BE1022740B1 - Wrattenpen en werkwijze voor het bedienen van een wrattenpen - Google Patents

Wrattenpen en werkwijze voor het bedienen van een wrattenpen Download PDF

Info

Publication number
BE1022740B1
BE1022740B1 BE2015/5341 BE1022740B1 BE 1022740 B1 BE1022740 B1 BE 1022740B1 BE 2015/5341 BE2015/5341 BE 2015/5341 BE 1022740 B1 BE1022740 B1 BE 1022740B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
applicator
dosing device
coolant
housing
valve body
Prior art date
Application number
BE2015/5341
Other languages
English (en)
Inventor
Bart Rossel
Original Assignee
Oystershell Nv
Filing date
Publication date
Application filed by Oystershell Nv filed Critical Oystershell Nv
Priority to US15/570,522 priority Critical patent/US11376056B2/en
Application granted granted Critical
Publication of BE1022740B1 publication Critical patent/BE1022740B1/nl

Links

Abstract

Wrattenpen voor de behandeling van wratten, omvattende: - een patroonbehuizing waarin een gaspatroon ten minste gedeeltelijk ondergebracht is, welk gaspatroon een koelmiddel onder verhoogde druk behelst; - een doseerinrichting met een koelmiddeldoorgang en voorzien van één of meerdere behuizingen, welke doseerinrichting geschikt is om middels een distale zijde bevestigd te zijn aan de patroonbehuizing, welke doseerinrichting aan een proximale zijde uitgerust is met een applicator voor het toedienen van lage temperaturen aan één of meerdere te behandelen wratten, welke doseerinrichting distaai ten opzichte van de applicator een perforator behelst die ingericht is voor het doorprikken van de gaspatroon, en welke doseerinrichting tussen de applicator en de perforator voorzien is van een kleplichaam voor het afsluiten en/of openen van de koelmiddeldoorgang; - een afsluitdop geschikt om verwijderbaar gepositioneerd te zijn op en bevestigd te zijn aan de proximale zijde van de doseerinrichting; waarbij de patroonbehuizing en/of ten minste één behuizing van de doseerinrichting vervaardigd zijn uit een kunststof versterkt met glasvezels.

