BE1023395B1 - SETUP AND METHOD FOR OPTIMIZING A WEAVING PROCESS - Google Patents

SETUP AND METHOD FOR OPTIMIZING A WEAVING PROCESS Download PDF

Info

Publication number
BE1023395B1
BE1023395B1 BE2015/0216A BE201500216A BE1023395B1 BE 1023395 B1 BE1023395 B1 BE 1023395B1 BE 2015/0216 A BE2015/0216 A BE 2015/0216A BE 201500216 A BE201500216 A BE 201500216A BE 1023395 B1 BE1023395 B1 BE 1023395B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
weft
insertion channel
weft thread
weft insertion
bobbin
Prior art date
Application number
BE2015/0216A
Other languages
Dutch (nl)
Other versions
BE1023395A1 (en
Inventor
Matthias Marescaux
Bram Cuvelier
Kamiel Pattyn
Original Assignee
Picanol Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Picanol Nv filed Critical Picanol Nv
Priority to BE2015/0216A priority Critical patent/BE1023395B1/en
Priority to EP16745130.1A priority patent/EP3344808B1/en
Priority to CN201680050695.1A priority patent/CN107923076B/en
Priority to PCT/EP2016/068308 priority patent/WO2017036701A1/en
Application granted granted Critical
Publication of BE1023395B1 publication Critical patent/BE1023395B1/en
Publication of BE1023395A1 publication Critical patent/BE1023395A1/en

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D51/00Driving, starting, or stopping arrangements; Automatic stop motions
    • D03D51/18Automatic stop motions
    • D03D51/34Weft stop motions
    • DTEXTILES; PAPER
    • D02YARNS; MECHANICAL FINISHING OF YARNS OR ROPES; WARPING OR BEAMING
    • D02HWARPING, BEAMING OR LEASING
    • D02H1/00Creels, i.e. apparatus for supplying a multiplicity of individual threads
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D47/00Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
    • D03D47/34Handling the weft between bulk storage and weft-inserting means

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Textile Engineering (AREA)
  • Looms (AREA)

Abstract

Opstelling voor het optimaliseren van een weefproces, de opstelling bevat een stuurinrichting (6), een aantal inslaginbrengkanaalelementen die toegewezen zijn aan één inslaginbrengkanaal, en een bobijnrek (14) met een aantal platformen (15, 16, 17, 101, 102, 103, 104) met een inslagdraadeigenschap identificerende sensor (24, 25, 26, 44, 45, 46) en inslagdraadbewegingsdetector (27, 28, 29), waarbij de stuurinrichting (6) verder is aangebracht voor het bepalen van het platform (15, 16, 17, 101, 102, 103, 104) van de bobijn (18, 19, 20, 21, 22, 23) waarvan de minstens één inslagdraad is afgetrokken, en voor het identificeren van minstens één inslagdraadeigenschap van de minstens één inslagdraad toegevoerd aan het inslaginbrengkanaalelement (7, 8, 9, 11, 12, 13, 41, 42, 43, 201, 202, 203, 204).Arrangement for optimizing a weaving process, the arrangement includes a control device (6), a number of weft insertion channel elements assigned to one weft insertion channel, and a bobbin rack (14) with a number of platforms (15, 16, 17, 101, 102, 103, 104) having a weft thread property identifying sensor (24, 25, 26, 44, 45, 46) and weft thread movement detector (27, 28, 29), the control device (6) being further provided for determining the platform (15, 16, 17, 101, 102, 103, 104) of the bobbin (18, 19, 20, 21, 22, 23) from which the at least one weft thread has been subtracted, and for identifying at least one weft feature of the at least one weft thread fed to the weft insertion channel element (7, 8, 9, 11, 12, 13, 41, 42, 43, 201, 202, 203, 204).

Description

Opstelling en werkwijze voor het optimaliseren van een weefproces.Set-up and method for optimizing a weaving process.

Technisch gebied en stand van de techniek.Technical field and state of the art.

[0001] De uitvinding betreft een opstelling en een werkwijze voor het optimaliseren van een weefproces. Meer in het bijzonder betreft de uitvinding een opstelling en een werkwijze voor het vermijden van weeffouten die te wijten zijn aan een onjuiste bedrading van de inslagdraadvoorbereiding-inrichting van een weefmachine.The invention relates to an arrangement and a method for optimizing a weaving process. More particularly, the invention relates to an arrangement and method for avoiding weaving errors due to improper wiring of the weft thread preparation device of a weaving machine.

[0002] Een weefsel bestaat uit kettingdraden en inslagdraden. Bij een weefmachine worden tijdens een inbrengcyclus van een weefproces de inslagdraden tussen kettingdraden ingebracht. Inslagdraden worden aan de weefmachine toegevoerd en zijn op bobijnen gewikkeld die kenmerkend geplaatst worden op bobijnrekken of bobijngestellen die aan één zijde van de weefmachine zijn opgesteld, over het algemeen aan de linker zijde. Voor het opstarten van een nieuwe weefselstijl te weven dient een weefmachine te worden uitgerust met grondstoffen. Vanaf het rek wordt de inslagdraad van elke bobijn manueel op een voorafwikkelaar bedraad die de inslagdraad op de inslaginbreng voorbereidt. Een weefmachine kan één voorafwikkelaar of tot twaalf voorafwikkelaars hebben. Doorgaans bevat één voorafwikkelaar inslagdraad afkomstig van één bobijn. In zogenoemde meerdraadweven toepassingen, kunnen twee of meer inslagdraden afkomstig van een bijhorende bobijn gelijktijdig op een gemeenschappelijke voorafwikkelaar worden gewikkeld. Bij zogenaamde meerdraadweven toepassingen kunnen eveneens twee of meer inslagdraden afkomstig van een bijhorende voorafwikkelaar gelijktijdig in een weefvak gebracht worden, bijvoorbeeld door middel van een grijper of een hoofdblazer. Meestal wordt een voorste uiteinde van een tweede bobijn geknoopt met het achterste uiteinde van een eerste bobijn om langere machineloopcycli mogelijk te maken zonder interventies om nieuwe bobijnen toe te voeren. Bijvoorbeeld is een weefmachine uitgerust met twaalf voorafwikkelaars en met één of meerdere rekken die samen twaalf platformen voor bobijnen vormen, waarbij elk platform één of twee pinnen bevat waarop een bobijn wordt geplaatst.A fabric consists of warp threads and weft threads. In a weaving machine, the weft threads are inserted between warp threads during an insertion cycle of a weaving process. Weft threads are supplied to the weaving machine and are wound on bobins that are typically placed on bobbin racks or bobbin frames arranged on one side of the weaving machine, generally on the left side. To start a new weave style of weaving, a weaving machine must be equipped with raw materials. From the rack, the weft thread of each bobbin is manually wired on a pre-winder that prepares the weft thread for the weft insertion. A weaving machine can have one pre-winder or up to twelve pre-wrappers. Typically, one pre-winder contains weft thread from one bobbin. In so-called multi-thread weaving applications, two or more weft threads from an associated bobbin can be wound simultaneously on a common pre-winder. In so-called multi-thread weaving applications, two or more weft threads from an associated pre-winder can also be introduced into a weaving section simultaneously, for example by means of a gripper or a main blower. Typically, a front end of a second bobbin is knotted with the rear end of a first bobbin to allow longer machine run cycles without interventions to supply new bobbins. For example, a weaving machine is equipped with twelve pre-wrappers and with one or more racks that together form twelve bobbin platforms, each platform containing one or two pins on which a bobbin is placed.

[0003] In een stuurinrichting voor de weefmachine worden zogenoemde machinekanalen of inslaginbrengkanalen gebruikt om de volgorde waarin de verschillende inslagdraden worden ingebracht, te bepalen. Die volgorde wordt meestal aangeduid als een "kleurpatroon". Eén of meer element(en) is/zijn toegevoegd aan elk virtueel kanaal, die door de stuurinrichting wordt/worden aangedreven om een inslagdraad van een bobijn te trekken en/of om een inslagdraad in te brengen die bedraad is of op andere wijze gekoppeld is met voornoemd element. In de context van de aanvraag worden voornoemde elementen die aan virtuele kanalen zijn toegevoegd, aangeduid als inslaginbrengkanaalelementen.In a control device for the weaving machine, so-called machine channels or weft insertion channels are used to determine the order in which the different weft threads are introduced. That order is usually referred to as a "color pattern". One or more element (s) is / are added to each virtual channel that is driven by the control device to pull a weft thread from a bobbin and / or to introduce a weft thread that is wired or otherwise coupled with the aforementioned element. In the context of the request, the aforementioned elements added to virtual channels are referred to as weft insertion channel elements.

[0004] Bij een grijperweefmachine, ook lansweefmachine genoemd, worden inslagdraden manueel op voorafwikkelaars van een inslagdraadvoorbereiding-inrichting bedraad en worden vanaf de voorafwikkelaars doorheen inslagdraadremmen naar één draadpresentator bedraad. De draadpresentators en de voorafwikkelaars worden door de stuurinrichting aangedreven om de inslagdraad op de voorafwikkelaar te wikkelen en om daarbij inslagdraad van de bobijn te trekken, en/of om een bepaalde inslagdraad aan een gevergrijper voor een inbreng van voornoemde inslagdraad te presenteren, Hierbij bevatten de inslaginbrengkanaalelementen de voorafwikkelaars en de draadpresentators.In a gripper weaving machine, also called lance weaving machine, weft threads are manually wired on pre-wrappers of a weft thread preparation device and wired from the pre-wrappers through weft thread brakes to one wire presenter. The wire presenters and the pre-wrappers are driven by the control device to wind the weft thread on the pre-winder and thereby pull weft thread from the bobbin, and / or to present a particular weft thread to a shredder for an insertion of said weft thread. weft insertion channel elements the pre-wrappers and the wire presenters.

[0005] Bij een luchtweefmachine worden inslagdraden van voorafwikkelaars toegevoerd aan één of een set hoofdblazers, waarbij de hoofdblazers door de stuurinrichting worden aangedreven om de in te brengen inslagdraad te selecteren tijdens een weefmachinecyclus. Hierbij bevatten de inslaginbrengkanaalelementen de voorafwikkelaars en de hoofdblazers.In an air-weaving machine, weft threads from pre-wrappers are supplied to one or a set of main blowers, the main blowers being driven by the control device to select the weft thread to be inserted during a weaving machine cycle. The weft insertion channel elements herein comprise the pre-wrappers and the main blowers.

[0006] Om een stuurinrichting te hebben die het volledige inbrengproces regelt, is het van belang dat het type inslagdraad dat bedraad is met het/de inslaginbrengkanaalelement(en) en dus toegevoegd is aan een inslaginbrengkanaal gekend is. In de context van de aanvraag betekent "bedraad met een inslaginbrengkanaalelement" dat inslagdraad langs zijn bewegingsbaan op een bepaalde wijze gekoppeld is met het inslaginbrengkanaalelement.To have a control device that controls the entire insertion process, it is important that the type of weft thread that is wired with the weft insertion channel element (s) and thus added to an weft insertion channel is known. In the context of the application, "wired with a weft insertion channel element" means that weft thread along its path of movement is in a certain way coupled to the weft insertion channel element.

[0007] Uit US 2004/0133297 Al is het gekend om bobijnen van identificatie-elementen te voorzien, en om een bobijn die op een platform is voorzien te identificeren, waarbij de identificatie van de bobijnen wordt gebruikt om een artikel volgens een inslaginbrengpatroon te weven dat in functie van de soort inslagdraden wordt bepaald. Een inslaginbrengpatroon kan in een machineterminal of centrale server worden ingevoerd in functie van de soort in te brengen inslagdraad. Gebruik makende van de identificatie-elementen en de kennis van de baan van de inslagdraad in de weefmachine, in het bijzonder de kennis over de voorafwikkelaar en de hoofdblazer of de inslagdraadpresentator die gebruikt wordt voor een bepaalde inslagdraad afkomstig van het bobijnrek, kan de weefmachine voor elke soort inslagdraad, het inslaginbrengkanaal bepalen dat overeenkomt met die soort inslagdraad en kan het ingevoerde inslaginbrengpatroon in functie van de soort inslagdraad naar een inslaginbrengpatroon in functie van de inslaginbrengkanalen omzetten.It is known from US 2004/0133297 A1 to provide bobbins with identification elements, and to identify a bobbin provided on a platform, the bobbin identification being used to weave an article according to a weft insertion pattern. that is determined in function of the type of weft threads. A weft insertion pattern can be entered into a machine terminal or central server depending on the type of weft thread to be introduced. Using the identification elements and the knowledge of the path of the weft thread in the weaving machine, in particular the knowledge of the pre-winder and the main blower or the weft thread presenter used for a specific weft thread originating from the bobbin rack, the weaving machine can each type of weft thread, determine the weft insertion channel corresponding to that type of weft thread and can convert the input weft insertion pattern as a function of the type of weft thread to a weft insertion pattern as a function of the weft insertion channels.

