikt kan worden om de onderste 4, 5 en bovenste grijper 6, 7, te geleiden, bijvoorbeeld onder de geweven stof gedurende het aanslaan. Bovendien, zoals getoond in figuur 9, steunen deze dubbele geleidingssteunen 16 de bovenste grijper 6, 7 aan de bovenkant van het dubbele geleidingssysteem met geleidingssteunen 16 en de bovenste kettinggareneinden a' worden op gelijk niveau gebracht onder de top van het dubbele geleidingssysteem. Vandaar toont figuur 9 een inslaginbrenginrichting voor een weefgetouw met een riethouder 2 die een riet 3 vasthoudt om het inslaggaren 8, 9 na een inslaginbrenging op zijn plaats te duwen. Er is een onderste grijper 4, 5 uitgerust met een grijperkop 5 voor het leveren en het verkrijgen van een inslaggaren 8 in een onderste gaapmiddel van het weefgetouw, en het weefgetouw omvat verder een middel om de onderste grijper 4, 5 in en uit het onderste gaapmiddel te bewegen. Bovendien is een bovenste grijper 6, 7 verschaft alsmede een middel voor het in en uit het bovenste gaapmiddel bewegen van de bovenste grijper, waarbij dubbele geleidings- of steunmiddelen 16 bevestigd zijn op de riethouder 2 voor het geleiden van de onderste grijper 4, 5 en de bovenste grijper. De onderste grijper 4, 5 kan een flexibel bandgedeelte 4 hebben en het flexibele bandgedeelte 4 kan een reeks gaten hebben die een eerste grootte, vorm en tussenafstand hebben die passen bij een reeks van tanden op de omtrek van een grijperaandrijfwiel 30 zoals hierboven beschreven is.Depending on the geometry of the stop movement and the yawn geometry, a double guide system comprising a double guide support 16 is shown in Figure 9 which can be used to guide the lower 4, 5 and upper gripper 6, 7, for example under the woven fabric during the start. In addition, as shown in Figure 9, these dual guide supports 16 support the upper gripper 6, 7 at the top of the dual guide system with guide supports 16 and the upper warp yarn ends a 'are leveled below the top of the double guide system. Hence, Figure 9 shows a weft insertion device for a loom with a reed holder 2 holding a reed 3 to push the weft yarn 8, 9 into place after a weft insertion. A lower gripper 4, 5 is provided with a gripper head 5 for supplying and obtaining a weft yarn 8 in a lower shedding means of the loom, and the loom further comprises a means for bringing the lower gripper 4, 5 in and out of the lower move yawning agent. In addition, an upper gripper 6, 7 is provided as well as a means for moving the upper gripper in and out of the upper shed means, wherein double guide or support means 16 are attached to the reed holder 2 for guiding the lower gripper 4, 5 and the upper grab. The lower gripper 4, 5 may have a flexible strap portion 4 and the flexible strap portion 4 may have a series of holes having a first size, shape and spacing that match a series of teeth on the circumference of a gripper drive wheel 30 as described above.
