BE1023394B1 - Aandrijfmechanisme voor het aandrijven van een weefkader van een weefmachine - Google Patents

Aandrijfmechanisme voor het aandrijven van een weefkader van een weefmachine Download PDF

Info

Publication number
BE1023394B1
BE1023394B1 BE2015/0210A BE201500210A BE1023394B1 BE 1023394 B1 BE1023394 B1 BE 1023394B1 BE 2015/0210 A BE2015/0210 A BE 2015/0210A BE 201500210 A BE201500210 A BE 201500210A BE 1023394 B1 BE1023394 B1 BE 1023394B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
reversing lever
hinge connection
arm
crank
central position
Prior art date
Application number
BE2015/0210A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1023394A1 (nl
Inventor
Marc Adriaen
Sven Cafmeyer
Emmanuel Delboo
Chris Noppe
Dirk Sampers
Original Assignee
Picanol Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority to BE2015/0210A priority Critical patent/BE1023394B1/nl
Application filed by Picanol Nv filed Critical Picanol Nv
Priority to EP16751532.9A priority patent/EP3341510B1/en
Priority to US15/754,225 priority patent/US10501872B2/en
Priority to CN201680049523.2A priority patent/CN108350620B/zh
Priority to PCT/EP2016/068303 priority patent/WO2017032556A1/en
Priority to CN201680049524.7A priority patent/CN107923078B/zh
Priority to PCT/EP2016/068305 priority patent/WO2017032557A1/en
Priority to US15/751,101 priority patent/US10494745B2/en
Priority to EP16745740.7A priority patent/EP3341509B1/en
Application granted granted Critical
Publication of BE1023394B1 publication Critical patent/BE1023394B1/nl
Publication of BE1023394A1 publication Critical patent/BE1023394A1/nl

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03CSHEDDING MECHANISMS; PATTERN CARDS OR CHAINS; PUNCHING OF CARDS; DESIGNING PATTERNS
    • D03C13/00Shedding mechanisms not otherwise provided for
    • D03C13/02Shedding mechanisms not otherwise provided for with independent drive motors
    • D03C13/025Shedding mechanisms not otherwise provided for with independent drive motors with independent frame drives

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Textile Engineering (AREA)
  • Looms (AREA)

Abstract

Aandrijfmechanisme, gaapvormingsinrichting en werkwijze voor het aandrijven van een weefkader (1) van een weefmachine, waarbij bij alle bedoelde liggingen een tweede scharnierverbinding (17) gesitueerd is op een boog van een denkbeeldige cirkel (19) wanneer de omkeerhefboom (6) in een centrale positie tussen de bovenste positie en de onderste positie is, waarbij de denkbeeldige cirkel (19) een straal (R) heeft die gelijk is aan de afstand (L) tussen de eerste scharnierverbinding (16) en de tweede scharnierverbinding (17), en de denkbeeldige cirkel (19) een middelpunt (33) heeft dat samenvalt met de krukas (4).