[0008] Echter, zelfs met dergelijke identificatie-elementen blijft het risico bestaan dat de inslagdraad op een verschillende voorafwikkelaar is bedraad dan verondersteld in de stuurinrichting en aldus de inslagdraadeigenschap aan een onjuist inslaginbrengkanaal is toegevoegd.However, even with such identification elements, the risk remains that the weft thread is wired on a different pre-winder than assumed in the control device and thus the weft thread property is added to an incorrect weft insertion channel.

Samenvatting van de uitvinding.Summary of the invention.

[0009] Het is daarom het doel van de huidige uitvinding om te voorzien in een opstelling en een werkwijze voor het vermijden van weeffouten die te wijten zijn aan een onjuiste bedrading van een inslagdraadvoorbereiding-inrichting van een weefmachine.It is therefore the object of the present invention to provide an arrangement and method for avoiding weaving errors due to improper wiring of a weft thread preparation device of a weaving machine.

[0010] Dit doel wordt opgelost door de opstelling en de werkwijze met de kenmerken van conclusies 1 en 8.This object is solved by the arrangement and the method with the features of claims 1 and 8.

Voorkeurdragende uitvoeringsvormen worden in de afhankelijke conclusies bepaald.Preferred embodiments are defined in the dependent claims.

[0011] Volgens een eerste aspect van de uitvinding wordt een opstelling voor het optimaliseren van een weefproces voorzien, de opstelling bevattende een stuurinrichting, een aantal inslaginbrengkanaalelementen, elk inslaginbrengkanaalelement is toegewezen in de stuurinrichting aan één inslaginbrengkanaal, en een bobijnrek met een aantal platformen die elk een inslagdraadeigenschap identificerende sensor hebben, waarbij inslagdraden van bobijnen die op minstens enkele van de platformen zijn geplaatst worden toegevoerd aan minstens enkele van de inslaginbrengkanaalelementen, waarbij minstens op enkele van de platformen, en bij voorkeur op alle platvormen, een inslagdraadbewegingsdetector aangebracht voor het detecteren van een inslagdraadbeweging is voorzien, en waarbij de stuurinrichting is aangebracht a) voor het aandrijven van minstens één van de inslaginbrengkanaalelementen voor het aftrekken van minstens één van de inslagdraden toegevoerd aan voornoemd inslaginbrengkanaalelement vanaf de bijhorende bobijn die op een platform is geplaatst, b) voor het bepalen van het platform van de bobijn waarvan de minstens één van de inslagdraden wordt afgetrokken door het evalueren van detectorsignalen van de inslagdraad-bewegingsdetectoren die op de platformen zijn voorzien, en c) voor het identificeren van minstens één inslagdraadeigenschap van de minstens één inslagdraad toegevoerd aan het inslaginbrengkanaalelement door het evalueren van een sensorsignaal van de inslagdraadeigenschap identificerende sensor die op het bepaalde platform is voorzien.According to a first aspect of the invention, an arrangement for optimizing a weaving process is provided, the arrangement comprising a control device, a number of weft insertion channel elements, each weft insertion channel element is assigned in the control device to one weft insertion channel, and a bobbin rack with a number of platforms which each have a weft thread property sensor, wherein bobbin weft threads placed on at least some of the platforms are supplied to at least some of the weft insertion channel elements, with a weft thread movement detector mounted at least on some of the platforms, and preferably on all platforms is provided with a weft thread movement, and wherein the control device is arranged a) for driving at least one of the weft insertion channel elements for subtracting at least one of the weft threads supplied to said weft insertion channel element nt from the associated bobbin that is placed on a platform, b) for determining the bobbin platform from which at least one of the weft threads is subtracted by evaluating detector signals from the weft thread motion detectors provided on the platforms, and c) for identifying at least one weft yarn property of the at least one weft thread supplied to the weft insertion channel element by evaluating a sensor signal from the weft yarn property identifying sensor provided on the particular platform.

[0012] Platformen kunnen voorzien zijn van één pin of meer dan één pin, in het bijzonder twee pinnen. Aan elke pin van elk platform kan een inslagdraadeigenschap identificerende sensor voorzien zijn. In theorie zou een inslagdraad van een bobijn die op eender welke pin van eender welk platform geplaatst is, manueel kunnen worden bedraad of op andere wijze worden gekoppeld met eender welk van het aantal voorafwikkelaars en vanaf de voorafwikkelaar naar eender welk van het aantal verdere inslaginbrengkanaalelementen, bijvoorbeeld een draadpresentator of een hoofdblazer. In praktijk zijn er enkele ruimtelijke beperkingen. In veel weefmachines kunnen inslagdraden die toegevoerd zijn vanaf minstens enkele van de bobijnen die op het platform geplaatst zijn toch probleemloos manueel bedraad of op andere wijze gekoppeld worden met minstens twee verschillende voorafwikkelaars. Dit kan leiden tot weeffouten. Indien bijvoorbeeld bij het weven van een bepaald patroon, de stuurinrichting veronderstelt dat een eerste inslagdraad van een eerste type werd bedraad op een eerste voorafwikkelaar en een tweede inslagdraad van een tweede type werd bedraad op een tweede voorafwikkelaar, echter, bij het instellen van de weefmachine de eerste inslagdraad van een eerste type wordt bedraad op de tweede voorafwikkelaar en een tweede inslagdraad van een tweede type wordt bedraad op de eerste voorafwikkelaar, zal dit leiden tot een weeffout die niet door stuurinrichtingen volgens de stand van de techniek kan worden gedetecteerd.Platforms can be provided with one pin or more than one pin, in particular two pins. A weft thread identification sensor may be provided on each pin of each platform. In theory, a bobbin weft thread placed on any pin of any platform could be wired manually or otherwise linked to any of the number of pre-wrappers and from the pre-winder to any number of further weft insertion channel elements, for example a wire presenter or a main blower. In practice there are some spatial limitations. In many weaving machines, weft threads supplied from at least some of the bobbins placed on the platform can still be manually wired or otherwise coupled with at least two different pre-wrappers. This can lead to weakening errors. For example, when weaving a particular pattern, the control device assumes that a first weft thread of a first type was wired on a first pre-winder and a second weft thread of a second type was wired on a second pre-winder, however, when adjusting the weaving machine the first weft thread of a first type is wired on the second pre-winder and a second weft thread of a second type is wired on the first pre-winder, this will lead to a weaving error that cannot be detected by prior art controllers.

Volgens de uitvinding worden de platformen van de bobijnen waarvan inslagdraden worden getrokken bepaald door middel van de stuurinrichting en worden eigenschappen van de inslagdraad aangebracht op het bepaalde platform geïdentificeerd. Dit laat een eenduidige bepaling van ingebrachte inslagdraadeigenschappen toe met behulp van inslaginbrengkanaalelementen die in de stuurinrichting toegewezen zijn aan een bepaald inslaginbrengkanaal. Daardoor kan de actuele instelling van de weefmachine worden bepaald, en kunnen weeffouten worden vermeden.According to the invention, the platforms of the bobins from which weft threads are drawn are determined by means of the control device and properties of the weft thread applied to the particular platform are identified. This allows an unambiguous determination of introduced weft thread properties with the help of weft insertion channel elements that are assigned in the control device to a specific weft insertion channel. As a result, the current setting of the weaving machine can be determined, and weaving errors can be avoided.

[0013] Geschikte inslagdraadbewegingsdetectoren kunnen door de vakman worden gekozen. In een uitvoeringsvorm is een optische detector voorzien om tijdens werking een ballonvorming of beweging van een inslagdraad te detecteren. In een andere uitvoeringsvorm is een piëzo-elektronische detector voorzien om elektrische lading die door de beweging van de draad wordt geïnduceerd te detecteren. In een andere uitvoeringsvorm is een detector voorzien die capacitieve effecten gebruikt, waarbij bijvoorbeeld een wijziging in de capaciteit bij beweging van de inslagdraad wordt gedetecteerd. In nog een andere uitvoeringsvorm worden natuurlijke elektrische ladingen op de inslagdraad gedetecteerd met behulp van bijvoorbeeld ladingsdetectoren. Geschikte detectoren worden bijvoorbeeld in EP 0195469 A2 en/of US 4215728 A beschreven, die hierbij door referentie worden geïncorporeerd. De uitvinding is echter niet beperkt tot het gebruik van dergelijke detectoren.Suitable weft thread motion detectors can be selected by those skilled in the art. In one embodiment, an optical detector is provided to detect balloon formation or movement of a weft thread during operation. In another embodiment, a piezo-electronic detector is provided to detect electrical charge induced by the movement of the wire. In another embodiment, a detector is provided which uses capacitive effects, wherein, for example, a change in the capacity upon movement of the weft thread is detected. In yet another embodiment, natural electrical charges on the weft thread are detected using, for example, charge detectors. Suitable detectors are described, for example, in EP 0195469 A2 and / or US 4215728 A, which are hereby incorporated by reference. However, the invention is not limited to the use of such detectors.

[0014] In een uitvoeringsvorm wordt een mens-machine interface bevattende minstens één van een audio output, een weergave-element en een beeldscherm voorzien, waarbij inslagdraadeigenschappen die door de stuurinrichting werden geïdentificeerd aan een gebruiker op de mens-machine interface worden aangeduid, in het bijzonder worden gevisualiseerd.In one embodiment, a human-machine interface including at least one is provided with an audio output, a display element, and a display, with weft thread properties identified by the control device to a user on the human-machine interface being provided in particularly visualized.

[0015] In voorkeurdragende uitvoeringsvormen wordt de stuurinrichting verder aangebracht om geïdentificeerde inslagdraadeigenschappen te vergelijken met inslagdraadeigenschap-informatie toegewezen aan inslaginbrengkanalen in de stuurinrichting. Zoals hierboven vermeld, worden inslaginbrengkanalen gebruikt in de stuurinrichting om de volgorde waarin de verschillende ïnslagdraden worden ingebracht te bepalen en worden de inslaginbrengkanaalelementen toegevoegd aan de inslaginbrengkanalen overeenkomstig aangedreven. Bij het vergelijken van geïdentificeerde inslagdraadeigenschappen met inslagdraadeigenschap-informatie toegewezen aan inslaginbrengkanalen in de stuurinrichting kunnen weeffouten als gevolg van een onjuiste bedrading vermeden worden. Ingeval de stuurinrichting bijvoorbeeld heeft geïdentificeerd dat een rode inslagdraad bedraad is op het inslaginbrengkanaalelement dat toegevoegd is aan een eerste inslaginbrengkanaal, maar voor het weven van een bepaald weefpatroon een groene inslagdraad moet worden ingebracht bij gebruik van voornoemde inslaginbrengkanaalelementen, kan een foutbericht worden gegenereerd en kan het weven worden verhinderd tot de bedrading wordt gecorrigeerd.In preferred embodiments, the control device is further arranged to compare identified weft thread properties with weft thread property information assigned to weft insertion channels in the control device. As mentioned above, weft insertion channels are used in the control device to determine the order in which the different weft threads are inserted and the weft insertion channel elements are added to the weft insertion channels accordingly. When comparing identified weft yarn properties with weft yarn property information assigned to weft insertion channels in the control device, weft errors due to incorrect wiring can be avoided. For example, if the control device has identified that a red weft thread is wired on the weft insertion channel element that is added to a first weft insertion channel, but for weaving a particular weave pattern a green weft thread must be introduced when using the aforementioned weft insertion channel elements, an error message may be generated and an error message may be generated and weaving is prevented until the wiring is corrected.