Figuur 9 illustreert ook een werkwijze voor inslaginbrenging voor een weefgetouw met een riethouder 2 die een riet 3 vasthoudt om de inslagdraden 8 en 9 na een inslaginbrenging op plaats te duwen, waarbij de werkwijze omvat: het inbrengen van een onderste grijper 4, 5 in het onderste gaapmiddel en een bovenste grijper in het bovenste gaapmiddel, waarbij de onderste grijper 4, 5 en de bovenste grijper elk met een starre grijperkop 5, 7 uitgerust zijn voor respectievelijk het leveren en het verkrijgen van een inslaggaren 8, 9 in respectievelijk het onderste en bovenste gaapmiddel van het weefgetouw. De onderste grijper 4, 5 en de bovenste grijper 6, 7 worden in en uit het gaapmiddel bewogen met gebruik van het dubbele steunmiddel 16. Bovendien, zoals weergegeven in figuur 10, kunnen deze dubbele geleidingsteunen 16 ook gebruikt worden in het roedeweven waarin een roede of stang 19 gebruikt wordt voor het vormen, en optioneel snijden, van luspooldraden. In een roedeweefgetouw wordt een inslag 8 ingebracht door ee Dt' grijper 4, 5 in de onderste gaap (a, a') zoals hierboven beschreven is en in figuur 10 getoond is, en een roede (in de vorm van een metalen naald of stang 19) wordt boven de onderste gaap ingebracht, in de bovenste gaap om looplussen met garen d rond de roede 19 te vormen. Conventioneel wordt de roede 19 alleen geleid door de kettinggareneinden (a') en wordt de draad door de volledige bovenste gaap geduwd in een periode van minder dan één weefcyclus. Er zijn twee redenen voor het beperken van de snelheid van een roedenweefgetouw, één is de opwarming van de draad (roede) tijdens de extractie uit de weefselstrook en het eventueel snijden van de poollussen, een andere is dat de roede opvliegt gedurende het inbrengen, in het bijzonder wanneer dunne roedes gebruikt worden (bijvoorbeeld een naald van 0,8 mm diameter). In het geval dat een dunne roede geleid wordt door te worden gesteund op kettinggareneinden en het op gelijk niveau brengen van de kettinggareneinden niet perfect is of één ketting een beetje hoger is om welke reden dan ook (bijvoorbeeld als gevolg van het gaapvormingsmechanisme), zal de roede uit de gaap vliegen, wat fouten in de stof creëert en het weefgetouw stopt. Het dubbele geleidingssysteem dat in figuur 10 getoond is, kan gebruikt worden om te voorkomen dat een roede 19 uit de bovenste gaap vliegt. In het geval dat de roede 19 bovenop het dubbele geleidingssysteem met geleidingssteunen 16 geleid wordt en de bovenste kettinggareneinden a' op gelijk niveau gebracht zijn net onder de top van het dubbele geleidingssysteem, kan de roede 19 zonder obstakels zeer gelijkmatig worden aangebracht. De roede 19 kan uitgerust worden met een mes voor het snijden van lussen (niet getoond).Figure 9 also illustrates a weft insertion method for a loom with a reed holder 2 holding a reed 3 to push the weft threads 8 and 9 in place after a weft insertion, the method comprising: inserting a lower gripper 4, 5 into the lower shed means and an upper gripper in the upper shed means, wherein the lower gripper 4, 5 and the upper gripper are each provided with a rigid gripper head 5, 7 for respectively supplying and obtaining a weft yarn 8, 9 in the lower and upper shed of the loom. The lower gripper 4, 5 and the upper gripper 6, 7 are moved in and out of the shed means using the double support means 16. Moreover, as shown in Figure 10, these double guide supports 16 can also be used in the rod weave in which a rod or rod 19 is used for forming, and optionally cutting, loop pole wires. In a rod weaving loom, a weft 8 is inserted by a Dt 'gripper 4, 5 into the lower shed (a, a') as described above and shown in Figure 10, and a rod (in the form of a metal needle or rod) 19) is inserted above the lower shed, into the upper shed to form loops with yarn d around the rod 19. Conventionally, the rod 19 is guided only by the warp yarn ends (a ') and the thread is pushed through the entire upper shed in a period of less than one weaving cycle. There are two reasons for limiting the speed of a rod loom, one is the heating of the wire (rod) during the extraction from the tissue strip and the possible cutting of the pole loops, another is that the rod flies up during insertion, in especially when thin rods are used (for example, a 0.8 mm diameter needle). In the event that a thin rod is guided by being supported on warp yarn ends and bringing the warp ends to the same level is not perfect or one warp is a little higher for whatever reason (e.g. due to the shed forming mechanism), the fly out of the yawn, creating errors in the fabric and stopping the loom. The dual guidance system shown in Figure 10 can be used to prevent a rod 19 from flying out of the upper shed. In the case that the rod 19 is guided on top of the double guiding system with guide supports 16 and the upper warp yarn ends a 'are brought to the same level just below the top of the double guiding system, the rod 19 can be arranged very smoothly without obstacles. The rod 19 can be equipped with a knife for cutting loops (not shown).