Description

Aandrijfmechanisme voor het aandrijven van een weefkader van een weefmachine.
Technisch gebied en stand van de techniek.
[0001] De uitvinding betreft een aandrijfmechanisme voor het aandrijven van een weefkader van een weefmachine. De uitvinding betreft verder een gaapvormingsinrichting met een aantal weefkaders en een gelijk aantal aandrijfmechanismen, waarbij de koers van de weefkaders aanpasbaar is, en een werkwijze voor het aanpassen van een koers van een weefkader van een weefmachine.
[0002] De uitvinding betreft meer in het bijzonder een aandrijfmechanisme, een gaapvormingsinrichting bevattende een aandrijfmechanisme en een werkwijze voor het aanpassen van de koers van een weefkader door een aandrijfmechanisme, waarbij het aandrijfmechanisme een kruk die om een krukas draait, een koppelstang, en een omkeerhefboom met een eerste arm en een tweede arm bevat, waarbij de omkeerhefboom heen en weer zwenkbaar is om een zwenkas tussen een bovenste positie en een onderste positie, waarbij de koppelstang verbonden is met de kruk door een eerste scharnierverbinding, welke eerste scharnierverbinding excentrisch is om de krukas, en de koppelstang verbonden is met de eerste arm van de omkeerhefboom door een tweede scharnierverbinding. De kruk, de koppelstang en de omkeerhefboom vormen een vierkoppeling systeem, ook stangenvierzijde genoemd.
[0003] EP 1 486 597 A2 en EP 1 715 090 A2 beschrijven gaapvormingsinrichtingen met meerdere stangenvierzijden voor het converteren van draaibewegingen van meerdere aandrijfassen in een wederkerige beweging van weefkaders.
[0004] Om de koers van het weefkader aan te passen, wordt een ligging van de tweede scharnierverbinding tussen de koppelstang en de eerste arm van de omkeerhefboom aangepast. De beweging van het weefkader dient met de hoofdas van de weefmachine te worden gesynchroniseerd. Hiervoor openbaart EP 1 715 090 A2 een stuurapparaat, waarbij een sensorinrichting bevattende een nabijheidssensor die stationair op de weefmachine is aangebracht en een gedetecteerd gedeelte dat op de omkeerhefboom is bevestigd, wordt voorzien voor het detecteren van de aanwezigheid van een omkeerhefboom in het gebied van één van de bovenste of de onderste positie. De duur van het gegenereerde signaal wordt geëvalueerd om het omkeerpunt van de beweging van de omkeerhefboom te bepalen op het middelpunt van het signaal.
Samenvatting van de uitvinding.
[0005] Het is een doel van de huidige uitvinding te voorzien in een aandrijfmechanisme en een gaapvormingsinrichting bevattende een aandrijfmechanisme, waarbij een koers van een weefkader eenvoudig kan worden aangepast. Het is verder een doel van de huidige uitvinding te voorzien in een werkwijze voor het aanpassen van een koers van een weefkader.
[0006] Deze doelen worden opgelost door een aandrijfmechanisme met de kenmerken van conclusie 1, door een gaapvormingsinrichting met de kenmerken van conclusie 6, door een werkwijze met de kenmerken van conclusie 10, en door de afhankelijke conclusies.
[0007] Volgens een eerste aspect van de uitvinding wordt een aandrijfmechanisme voor het aandrijven van een weefkader van een weefmachine voorzien, het aandrijfmechanisme bevattende een kruk die om een krukas draait, een koppelstang, en een omkeerhefboom met een eerste arm en een tweede arm, waarbij de omkeerhefboom heen en weer zwenkbaar is om een zwenkas tussen een bovenste positie en een onderste positie, waarbij de koppelstang verbonden is met de kruk door een eerste scharnierverbinding, welke eerste scharnierverbinding excentrisch is om de krukas, en de koppelstang verbonden is met de eerste arm van de omkeerhefboom door een tweede scharnierverbinding, waarbij een ligging van de tweede scharnierverbinding aanpasbaar is ten opzichte van de eerste arm van de omkeerhefboom, en waarbij bij alle bedoelde liggingen van de tweede scharnierverbinding ten opzichte van de eerste arm van de omkeerhefboom de tweede scharnierverbinding gesitueerd is op een boog van een denkbeeldige cirkel wanneer een omkeerhefboom in de centrale positie tussen de bovenste positie en de onderste positie is, waarbij de denkbeeldige cirkel een straal heeft die gelijk is aan de afstand tussen de eerste scharnierverbinding en de tweede scharnierverbinding, en de denkbeeldige cirkel een middelpunt heeft dat samenvalt met de krukas.
[0008] In de context van de aanvraag wordt de centrale positie van de omkeerhefboom gedefinieerd als de positie die minstens ongeveer overeenstemt met de gesloten weefvak positie van een weefkader dat verbonden is met de omkeerhefboom, met andere woorden een positie die halfweg of ongeveer halfweg tussen de bovenste positie en de onderste positie van de omkeerhefboom is gelegen. De ligging van de tweede scharnierverbinding is aanpasbaar voor het aanpassen van een koers van een weefkader dat bevestigd is aan de tweede arm van de omkeerhefboom. Hoe dichter de tweede scharnierverbinding gelegen is van de zwenkas, hoe groter de koers van het weefkader. Behalve bij het aanpassen van de ligging van de tweede scharnierverbinding, is de ligging van de tweede scharnierverbinding vast ten opzichte van de omkeerhefboom. Hierdoor kunnen de mogelijke of bedoelde liggingen van de tweede scharnierverbinding ook bepaald worden in relatie tot de omkeerhefboom. Volgens de uitvinding worden de bedoelde liggingen zo gekozen dat alle bedoelde liggingen van de tweede scharnierverbinding gesitueerd zijn op een boog van een denkbeeldige cirkel wanneer de omkeerhefboom in de centrale positie tussen de bovenste positie en de onderste positie is, waarbij genoemde denkbeeldige cirkel vast in positie is. Volgens de uitvinding valt het middelpunt van de denkbeeldige cirkel samen met de krukas. Met andere woorden, zijn alle bedoelde of mogelijke liggingen van de tweede scharnierverbinding gesitueerd op een boog van een denkbeeldige cirkel, welke denkbeeldige cirkel een middelpunt heeft dat samenvalt met de krukas en een straal heeft die gelijk is aan de afstand tussen de eerste scharnierverbinding en de tweede scharnierverbinding.
[0009] Door deze geometrische verhouding, wanneer de ligging van de tweede scharnierverbinding wordt aangepast aan de omkeerhefboom om een koers van het weefkader aan te passen, blijft de centrale positie van de omkeerhefboom minstens binnen aanvaardbare toleranties constant. Het weefkader is aan de tweede arm van de omkeerhefboom bevestigd door middel van een bevestigingsopstelling. Daar de centrale positie van de omkeerhefboom constant blijft binnen aanvaardbare toleranties, blijft ook de centrale positie van het weefkader constant binnen aanvaardbare toleranties. Bijgevolg dient de bevestigingsopstelling van het weefkader op de weefmachine niet te worden aangepast wanneer de koers van het weefkader wordt aangepast.
[0010] Het aanpassen van de koers kan op eender welke positie van de omkeerhefboom worden uitgevoerd, en de aanpassing hoeft niet noodzakelijk te worden uitgevoerd terwijl de omkeerhefboom in de centrale positie is.
[0011] In een uitvoeringsvorm is de eerste arm van de omkeerhefboom voorzien van meerdere doorgaande gaten die op de boog van de denkbeeldige cirkel gesitueerd zijn wanneer de omkeerhefboom in de centrale positie is, waarbij de koppelstang op de eerste arm kan gemonteerd worden door middel van een as die in een doorgaand gat is opgenomen. In dit geval functioneert de as als draaias van de tweede scharnierverbinding.
[0012] In voorkeurdragende uitvoeringsvormen is de eerste arm van de omkeerhefboom gebogen en is de ligging van de tweede scharnierverbinding aanpasbaar, bij voorkeur traploos aanpasbaar, volgens de eerste arm, waarbij een kromming van de eerste arm zo wordt gekozen dat bij het aanpassen van de ligging van de tweede scharnierverbinding volgens de eerste arm de tweede scharnierverbinding op de boog van de denkbeeldige cirkel gesitueerd blijft, wanneer de omkeerhefboom in de centrale positie is.
[0013] In voorkeurdragende uitvoeringsvormen is de koppelstang op de eerste arm gemonteerd door middel van een monteerelement, waarbij het monteerelement verschuifbaar op de eerste arm is gemonteerd en bevestigbaar in een monteerpositie op de eerste arm, en waarbij de koppelstang op het monteerelement is gemonteerd door de tweede scharnierverbinding. Het monteerelement laat een traploze aanpassing van de ligging van de tweede scharnierverbinding toe, en voorziet hiertoe een hoge flexibiliteit. De ligging van de tweede scharnierverbinding ten opzichte van de omkeerhefboom hangt af van de vorm van het monteerelement. Daardoor wordt de vorm en/of de geometrie van het monteerelement bij voorkeur in beschouwing genomen bij het ontwerpen van de kromming van de eerste arm van de omkeerhefboom zodat bij het aanpassen van de ligging volgens de eerste arm de tweede scharnierverbinding op de boog van de denkbeeldige cirkel gesitueerd blijft.
[0014] Zoals vermeld is het weefkader aan de tweede arm van de omkeerhefboom bevestigd. Wanneer de omkeerhefboom in zijn centrale positie tussen de bovenste positie en de onderste positie is, strekt de tweede arm zich onder een bepaalde hoek uit. Om een eenvoudige geometrie toe te laten, strekt de tweede arm zich in voorkeurdragende uitvoeringsvormen horizontaal uit wanneer de omkeerhefboom in de centrale positie tussen de bovenste positie en de onderste positie is aangebracht.
[0015] In voorkeurdragende uitvoeringsvormen is een sensorinrichting voorzien voor het detecteren van een toestand waarop de omkeerhefboom de centrale positie tussen de bovenste positie en de onderste positie bereikt. De aldus verkregen informatie kan in een verwerkingsinrichting van het aandrijfmechanisme en/of van de weefmachine worden gebruikt om de beweging van het weefkader met een hoofdas van de weefmachine te synchroniseren. De hoofdas van de weefmachine is bijvoorbeeld een virtuele as die draait volgens de weefcyclus, waarbij de hoofdas telkens bij aanslag van een inslagdraad bij een hoek van nul graden is en draait over één omwenteling tussen twee aanslagen.
[0016] De omkeerhefboom wordt heen en weer bewogen tussen zijn bovenste positie en zijn onderste positie, waarbij de omkeerhefboom de centrale positie tweemaal per omwenteling van de kruk bereikt, dit betekent in twee oriëntaties van de kruk. Om de twee oriëntaties te onderscheiden, wordt in voorkeurdragende uitvoeringsvormen de sensorinrichting ingericht om een richting van de rotatie van de omkeerhefboom te bepalen. In een uitvoeringsvorm bevat de sensorinrichting minstens drie delen die zowel een target set met één of meer targets en een detector set met één of meer detectoren bevat, waarbij één van de detector set en de target set op de omkeerhefboom is aangebracht en de andere stationair op de weefmachine is aangebracht, waarbij targets van de target set en/of detectoren van de detector set verschillende eigenschappen hebben voor het genereren van een eerste signaal bij het benaderen van de centrale positie vanuit de bovenste positie of bij het vertrekken vanuit de centrale positie naar de bovenste positie toe en voor het genereren van een tweede signaal bij het benaderen van de centrale positie vanuit de onderste positie of bij het vertrekken vanuit de centrale positie naar de onderste positie toe, waarbij het tweede signaal verschilt van het eerste signaal. Met andere woorden bevat de sensorinrichting in een uitvoeringsvorm een target set met een eerste target en een tweede target met verschillende eigenschappen, die detecteerbaar zijn wanneer de omkeerhefboom in de centrale positie bewogen wordt bij respectievelijk een opwaartse beweging of een neerwaartse beweging. In een alternatieve uitvoeringsvorm bevat' de sensorinrichting een detector set met een eerste detector en een tweede detector met verschillende eigenschappen. In beide gevallen, worden door de verschillende eigenschappen, verschillende signalen gegenereerd wanneer de omkeerhefboom in wijzerzin of in tegenwijzerzin wordt gedraaid.