[0016] In een uitvoeringsvorm is de stuurinrichting aangebracht voor het aanpassen van een toewijzing van inslaginbrengkanaalelementen aan een inslaginbrengkanaal op basis van een geïdentificeerde bedrading van een inslagdraad. Indien bijvoorbeeld een eerste voorafwikkelaar werd verondersteld om een eerste inslagdraad afkomstig van een eerste platform in te brengen, maar de inslagdraad werd bedraad op een tweede voorafwikkelaar, zal de tweede voorafwikkelaar aan het inslaginbrengkanaal worden toegewezen in plaats van de eerste voorafwikkelaar. Als alternatief of in aanvulling wordt de stuurinrichting aangebracht voor het aanpassen van een weefvolgorde van inslagdraad van een inslaginbrengkanaal voor het weven van een bepaald weefpatroon op basis van geïdentificeerde inslagdraadeigenschappen. Ingeval de stuurinrichting bijvoorbeeld heeft geïdentificeerd dat een rode inslagdraad is bedraad op het inslaginbrengkanaalelement dat is toegewezen aan een eerste inslaginbrengkanaal, maar voor het weven van een bepaald weefpatroon is echter een groene inslagdraad vereist, en een groene inslagdraad is bedraad op het inslaginbrengkanaalelement dat toegewezen is aan een tweede inslaginbrengkanaal, echter voor het weven van een bepaald weefpatroon is een rode inslagdraad vereist, worden in de weefvolgorde het eerste inslaginbrengkanaal en het tweede inslaginbrengkanaal verwisseld. Uiteraard is een dergelijke aanpassing niet mogelijk ingeval geen rode inslagdraad wordt voorzien.In one embodiment, the control device is provided for adjusting an allocation of weft insertion channel elements to a weft insertion channel based on an identified wiring of a weft thread. For example, if a first pre-winder was supposed to introduce a first weft thread from a first platform, but the weft thread was wired on a second pre-winder, the second pre-winder will be assigned to the weft insertion channel instead of the first pre-winder. Alternatively or additionally, the control device is provided for adjusting a weft order of weft thread of an weft insertion channel for weaving a particular weave pattern based on identified weft thread properties. For example, if the control device has identified that a red weft thread has been wired on the weft insertion channel element assigned to a first weft insertion channel, but weaving a particular weave pattern requires a green weft thread, and a green weft thread is wired on the weft insertion channel element that is assigned on a second weft insertion channel, but for weaving a specific weave pattern a red weft thread is required, the first weft insertion channel and the second weft insertion channel are exchanged in the weaving sequence. Of course, such an adjustment is not possible if no red weft thread is provided.

[0017] De inslagdraadeigenschap identificerende sensoren zijn aangebracht voor het identificeren van minstens één inslagdraadeigenschap geselecteerd uit de groep bevattende onder meer draaddikte, draad harigheid, draadtors, draadkleur, draadproductietijdstip, draadleverancier en/of draadmateriaal. In een uitvoeringsvorm bevatten de inslagdraadeigenschap identificerende sensoren elk een contactloos lezerelement dat is aangebracht voor het lezen van gegevens die horen bij een inslagdraadeigenschap vanaf een tag bevestigd op een bobijn die op het bijhorende platform is geplaatst. Lezerelementen en tags laten een eenvoudige communicatie toe van een groot aantal inslagdraadeigenschappen van de inslagdraden die op een bobijn zijn gewikkeld. Dit laat het gebruik van expertkennis met betrekking tot de fysische eigenschappen van de inslagdraad in de stuurinrichting toe. Het lezerelement is in een uitvoeringsvorm een optisch lezerelement, bijvoorbeeld een barcode lezerelement of een QR-code lezerelement. In voorkeurdragende uitvoeringsvormen wordt radiofrequentietechnologie toegepast, en wordt in het bijzonder een RFID-lezerelement voorzien. Als alternatief of in aanvulling kunnen sensoren voorzien worden die de kleur, de harigheid of andere inslagdraadeigenschappen detecteren. Het is goed gekend om meer dan één bobijn op een gemeenschappelijk platform te voorzien, waarbij een achterste uiteinde van een eerste bobijn bevestigd is aan het voorste uiteinde van een tweede bobijn. Ingeval meerdere bobijnen op een gemeenschappelijk platform zijn geplaatst, worden in een uitvoeringsvorm enkel de inslagdraadeigenschappen van de eerste bobijn waarvan de inslagdraad wordt gewikkeld geïdentificeerd. In voorkeurdragende uitvoeringsvormen worden de inslagdraadeigenschap identificerende sensoren elk aangebracht voor het lezen van gegevens van de tags bevestigd op elke bobijn die op eender welke pin van het bijhorende platform is geplaatst en/of wordt voor elke bobijn die op eender welke pin van het bijhorende platform is geplaatst een bijhorende inslagdraadeigenschap identificerende sensor voorzien.The weft yarn property identifying sensors are provided to identify at least one weft yarn property selected from the group including inter alia thread thickness, thread hairiness, thread tors, thread color, thread production time, thread supplier and / or thread material. In one embodiment, the weft yarn property identifying sensors each include a contactless reader element that is provided for reading data associated with a weft yarn property from a tag mounted on a bobbin disposed on the associated platform. Reader elements and tags allow simple communication of a large number of weft thread properties of the weft threads wound on a bobbin. This permits the use of expert knowledge with regard to the physical properties of the weft thread in the steering device. In one embodiment, the reader element is an optical reader element, for example a barcode reader element or a QR code reader element. In preferred embodiments, radio frequency technology is used, and in particular an RFID reader element is provided. Alternatively or additionally, sensors may be provided which detect the color, the hairiness or other weft thread properties. It is well known to provide more than one bobbin on a common platform, with a rear end of a first bobbin attached to the front end of a second bobbin. In the case that several bobins are placed on a common platform, in one embodiment only the weft thread properties of the first bobbin from which the weft thread is wound are identified. In preferred embodiments, the weft thread property identifying sensors are each applied to read data from the tags mounted on each bobbin that is placed on any pin of the associated platform and / or is mounted for any bobbin that is on any pin of the associated platform placed a corresponding weft thread property identifying sensor.

[0018] Volgens voorkeurdragende uitvoeringsvormen bevatten de inslaginbrengkanaalelementen van elk inslaginbrengkanaal een voorafwikkelaar, waarbij de inslagdraad van minstens één bobijn geplaatst op het bobijnrek aan één voorwikkelaar wordt toegevoerd. Afhankelijk van het weefpatroon, worden alle platformen of slechts enkele platformen uitgerust met één of meer bobijnen. De inslagdraden van de bobijnen worden bedraad op een voorafwikkelaar en de voorafwikkelaar wordt door de stuurinrichting aangedreven om de inslagdraad voor te bereiden op een inslaginbreng en, daarbij inslagdraad af te trekken van de voornoemde bobijn. Ingeval de stuurinrichting één voorafwikkelaar aandrijft om inslagdraad van een bobijn af te trekken, maar geen inslagdraadbeweging wordt gedetecteerd op het - platform verondersteld door de stuurinrichting, kan een foutbericht worden gegenereerd. Als alternatief evalueert de stuurinrichting detectorsignalen van meerdere inslagdraadbewegingsdetectoren voorzien op de platformen en bepaalt het platform waarvan de inslagdraad wordt afgetrokken.According to preferred embodiments, the weft insertion channel elements of each weft insertion channel include a pre-winder, wherein the weft thread of at least one bobbin placed on the bobbin rack is supplied to one pre-winder. Depending on the weaving pattern, all platforms or only a few platforms are equipped with one or more bobins. The weft threads of the bobbin are wired on a pre-winder and the pre-winder is driven by the control device to prepare the weft thread for a weft insertion and, thereby, subtracting weft thread from the aforementioned bobbin. In case the control device drives one pre-winder to pull weft thread from a bobbin, but no weft thread movement is detected on the platform assumed by the control device, an error message may be generated. Alternatively, the controller evaluates detector signals from a plurality of weft thread motion detectors provided on the platforms and determines the platform from which the weft thread is subtracted.

[0019] In een uitvoeringsvorm bevatten de inslaginbrengkanaalelementen van elk inslaginbrengkanaal een voorafwikkelaar en een tweede inslaginbrengkanaalelement stroomafwaarts van de voorafwikkelaar, waarbij een inslagdraad afkomstig van minstens één van de voorafwikkelaars kan toegevoerd worden aan minstens twee verschillende inslaginbrengkanaalelementen, en waarbij de stuurinrichting is aangebracht voor het bepalen van de toevoerende voorafwikkelaar voor elk tweede inslaginbrengkanaalelement. Hiertoe wordt in een uitvoeringsvorm een inslagdraadbewegingsdetector voorzien om het aftrekken van inslagdraad van de voorafwikkelaar te detecteren. Bij gekende luchtweefmachines worden de voorafwikkelaars en de hoofdblazers die stroomafwaarts aangebracht zijn van de voorafwikkelaars op zodanige wijze aangebracht dat het bedraden van een inslagdraad afkomstig van een voorafwikkelaar naar een bepaalde hoofdblazer in de meeste gevallen verzekerd is. In het bijzonder bij grijperweefmachines kan een inslagdraad afkomstig van een voorafwikkelaar echter probleemloos bedraad worden naar verschillende draadpresentators. Volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt zowel bepaald op welke voorafwikkelaar als naar welke draad presentator een bepaalde inslagdraad wordt bedraad. Hierdoor kunnen weeffouten worden vermeden.In one embodiment, the weft insertion channel elements of each weft insertion channel include a pre-winder and a second weft insertion channel element downstream of the pre-winder, wherein a weft thread from at least one of the pre-wrappers can be supplied to at least two different weft insertion channel elements, and wherein the control device is arranged for determining the supplying pre-winder for each second weft insertion channel element. To this end, in one embodiment, a weft thread movement detector is provided to detect the weft thread subtraction from the pre-winder. In known air-weaving machines, the pre-wrappers and main blowers arranged downstream of the pre-wrappers are arranged in such a way that in most cases wiring of a weft thread from a pre-winder to a particular main blower is ensured. In particular in gripper weaving machines, however, a weft thread originating from a pre-winder can be wired to various wire presenters without any problems. According to an embodiment of the invention, it is determined both on which pre-winder and on which wire presenter a certain weft thread is wired. Because of this weaving errors can be avoided.

[0020] Volgens een tweede aspect wordt een werkwijze voorzien voor het optimaliseren van een weefproces in een weefmachine bevattende een stuurinrichting, een aantal inslaginbrengkanaalelementen, elk inslaginbrengkanaalelement is in de stuurinrichting toegewezen aan één inslaginbrengkanaal, en een bobijnrek met een aantal platformen, die elk een inslagdraadeigenschap identificerende sensor hebben, waarbij een bobijn op eender welke pin van eender welk platform van het bobijnrek wordt geplaatst en de inslagdraad van voornoemde bobijn toegevoerd wordt aan één van het aantal inslaginbrengkanaalelementen. De werkwijze bevat het aandrijven van minstens één inslaginbrengkanaalelement door middel van de stuurinrichting om de minstens één inslagdraad die aan voornoemd inslaginbrengkanaalelement is toegevoerd af te trekken vanaf de bijhorende bobijn die op het bobijnrek is geplaatst, waarbij tijdens of na het aftrekken van de inslagdraad van voornoemde bobijn, het platform van voornoemde bobijn waarvan de minstens één inslagdraad is afgetrokken, wordt bepaald door het evalueren van detectorsignalen van inslagdraadbewegingsdetectoren die aangebracht zijn voor het detecteren van een inslagdraadbeweging, die op minstens enkele van de platformen zijn voorzien, en minstens één inslagdraadeigenschap van de minstens één inslagdraad toegevoerd aan het inslaginbrengkanaalelement geïdentificeerd is door het evalueren van een sensorsignaal van de inslagdraadeigenschap identificerende sensor voorzien op het bepaalde platform.According to a second aspect, a method is provided for optimizing a weaving process in a weaving machine comprising a control device, a number of weft insertion channel elements, each weft insertion channel element is assigned in the control device to one weft insertion channel, and a bobbin rack with a number of platforms, each having a platform have a weft thread property sensor, wherein a bobbin is placed on any pin of any platform of the bobbin rack and the weft thread of said bobbin is supplied to one of the plurality of weft insertion channel elements. The method comprises driving at least one weft insertion channel element by means of the control device to pull off the at least one weft thread supplied to said weft insertion channel element from the associated bobbin that is placed on the bobbin rack, wherein during or after the weft thread is pulled off from said weft thread bobbin, the platform of the aforementioned bobbin from which the at least one weft thread has been subtracted, is determined by evaluating detector signals from weft thread motion detectors arranged to detect a weft thread movement provided on at least some of the platforms, and at least one weft yarn property of the at least one weft thread supplied to the weft insertion channel element is identified by evaluating a sensor signal from the weft yarn property-identifying sensor provided on the particular platform.