Bijgevolg toont figuur 10 een inslaginbrenginrichting voor een weefgetouw met een riethouder 2 die een riet 3 vasthoudt om het inslaggaren 8 na een inslaginbrenging op zijn plaats te duwen, waarbij voor het weven van een luspoolstof, die een onderste grijper 4, 5 heeft die uitgerust is met een grijperkop 5 voor het leveren en het verkrijgen van een inslaggaren 8 in een onderste gaapmiddel van het weefgetouw, en het weefgetouw verder een middel omvat om de onderste grijper 4, 5 in en uit het onderste gaapmiddel te bewegen. Bovendien is een roede 19 uitgerust alsmede een middel voor het in en uit het gaapmiddel bewegen van de roede 19, waarbij dubbele geleidings- of steunmiddelen 16 bevestigd zijn op de riethouder 2 voor het geleiden van de onderste grijper 4, 5 en de roede 19 wanneer de onderste grijper 4, 5 en roede 19 in en uit het gaapmiddel bewogen worden. De roede 19 is recht. De onderste grijper 4, 5 kan een flexibel bandgedeelte 4 hebben en het flexibele bandgedeelte 4 kan een reeks gaten met een eerste grootte, vorm en tussenafstand hebben, die passen bij een reeks tanden op de omtrek van een grijperaandrijfwiel 30 zoals hierboven beschreven is. De roede 19 kan een snijmiddel hebben voor het snijden van lussen van poolgarens wanneer de roede uit het gaapmiddel bewogen wordt.Accordingly, Fig. 10 shows a weft insertion device for a loom with a reed holder 2 holding a reed 3 to push the weft yarn into place after a weft insertion, wherein for weaving a loop pile fabric having a lower gripper 4, 5 equipped with a gripper head 5 for supplying and obtaining a weft yarn 8 in a lower loom means of the loom, and the loom further comprises means for moving the lower gripper 4, 5 in and out of the lower leash means. Moreover, a rod 19 is provided as well as a means for moving the rod 19 in and out of the shed means, wherein double guide or support means 16 are mounted on the reed holder 2 for guiding the lower gripper 4, 5 and the rod 19 when the lower gripper 4, 5 and rod 19 are moved in and out of the shed means. The rod 19 is straight. The lower gripper 4, 5 may have a flexible strap portion 4 and the flexible strap portion 4 may have a series of holes of a first size, shape and spacing that match a series of teeth on the circumference of a gripper drive wheel 30 as described above. The rod 19 may have a cutting means for cutting loops of pile yarns when the rod is moved out of the shedding means.
Figuur 10 illustreert ook een werkwijze van inslaginbrenging voor een weefgetouw met een riethouder 2 die een riet 3 vasthoudt om het inslaggaren 8 na een inslaginbrenging op zijn plaats te duwen, voor het weven van een luspoolstof, waarbij de werkwijze het volgende omvat: het inbrengen van een onderste grijper 4, 5 in een onderste gaapmiddel, waarbij de onderste grijper 4, 5 uitgerust is met een starre grijperkop 5 voor het leveren en het verkrijgen van een inslaggaren 8 in het onderste gaapmiddel van het weefgetouw, het inbrengen van een roede 19 in en uit het bovenste gaapmiddel, en het geleiden van de onderste grijper 4, 5 en de roede 19 wanneer de onderste grijper 4, 5 en de roede 19 met gebruik van een dubbel steunmiddel 16 in en uit het gaapmiddel worden bewogen.Figure 10 also illustrates a weft insertion method for a loom with a reed holder 2 holding a reed 3 to push the weft yarn into place after a weft insertion, for weaving a loop pile fabric, the method comprising: inserting a lower gripper 4, 5 in a lower shed means, wherein the lower gripper 4, 5 is equipped with a rigid gripper head 5 for supplying and obtaining a weft yarn 8 in the lower shed means of the loom, inserting a rod 19 into and out of the upper shed means, and guiding the lower gripper 4, 5 and the rod 19 when the lower gripper 4, 5 and the rod 19 are moved in and out of the shed means using a double support means 16.