[0017] Volgens een tweede aspect van de uitvinding wordt een gaapvormingsinrichting met een aantal weefkaders en een gelijk aantal aandrijfmechanismen voorzien, waarbij elk aandrijfmechanisme een kruk, een koppelstang en een omkeerhefboom bevat, en waarbij één aandrijfmechanisme aan elk weefkader is toegevoegd. Met andere woorden wordt elk weefkader door één aandrijfmechanisme aangedreven.
[0018] Elke kruk wordt bij voorkeur door een individuele aandrijfmotor aangedreven. Dit laat een hoge flexibiliteit tijdens het weven toe.
[0019] De aandrijfmechanismen hebben bij voorkeur een gemeenschappelijke zwenkas. Volgens voorkeurdragende uitvoeringsvormen zijn de krukassen van de aandrijfmechanismen echter volgens hun lengterichting evenwijdig aangebracht, maar op een afstand van elkaar in de axiale richting en/of loodrecht op de axiale richting. Wanneer de krukassen op een afstand van elkaar zijn loodrecht op de axiale richting, verschillen de afstanden tussen de krukas en de zwenkas voor verschillende aandrijfmechanismen. Dit leidt tot verschillende lengtes van de koppelstangen en ook tot verschillende ontwerpen van de eerste arm van de omkeerhefboom om de geometrische beperkingen te verzekeren.
[0020] In een uitvoeringsvorm, om het aantal verschillende componenten te minimaliseren, bevat de gaapvormingsinrichting minstens één paar aandrijfmechanismen met axiaal uitgelijnde krukassen.
[0021] Volgens een derde aspect van de uitvinding wordt een werkwijze voorzien voor het aanpassen van een koers van een weefkader van een weefmachine, waarbij het weefkader wordt aangedreven door een aandrijfmechanisme bevattende een kruk die om een krukas draait, een koppelstang, en een omkeerhefboom met een eerste arm en een tweede arm, waarbij de omkeerhefboom heen en weer zwenkbaar is om een zwenkas tussen een bovenste positie en een onderste positie, en waarbij de koppelstang verbonden is met de kruk door een eerste scharnierverbinding, welke eerste scharnierverbinding excentrisch is om de krukas, en de koppelstang verbonden is met de eerste arm van de omkeerhefboom door een tweede scharnierverbinding, de werkwijze bevattende het aanpassen van een ligging van de tweede scharnierverbinding ten opzichte van de eerste arm van de omkeerhefboom, waarbij de ligging van de tweede scharnierverbinding zodanig wordt aangepast dat de tweede scharnierverbinding gesitueerd blijft op een boog van een denkbeeldige cirkel wanneer de omkeerhefboom in een centrale positie tussen de bovenste positie en de onderste positie is, waarbij de denkbeeldige cirkel een straal heeft die gelijk is aan de afstand tussen de eerste scharnierverbinding en de tweede scharnierverbinding, en de denkbeeldige cirkel een middelpunt heeft dat samenvalt met de krukas.
[0022] Daar de tweede scharnierverbinding op de boog van de denkbeeldige cirkel gesitueerd blijft, blijft de centrale positie van de omkeerhefboom en, aldus de centrale positie van het daaraan bevestigde weefkader, binnen aanvaardbare toleranties constant bij het aanpassen van de koers van het weefkader. Tijdens de aanpassing mag de tweede scharnierverbinding tijdelijk verplaatst gesitueerd zijn van de. boog van de denkbeeldige cirkel zolang nadat de aanpassing is voltooid, de tweede scharnierverbinding op de boog van de denkbeeldige cirkel gesitueerd is wanneer de omkeerhefboom in de centrale positie is.
[0023] In voorkeurdragende uitvoeringsvormen is de eerste arm van de omkeerhefboom gebogen en is de ligging van de tweede scharnierverbinding aangepast volgens de eerste arm, waarbij een kromming van de eerste arm zo wordt gekozen dat bij het aanpassen van de ligging van de tweede scharnierverbinding volgens de eerste arm de tweede scharnierverbinding volgens de boog van de denkbeeldige cirkel wordt bewogen.
[0024] Zoals vermeld kan de aanpassing van de koers in eender welke positie van de omkeerhefboom worden uitgevoerd. In een uitvoeringsvorm wordt de omkeerhefboom in positie gehouden tijdens een aanpassing van de ligging van de tweede scharnierverbinding en wordt de kruk samen met de koppelstang bewogen om een relatieve beweging ten opzichte van de omkeerhefboom toe te laten. In geval de omkeerhefboom in de centrale positie wordt gehouden, kan de positie van de kruk onmiddellijk na de aanpassing worden vastgelegd voor later gebruik in een verwerkingsinrichting.
[0025] In voorkeurdragende uitvoeringsvormen wordt tijdens een aanpassing van de ligging van de tweede scharnierverbinding de kruk in positie gehouden en wordt de omkeerhefboom bewogen ten opzichte van de kruk. Na de aanpassing is de oriëntatie van de kruk bevestigd tijdens de aanpassing niet langer de oriëntatie van de kruk in een toestand van het aandrijfmechanisme, waarin de omkeerhefboom in zijn centrale positie is. Aldus is een synchronisatie van de beweging van het weefkader aangedreven door het aandrijfmechanisme met een hoofdas van de weefmachine niet langer gegeven. Daardoor wordt, na een aanpassing van de ligging van de tweede scharnierverbinding, een verwerkingsinrichting van het aandrijfmechanisme aangebracht om de beweging van het weefkader met de hoofdas van een weefmachine te synchroniseren. Hiervoor wordt in voorkeurdragende uitvoeringsvormen na de aanpassing van de ligging van de tweede scharnierverbinding terwijl de kruk vast in positie wordt gehouden, de kruk aangedreven om de omkeerhefboom te bewegen in een gemeten positie, in het bijzonder in de centrale positie tussen de bovenste positie en de onderste positie.
[0026] In voorkeurdragende uitvoeringsvormen wordt een toestand gedetecteerd wanneer de omkeerhefboom de gemeten positie, in het bijzonder de centrale positie tussen de bovenste positie en de onderste positie, bereikt. Wanneer de toestand gedetecteerd wordt, wanneer de omkeerhefboom de centrale positie tussen de bovenste positie en de onderste positie of een andere geschikte gemeten positie bereikt, kan deze informatie aan een verwerkingsinrichting van het aandrijfmechanisme en/of van de weefmachine voorzien worden voor een synchronisatie van de beweging van het weefkader met een hoofdas van de weefmachine.
[0027] Zoals vermeld wordt de centrale positie van de omkeerhefboom tweemaal per omwenteling van de kruk bereikt. Om de twee toestanden te onderscheiden, wordt in voorkeurdragende uitvoeringsvormen een eerste signaal door de sensorinrichting gegenereerd wanneer de omkeerhefboom de centrale positie vanuit de bovenste positie benadert of wanneer de omkeerhefboom vertrekt vanuit de centrale positie naar de bovenste positie toe en wordt een tweede signaal door de sensorinrichting gegenereerd wanneer de omkeerhefboom de centrale positie naar de onderste positie benadert of wanneer de omkeerhefboom vertrekt vanuit de centrale positie naar de onderste positie toe, waarbij het tweede signaal verschilt van het eerste signaal.
[0028] In voorkeurdragende uitvoeringsvormen wordt, wanneer de omkeerhefboom in de centrale positie tussen de bovenste positie en de onderste positie is, een hoekpositie of oriëntatie van de kruk van het aandrijfmechanisme en/of een encoder telwaarde van de aandrijfmotor die de kruk van het aandrijfmechanisme aandrijft vastgelegd om een referentie oriëntatie van de kruk te bepalen. Daar de centrale positie twee maal per omwenteling van de kruk wordt bereikt, kunnen twee referentie oriëntaties van de kruk worden bepaald.
Korte beschrijving van de tekeningen.
[0029] Verdere kenmerken en voordelen van de uitvinding vloeien voort uit de hierna volgende beschrijving van de in de tekeningen schematisch weergegeven uitvoeringsvormen. Doorheen de tekeningen worden dezelfde elementen aangeduid door dezelfde referentienummers. In de tekeningen:
Figuur 1 toont een perspectief aanzicht van een weefkader en een aandrijfmechanisme van een gaapvormingsinrichting; Figuur 2 toont schematisch een vooraanzicht van het weefkader en een gedeelte van het aandrijfmechanisme van figuur 1;
Figuur 3 toont een schematisch diagram van een aandrijfmechanisme, bij een ligging van de tweede scharnierverbinding;
Figuur 4 toont het schematisch diagram van figuur 3 bij twee verschillende liggingen van de tweede scharnierverbinding; Figuur 5 toont een omkeerhefboom van het aandrijfmechanisme van figuur 1;
Figuur 6 toont een signaalverloop van een sensorinrichting bij een beweging van een weefkader;
Figuur 7 toont twee bewegingsverlopen van een weefkader voor twee verschillende koersen;
Figuur 8 toont twee signaalverlopen van een sensorinrichting voor de bewegingsverlopen van figuur 7;
Figuur 9 toont een vooraanzicht van een aandrijfsysteem bevattende meerdere aandrijfmechanismen;
Figuur 10 toont een bovenaanzicht van het aandrijfsysteem van figuur 9;
Figuur 11 toont het aandrijfsysteem van figuur 9 in een perspectief aanzicht;
Figuur 12 toont het aandrijfsysteem van figuur 9 in een ander perspectief aanzicht;
Figuren 13 tot 16 tonen verschillende omkeerhefbomen van aandrijfmechanismen volgens de uitvinding.
Gedetailleerde beschrijving van uitvoeringsvormen.
[0030] Figuren 1 en 2 tonen een weefkader 1 en een aandrijfmechanisme 2 van een gaapvormingsinrichting 29. De gaapvormingsinrichting 29 bevat een aantal weefkaders 1 en een gelijk aantal aandrijfmechanismen 2, waarbij één aandrijfmechanisme 2 aan elk weefkader 1 is toegevoegd en aangedreven wordt door een aandrijfsysteem 30.
[0031] Het aandrijfmechanisme 2 voor het aandrijven van het weefkader 1 bevat een kruk 3 die om een krukas 4 draait, een koppelstang 5, en een omkeerhefboom 6. De omkeerhefboom 6 is heen en weer zwenkbaar om een zwenkas 7 tussen een bovenste positie en een onderste positie. De omkeerhefboom 6 heeft een eerste arm 8, een tweede arm 9 en een derde arm 10. Het aandrijfmechanisme 2 bevat verder een tweede omkeerhefboom 11 die heen en weer zwenkbaar is om een tweede zwenkas 12 tussen een bovenste positie en een onderste positie. De tweede omkeerhefboom 11 is verbonden met de derde arm 10 van de omkeerhefboom 6 door middel van een verbindingsstang 13 en aangedreven door de omkeerhefboom 6 om samen met de omkeerhefboom 6 te bewegen.
[0032] Het weefkader 1 is met de tweede arm 9 van de omkeerhefboom 6 verbonden door middel van een hefstang 14 en een aanhechtingselement 15 dat geleid wordt in de weefmachine. De tweede omkeerhefboom 11 is eveneens via een hefstang 14 en een aanhechtingselement 15 verbonden met het weefkader 1.
[0033] De koppelstang 5 van het aandrijfmechanisme 2 is verbonden met de kruk 3 door een eerste scharnierverbinding 16, welke eerste scharnierverbinding 16 excentrisch is om de krukas 4. Verder is de koppelstang 5 verbonden met de eerste arm 8 van de omkeerhefboom 6 door een tweede scharnierverbinding 17.
[0034] In de weergegeven uitvoeringsvorm is een monteerelement 18 voorzien en is de koppelstang 5 door middel van een monteerelement 18 op de eerste arm 8 gemonteerd. Het monteerelement 18 is verschuifbaar op de eerste arm 8 gemonteerd en bevestigbaar in een monteerpositie op de eerste arm 8. De koppelstang 5 is draaibaar op het monteerelement 18 gemonteerd door de tweede scharnierverbinding 17. Om een koers van het weefkader 1 aan te passen, is een ligging van de tweede scharnierverbinding 17 aanpasbaar ten opzichte van de eerste arm 8 van de omkeerhefboom 6 door het monteerelement 18 volgens de eerste arm 8 te bewegen. Hoe dichter het monteerelement 18, en aldus de ligging van de tweede scharnierverbinding 17, bewogen wordt naar de zwenkas 7 toe, hoe groter de koers van het weefkader 1. Hoe verder het monteerelement 18, en aldus de ligging van de tweede scharnierverbinding 17, bewogen wordt weg van de zwenkas 7, hoe kleiner de koers van het weefkader 1.