[0021] Zoals hierboven beschreven kunnen door het bepalen van het platform waarvan een inslaginbrengkanaalelement een inslagdraad aftrekt, en het identificeren van inslagdraadeigenschappen van de inslagdraad gewikkeld op een bobijn op voornoemd platform betrouwbaar weeffouten worden vermeden.As described above, by determining the platform from which a weft insertion channel element subtracts a weft thread, and identifying weft thread properties of the weft thread wound on a bobbin on said platform, reliable weaving errors can be avoided.

[0022] In een uitvoeringsvorm worden inslagdraadeigenschappen geïdentificeerd door de stuurinrichting aangeduid, in het bijzonder gevisualiseerd op een mens-machine interface aan een gebruiker. Hierdoor kan de gebruiker actie ondernemen, indien vereist.In one embodiment, weft thread properties identified by the control device are indicated, in particular visualized on a human-machine interface to a user. This allows the user to take action if required.

[0023] In voorkeurdragende uitvoeringsvormen worden de geïdentificeerde inslagdraadeigenschappen door middel van een stuurinrichting vergeleken met inslagdraadeigenschap-informatie toegewezen aan inslaginbrengkanalen in de stuurinrichting. Ingeval de geïdentificeerde inslagdraadeigenschappen niet overeenkomen met de inslagdraadeigenschap-informatie, kan een foutbericht worden gegenereerd en kan het weven worden verhinderd tot een gebruiker de bedrading heeft gecorrigeerd.In preferred embodiments, the identified weft thread properties are compared by means of a control device with weft thread property information assigned to weft insertion channels in the control device. In case the identified weft thread properties do not match the weft thread property information, an error message can be generated and weaving can be prevented until a user has corrected the wiring.

[0024] Als alternatief of in aanvulling past in een uitvoeringsvorm de stuurinrichting de toewijzing van een inslaginbrengkanaalelement aan een inslaginbrengkanaal aan op basis van een geïdentificeerde bedrading van de inslagdraad. Dit zou kunnen gebeuren ofwel door de stuurinrichting zonder verdere kennisgeving aan de gebruiker of slechts nadat de gebruiker de aanpassing heeft goedgekeurd.Alternatively or additionally, in one embodiment, the control device adjusts the assignment of a weft insertion channel element to a weft insertion channel based on an identified wiring of the weft thread. This could be done either by the control device without further notice to the user or only after the user has approved the modification.

[0025] In een uitvoeringsvorm wordt een gebruiker gevraagd om een positie van twee of meer bobijnen op het bobijnrek te wijzigen om het weven van een gegeven weefpatroon te optimaliseren. Het kan bijvoorbeeld gunstig zijn om een inslagdraad die een bepaald weefpatroon domineert op een draad-presentator te bedraden die slechts over een korte afstand loopt bij presentatie van een inslagdraad. De gebruiker kan opteren om de voorgestelde wijziging te volgen of om een instelling te behouden.In one embodiment, a user is asked to change a position of two or more bobins on the bobbin rack to optimize the weaving of a given weaving pattern. For example, it may be advantageous to wire a weft thread that dominates a particular weave pattern onto a wire presenter that runs only a short distance when a weft thread is presented. The user can opt to follow the proposed change or to keep a setting.

[0026] In een uitvoeringsvorm worden insiagdraadeigenschappen door middel van de inslagdraadeigenschap identificerende sensor gelezen vanaf een TAG bevestigd op de bobijn waarvan de inslagdraad wordt afgetrokken, waarbij in het bijzonder de insiagdraadeigenschappen worden gelezen met behulp van een contactloos lezerelement, in het bijzonder een RFID lezerelement. De insiagdraadeigenschappen kunnen onder meer informatie bevatten over de inslagdraad, zoals kleur, dikte, harigheid en/of zijn productiedatum, zowel zijn spindatum als zijn bobineerdatum. Het bepalen van dergelijke insiagdraadeigenschappen laat bijvoorbeeld tevens toe een weefmachine op te starten met specifieke instellingen die in de stuurinrichting van de weefmachine werden opgeslagen voor inslagdraden met dergelijke insiagdraadeigenschappen.In one embodiment, weft thread properties are read by means of the weft thread property identifier from a TAG mounted on the bobbin from which the weft thread is subtracted, in particular the weft thread properties being read with the aid of a contactless reader element, in particular an RFID reader element . The insertion properties may include information about the weft thread, such as color, thickness, hairiness and / or its production date, both its spinning date and its bobbination date. Determining such weft yarn properties also allows, for example, to start a weaving machine with specific settings that were stored in the weaving machine's control device for weft threads with such weft yarn properties.

[0027] In voorkeurdragende uitvoeringsvormen bevatten de inslaginbrengkanaalelementen van elk inslaginbrengkanaal een voorafwikkelaar, waarbij het platform van de bobijn waarvan een inslagdraad door de voorafwikkelaar wordt afgetrokken, wordt geïdentificeerd.In preferred embodiments, the weft insertion channel elements of each weft insertion channel include a pre-winder, the bobbin platform from which a weft thread is pulled by the pre-winder is identified.

[0028] Zoals hierboven vermeld zijn er opstellingen waarin de inslaginbrengkanaalelementen van elk inslaginbrengkanaal een voorafwikkelaar bevatten en een tweede inslaginbrengkanaalelement stroomafwaarts van de voorafwikkelaar, waarbij een inslagdraad afkomstig van minstens één van de voorafwikkelaars kan worden toegevoerd naar minstens twee verschillende tweede inslaginbrengkanaalelementen. Hierbij wordt in voorkeurdragende uitvoeringsvormen voor elk tweede inslaginbrengkanaalelement de toevoerende voorafwikkelaar door middel van de stuurinrichting bepaald.As mentioned above, there are arrangements in which the weft insertion channel elements of each weft insertion channel include a pre-winder and a second weft insertion channel element downstream of the pre-winder, wherein a weft thread from at least one of the pre-wrappers can be fed to at least two different second weft insertion channel elements. Here, in preferred embodiments, for each second weft insertion channel element, the supplying pre-winder is determined by means of the control device.

Korte beschrijving van de tekeningen.Brief description of the drawings.

[0029] Verdere kenmerken en voordelen van de uitvinding vloeien voort uit de hierna volgende beschrijving van de in de tekeningen schematisch weergegeven uitvoeringsvormen. Doorheen de tekeningen worden dezelfde elementen aangeduid door dezelfde referentienummers.Further features and advantages of the invention result from the following description of the embodiments schematically shown in the drawings. Throughout the drawings, the same elements are indicated by the same reference numbers.

Figuur 1 toont een opstelling voor het optimaliseren van een weefproces bij een grijperweefmachine.Figure 1 shows an arrangement for optimizing a weaving process in a gripper weaving machine.

Figuur 2 toont de opstelling van figuur 1 in een verschillende uitvoering.Figure 2 shows the arrangement of Figure 1 in a different embodiment.

Figuur 3 toont een beeldscherminhoud voor een opstelling gelijkaardig aan figuur 1 tijdens een bedrading.Figure 3 shows a screen content for an arrangement similar to Figure 1 during a wiring.

Figuur 4 toont een beeldscherminhoud voor een opstelling gelijkaardig aan figuur 1 met een andere bedrading.Figure 4 shows a screen content for an arrangement similar to Figure 1 with a different wiring.

Figuur 5 toont een beeldscherminhoud voor een opstelling gelijkaardig aan figuur 1 met een onjuiste bedrading. Figuur 6 toont de opstelling van figuur 1 met een andere verschillende uitvoering.Figure 5 shows a screen content for an arrangement similar to Figure 1 with an incorrect wiring. Figure 6 shows the arrangement of Figure 1 with another different embodiment.

Figuur 7 toont een opstelling voor het optimaliseren van een weefproces bij een luchtweefmachine.Figure 7 shows an arrangement for optimizing a weaving process at an airjet machine.

Gedetailleerde beschrijving van uitvoeringsvormen.Detailed description of embodiments.

[0030] Figuur 1 toont schematisch een opstelling 1 voor een grijperweefmachine. De grijperweefmachine bevat een gevergrijper 2 en een nemergrijper 3. Voor het weven van een weefsel 4 worden inslagdraden in een weefvak gevormd door kettingdraden 5 ingebracht.Figure 1 shows schematically an arrangement 1 for a gripper weaving machine. The gripper weaving machine comprises a gripper 2 and a gripper gripper 3. For weaving a fabric 4, weft threads are introduced into a weaving compartment formed by warp threads 5.

[0031] De opstelling 1 bevat een stuurinrichting 6. De stuurinrichting 6 is in een uitvoeringsvorm de centrale stuurinrichting van de weefmachine. In andere uitvoeringsvormen is een aparte stuurinrichting voorzien die met de centrale stuurinrichting communiceert. De opstelling 1 getoond in figuur 1 bevat een aantal voorafwikkelaars 7, 8, 9, een draadpresentatorinrichting 10 met een aantal draadpresentators 11, 12, 13 en een bobijnrek 14 met een aantal platformen 15, 16, 17, die elk twee pinnen hebben, waarbij op elke pin een bobijn 18, 19, 20, 21, 22, 23 is voorzien. In de weergegeven uitvoeringsvorm zijn drie voorafwikkelaars 7,8,9, drie draadpresentators 11, 12, 13 en drie platformen 15, 16, 17 voorzien. In andere uitvoeringsvormen zijn minder dan drie of meer dan drie, in het bijzonder tot twaalf, voorafwikkelaars, draadpresentators en platformen voorzien.The arrangement 1 comprises a control device 6. In one embodiment, the control device 6 is the central control device of the weaving machine. In other embodiments, a separate control device is provided that communicates with the central control device. The arrangement 1 shown in Figure 1 comprises a number of pre-wrappers 7, 8, 9, a wire presenter device 10 with a number of wire presenters 11, 12, 13 and a bobbin rack 14 with a number of platforms 15, 16, 17, each having two pins, a bobbin 18, 19, 20, 21, 22, 23 is provided on each pin. In the illustrated embodiment, three pre-wrappers 7, 8, 9, three wire presenters 11, 12, 13 and three platforms 15, 16, 17 are provided. In other embodiments, fewer than three or more than three, in particular up to twelve, pre-wrappers, wire presenters, and platforms are provided.

[0032] Inslagdraden gewikkeld op een eerste bobijn 18, 20, 22 van elk platform 15, 16, 17 zijn op een voorafwikkelaar 7, 8, 9 bedraad en zijn vanaf de voorafwikkelaar 7, 8, 9 doorheen inslagdraadremmen (niet getoond) naar de bijhorende draadpresentator 13, 12, 11 bedraad. De achterste uiteinden van de eerste bobijnen 18, 20, 22 worden aan de voorste uiteinden van de tweede bobijnen 19, 21, 23 geknoopt. Elke bobijn 18, 19, 20, 21, 22, 23 kan in principe als "eerste bobijn" worden gebruikt.Weft threads wound on a first bobbin 18, 20, 22 of each platform 15, 16, 17 are wired on a pre-winder 7, 8, 9 and are threaded from the pre-winder 7, 8, 9 through weft thread brakes (not shown) to the associated wire presenter 13, 12, 11 wired. The rear ends of the first coils 18, 20, 22 are knotted at the front ends of the second coils 19, 21, 23. Each bobbin 18, 19, 20, 21, 22, 23 can in principle be used as "first bobbin".