Tekeningen :Drawings:
Fig.4a : ‘cross-section’ : dwarsdoorsnedeFig.4a: "cross-section": cross section
Claims (36)
Priority Applications (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
BE2016/5260A BE1023644B1 (en) | 2016-04-14 | 2016-04-14 | Impact insertion device and weaving loom for multi-layer or single-layer weaving |
Applications Claiming Priority (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
BE2016/5260A BE1023644B1 (en) | 2016-04-14 | 2016-04-14 | Impact insertion device and weaving loom for multi-layer or single-layer weaving |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
BE1023644B1 true BE1023644B1 (en) | 2017-06-01 |
Family
ID=56609608
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
BE2016/5260A BE1023644B1 (en) | 2016-04-14 | 2016-04-14 | Impact insertion device and weaving loom for multi-layer or single-layer weaving |
Country Status (1)
Country | Link |
---|---|
BE (1) | BE1023644B1 (en) |
Citations (4)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
FR1477993A (en) * | 1966-04-28 | 1967-04-21 | Mechanical device for doubling the number of weft insertion grippers in continuous feed shuttle-less looms | |
GB2072718A (en) * | 1980-03-24 | 1981-10-07 | Agehara Y | A gripper weaving machine |
CN87108047A (en) * | 1987-11-28 | 1988-06-01 | 李秉仁 | Twin-rapier loom and two-layer weave technology |
JPH0266687U (en) * | 1988-11-04 | 1990-05-21 |
-
2016
- 2016-04-14 BE BE2016/5260A patent/BE1023644B1/en active
Patent Citations (4)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
FR1477993A (en) * | 1966-04-28 | 1967-04-21 | Mechanical device for doubling the number of weft insertion grippers in continuous feed shuttle-less looms | |
GB2072718A (en) * | 1980-03-24 | 1981-10-07 | Agehara Y | A gripper weaving machine |
CN87108047A (en) * | 1987-11-28 | 1988-06-01 | 李秉仁 | Twin-rapier loom and two-layer weave technology |
JPH0266687U (en) * | 1988-11-04 | 1990-05-21 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
CN1752315B (en) | Device for weaving band shaped fibre beam fabrics | |
JP2013518997A (en) | Manufacturing method and loom of woven fabric having auxiliary weft effect | |
JP2011231450A (en) | Loom for three-dimentional weaving and method of weaving the same | |
US2845093A (en) | Method of and means for weaving | |
US4122871A (en) | Method of weaving and apparatus therefor | |
JP7017991B2 (en) | Weft operation device without pseudo selvage in gripper loom | |
US2141152A (en) | Apparatus and method for the manufacture of pile fabrics | |
BE1023644B1 (en) | Impact insertion device and weaving loom for multi-layer or single-layer weaving | |
US3543808A (en) | Process and apparatus for the laying of a pick into the shed of a loom | |
US3016068A (en) | Loom for weaving non-cylindrical fabrics | |
JP2001355147A (en) | Terry loom | |
US3444900A (en) | Arrangement on a loom for selecting and drawing off weft yarn to a predetermined length | |
CZ20023616A3 (en) | Carpet weaving | |
US3734143A (en) | Measuring and length determining means for weft yarn in shuttleless looms | |
TWI732202B (en) | Distance fabric, a method of forming the distance fabric and a weaving machine for performing the method | |
US4126159A (en) | Apparatus and method for stabilizing rapiers | |
EP3121316B1 (en) | Yarn arranging machine | |
US3042081A (en) | High speed carpet loom and method of weaving | |
US5088523A (en) | Heddle selection in a weaving machine for rethreading | |
KR102045915B1 (en) | Appratus and method for weaving unidirectional carbon fiber prepreg | |
US4509563A (en) | Device for the insertion of a weft thread into the shed between two lines of warp thread in a weaving loom | |
US2809600A (en) | Machine for producing tufted fabrics | |
US2948302A (en) | Weaving apparatus | |
US2138155A (en) | Warp feeding and tensioning means | |
USRE24949E (en) | Method of and apparatus for weaving |