[0035] In de weergegeven uitvoeringsvorm is de eerste arm 8 van de omkeerhefboom 6 gebogen en is de ligging van de tweede scharnierverbinding 17 aanpasbaar volgens de eerste arm 8 door het verschuiven van het monteerelement 18 volgens de eerste arm 8. Een kromming van de eerste arm 8 wordt zo gekozen dat bij het aanpassen van de ligging van de tweede scharnierverbinding 17 volgens de eerste arm 8 de tweede scharnierverbinding 17 gesitueerd blijft op een boog van een denkbeeldige cirkel 19 wanneer de omkeerhefboom 6 in de centrale positie is, welke denkbeeldige cirkel 19 zal toegelicht worden onder verwijzing naar figuur 3. Dit is voordelig wanneer gebruikt in een werkwijze voor het aanpassen van de koers van een weefkader 1.
[0036] Figuur 3 is een schematisch diagram van het aandrijfmechanisme 2 van figuur 1, waarbij de omkeerhefboom 6 in de centrale positie tussen de bovenste positie en de onderste positie is. De schematisch aangeduide omkeerhefboom 6 wordt heen en weer aangedreven door de kruk 3 tussen de bovenste positie en de onderste positie, waarbij de centrale positie tweemaal per omwenteling van de kruk 3 wordt bereikt. In figuur 3 wordt een eerste toestand van het aandrijfmechanisme 2 met kruk 3 en koppelstang 5 aangeduid met volle lijnen 45, 46. Een tweede toestand van het aandrijfmechanisme 2 met kruk 3 en koppelstang 5 wordt aangeduid met streeplijnen 47, 48 getoond. De oriëntatie van de tweede arm 9 van de omkeerhefboom 6 wanneer de omkeerhefboom 6 in de bovenste positie is, wordt aangeduid met een volle lijn 49, en de oriëntatie van de tweede arm 9 van de omkeerhefboom 6 wanneer de omkeerhefboom 6 in de onderste positie is, wordt aangeduid met een volle lijn 50. Zoals getoond in figuur 3, wordt een kromming van de eerste arm 8 van de omkeerhefboom 6 zo gekozen dat bij het bewegen van de tweede scharnierverbinding 17 volgens de eerste arm 8, de tweede scharnierverbinding 17 beweegt volgens een boog van de denkbeeldige cirkel 19, waarbij de denkbeeldige cirkel 19 een straal R heeft die gelijk is aan de afstand L tussen de eerste scharnierverbinding 16 en de tweede scharnierverbinding 17, en de denkbeeldige cirkel 19 een middelpunt 33 heeft dat samenvalt met de krukas 4 wanneer de omkeerhefboom 6, zoals getoond in figuur 3, in de centrale positie tussen de bovenste positie en de onderste positie is. Dit laat toe dat, bij alle bedoelde liggingen van de tweede scharnierverbinding 17 ten opzichte van de eerste arm 8 van de omkeerhefboom 6, de tweede scharnierverbinding 17 gesitueerd is op een boog van deze denkbeeldige cirkel 19. Bij het bewegen van de tweede scharnierverbinding 17 volgens de boog van de denkbeeldige cirkel 19 in de richting van de pijl P zoals aangeduid in figuur 4, blijft de centrale positie van de omkeerhefboom 6 binnen aanvaardbare toleranties dezelfde. De bovenste positie en de onderste positie worden gewijzigd in de richting van de overeenkomstige pijlen PI, P2 getoond in figuur 4 en de resulterende bovenste positie en onderste positie worden weergegeven met streeplijnen 51, 52. Het bewegen van de tweede scharnierverbinding 17 samen met het monteerelement 18 in de richting van de pijl P wordt begrensd door een aanslag 61 (getoond in figuur 5).
[0037] Bij het wijzigen van de ligging van de tweede scharnierverbinding 17 ten opzichte van de omkeerhefboom 6, is de oriëntatie of de relatieve hoek van de kruk 3 in een toestand waarin de omkeerhefboom 6 van het aandrijfmechanisme 2 in zijn centrale positie is, eveneens gewijzigd. Hierdoor dient na het aanpassen van de ligging van de tweede scharnierverbinding 17, een verwerkingsinrichting 38 voor het aandrijfmechanisme 2 opnieuw te worden gekalibreerd voor een synchronisatie van de beweging van het weefkader 1 met een hoofdas van de weefmachine.
[0038] Volgens een alternatieve uitvoeringsvorm wordt gedurende een aanpassing van de ligging van de tweede scharnierverbinding 17 voor het wijzigen van de koers van het weefkader 1, de kruk 3 in positie gehouden en wordt de koppelstang 5 bewogen ten opzichte van de omkeerhefboom 6 en de kruk 3. Hierdoor wordt de omkeerhefboom 6 uit zijn centrale positie bewogen.
[0039] Voor een synchronisatie met de hoofdas van de weefmachine, na het aanpassen van de ligging van de tweede scharnierverbinding 17, wordt de kruk 3 in voorkeurdragende uitvoeringsvormen aangedreven om de omkeerhefboom 6 te bewegen in een gemeten positie 26 (aangeduid in figuur 6), waarbij de oriëntatie van de kruk 3 waarop de omkeerhefboom 6 de gemeten positie bereikt wordt vastgelegd. De kruk 3 wordt bijvoorbeeld aangedreven door middel van een aandrijfmotor 31 (getoond in figuur 1) die gebruik maakt van een incrementele encoder 39, waarbij voor een synchronisatie of kalibratie bij de oriëntatie van de kruk 3 waarop de omkeerhefboom 6 de gemeten positie bereikt, een encoder telwaarde van de aandrijfmotor 31 kan worden vastgelegd en een referentie oriëntatie van de kruk 3 wordt bepaald. Met andere woorden wordt de kruk 3 aangedreven om de omkeerhefboom 6 te bewegen in een gemeten positie 26 voor een synchronisatie met een hoofdas van de weefmachine. Dit laat toe twee toestanden voor de kruk 3 en de koppelstang 5 te bepalen, een eerste toestand zoals aangeduid met volle lijnen 53 en 54 en een tweede toestand zoals aangeduid met streeplijnen 55 en 56, waarop de omkeerhefboom 6 de centrale positie bereikt. Hierbij vormen de volle lijnen 45 en 53 een kleine hoek met elkaar, en vormen tevens de streeplijnen 47 en 55 een kleine hoek met elkaar. Dit betekent dat de oriëntatie van de kruk 3 zoals aangeduid met de lijnen 53 tot 56, en de bijhorende hoekpositie van de hoofdas van de weefmachine, bij de gemeten positie kunnen bepaald worden. Aan de hand van de geometrie van het aandrijfmechanisme 2 kan tevens de hoekpositie van de hoofdas van de weefmachine bij de bovenste positie en de onderste positie van het weefkader bepaald worden, met andere woorden de hoekposities van de hoofdas van de weefmachine die horen bij de posities van de kruk 3, waarbij de kruk 3 en de koppelstang 5 in het verlengde van elkaar staan.
[0040] In voorkeurdragende uitvoeringsvormen is de gemeten positie de centrale positie van de omkeerhefboom 6 tussen de bovenste positie en de onderste positie. Gebruik maken van de centrale positie is voordelig daar in het gebied van de centrale positie de omkeerhefboom 6 met een hogere snelheid bewogen wordt dan in de uiterste posities, dit betekent dat vergeleken met de uiterste posities de omkeerhefboom 6 over een groter hoekbereik wordt bewogen voor een gegeven hoekverschil van de aandrijfmotor 31. Dit laat toe om een encoder telwaarde van de aandrijfmotor 31 zeer nauwkeurig te bepalen in een toestand wanneer de gemeten positie wordt bereikt. Zoals hierboven besproken met een passende geometrie blijft de centrale positie nagenoeg constant bij het wijzigen van de koers. Hierdoor kan een sensorinrichting 20 stationair gepositioneerd worden en is er geen behoefte om de positie van de sensorinrichting 20 aan te passen na het wijzigen van de koers.
[0041] In een uitvoeringsvorm is een tandwielkast 40 tussen de aandrijfmotor 31 en de kruk 3 aangebracht. De tandwielkast 40 heeft een overbrengingsverhouding van zeven, dit betekent dat de aandrijfmotor 31 zeven omwentelingen maakt per omwenteling van de kruk 3, en de nauwkeurigheid voor het bepalen van een oriëntatie van de kruk 3 zeven maal de precisie is voor het bepalen van een hoekverschil van de aandrijfmotor 31 die bepaald wordt door de incrementele encoder 39.
[0042] Elke gemeten positie tussen de bovenste positie en de onderste positie van de omkeerhefboom 6 wordt tweemaal per omwenteling van de kruk 3 bereikt. Daarvoor wordt bij voorkeur voorzien om de twee toestanden te onderscheiden wanneer de gemeten positie wordt bereikt, dit betekent twee oriëntaties van de kruk 3.
[0043] Figuur 5 toont een omkeerhefboom 6 en een sensorinrichting 20 voor het detecteren van een toestand waarop de omkeerhefboom 6 een gemeten positie bereikt, in het bijzonder voor het detecteren van een toestand waarop de omkeerhefboom 6 de gemeten positie tussen de bovenste positie en de onderste positie bereikt. Bij voorkeur is de gemeten positie de positie tussen de bovenste positie en de onderste positie. In de weergegeven uitvoeringsvorm strekt de tweede arm 9 van de omkeerhefboom 6 zich horizontaal uit, met andere woorden in een horizontale richting wanneer de omkeerhefboom 6 in de centrale positie of de gemeten positie is, getoond in figuur 5. De sensorinrichting 20 is ingericht voor het genereren van een eerste signaal 24 en een tweede signaal 25, getoond in figuur 6, en voor het detecteren van de aanwezigheid van de omkeerhefboom 6 in een gemeten positie. Verder is de verwerkingsinrichting 38 voorzien voor het bepalen van een toestand, wanneer de omkeerhefboom 6 de gemeten positie bereikt en/of voor het bepalen van een koers van het weefkader 1 gebruik makende van het eerste signaal 24 en het tweede signaal 25. Op die manier kan de sensorinrichting 20 gebruikt worden in een werkwijze voor het genereren van het eerste signaal 24 en voor het genereren van het tweede signaal 25.
[0044] De sensorinrichting 20 bevat minstens drie delen. In de uitvoeringsvorm van figuur 5 bevatten de drie delen zowel een target set met één of meer targets 21, 22 en een detector set met één of meer detectoren 23, waarbij één van de detector set en de target set op de omkeerhefboom 6 is aangebracht en de andere stationair op de weefmachine is aangebracht, waarbij targets 21, 22 van de target set en/of detectoren 23 van de detector set verschillende eigenschappen hebben voor het genereren van een eerste signaal 24 bij het benaderen van de centrale positie vanuit de bovenste positie of bij het vertrekken vanuit de centrale positie naar de bovenste positie toe en voor het genereren van een tweede signaal 25 bij het benaderen van de centrale positie vanuit de onderste positie of bij het vertrekken vanuit de centrale positie naar de onderste positie toe, waarbij het tweede signaal 25 verschilt van het eerste signaal 24. Twee van de delen van de sensorinrichting 20 zijn targets 21, 22 van een target set die aangebracht is op de omkeerhefboom 6. De targets 21, 22 worden ook aangeduid als eerste target 21 en tweede target 22. Het derde deel van de sensorinrichting 20 is een detector 23 van een detector set. De sensorinrichting 20 is ingericht voor het detecteren van de aanwezigheid van de omkeerhefboom 6 van het aandrijfmechanisme 2 in een gemeten positie.
[0045] De eerste target 21 en de tweede target 22 hebben verschillende eigenschappen voor het genereren van een eerste signaal 24 bij het benaderen van de gemeten positie vanuit de bovenste positie of bij het vertrekken vanuit de gemeten positie naar de bovenste positie toe en voor het genereren van een tweede signaal 25 bij het benaderen van de gemeten positie vanuit de onderste positie of bij het vertrekken vanuit de gemeten positie naar de onderste positie toe, waarbij het tweede signaal 25 verschilt van het eerste signaal 24.
[0046] In de weergegeven uitvoeringsvorm zijn de eerste target 21 en de tweede target 22 uitsteeksels die verschillen in afmeting, in het bijzonder in lengte volgens de bewegingsbaan 42 van de targets 21, 22 ten opzichte van de detector 23, welke uitsteeksels op de rand 41 van de tweede arm 9 van de omkeerhefboom 6 zijn voorzien voor het genereren van binaire signalen die verschillend zijn van elkaar, in het bijzonder zijn het eerste signaal 24 en het tweede signaal 25 beide binaire signalen, waarbij het eerste signaal 24 en het tweede signaal 25 verschillen in eigenschappen. De detector 23 is stationair aangebracht op de weefmachine. In de weergegeven uitvoeringsvorm, in een toestand van het aandrijfmechanisme 2 waarin de omkeerhefboom 6 is aangebracht in de gemeten positie getoond in figuur 3, is de detector 23 minstens ongeveer halfweg tussen de eerste target 21 en de tweede target 22 aangebracht, waarbij geen van de targets 21, 22 binnen het bereik van de detector 23 is.