[0033] Minstens één inslagdraadeigenschap identificerende sensor 24, 25, 26 is voorzien op elk platform 15, 16, 17. Voorkeurdragend wordt ter hoogte van elke bobijn van elk platform een bijhorende inslagdraadeigenschap identificerende sensor voorzien. Verder is een inslagdraadbewegingsdetector 27, 28, 29 aangebracht voor het detecteren van een inslagdraadbeweging voorzien op elk platform 15, 16, 17. De inslagdraadeigenschap identificerende sensors 24, 25, 26 en de inslagdraadbewegings-detector 27, 28, 29 communiceren met de stuurinrichting 6. De communicaties kunnen zowel via draden of draadloos zijn. In de weergegeven uitvoeringsvorm zijn bijkomende inslagdraad-bewegingsdetectoren 30, 31, 32 voorzien stroomafwaarts van elke voorafwikkelaar 7, 8, 9. Verder is een mens-machine interface 33 voor gegevensinvoer en gegevensuitvoer voorzien. Een mensmachine interface 33 kan bestaan uit een computer, een tablet, een smartphone, een smartwatch, en dergelijke apparaten.Sensor 24, 25, 26 is provided on at least one weft thread property sensor on each platform 15, 16, 17. A corresponding weft thread property identifier is provided at each bobbin of each platform. Furthermore, a weft thread movement detector 27, 28, 29 is provided for detecting a weft thread movement provided on each platform 15, 16, 17. The weft thread property identifying sensors 24, 25, 26 and the weft thread movement detector 27, 28, 29 communicate with the control device 6 The communications can be either via wires or wireless. In the embodiment shown, additional weft thread motion detectors 30, 31, 32 are provided downstream of each pre-winder 7, 8, 9. Furthermore, a human-machine interface 33 is provided for data input and data output. A human machine interface 33 may consist of a computer, a tablet, a smartphone, a smartwatch, and the like devices.

[0034] De voorafwikkelaars 7,8,9 worden door de stuurinrichting 6 aangedreven om de inslagdraad op de inslaginbreng voor te bereiden door de inslagdraad op de voorafwikkelaar 7, 8, 9 te wikkelen en daarbij inslagdraad van de respectievelijke bobijn 18, 20, 22 af te trekken. Voor een inslaginbreng van een bepaalde inslagdraad wordt de respectievelijke draadpresentator 11, 12, 13 door de stuurinrichting 6 aangedreven om de inslagdraad aan de gevergrijper 2 te presenteren en wordt de inslagdraad door middel van de gevergrijper 2 in het weefvak ingebracht.The pre-wrappers 7, 8, 9 are driven by the control device 6 to prepare the weft thread for the weft insertion by wrapping the weft thread on the pre-winder 7, 8, 9 and thereby weft thread of the respective bobbin 18, 20, 22 to subtract. For a weft insertion of a specific weft thread, the respective thread presenter 11, 12, 13 is driven by the control device 6 to present the weft thread to the gripper 2 and the weft thread is introduced into the weaving section by means of the gripper 2.

[0035] Elke voorafwikkelaar 7, 8, 9 en elke draadpresentator 11, 12, 13 wordt in de stuurinrichting 6 aan een inslaginbrengkanaal toegevoegd, ook weefmachinekanaal genoemd. Deze inslaginbrengkanalen worden in de stuurinrichting 6 gebruikt en bepalen de volgorde waarin de verschillende inslagdraden worden ingebracht.Each pre-winder 7, 8, 9 and each wire presenter 11, 12, 13 is added to a weft insertion channel in the control device 6, also referred to as a weaving machine channel. These weft insertion channels are used in the control device 6 and determine the order in which the different weft threads are introduced.

[0036] Voor het opstarten van een nieuwe weefselstijl, dient de weefmachine te worden uitgerust met grondstoffen. Wanneer de inslagdraden van de bobijnen aangebracht op het platform worden bedraad op de voorafwikkelaars 7, 8, 9 en/of worden bedraad van de voorafwikkelaars 7, 8, 9 naar de draadpresentators 11, 12, 13 zijn verschillende configuraties mogelijk.For starting up a new fabric style, the weaving machine must be equipped with raw materials. When the weft threads of the bobbin arranged on the platform are wired on the pre-wrappers 7, 8, 9 and / or are wired from the pre-wrappers 7, 8, 9 to the wire presenters 11, 12, 13, different configurations are possible.

[0037] Figuur 2 toont een mogelijke alternatieve configuratie van de opstelling 1 van figuur 1. De configuratie van figuur 2 verschilt van die getoond in figuur 1, daardoor dat een inslagdraad afkomstig van een bobijn 20 aangebracht in het midden bedraad is op een voorafwikkelaar 9 die aan een onderzijde is aangebracht en een inslagdraad afkomstig van een bobijn 22 aangebracht aan een onderzijde bedraad is op een voorafwikkelaar 8 die in het midden is aangebracht. Uiteraard is een dergelijke opstelling enkel mogelijk ingeval de inslagdraden afkomstig van de bobijnen 20 en 22 niet met elkaar interfereren.Fig. 2 shows a possible alternative configuration of the arrangement 1 of Fig. 1. The configuration of Fig. 2 differs from that shown in Fig. 1 in that a weft thread from a bobbin 20 arranged in the middle is wired on a pre-winder 9 which is arranged on a bottom side and a weft thread originating from a bobbin 22 arranged on a bottom side is wired on a pre-winder 8 which is arranged in the middle. Of course, such an arrangement is only possible if the weft threads originating from the bobbins 20 and 22 do not interfere with each other.

[0038] Over het algemeen is het mogelijk om te weven met beide configuraties. Om echter een betrouwbaar besturingssysteem te hebben dat het volledige inbrengproces regelt, is het van belang dat het type inslagdraad dat bedraad is op een bepaalde voorafwikkelaar 7, 8, 9 gekend is in de stuurinrichting 6.Generally it is possible to weave with both configurations. However, in order to have a reliable control system that controls the entire insertion process, it is important that the type of weft thread wired on a particular pre-winder 7, 8, 9 is known in the control device 6.

[0039] Volgens de weergegeven uitvoeringsvorm wordt de stuurinrichting 6 aangebracht om één van de voorafwikkelaars 7, 8, 9 aan te drijven om de inslagdraad toegevoerd aan voornoemde voorafwikkelaar 7, 8, 9 af te trekken van de bijhorende bobijn 18, 20, 22 die op het bobijnrek 14 is geplaatst. Een beweging van de respectievelijke inslagdraad wordt door middel van één van de inslagdraadbewegingsdetectoren 27, 28, 29 gedetecteerd. Door het evalueren van de detectorsignalen van de inslagdraadbewegingsdetectoren 27, 28, 29, wordt het platform 15, 16, 17 bepaald waarop de bobijn 18, 20, 22 is geplaatst waarvan de inslagdraad wordt afgetrokken. Nadat het platform 15, 16, 17 is bepaald, kunnen inslagdraadeigenschappen van minstens de eerste bobijn 18, 20, 22 aangebracht op voornoemd platform 15, 16, 17 worden geïdentificeerd door het evalueren van een sensorsignaal van de inslagdraadeigenschap identificerende sensor 24, 25, 26 die op het bepaalde platform is voorzien.According to the embodiment shown, the control device 6 is arranged to drive one of the pre-wrappers 7, 8, 9 to pull the weft thread supplied to said pre-winder 7, 8, 9 from the associated bobbin 18, 20, 22 which is placed on the bobbin rack 14. Movement of the respective weft thread is detected by means of one of the weft thread motion detectors 27, 28, 29. By evaluating the detector signals from the weft thread motion detectors 27, 28, 29, the platform 15, 16, 17 is determined on which the bobbin 18, 20, 22 is placed from which the weft thread is subtracted. After the platform 15, 16, 17 has been determined, weft yarn properties of at least the first bobbin 18, 20, 22 mounted on said platform 15, 16, 17 can be identified by evaluating a sensor signal from the weft yarn property identifying sensor 24, 25, 26 provided on the particular platform.

[0040] In de weergegeven uitvoeringsvorm worden de inslagdraadeigenschappen die geïdentificeerd zijn door de stuurinrichting 6 op de mens-machine interface 33 die een beeldscherm bevat aan een gebruiker gevisualiseerd.In the illustrated embodiment, the weft thread properties identified by the control device 6 on the human-machine interface 33 containing a display are visualized to a user.

[0041] Figuren 3 en 4 tonen mogelijke beeldscherminhouden voor een opstelling 1 gelijkaardig aan figuur 1 en 2 bevattende vier platformen 101, 102, 103, 104, en vier voorafwikkelaars 201, 202, 203, 204.Figures 3 and 4 show possible screen contents for an arrangement 1 similar to Figures 1 and 2 including four platforms 101, 102, 103, 104, and four pre-wrappers 201, 202, 203, 204.

[0042] Figuur 3 toont een mogelijke beeldscherminhoud nadat bobijnen op de vier platformen 101, 102, 103, 104 werden geplaatst en de inslagdraadeigenschappen van bobijnen werden geïdentificeerd. De geïdentificeerde inslagdraadeigenschappen van bobijnen op de platformen 101, 102, 103, 104 worden aangeduid in een venster IA, 2A, 3A, 4A, 1B, 2B, 3B, 4B dat hoort bij een bobijn die op een pin van het platform is geplaatst. De geïdentificeerde inslagdraadeigenschappen worden door de stuurinrichting 6 (zie figuur 1) vergeleken met de inslagdraadeigenschap-informatie toegewezen aan inslaginbrengkanalen in de stuurinrichting 6. De vensters IA, 2A, 3A, 4A die horen bij de pin waarop een bobijn is geplaatst waarbij de geïdentificeerde inslagdraadeigenschappen overeenkomen met de inslagdraadeigenschap-informatie in de stuurinrichting 6, worden bijvoorbeeld groen gemarkeerd. De vensters IB, 2B, 3B, 4B die horen bij een pin waarop geen bobijn is geplaatst worden bijvoorbeeld grijs gemarkeerd.Figure 3 shows a possible screen content after bobbins were placed on the four platforms 101, 102, 103, 104 and the weft thread properties of bobbins were identified. The identified weft thread properties of bobbins on platforms 101, 102, 103, 104 are indicated in a window 1A, 2A, 3A, 4A, 1B, 2B, 3B, 4B associated with a bobbin placed on a pin of the platform. The identified weft thread properties are compared by the control device 6 (see Figure 1) with the weft thread property information assigned to weft insertion channels in the control device 6. The windows IA, 2A, 3A, 4A that belong to the pin on which a bobbin is placed with the identified weft thread properties corresponding to the weft thread property information in the control device 6 are marked, for example, in green. For example, windows IB, 2B, 3B, 4B that belong to a pin on which no bobbin is placed are marked in gray.

[0043] Figuur 4 toont een mogelijke beeldscherminhoud gelijkaardig aan figuur 3. In tegenstelling tot figuur 3 werd een verkeerde bobijn op platform 104 geplaatst. De verkeerde bobijn zal worden aangeduid door bijvoorbeeld het venster 4A rood te markeren, dat in figuur 4 gearceerd is getoond. Hierbij wordt het starten van het weefproces verhinderd. Als alternatief wordt het aandrijven van de voorafwikkelaar 201, 202, 203, 204 verhinderd, hetgeen aan een gebruiker wordt gesignaleerd door een pijl 36, bijvoorbeeld een witte pijl.Figure 4 shows a possible screen content similar to Figure 3. In contrast to Figure 3, an incorrect bobbin was placed on platform 104. The wrong coil will be indicated, for example, by marking the window 4A in red, which is shown in hatched in Figure 4. Hereby the start of the weaving process is prevented. Alternatively, driving the pre-winder 201, 202, 203, 204 is prevented, which is signaled to a user by an arrow 36, for example a white arrow.

[0044] Nadat de inslagdraden bijvoorbeeld één na één worden bewogen, en een beweging van de respectievelijke inslagdraad door middel van één van de inslagdraadbewegingsdetectoren 27, 28, 29 wordt gedetecteerd, wordt vervolgens bepaald welke voorafwikkelaar 201, 202, 203, 204 hoort bij welk platform 101, 102, 103, 104. Ingeval alle geïdentificeerde inslagdraadeigenschappen overeenkomen met de inslagdraadeigenschap-informatie toegewezen aan inslaginbrengkanalen in de stuurinrichting 6, wordt de correcte bedrading bijvoorbeeld door middel van een pijl 34, die in figuur 3 gearceerd is weergegeven maar in werkelijkheid bijvoorbeeld een groene pijl is, aan de gebruiker aangeduid. Ingeval een inslagdraad nog niet bedraad is op een voorafwikkelaar 201, 202, 203, 204 zal dit aan een gebruiker worden gesignaleerd door een pijl 35, bijvoorbeeld een oranje pijl, en wordt het starten van het weefproces verhinderd. Nadat de bedrading correct is voltooid, kan een gebruiker starten met weven.After the weft threads are moved, for example, one after the other, and a movement of the respective weft thread is detected by means of one of the weft thread motion detectors 27, 28, 29, it is subsequently determined which pre-winder 201, 202, 203, 204 belongs to which platforms 101, 102, 103, 104. In case all identified weft yarn properties correspond to the weft yarn property information assigned to weft insertion channels in the control device 6, the correct wiring is for example by means of an arrow 34, which is shown in hatch in Figure 3 but in reality for example is a green arrow, indicated to the user. If a weft thread has not yet been wired on a pre-winder 201, 202, 203, 204, this will be signaled to a user by an arrow 35, for example an orange arrow, and the start of the weaving process is prevented. After the wiring has been completed correctly, a user can start weaving.

[0045] Figuur 5 toont een andere mogelijke beeldscherminhoud gelijkaardig aan figuur 3. In tegenstelling tot figuur 3 heeft een gebruiker de voorafwikkelaars 203 en 204 met inslagdraad vanaf bobijnen van een ander platform 103, 104 bedraad dan verwacht door de stuurinrichting 6. Deze onjuistheid wordt op het beeldscherm getoond door middel van pijlen 37, die in figuur 5 verticaal gearceerd zijn weergegeven maar in werkelijkheid bijvoorbeeld rode pijlen zijn. Daarna heeft de gebruiker in een uitvoeringsvorm drie opties: 1) het verwisselen van het bedraden van de inslagdraden afkomstig van de bobijnen die op platformen 103, 104 zijn geplaatst, 2) het verwisselen van de posities van de bobijnen op het bobijn rek, of 3) het aanpassen van de inslaginbrengkanalen in de stuurinrichting 6.Figure 5 shows another possible screen content similar to Figure 3. In contrast to Figure 3, a user has wired thread pre-wrappers 203 and 204 from bobbins of another platform 103, 104 than expected by the control device 6. This inaccuracy is corrected shown on the screen by means of arrows 37, which are shown in vertical hatch in Figure 5, but in reality are, for example, red arrows. Thereafter, in one embodiment, the user has three options: 1) swapping the wiring of the weft threads from the bobbins placed on platforms 103, 104, 2) swapping the bobbin positions on the bobbin rack, or 3 ) adjusting the weft insertion channels in the control device 6.

[0046] In een uitvoeringsvorm wordt de aanpassing door de stuurinrichting 6 uitgevoerd nadat de gebruiker een input heeft verricht. In een andere uitvoeringsvorm kan de aanpassing ook plaats vinden zonder verdere input van de gebruiker.In one embodiment, the adjustment is performed by the control device 6 after the user has made an input. In another embodiment, the adjustment can also take place without further input from the user.

[0047] Figuur 6 toont een mogelijke alternatieve configuratie van de opstelling 1 van figuur 1. De configuratie van figuur 6 verschilt van die getoond in figuur 1, daardoor dat een inslagdraad afkomstig van een voorafwikkelaar 9 die aan de onderzijde is aangebracht bedraad is op een draadpresentator 13 die dichtst bij het weefsel 4 is aangebracht en een inslagdraad afkomstig van een voorafwikkelaar 7 die aan de bovenzijde is aangebracht bedraad is op een draadpresentator 11 die verst bij het weefsel 4 is aangebracht. In de weergegeven uitvoeringsvorm worden bijkomende inslagdraadbewegingsdetectoren- '30, 31, 32 voorzien stroomafwaarts van de voorafwikkelaars 7, 8, 9, die horen bij de voorafwikkelaar 7, 8, 9. Bij voorkeur zijn de inslagdraadbewegingsdetectoren 30, 31, 32 aan de uitgang van de respectievelijke voorafwikkelaar 7, 8, 9 opgesteld. De bijkomende inslagdraadbewegingsdetectoren 30, 31, 32 laten toe te bepalen van welke voorafwikkelaar 7, 8, 9 een inslagdraad door de gevergrijper 2 wordt afgetrokken terwijl een bepaalde draadpresentator 11, 12, 13 een inslagdraad aan de gevergrijper 2 presenteert. Hiertoe kan de configuratie getoond in figuur 6 onderscheiden worden van de configuratie getoond in figuur 1 door de stuurinrichting 6. Gelijkaardig aan de situatie beschreven in de context van figuur 5 heeft de gebruiker in voorkeurdragende uitvoeringsvormen meerdere opties. Hierbij zijn twee opties beschikbaar, namelijk 1) verwissel de baan van de inslagdraden of 2) pas de elementen aan die toegewezen zijn aan een inslaginbrengkanaal in de stuurinrichting 6.Fig. 6 shows a possible alternative configuration of the arrangement 1 of Fig. 1. The configuration of Fig. 6 differs from that shown in Fig. 1 in that a weft thread originating from a pre-winder 9 arranged on the underside is wired to a wire presenter 13 that is arranged closest to the fabric 4 and a weft thread from a pre-winder 7 that is arranged at the top is wired to a wire presenter 11 that is disposed furthest from the fabric 4. In the illustrated embodiment, additional weft thread motion detectors 30, 31, 32 are provided downstream of the pre-wrappers 7, 8, 9 associated with the pre-winder 7, 8, 9. Preferably, the weft thread motion detectors 30, 31, 32 are at the output of the respective pre-winder 7, 8, 9 is arranged. The additional weft thread movement detectors 30, 31, 32 allow to determine from which pre-winder 7, 8, 9 an weft thread is pulled off by the gripper 2 while a particular thread presenter 11, 12, 13 presents an weft thread to the gripper 2. To this end, the configuration shown in Figure 6 can be distinguished from the configuration shown in Figure 1 by the control device 6. Similar to the situation described in the context of Figure 5, the user has several options in preferred embodiments. Two options are available here, namely 1) change the path of the weft threads or 2) adjust the elements that are assigned to a weft insertion channel in the control device 6.

[0048] Figuren 1, 2 en 6 tonen schematisch het gebruik van de opstelling 1 bij een grijperweefmachine. Als alternatief kan de opstelling 1 bij een luchtweefmachine gebruikt worden, zoals getoond in figuur 7.Figures 1, 2 and 6 schematically show the use of the arrangement 1 with a gripper weaving machine. Alternatively, the arrangement 1 can be used with an airjet weaving machine, as shown in Figure 7.

[0049] De opstelling 1 voor een luchtweefmachine die getoond is in figuur 7 is gelijkaardig aan de opstelling van figuur 1 en voor identieke of gelijkaardige elementen worden dezelfde referentienummers gebruikt. Bij een luchtweefmachine worden inslagdraden door middel van blazeropstellingen bevattende hoofdblazers 41, 42, 43 ingebracht. In het algemeen worden de voorafwikkelaars 7, 8, 9 ten opzichte van de hoofdblazers 41, 42, 43 die fungeren als tweede inslaginbrengkanaalelementen aangebracht, zodat configuraties waarin de inslagdraad van een voorafwikkelaar wordt bedraad naar een "verkeerde" hoofdblazers minder waarschijnlijk zijn. Daardoor kunnen bijkomende bewegingsdetectoren 30,31,32 (zie figuur 1) voorzien stroomafwaarts van de voorafwikkelaars 7,8,9 weggelaten worden. In de getoonde uitvoeringsvorm in figuur 7, kunnen zogenaamde windingsdetectoren 47, 48, 49, die het aftrekken van wikkelingen van een voorafwikkelaar 7, 8, 9 detecteren voorzien zijn, die ook kunnen aangewend worden als inslagdraadbewegingsdetectoren. Om te bepalen van welke voorafwikkelaar een hoofdblazer inslagdraad aftrekt kan inslagdraad in een weefvak ingebracht worden.The arrangement 1 for an airjet weaving machine shown in Figure 7 is similar to the arrangement of Figure 1 and the same reference numbers are used for identical or similar elements. In an air weaving machine, weft threads are introduced by means of blower arrangements comprising main blowers 41, 42, 43. In general, the pre-wrappers 7, 8, 9 are arranged relative to the main blowers 41, 42, 43 that act as second weft insertion channel elements, so that configurations in which the weft thread from a pre-winder is wired to a "wrong" main blower are less likely. As a result, additional motion detectors 30, 31, 32 (see Figure 1) provided downstream of the pre-wrappers 7, 8,9 can be omitted. In the embodiment shown in Fig. 7, so-called winding detectors 47, 48, 49 which detect the winding of windings from a pre-winder 7, 8, 9 can be provided, which can also be used as weft thread movement detectors. To determine from which pre-winder a main blower pulls weft thread, weft thread can be introduced into a weaving pocket.

[0050] In de uitvoeringsvorm van figuur 7 is voor elke bobijn 18, 20, 22, 19, 21, 23 een bijhorende inslagdraadeigenschap identificerende sensor 24, 25, 26, 44, 45, 46 nabij een bijhorende pin op elk platform 15, 16, 17 voorzien. In een alternatieve uitvoeringsvorm is slechts één inslagdraadeigenschap identificerende sensor 24, 25, 26, 44, 45, 46 op elk platform voorzien.In the embodiment of Figure 7, for each bobbin 18, 20, 22, 19, 21, 23, an associated weft thread property is identified sensor 24, 25, 26, 44, 45, 46 near an associated pin on each platform 15, 16. , 17 provided. In an alternative embodiment, only one weft yarn characteristic identifying sensor 24, 25, 26, 44, 45, 46 is provided on each platform.

[0051] De opstelling en de werkwijze volgens de uitvinding zijn niet beperkt tot de bij wijze van voorbeeld beschreven en in de tekeningen weergegeven uitvoeringsvormen. Alternatieven en combinaties van de beschreven en weergegeven uitvoeringsvormen die onder de conclusies vallen zijn eveneens mogelijk. Alle beschreven en weergegeven uitvoeringsvormen kunnen aangewend worden bij grijperweefmachines, luchtweefmachines of andere types weefmachines.The arrangement and method according to the invention are not limited to the embodiments described by way of example and shown in the drawings. Alternatives and combinations of the described and illustrated embodiments which fall under the claims are also possible. All described and illustrated embodiments can be used with rapier weaving machines, air weaving machines or other types of weaving machines.