[0047] Figuur 6 toont schematisch een signaalverloop 43 van de detector 23. Bij het bewegen van één van de targets 21, 22 binnen het bereik van de detector 23, volgens een bewegingsbaan 42 bepaald als een cirkel met een middelpunt dat samenvalt met de zwenkas 7, wordt een hoog niveau gegenereerd op de detector 23, terwijl wanneer geen van de targets 21, 22 binnen het bereik van de detector 23 is, een laag niveau wordt gegenereerd op de detector 23. Door de verschillende lengte van de eerste target 21 en de tweede target 22 langs de bewegingsbaan 42, verschilt een eerste signaal 24 gegenereerd bij het bewegen van de eerste target 21 binnen het bereik van de detector 23, dat rechts wordt getoond in figuur 6, in eigenschappen, in het bijzonder in duur, van een tweede signaal 25 gegenereerd bij het bewegen van de tweede target 22 binnen het bereik van de detector 23, dat links wordt getoond in figuur 6. De duur kan bepaald worden als een encoder telwaarde van de encoder 39 van de aandrijfmotor 31. Volgens een alternatieve uitvoeringsvorm kan de duur eveneens bepaald worden als een hoekverschil van een hoofdas van de weefmachine.
[0048] Zoals getoond in figuur 6, heeft het eerste signaal 24 een eerste flank 34 en een tweede flank 35, terwijl het tweede signaal 25 een eerste flank 36 en een tweede flank 37 heeft. Het eerste signaal 24 en het tweede signaal 25 bevatten beide een stijgende flank en een daaropvolgend dalende flank gegenereerd bij het benaderen van de gemeten positie alsook bij het vertrekken vanuit de gemeten positie. De gemeten positie 26 kan worden bepaald als de positie halfweg tussen een dalende flank en een daaropvolgend stijgende flank gegenereerd bij het bewegen van de omkeerhefboom 6 voorbij de gemeten positie 26 zoals aangeduid met een pijl G in figuur 6, meer in het bijzonder een positie halfweg tussen de binnenste flanken 34 en 36. Met andere woorden, bij het bewegen voorbij de gemeten positie, wordt de positie halfweg tussen het eerste signaal 24 en het tweede signaal 25 bepaald als de gemeten positie 26. Volgens een alternatieve uitvoeringsvorm kan bijvoorbeeld passend gebruik gemaakt worden van de flanken 34, 35, 36 en/of 37 om de gemeten positie 26 te bepalen.
[0049] Afhankelijk van de rotatierichting van de omkeerhefboom 6, wordt eerst de eerste target 21 of de tweede target 22 bewogen binnen het bereik van de detector 23 bij het bewegen van de tweede arm 9 van de omkeerhefboom 6 met de target set voorbij de detector 23. Hierdoor wordt afhankelijk van de rotatierichting van de omkeerhefboom 6 het eerste signaal 24 voor het tweede signaal 25 gegenereerd of wordt het eerste signaal 24 na het tweede signaal 25 gegenereerd. Met de informatie over de opstelling van de eerste target 21 en de tweede target 22 op de omkeerhefboom 6, maakt de sensorinrichting 20 een bepaling mogelijk van een rotatierichting van de omkeerhefboom 6 vanuit het signaalverloop 43, zoals getoond in figuur 6.
[0050] Bovendien kan het signaalverloop 43 van de sensorinrichting 20 ook worden gebruikt voor het met voldoende nauwkeurigheid bepalen van een koers van een weefkader. In een uitvoeringsvorm wordt de koers van het weefkader 1 bepaald gebruik makende van het eerste signaal 24 en het tweede signaal 25.
[0051] Voor het bepalen van de koers, worden de hoekpositie of oriëntatie van de kruk 3 en/of een encoder telwaarde van de aandrijfmotor 31 die de kruk 3 aandrijft bepaald bij het bereiken van elk van een gemeten positie 26, een buitenste flank 35 van het eerste signaal 24, dit betekent de flank van het eerste signaal 24 dat verder weg is van de bepaalde gemeten positie 26, en een buitenste flank 37 van het tweede signaal 25, dit betekent de flank van het tweede signaal 25 dat verder weg is van de bepaalde gemeten positie 26, en wordt het hoekverschil en/of het verschil in encoder telwaarden voor het bewegen vanuit de gemeten positie 26 naar de buitenste flank 35 van het eerste signaal 24 en vanuit de gemeten positie 26 naar de buitenste flank 37 van het tweede signaal 25 berekend. Het verschil in actuele afmeting, in het bijzonder het verschil in actuele lengte van de eerste target 21 en de tweede target 22 is gekend. Aldus kan met behulp van het bepaalde hoekverschil en/of het berekende verschil in encoder telwaarden, het voornoemde gekende verschil in de actuele afmetingen alsook gekende geometrische lengtes en hoeken van het aandrijfmechanisme 2, de koers worden bepaald. Als alternatief kan de koers bepaald worden uit het hoekverschil en/of het berekend verschil in encoder telwaarden op basis van een beweging tussen beide buitenste flanken 35 en 37 en/of op basis van een beweging tussen beide binnenste flanken 34 en 36.
[0052] Figuur 7 toont een bewegingsverloop 27 van een weefkader 1 (zie figuur 1) met een maximale koers en een bewegingsverloop 28 van een weefkader 1 met een minimale koers alsook overeenkomstige signaalverlopen 43, 44. De eerste target 21 staat voor de detector 23 bij een oriëntatie van de omkeerhefboom 6 tussen de lijnen 57 en 58, terwijl de tweede target 22 voor de detector 23 staat bij een oriëntatie van de omkeerhefboom 6 tussen de lijnen 59 en 60. De centrale positie 26 is gelegen tussen de lijnen 58 en 59. Zoals kan worden afgeleid uit figuur 7, bij het wijzigen van de koers, wordt de toestand waarop de omkeerhefboom 6 en aldus het weefkader 1 een centrale positie ten opzichte van een hoekpositie of oriëntatie van een hoofdas van de weefmachine bereikt ook gewijzigd. Daardoor wordt na het aanpassen van de koers, een verwerkingsinrichting 38 voor een aandrijfmotor 31 die de kruk 3 (zie figuur 1) aandrijft, aangepast om de beweging van het weefkader 1 met de hoofdas van de weefmachine te synchroniseren. In een uitvoeringsvorm, wanneer de omkeerhefboom 6 in de centrale positie tussen de bovenste positie en de onderste positie is, wordt een encoder telwaarde vastgelegd om een referentie hoekpositie van de kruk 3, dus een referentie oriëntatie van de kruk 3, te bepalen. Verder kunnen zowel een tijdstip van aandrijven van de kruk 3 alsook een snelheid van de aandrijfmotor 31 worden aangepast. Bijvoorbeeld kan de aandrijfmotor 31 aangedreven worden met een instelbare en/of variabele snelheid tijdens elke weefcyclus.
[0053] Om een hoge flexibiliteit toe te laten, wordt elk weefkader 1 van een weefmachine voorzien van een toegevoegd aandrijfmechanisme 2, waarbij alle krukken 3 van de aandrijfmechanismen door een toegevoegde aandrijfmotor 31 worden aangedreven.
[0054] Figuren 9 tot 12 tonen een aandrijfsysteem 30 bevattende zestien aandrijfmechanismen in respectievelijk een vooraanzicht, een bovenaanzicht en twee perspectief aanzichten. Hierna worden de referenties 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9, 10, 15, 17, 23, 31 aangevuld met ".1" tot ".16" in relatie tot de zestien verschillende aandrijfmechanismen. Een aandrijfmotor 31.1 tot 31.16 wordt toegevoegd aan elk van de aandrijfmechanismen 2.1 tot 2.16. De aandrijfmotoren 31.1 tot 31.16 worden wezenlijk aangebracht in twee rijen, waarbij acht aandrijfmotoren voorzien zijn aan elke zijde van een behuizing 32 van het aandrijfsysteem 30, en zijn paren van twee aandrijfmotoren gevormd die coaxiaal zijn aangebracht. In de weergegeven uitvoeringsvorm zijn de aandrijfmotoren 31.6, 31.4 en 31.2 lichtjes boven de aandrijfmotoren 31.14, 31.12 en 31.10 aangebracht om genoeg bewegingsruimte toe te laten voor de koppelstangen 5.1 tot 5.16 van de respectievelijke aandrijfmechanismen. Elke kruk 3.1 tot 3.16 wordt door een individuele aandrijfmotor 31.1 tot 31.16 aangedreven. De krukassen 4.1 tot 4.16 van de aandrijfmechanismen 2.1 tot 2.16 zijn volgens hun lengterichting evenwijdig aangebracht, maar op afstand van elkaar in de axiale richting en/of loodrecht op de axiale richting. De gaapvormingsinrichting 29 kan een paar nagenoeg identieke aandrijfmechanismen 2 met axiaal uitgelijnde krukassen 4.1 tot 4.16 bevatten.
[0055] Hierbij worden de signalen van de sensorinrichting 20, in het bijzonder de signalen van de detectors 23.1 tot 23.16 die respectievelijk toegevoegd zijn een kruk 4.1 tot 4.16, overgedragen naar een aandrijfmotor 31.1 tot 31.16 die aandrijfbaar gekoppeld is met de kruk 3.1 tot 3.16 van het aandrijfmechanisme 2.1 tot 2.16, en de aandrijfmotor 31.1 tot 31.16 wordt aangedreven naar de gemeten positie om het aandrijfmechanisme 2.1 tot 2.16 met de hoofdas van de weefmachine te synchroniseren. Daar de omkeerhefboom 6.1 tot 6.16 tweemaal per omwenteling van de krukas 4.1 tot 4.16 de centrale positie bereikt, zijn er per omwenteling van de krukas 4.1 tot 4.16 twee toestanden om het aandrijfmechanisme 2.1 tot 2.16 met de hoofdas van de weefmachine te synchroniseren. In figuur 9 is slechts één detector 23.9 van het aantal detectoren 23.1 tot 23.16 getoond. Alle detectoren 23.1 tot 23.16 zijn in een rij aangebracht die zich evenwijdig met de lengterichting van zwenkas 7 uitstrekt.
[0056] Daar de geometrie, in het bijzonder de lengte van de koppelstangen 5.1 tot 5.16 en aldus de afstand van de eerste scharnierverbinding 16.1 tot 16.16 en de tweede scharnierverbinding 17.1 tot 17.16 voor verschillende aandrijfmechanismen 2.1 tot 2.16 verschilt, worden de omkeerhefbomen 6.1 tot 6.16 individueel ontworpen voor elk aandrijfmechanisme 2.1 tot 2.16. Door de opstelling in paren van twee aandrijfmechanismen 2.1 tot 2.16 van een gemeenschappelijk paar van aandrijfmechanismen 2.1 tot 2.16 kunnen echter elementen van identieke uitvoering gebruikt worden voor sommige van de aandrijfmechanismen 2.1 tot 2.16. Hierbij zijn alle omkeerhefbomen 6.1 tot 6.16 zwenkbaar om eenzelfde zwenkas 7. Daar bij een weefmachine de weefkaders die verder van de aanslaglijn zijn gelegen een grotere koers dienen te bewegen om een weefvak te vormen, is het voordelig dat de lengte van de krukken voor de weefkaders die verder van de aanslaglijn zijn gelegen toeneemt. Bijvoorbeeld hebben de krukken 4.1 tot 4.4 eenzelfde lengte, zijn de krukken 4.5 tot 4.8 iets langer, zijn de krukken 4.9 tot 4.12 nog iets langer en zijn de krukken 4.13 tot 4.16 het langst, zoals zichtbaar in figuur 9. De lengte van de krukken 4.1 tot 4.16 heeft echter geen invloed op de ligging van de imaginaire cirkel 19 volgens de uitvinding.
[0057] In figuren 13 tot 16 zijn bij wijze van voorbeeld een aantal omkeerhefbomen weergegeven, meer in het bijzonder in figuur 13 de omkeerhefboom 6.1, in figuur 14 de omkeerhefboom 6.4, in figuur 15 de omkeerhefboom 6.5, en in figuur 16 de omkeerhefboom 6.8. Hierbij is zichtbaar dat alle omkeerhefbomen verschillen in vorm. Het is duidelijk dat alle omkeerhefbomen 6.1 tot 6.16 een eigen vorm hebben die aangepast is om aan de voorwaarde van de uitvinding te voldoen, meer in het bijzonder laat dit toe bij alle bedoelde liggingen van de tweede scharnierverbinding 17 dat de tweede scharnierverbinding 17 gesitueerd blijft op een boog van een denkbeeldige cirkel 19 zoals opgeëist in de conclusies.
[0058] In de context van de aanvraag worden de eerste arm 8 en tweede arm 9 gedefinieerd om een verschillende functie aan te duiden. Uiteraard kunnen in een alternatieve uitvoeringsvorm de eerste arm 8 en de tweede arm 9 eendelig uitgevoerd worden.
[0059] Het aandrijfmechanisme, de gaapvormingsinrichting en de werkwijze volgens de uitvinding zijn niet beperkt tot de bij wijze van voorbeeld beschreven en in de tekeningen weergegeven uitvoeringsvormen. Alternatieven en combinaties van de beschreven en weergegeven uitvoeringsvormen die onder de conclusies vallen zijn eveneens mogelijk.