Claims (15)

Conclusies. I. Opstelling voor het optimaliseren van een weefproces bevattende een stuurinrichting (6), een aantal inslaginbrengkanaalelementen (7, 8, 9, 11, 12, 13, 41, 42, 43, 201, 202, 203, 204), elk inslaginbrengkanaalelement (7, 8, 9, II, 12, 13, 41, 42, 43, 201, 202, 203, 204) is in de stuurinrichting (6) toegewezen aan één inslaginbrengkanaal, en een bobijnrek (14) met een aantal platformen (15, 16, 17, 101, 102, 103, 104) die elk een inslagdraadeigenschap identificerende sensor (24, 25, 26, 44, 45, 46) hebben, waarbij inslagdraden van bobijnen (18, 19, 20, 21, 22, 23) die op minstens enkele van de platformen (15, 16, 17, 101, 102, 103, 104) zijn geplaatst toegevoerd worden aan minstens enkele van de inslaginbrengkanaalelementen (7, 8, 9, 11, 12, 13, 41, 42, 43, 201, 202, 203, 204) en waarbij de stuurinrichting (6) is aangebracht om minstens één van het aantal inslaginbrengkanaalelementen (7, 8, 9, 11, 12, 13, 41, 42, 43, 201,202,203,204) aan te drijven om de minstens één inslagdraad toegevoerd aan voornoemd inslaginbrengkanaalelement (7, 8, 9, 11, 12, 13, 41, 42, 43, 201, 202, 203, 204) af te trekken van de bijhorende bobijn (18,19,20,21,22,23) geplaatst op een platform (15, 16, 17, 101, 102, 103, 104), daardoor gekenmerkt dat minstens op enkele van de platformen (15, 16, 17, 101, 102, 103, 104) een inslagdraadbewegingsdetector (27, 28, 29) aangebracht voor het detecteren van een inslagdraadbeweging is voorzien, en dat de stuurinrichting (6) verder is aangebracht voor het bepalen van het platform (15, 16, 17, 101, 102, 103, 104) van de bobijn (18, 19, 20, 21, 22, 23) waarvan de minstens één inslagdraad is afgetrokken door het evalueren van detectorsignalen van de inslagdraadbewegingsdetectoren (27, 28, 29) die op de platformen (15, 16, 17, 101, 102, 103, 104) zijn voorzien, en voor het identificeren van minstens één inslagdraadeigenschap van de minstens één inslagdraad toegevoerd aan het inslaginbrengkanaalelement (7, 8, 9, 11, 12, 13, 41, 42, 43, 201, 202, 203, 204) door het evalueren van een sensorsignaal van de inslagdraadeigenschap identificerende sensor (24, 25, 26,44, 45, 46) voorzien op het bepaalde platform (15, 16, 17, 101, 102, 103, 104).Conclusions. I. Arrangement for optimizing a weaving process comprising a control device (6), a number of weft insertion channel elements (7, 8, 9, 11, 12, 13, 41, 42, 43, 201, 202, 203, 204), each weft insertion channel element ( 7, 8, 9, II, 12, 13, 41, 42, 43, 201, 202, 203, 204) is assigned in the control device (6) to one weft insertion channel, and a bobbin rack (14) with a number of platforms (15) , 16, 17, 101, 102, 103, 104), each having a weft thread property-identifying sensor (24, 25, 26, 44, 45, 46), weft threads of bobbins (18, 19, 20, 21, 22, 23) ) placed on at least some of the platforms (15, 16, 17, 101, 102, 103, 104) are supplied to at least some of the weft insertion channel elements (7, 8, 9, 11, 12, 13, 41, 42, 43, 201, 202, 203, 204) and wherein the control device (6) is arranged to drive at least one of the plurality of weft insertion channel elements (7, 8, 9, 11, 12, 13, 41, 42, 43, 201,202,203,204) at least one weft thread applied to said weft insertion channel element (7, 8, 9, 11, 12, 13, 41, 42, 43, 201, 202, 203, 204) to be subtracted from the associated bobbin (18.19,20,21,22,23 ) placed on a platform (15, 16, 17, 101, 102, 103, 104), characterized in that at least on some of the platforms (15, 16, 17, 101, 102, 103, 104) a weft thread movement detector (27, 28, 29) is provided for detecting a weft thread movement, and that the control device (6) is further arranged for determining the platform (15, 16, 17, 101, 102, 103, 104) of the bobbin (18 , 19, 20, 21, 22, 23) of which the at least one weft thread has been subtracted by evaluating detector signals from the weft thread motion detectors (27, 28, 29) which are on the platforms (15, 16, 17, 101, 102, 103, 104), and for identifying at least one weft thread property of the at least one weft thread supplied to the weft insertion channel element (7, 8, 9, 11, 12, 13, 41, 42, 43, 201, 202, 203, 204) by evaluating a sensor signal from the weft yarn property identifying sensor (24, 25, 26, 44, 45, 46) provided on the particular platform (15, 16, 17, 101, 102, 103, 104). 2. Opstelling volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat een mens-machine interface (33) is voorzien bevattende minstens één van een audio output, een weergave-element en een beeldscherm, waarbij inslagdraadeigenschappen geïdentificeerd door de stuurinrichting (6) worden aangeduid, in het bijzonder gevisualiseerd, op de mens-machine interface (33) aan een gebruiker.Arrangement according to claim 1, characterized in that a human-machine interface (33) is provided comprising at least one of an audio output, a display element and a screen, wherein weft thread properties identified by the control device (6) are indicated in the particularly visualized, on the human-machine interface (33) to a user. 3. Opstelling volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat de stuurinrichting (6) is aangebracht voor het vergelijken van geïdentificeerde inslagdraadeigenschappen met inslagdraadeigenschap-informatie toegewezen aan inslaginbrengkanalen in de stuurinrichting (6).Arrangement according to claim 1 or 2, characterized in that the control device (6) is arranged for comparing identified weft thread properties with weft thread property information assigned to weft insertion channels in the control device (6). 4. Opstelling volgens conclusie 3, daardoor gekenmerkt dat de stuurinrichting (6) is aangebracht voor het aanpassen van een toewijzing van inslaginbrengkanaalelementen (7, 8, 9, 11, 12, 13, 41, 42, 43, 201, 202, 203, 204) aan een inslaginbrengkanaal op basis van geïdentificeerde inslagdraad bedradingen.Arrangement according to claim 3, characterized in that the control device (6) is arranged for adjusting an assignment of weft insertion channel elements (7, 8, 9, 11, 12, 13, 41, 42, 43, 201, 202, 203, 204) to a weft insertion channel based on identified weft thread wiring. 5. Opstelling volgens één van de conclusies 1 tot 4, daardoor gekenmerkt dat de inslagdraadeigenschap identificerende sensoren (24, 25, 26, 44, 45, 46) elk een contactloos lezerelement bevatten, in het bijzonder een RFID lezerelement aangebracht voor het lezen van inslagdraadeigenschappen vanaf een tag bevestigd op een bobijn (18, 19, 20, 21, 22, 23) geplaatst op het bijhorende platform (15, 16, 17, 101, 102, 103, 104).Arrangement according to one of Claims 1 to 4, characterized in that the weft yarn characteristic identifying sensors (24, 25, 26, 44, 45, 46) each comprise a contactless reader element, in particular an RFID reader element arranged for reading weft yarn properties from a tag mounted on a bobbin (18, 19, 20, 21, 22, 23) placed on the associated platform (15, 16, 17, 101, 102, 103, 104). 6. Opstelling volgens één van de conclusies 1 tot 5, daardoor gekenmerkt dat de inslaginbrengkanaalelementen van elk inslaginbrengkanaal een voorafwikkelaar (7,8,9, 201, 202, 203, 204) bevatten, waarbij de inslagdraad van minstens één bobijn (18, 19, 20, 21, 22, 23) geplaatst op het bobijnrek (14) wordt toegevoerd aan één voorafwikkelaar (7, 8, 9, 201, 202, 203, 204).Arrangement according to one of claims 1 to 5, characterized in that the weft insertion channel elements of each weft insertion channel comprise a pre-winder (7,8,9, 201, 202, 203, 204), the weft thread of at least one bobbin (18, 19) , 20, 21, 22, 23) placed on the bobbin rack (14) is supplied to one pre-winder (7, 8, 9, 201, 202, 203, 204). 7. Opstelling volgens conclusie 6, daardoor gekenmerkt dat de inslaginbrengkanaalelementen van elk inslaginbrengkanaal een voorafwikkelaar (7, 8, 9, 201, 202, 203, 204) en een tweede inslaginbrengkanaalelement (11, 12, 13, 41, 42, 43) stroomafwaarts van de voorafwikkelaar (7, 8, 9, 201, 202, 203, 204) bevatten, waarbij een inslagdraad afkomstig van minstens één van de voorafwikkelaars (7, 8, 9, 201, 202, 203, 204) kan worden toegevoerd aan minstens twee verschillende tweede inslaginbrengkanaalelementen (11, 12, 13,41, 42,43), en waarbij de stuurinrichting (6) aangebracht is voor het bepalen van de toevoerende voorafwikkelaar (7, 8, 9, 201, 202, 203, 204) voor elk tweede inslaginbrengkanaalelement (11, 12, 13, 41, 42, 43).An arrangement according to claim 6, characterized in that the weft insertion channel elements of each weft insertion channel have a pre-winder (7, 8, 9, 201, 202, 203, 204) and a second weft insertion channel element (11, 12, 13, 41, 42, 43) downstream of the pre-winder (7, 8, 9, 201, 202, 203, 204), wherein a weft thread from at least one of the pre-wrappers (7, 8, 9, 201, 202, 203, 204) can be supplied to at least two different second weft insertion channel elements (11, 12, 13.41, 42.43), and wherein the control device (6) is arranged to determine the feeding pre-winder (7, 8, 9, 201, 202, 203, 204) for each second weft insertion channel element (11, 12, 13, 41, 42, 43). 8. Werkwijze voor het optimaliseren van een weefproces in een weefmachine bevattende een stuurinrichting (6), een aantal inslaginbrengkanaalelementen (7, 8, 9, 11, 12, 13, 41, 42, 43, 201, 202, 203, 204), elk inslaginbrengkanaalelement (7, 8, 9, 11, 12, 13, 41, 42, 43, 201, 202, 203, 204) is in de stuurinrichting (6) toegewezen aan één inslaginbrengkanaal, en een bobijnrek (14) met een aantal platformen (15, 16, 17, 101, 102, 103, 104) die elk een inslagdraadeigenschap identificerende sensor (24, 25, 26,44,45,46) hebben, waarbij een bobijn (18, 19, 20, 21, 22, 23) op een van de platformen (15, 16, 17, 101, 102, 103, 104) wordt geplaatst en de inslagdraad van voornoemde bobijn (18, 19, 20, 21, 22, 23) toegevoerd wordt aan één van het aantal inslaginbrengkanaalelementen (7, 8, 9, 11, 12, 13, 41, 42, 43, 201, 202, 203, 204), de werkwijze bevattende het aandrijven van minstens één inslaginbrengkanaalelement (7, 8, 9, 11, 12, 13, 41, 42, 43, 201, 202, 203, 204) door middel van de stuurinrichting (6) om de minstens één inslagdraad toegevoerd aan voornoemd inslaginbrengkanaalelement (7, 8, 9, 11, 12, 13, 41, 42, 43, 201, 202, 203, 204) af te trekken van de bijhorende bobijn (18, 19, 20, 21, 22, 23) die op het bobijnrek (14) is geplaatst, daardoor gekenmerkt dat tijdens of na het aftrekken van de inslagdraad van voornoemde bobijn (18, 19, 20, 21, 22, 23), het platform (15, 16, 17, 101, 102, 103, 104) van voornoemde bobijn (18, 19, 20, 21, 22, 23) waarvan de minstens één inslagdraad is afgetrokken wordt bepaald door het evalueren van detectorsignalen van inslagdraadbewegingsdetectoren (27, 28, 29) die aangebracht zijn voor het detecteren van een inslagdraadbeweging, die op minstens één van de platformen (15, 16, 17, 101, 102, 103, 104) zijn voorzien, en minstens één inslagdraadeigenschap van de minstens één inslagdraad toegevoerd aan het inslaginbrengkanaalelement (7,8, 9, 11, 12, 13, 41, 42, 43, 201, 202, 203, 204) geïdentificeerd is door het evalueren van een sensorsignaal van de inslagdraadeigenschap identificerende sensor (24, 25, 26, 44, 45, 46) voorzien op het bepaalde platform (15, 16, 17, 101, 102, 103, 104).A method for optimizing a weaving process in a weaving machine comprising a control device (6), a number of weft insertion channel elements (7, 8, 9, 11, 12, 13, 41, 42, 43, 201, 202, 203, 204), each weft insertion channel element (7, 8, 9, 11, 12, 13, 41, 42, 43, 201, 202, 203, 204) is assigned in the control device (6) to one weft insertion channel, and a bobbin rack (14) with a number of platforms (15, 16, 17, 101, 102, 103, 104) each having a weft thread property identifying sensor (24, 25, 26.44.45.46), a bobbin (18, 19, 20, 21, 22 , 23) is placed on one of the platforms (15, 16, 17, 101, 102, 103, 104) and the weft thread of said bobbin (18, 19, 20, 21, 22, 23) is fed to one of the number of weft insertion channel elements (7, 8, 9, 11, 12, 13, 41, 42, 43, 201, 202, 203, 204), the method comprising driving at least one weft insertion channel element (7, 8, 9, 11, 12, 13, 41, 42, 43, 201, 202, 203, 204) by means of the stud device (6) for subtracting the at least one weft thread supplied to said weft insertion channel element (7, 8, 9, 11, 12, 13, 41, 42, 43, 201, 202, 203, 204) from the associated bobbin (18, 19, 20, 21, 22, 23) placed on the bobbin rack (14), characterized in that during or after the weft thread is pulled off from the aforementioned bobbin (18, 19, 20, 21, 22, 23), the platform (15, 16, 17, 101, 102, 103, 104) of said bobbin (18, 19, 20, 21, 22, 23) from which the at least one weft thread has been subtracted is determined by evaluating detector signals from weft thread motion detectors (27, 28, 29) arranged for detecting a weft thread movement provided on at least one of the platforms (15, 16, 17, 101, 102, 103, 104), and at least one weft thread property of the at least one weft thread supplied to the weft insertion channel element (7.8, 9, 11, 12, 13, 41, 42, 43, 201, 202, 203, 204) is identified by evaluating a sensor signal from the weft yarn property-identifying sensor (24, 25, 26, 44, 45, 46) provided on the particular platform (15, 16, 17, 101, 102, 103, 104). 9. Werkwijze volgens conclusie 8, daardoor gekenmerkt dat inslagdraadeigenschappen geïdentificeerd door de stuurinrichting (6) worden aangeduid, in het bijzonder gevisualiseerd, op een mens-machine interface (33) aan een gebruiker.Method according to claim 8, characterized in that weft thread properties identified by the control device (6) are indicated, in particular visualized, on a human-machine interface (33) to a user. 10. Werkwijze volgens conclusie 8 of 9, daardoor gekenmerkt dat de geïdentificeerde inslagdraadeigenschappen door middel van een stuurinrichting (6) vergeleken worden met inslagdraadeigenschap-informatie toegewezen aan inslaginbrengkanalen in de stuurinrichting (6).Method according to claim 8 or 9, characterized in that the identified weft thread properties are compared by means of a control device (6) with weft thread property information assigned to weft insertion channels in the control device (6). 11. Werkwijze volgens conclusie 10, daardoor gekenmerkt dat de stuurinrichting (6) een toewijzing van inslaginbrengkanaalelementen (7, 8, 9, 11, 12, 13, 41, 42, 43, 201, 202, 203, 204) aanpast aan een inslaginbrengkanaal op basis van geïdentificeerde inslagdraad bedradingen.Method according to claim 10, characterized in that the control device (6) adapts an assignment of weft insertion channel elements (7, 8, 9, 11, 12, 13, 41, 42, 43, 201, 202, 203, 204) to a weft insertion channel based on identified weft thread wiring. 12. Werkwijze volgens één van de conclusies 8 tot 11, daardoor gekenmerkt dat een gebruiker gevraagd wordt om een positie van twee of meer bobijnen (18, 19, 20, 21, 22, 23) op het bobijnrek (14) te wijzigen om het weven van een gegeven weefpatroon te optimaliseren.The method according to any of claims 8 to 11, characterized in that a user is asked to change a position of two or more bobbins (18, 19, 20, 21, 22, 23) on the bobbin rack (14) in order to optimize weaving of a given weaving pattern. 13. Werkwijze volgens één van de conclusies 8 tot 12, daardoor gekenmerkt dat inslagdraadeigenschappen door middel van de inslagdraadeigenschap identificerende sensor (24, 25, 26, 44, 45, 46) wordt gelezen vanaf een TAG bevestigd op de bobijn (18, 19, 20, 21, 22, 23) waarvan de inslagdraad wordt afgetrokken, waarbij in het bijzonder de inslagdraadeigenschappen worden gelezen met behulp van een contactloos lezerelement, in het bijzonder een RFID lezerelement.Method according to one of claims 8 to 12, characterized in that weft thread properties are read by means of the weft thread property-identifying sensor (24, 25, 26, 44, 45, 46) from a TAG mounted on the bobbin (18, 19, 20, 21, 22, 23) from which the weft thread is subtracted, in particular the weft thread properties being read with the aid of a contactless reader element, in particular an RFID reader element. 14. Werkwijze volgens één van de conclusies 8 tot 13, daardoor gekenmerkt dat de inslaginbrengkanaalelementen van elk inslaginbrengkanaal een voorafwikkelaar (7, 8, 9, 201, 202, 203, 204) bevatten, waarbij het platform (15, 16, 17, 101, 102, 103, 104) van de bobijn waarvan een inslagdraad door de voorafwikkelaar (7, 8, 9, 201, 202, 203, 204) wordt afgetrokken, geïdentificeerd wordt.Method according to one of claims 8 to 13, characterized in that the weft insertion channel elements of each weft insertion channel comprise a pre-winder (7, 8, 9, 201, 202, 203, 204), the platform (15, 16, 17, 101 , 102, 103, 104) of the bobbin from which a weft thread is pulled by the pre-winder (7, 8, 9, 201, 202, 203, 204) is identified. 15. Werkwijze volgens conclusie 14, daardoor gekenmerkt dat de inslaginbrengkanaalelementen van elk inslaginbrengkanaal een voorafwikkelaar (7, 8, 9, 201, 202, 203, 204) bevatten en een tweede inslaginbrengkanaalelement (11, 12, 13, 41, 42, 43) stroomafwaarts van de voorafwikkelaar (7, 8, 9, 201, 202, 203, 204), waarbij een inslagdraad afkomstig van minstens één van de voorafwikkelaars (7, 8, 9, 201, 202, 203, 204) kan worden toegevoerd aan minstens twee verschillende tweede inslaginbrengkanaalelementen, en waarbij voor elk tweede inslaginbrengkanaalelement (11,12,13,41,42,43) de toevoerende voorafwikkelaar (7, 8, 9, 201, 202, 203, 204) door middel van de stuurinrichting (6) wordt bepaald.Method according to claim 14, characterized in that the weft insertion channel elements of each weft insertion channel comprise a pre-winder (7, 8, 9, 201, 202, 203, 204) and a second weft insertion channel element (11, 12, 13, 41, 42, 43) downstream of the pre-winder (7, 8, 9, 201, 202, 203, 204), wherein a weft thread from at least one of the pre-wrappers (7, 8, 9, 201, 202, 203, 204) can be supplied to at least two different second weft insertion channel elements, and wherein for each second weft insertion channel element (11,12,13,41,42,43) the feeding pre-winder (7, 8, 9, 201, 202, 203, 204) by means of the control device (6) is determined.
BE2015/0216A 2015-09-01 2015-09-01 SETUP AND METHOD FOR OPTIMIZING A WEAVING PROCESS BE1023395B1 (en)