Claims (15)

  1. Conclusies.
    1. Een aandrijfmechanisme voor het aandrijven van een weefkader (1) van een weefmachine, het aandrijfmechanisme (2) bevattende een kruk (3) die om een krukas (4) draait, een koppelstang (5), en een omkeerhefboom (6) met een eerste arm (8) en een tweede arm (9), waarbij de omkeerhefboom (6) heen en weer zwenkbaar is om een zwenkas (7) tussen een bovenste positie en een onderste positie, waarbij de koppelstang (5) verbonden is met de kruk (3) door een eerste scharnierverbinding (16), welke eerste scharnierverbinding (16) excentrisch is tot de krukas (4), en de koppelstang (5) verbonden is met de eerste arm (8) van de omkeerhefboom (6) door een tweede scharnierverbinding (17), en waarbij een ligging van de tweede scharnierverbinding (17) aanpasbaar is ten opzichte van de eerste arm (8) van de omkeerhefboom (6), daardoor gekenmerkt dat bij alle bedoelde liggingen van de tweede scharnierverbinding (17) ten opzichte van de eerste arm (8) van de omkeerhefboom (6), de tweede scharnierverbinding (17) gesitueerd is op een boog van een denkbeeldige cirkel (19) wanneer de omkeerhefboom (6) in een centrale positie tussen de bovenste positie en de onderste positie is, waarbij de denkbeeldige cirkel (19) een straal (R) heeft die gelijk is aan de afstand (L) tussen de eerste scharnierverbinding (16) en de tweede scharnierverbinding (17), en de denkbeeldige cirkel (19) een middelpunt (33) heeft dat samenvalt met de krukas (4).
  2. 2. Het aandrijfmechanisme volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de eerste arm (8) van de omkeerhefboom (6) gebogen is en de ligging van de tweede scharnierverbinding (17) aanpasbaar is volgens de eerste arm (8), waarbij een kromming van de eerste arm (8) zo gekozen wordt dat bij het aanpassen van de ligging van de tweede scharnierverbinding (17) volgens de eerste arm (8) de tweede scharnierverbinding (17) gesitueerd blijft op de boog van de denkbeeldige cirkel (19) wanneer de omkeerhefboom (6) in een centrale positie tussen de bovenste positie en de onderste positie is.
  3. 3. Het aandrijfmechanisme volgens conclusie 2, daardoor gekenmerkt dat de koppelstang (5) op de eerste arm (8) door middel van een monteerelement (18) is gemonteerd, waarbij het monteerelement (18) verschuifbaar op de eerste arm (8) is gemonteerd en bevestigbaar in een monteerpositie op de eerste arm (8), en waarbij de koppelstang (5) op het monteerelement (18) is gemonteerd door de tweede scharnierverbinding (17).
  4. 4. Het aandrijfmechanisme volgens één van de conclusies 1, 2 of 3, daardoor gekenmerkt dat de tweede arm (9) zich horizontaal uitstrekt wanneer de omkeerhefboom (6) is aangebracht in de centrale positie tussen de bovenste positie en de onderste positie.
  5. 5. Het aandrijfmechanisme volgens één van de conclusies 1 tot 4, daardoor gekenmerkt dat een sensorinrichting (20) is voorzien voor het detecteren van een toestand waarop de omkeerhefboom (6) de centrale positie tussen de bovenste positie en de onderste positie bereikt, waarbij de sensorinrichting (20) bij voorkeur minstens drie delen bevat die zowel een target set met één of meer targets (21, 22) en een detector set met één of meer detectoren (23) bevat, waarbij één van de detector set en de target set op de omkeerhefboom (6) is aangebracht en de andere stationair op de weefmachine is aangebracht, waarbij targets (21, 22) van de target set en/of detectoren (23) van de detector set verschillende eigenschappen hebben voor het genereren van een eerste signaal (24) bij het benaderen van de centrale positie vanuit de bovenste positie of bij het vertrekken vanuit de centrale positie naar de bovenste positie toe en voor het genereren van een tweede signaal (25) bij het benaderen van de centrale positie vanuit de onderste positie of bij het vertrekken vanuit de centrale positie naar de onderste positie toe, waarbij het tweede signaal (25) verschilt van het eerste signaal (24).
  6. 6. Een gaapvormingsinrichting met een aantal weefkaders (1) en een gelijk aantal aandrijfmechanismen (2) volgens één van de conclusies 1 tot 5, waarbij elk aandrijfmechanisme (2) een kruk (3), een koppelstang (5) en een omkeerhefboom (6) bevat, en waarbij één aandrijfmechanisme (2) aan elk weefkader (1) is toegevoegd.
  7. 7. De gaapvormingsinrichting volgens conclusie 6, waarbij elke kruk (3) door een individuele aandrijfmotor (31) wordt aangedreven.
  8. 8. De gaapvormingsinrichting volgens conclusies 6 of 7, waarbij de krukassen (4) van de aandrijfmechanismen (2) volgens hun lengterichting evenwijdig zijn aangebracht, maar op een afstand van elkaar in de axiale richting en/of loodrecht op de axiale richting.
  9. 9. De gaapvormingsinrichting volgens conclusie 8, waarbij de gaapvormingsinrichting minstens één paar aandrijfmechanismen (2) met axiaal uitgelijnde krukassen (4) bevat.
  10. 10. Een werkwijze voor het aanpassen van een koers van een weefkader (1) van een weefmachine, waarbij het weefkader (1) wordt aangedreven door een aandrijfmechanisme (2) bevattende een kruk (3) die om een krukas (4) draait, een koppelstang (5), en een omkeerhefboom (6) met een eerste arm (8) en een tweede arm (9), waarbij de omkeerhefboom (6) heen en weer zwenkbaar is om een zwenkas (7) tussen een bovenste positie en een onderste positie, en waarbij de koppelstang (5) verbonden is met de kruk (3) door een eerste scharnierverbinding (16), welke eerste scharnierverbinding (16) excentrisch is om de krukas (4), en de koppelstang (5) verbonden is met de eerste arm (8) van de omkeerhefboom (6) door een tweede scharnierverbinding (17), de werkwijze bevattende het aanpassen van een ligging van de tweede scharnierverbinding (17) ten opzichte van de eerste arm (8) van de omkeerhefboom (6), daardoor gekenmerkt dat de ligging van de tweede scharnierverbinding (17) zodanig wordt aangepast dat de tweede scharnierverbinding (17) gesitueerd blijft op een boog van een denkbeeldige cirkel (19) wanneer de omkeerhefboom (6) in een centrale positie tussen de bovenste positie en de onderste positie is, waarbij de denkbeeldige cirkel (19) een straal (R) heeft die gelijk is aan de afstand (L) tussen de eerste scharnierverbinding (16) en de tweede scharnierverbinding (17), en de denkbeeldige cirkel (19) een middelpunt (33) heeft dat samenvalt met de krukas (4).
  11. 11. De werkwijze volgens conclusie 10, daardoor gekenmerkt dat de eerste arm (8) van de omkeerhefboom (6) gebogen is en de ligging van de tweede scharnierverbinding (17) aangepast wordt volgens de eerste arm (8), waarbij een kromming van de eerste arm (8) zo gekozen wordt dat bij het aanpassen van de ligging van de tweede scharnierverbinding (17) volgens de eerste arm (8) de tweede scharnierverbinding (17) bewogen wordt volgens de boog van de denkbeeldige cirkel (19).
  12. 12. De werkwijze volgens één van de conclusies 10 of 11, daardoor gekenmerkt dat tijdens een aanpassing van de ligging van de tweede scharnierverbinding (17), de kruk (3) in positie gehouden wordt en de omkeerhefboom (6) bewogen wordt ten opzichte van de kruk (3), waarbij bij voorkeur na het aanpassen van de ligging van de tweede scharnierverbinding (17) de kruk (3) aangedreven wordt om de omkeerhefboom (6) te bewegen in een gemeten positie (26), in het bijzonder in de centrale positie tussen de bovenste positie en de onderste positie, voor een synchronisatie met een hoofdas van de weefmachine.
  13. 13. De werkwijze volgens één van de conclusies 10 tot 12, daardoor gekenmerkt dat een toestand wordt gedetecteerd wanneer de omkeerhefboom (6) de centrale positie tussen de bovenste positie en de onderste positie bereikt.
  14. 14. De werkwijze volgens conclusie 13, daardoor gekenmerkt dat een eerste signaal (24) wordt gegenereerd door de sensorinrichting (20) wanneer de omkeerhefboom (6) de centrale positie benadert vanuit de bovenste positie of wanneer de omkeerhefboom (6) vertrekt vanuit de centrale positie naar de bovenste positie toe en een tweede signaal (25) wordt gegenereerd door de sensorinrichting (20) wanneer de omkeerhefboom (6) de centrale positie benadert vanuit de onderste positie of wanneer de omkeerhefboom (6) vertrekt vanuit de centrale positie naar de onderste positie toe, waarbij het tweede signaal (25) verschilt van het eerste signaal (24).
  15. 15. De werkwijze volgens één van de conclusies 13 of 14, daardoor gekenmerkt dat wanneer de omkeerhefboom (6) in de centrale positie tussen de bovenste positie en de onderste positie is, wordt een referentie oriëntatie van de kruk (3) bepaald.
BE2015/0210A 2015-08-26 2015-08-26 Aandrijfmechanisme voor het aandrijven van een weefkader van een weefmachine BE1023394B1 (nl)