Priority Applications (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2015/0216A BE1023395B1 (en) 2015-09-01 2015-09-01 SETUP AND METHOD FOR OPTIMIZING A WEAVING PROCESS
EP16745130.1A EP3344808B1 (en) 2015-09-01 2016-08-01 Arrangement and method for optimizing a weaving process
CN201680050695.1A CN107923076B (en) 2015-09-01 2016-08-01 Apparatus and method for optimizing a textile process
PCT/EP2016/068308 WO2017036701A1 (en) 2015-09-01 2016-08-01 Arrangement and method for optimizing a weaving process

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2015/0216A BE1023395B1 (en) 2015-09-01 2015-09-01 SETUP AND METHOD FOR OPTIMIZING A WEAVING PROCESS

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1023395B1 true BE1023395B1 (en) 2017-03-03
BE1023395A1 BE1023395A1 (en) 2017-03-03

Family

ID=54478518

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2015/0216A BE1023395B1 (en) 2015-09-01 2015-09-01 SETUP AND METHOD FOR OPTIMIZING A WEAVING PROCESS

Country Status (4)

Country Link
EP (1) EP3344808B1 (en)
CN (1) CN107923076B (en)
BE (1) BE1023395B1 (en)
WO (1) WO2017036701A1 (en)

Families Citing this family (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US20200318263A1 (en) * 2017-12-22 2020-10-08 Bse Di Biancardi Guglielmo & C. S.A.S. Management of spools of threads in textile machines
CN113646477A (en) * 2018-11-09 2021-11-12 塔夫特科公司 Bobbin creel with integrated yarn conveying and control system
CN113322654B (en) * 2021-07-06 2022-04-08 常州宏大智能装备产业发展研究院有限公司 Fabric weft straightening method

Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US20040133297A1 (en) * 2001-04-20 2004-07-08 Filip Vergote Method for optimizing a textile production process and devices applying this method
WO2008113692A1 (en) * 2007-03-19 2008-09-25 Amsler Tex Method for the production of an imaged fabric

Family Cites Families (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP1526199B1 (en) * 2003-10-22 2007-08-29 Luigi Omodeo Zorini Textile machine and control method thereof
JP2005240206A (en) * 2004-02-25 2005-09-08 Tsudakoma Corp Let-off device for loom
CN1715551B (en) * 2004-06-28 2010-08-04 宫元九 Detecting method for textile bias
FR2908426B1 (en) * 2006-11-15 2009-05-29 Schonherr Textilmaschb Gmbh FRAME INSERTION DEVICE, WOVEN WEAVING DEVICE EQUIPPED WITH SUCH A DEVICE, AND METHOD FOR PROCESSING A FRAME INSERTION DEFECT IN SUCH A TRADE
JP2009249804A (en) * 2008-04-08 2009-10-29 Kazuyoshi Kida Weft-tucking device of jet loom
DE102011009765B3 (en) * 2011-01-28 2011-11-10 Lindauer Dornier Gmbh Weaving machine for manufacturing fabric, has shedding unit for variable lifting and lowering wrap material for forming weaving shed
CN202415850U (en) * 2011-12-31 2012-09-05 天台县西南滤布厂 Rapier loom

Patent Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US20040133297A1 (en) * 2001-04-20 2004-07-08 Filip Vergote Method for optimizing a textile production process and devices applying this method
WO2008113692A1 (en) * 2007-03-19 2008-09-25 Amsler Tex Method for the production of an imaged fabric

Also Published As

Publication number Publication date
CN107923076A (en) 2018-04-17
CN107923076B (en) 2020-03-13
BE1023395A1 (en) 2017-03-03
EP3344808A1 (en) 2018-07-11
EP3344808B1 (en) 2019-10-02
WO2017036701A1 (en) 2017-03-09

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1023395B1 (en) SETUP AND METHOD FOR OPTIMIZING A WEAVING PROCESS
US9909238B2 (en) Monitoring device for a weaving machine, weaving machine, and method for monitoring
US10465315B2 (en) Aggregating textiles for production
CN102471008B (en) Management system for automatic winder and automatic winder
BE1006295A3 (en) Method and device for registering wire fracture characteristics of looms.
CN110997537A (en) Method and device for texturing synthetic threads
US5012564A (en) Method and apparatus for loading the bobbin creel of a winding installation
BE1024414B1 (en) Set-up and method for optimizing a weaving process.
CN203981275U (en) A kind of spool imaging and pick-up unit of tube sorting and packing machine
US11840777B2 (en) Weaving machine with device and method for detecting variations in pile-forming
CN214340516U (en) Flying weaving vamp conveying device capable of being dynamically dispatched
US10813261B2 (en) Mounting device, setting device, mounting system, mounting method, and setting method
EP3611120B1 (en) Condition display device, and thread-winding apparatus
EP4257528A1 (en) Yarn winding system
BE1009172A3 (en) Gripper loom with shock detection apparatus
CN206125615U (en) Bagging machine electric eye positioner
CN110950181B (en) Yarn bobbin identification and circulation method and yarn bobbin identification and circulation device
CN108691044B (en) Abnormal doffing detection device of ring spinning frame
CN1735722A (en) Method and device for recognizing defects in textile structures
US20200318263A1 (en) Management of spools of threads in textile machines
ITRM930673A1 (en) ROCCHE QUALITY CONTROL DEVICE.
CN115991412A (en) Textile machine for producing cross-wound bobbins and method for operating such a textile machine