Priority Applications (9)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2015/0210A BE1023394B1 (nl) 2015-08-26 2015-08-26 Aandrijfmechanisme voor het aandrijven van een weefkader van een weefmachine
US15/754,225 US10501872B2 (en) 2015-08-26 2016-08-01 Drive mechanism for driving a heald frame of a weaving machine
CN201680049523.2A CN108350620B (zh) 2015-08-26 2016-08-01 具有传感器装置的用于驱动纺织机综框的驱动机构
PCT/EP2016/068303 WO2017032556A1 (en) 2015-08-26 2016-08-01 Drive mechanism for driving a heald frame of a weaving machine
EP16751532.9A EP3341510B1 (en) 2015-08-26 2016-08-01 Drive mechanism for driving a heald frame of a weaving machine
CN201680049524.7A CN107923078B (zh) 2015-08-26 2016-08-01 用于驱动纺织机综框的驱动机构
PCT/EP2016/068305 WO2017032557A1 (en) 2015-08-26 2016-08-01 Drive mechanism with a sensor device for driving a heald frame of a weaving machine
US15/751,101 US10494745B2 (en) 2015-08-26 2016-08-01 Drive mechanism with a sensor device for driving a heald frame of a weaving machine
EP16745740.7A EP3341509B1 (en) 2015-08-26 2016-08-01 Drive mechanism with a sensor device for driving a heald frame of a weaving machine

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2015/0210A BE1023394B1 (nl) 2015-08-26 2015-08-26 Aandrijfmechanisme voor het aandrijven van een weefkader van een weefmachine

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1023394B1 true BE1023394B1 (nl) 2017-03-01
BE1023394A1 BE1023394A1 (nl) 2017-03-01

Family

ID=54364053

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2015/0210A BE1023394B1 (nl) 2015-08-26 2015-08-26 Aandrijfmechanisme voor het aandrijven van een weefkader van een weefmachine

Country Status (1)

Country Link
BE (1) BE1023394B1 (nl)

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3991793A (en) * 1974-08-12 1976-11-16 Sulzer Brothers Limited Eccentric drive for a dobby
EP1477598A2 (en) * 2003-05-16 2004-11-17 Tsudakoma Kogyo Kabushiki Kaisha Shedding device of loom
EP1715090A2 (en) * 2005-04-18 2006-10-25 Tsudakoma Kogyo Kabushiki Kaisha Control apparatus for moving member of loom

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3991793A (en) * 1974-08-12 1976-11-16 Sulzer Brothers Limited Eccentric drive for a dobby
EP1477598A2 (en) * 2003-05-16 2004-11-17 Tsudakoma Kogyo Kabushiki Kaisha Shedding device of loom
EP1715090A2 (en) * 2005-04-18 2006-10-25 Tsudakoma Kogyo Kabushiki Kaisha Control apparatus for moving member of loom

Also Published As

Publication number Publication date
BE1023394A1 (nl) 2017-03-01

Similar Documents

Publication Publication Date Title
EP3341510B1 (en) Drive mechanism for driving a heald frame of a weaving machine
US8628454B2 (en) Sports training machine and control method thereof
US9061175B1 (en) Exercise device
CN101430078A (zh) 绝对装置位置
CN201094006Y (zh) 单镜头颗粒判定仪的旋转取像装置
US20160151664A1 (en) Elliptical exercise device
BE1023394B1 (nl) Aandrijfmechanisme voor het aandrijven van een weefkader van een weefmachine
BE1023379B1 (nl) Aandrijfmechanisme met sensorinrichting voor het aandrijven van een weefkader van een weefmachine
CN104913019B (zh) 直线往复运动机构
CN106313004A (zh) 一种四自由度高速并联机器人机构
DK3131382T3 (en) Cutting Leaf Drive
CN210676005U (zh) 一种品质流水线无损检测的柚果姿态调整装置
JP5767261B2 (ja) 中空組立体用検査装置及び中空組立体の検査方法
FR2977592A1 (fr) Appareil de formation de la foule et procede de commande de celui-ci.
US11555751B2 (en) Noncontact optical torque measurement of rotating component
JP4291896B2 (ja) プレス機
BE1028809A1 (nl) Werkwijze en inrichting voor het bepalen van een bewegingsparameter van een grijper
CN106181519A (zh) 卧式加工中心用刀库交换装置
WO2017140703A1 (en) Method and device for cutting dough output by an extrusion machine
BE1029723B1 (nl) Werkwijze voor het bepalen van een configuratie van een aandrijfmechanisme met een bewegend element
EP2537566A1 (en) Sports training machine and control method thereof
CA2881553A1 (en) Motion sensitive action-figure and a method for sensing action-figure movement
RU2713662C1 (ru) Шестизвенный шарнирно-рычажный механизм
CN105526326B (zh) 曲柄式驱动装置
CN209069154U (zh) 一种飞轮齿跳动检测装置