Description

WRATTENPEN EN WERKWIJZE VOOR HET BEDIENEN VAN EEN
WRATTENPEN
TECHNISCH DOMEIN
De uitvinding heeft betrekking tot een wrattenpen voor de behandeling van wratten en een werkwijze voor het bedienen van een wrattenpen.
STAND DER TECHNIEK
Een wrattenpen voor de behandeling van wratten, dewelke geschikt is voor thuisgebruik, is gekend uit EP 2 468 204, onder de vorm van een op zich zelf staande, wegwerpbare, cryochirurgische pen die een cryogene vloeistof, zoals een stroom van vloeibaar distikstofoxide (N2O), koolstofdioxide of argon kan toedienen. De cryogene vloeistof wordt ofwel direct aan een te behandelen oppervlak, bijvoorbeeld een wrat op de huid, aangebracht of wordt afgegeven aan een applicator die vervolgens in contact wordt gebracht met het te behandelen oppervlak. Daarnaast omvat de pen ten minste één filter die geplaatst is in de stroomdoorgang en geconfigureerd is om de stroming van cryogene vloeistof te vergemakkelijken. EP 2 468 204 vertoont ais probleem dat de opbouw van de onthulde wrattenpennen aanleiding geeft tot een relatief hoge kostprijs van de wratten pennen.
Daarnaast stelt EP 2 468 204 het probleem dat de pen niet de vereiste lage temperaturen gedurende een voldoende lange tijdsduur, noodzakelijk voor de behandeling van wratten, kan voortbrengen. In het bijzonder kunnen de vereiste lage temperaturen door de pen van EP 2 468 204 bereikt worden, maar niet gedurende een voldoende lange tijdsduur.
De huidige uitvinding beoogt een oplossing te vinden voor de bovenvermelde problemen.
In het bijzonder beoogt de huidige uitvinding een wrattenpen voor de behandeling van wratten, geschikt voor thuisgebruik, die laag in kostprijs is en toch voldoende stevig is, en daarnaast de vereiste temperatuur-tijd condities kan leveren die noodzakelijk zijn voor een efficiënte behandeling van wratten.
SAMENVATTING VAN DE UITVINDING
Een eerste aspect van de uitvinding betreft een wrattenpen voor de behandeling van wratten, omvattehde: - een patroonbehuizing 1 waarin een gaspatroon 2 ten minste gedeeltelijk ondergebracht is, welk gaspatroon 2 een koelmiddel onder verhoogde druk behelst; - een doseerinrichting met een koelmiddeldoorgang en voorzien van één of meerdere behuizingen 3, 4, 6, 10, welke doseerinrichting geschikt is om middels een distale zijde bevestigd te zijn aan de patroonbehuizing 1, welke doseerinrichting aan een proximale zijde uitgerust is met een applicator 7 voor het toedienen van lage temperaturen aan één of meerdere te behandelen wratten, welke doseerinrichting distaai ten opzichte van de applicator 7 een perforator 5 behelst die ingericht is voor het doorprikken van de gaspatroon 2, en welke doseerinrichting tussen de applicator 7 en de perforator 5 voorzien is van een kleplichaam voor het afsluiten en/of openen van de koelmiddeldoorgang; - een afsluitdop 11 geschikt *om verwijderbaar gepositioneerd te zijn op en bevestigd te zijn aan de proximale zijde van de doseerinrichting; waarbij de patroonbehuizing 1 en/of ten minste één behuizing 3, 4, 6, 10 van de doseerinrichting vervaardigd zijn uit een kunststof versterkt met glasvezels.
Kunststof versterkt met glasvezels is een sterk materiaal met een licht gewicht dat goedkoper is dan hoogwaardige lichtgewicht materialen zoals aluminium en koolstofvezel.
Een tweede aspect van de uitvinding betreft een werkwijze voor het bedienen van een wrattenpen, welke werkwijze de volgende stappen omvat: - het ter beschikking stellen van een wrattenpen voor de behandeling van wratten, de wratten pen omvattende: een patroonbehuizing 1 waarin een gaspatroon 2 ten minste gedeeltelijk ondergebracht is, welk gaspatroon 2 een koelmiddel onder verhoogde druk behelst; een doseerinrichting met een koelmiddeldoorgang, welke doseerinrichting geschikt is om middels een distale zijde bevestigd te zijn aan de patroonbehuizing 1, welke doseerinrichting aan een proximale zijde uitgerust is met een applicator 7 voorzien van een toedieningsoppervlak voor het toedienen van lage temperaturen aan één of meerdere te behandelen wratten, welke doseerinrichting distaai ten opzichte van de applicator 7 een perforator 5 behelst die ingericht is voor het doorprikken van de gaspatroBfï' 2, en welke doseerinrichting tussen de applicator 7 en de perforator 5 voorzien is van een kleplichaam voor het afsluiten en/of openen van de 1 koelmiddêldoorgang; een afsluitdop 11 geschikt om verwijderbaar gepositioneerd te zijn op en bevestigd te zijn aan de proximale zijde van de doseerinrichting; - het bedienen van het kleplichaam; - het aanwenden van de applicator 7 op één of meerdere wratten; waarbij voor het bedienen van het kleplichaam de afsluitdop 11 wordt bevestigd aan de proximale zijde van de doseerinrichting, en dat de afsluitdop 11 wordt verwijderd na het bedienen van het kleplichaam.
De bevestiging van de afsluitdop 11 aan de proximale zijde van de doseerinrichting schermt de applicator 7 van de omgeving af, zodat tijdens het bedienen van het kleplichaam de applicator 7 sneller gekoeld kan worden door verdampingskoeling van het koelmiddel ter hoogte van de applicator 7 dan wanneer de afsluitdop 11 niet bevestigd zou zijn aan de proximale zijde van de doseerinrichting.
Een derde aspect van de uitvinding betreft een gebruik van een werkwijze volgens de huidige uitvinding voor het bedienen van een wrattenpen volgens de huidige uitvinding.
BESCHRIJVING VAN DE FIGUREN
Figuur 1 is een explosietekening van een mogelijke uitvoeringsvorm van een wrattenpen volgens de huidige uitvinding.
Figuur 2 is een doorsnede in de lengterichting van een mogelijke uitvoeringsvorm van een wrattenpen volgens de huidige uitvinding.
Figuur 3 is een doorsnede in de lengterichting van een mogelijke uitvoeringsvorm van een wrattenpen volgens de huidige uitvinding.
Figuur 4 geeft een doorsnede in de lengterichting naast een driedimensionale weergave weer van een mogelijke uitvoeringsvorm van een behuizing 6 volgens de huidige uitvinding.
Figuur 5 is een zijaanzicht van een mogelijke uitvoeringsvorm van een behuizincf volgens de huidige uitvinding.
Figuur 6 geëft een doorsnede in 'de lengterichting naast een driedimensionale weergave weer van een mogelijke uitvoeringsvorm van een patroonbehuizing 1 volgens de huidige uitvinding. . Figuur 7 is een dwarsdoorsnede van een mogelijke uitvoeringsvorm van een afsluitdop 11 volgens de huidige uitvinding.
Figuur 8 geeft een mogelijke uitvoeringsvorm van een behuizing 10 volgens de huidige uitvinding weer.
Figuur 9 geeft een grafiek van temperatuur versus tijd weer voor experimenten gebruikmakend van mogelijke uitvoeringsvormen van een wrattenpen volgens de huidige uitvinding.
Figuur 10 geeft een grafiek van temperatuur versus tijd weer voor experimenten gebruikmakend van mogelijke uitvoeringsvormen van een wrattenpen volgens de huidige uitvinding.
Figuur 11 geeft een grafiek van temperatuur versus tijd weer voor experimenten gebruikmakend van mogelijke uitvoeringsvormen van een wrattenpen volgens de huidige uitvinding.
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING
Tenzij anders gedefinieerd hebben alle termen die gebruikt worden in de beschrijving van de uitvinding, ook technische en wetenschappelijke termen, de betekenis zoals ze algemeen begrepen worden door de vakman in het technisch veld van de uitvinding.
De termen "omvat", "omvattende", "voorzien van", en "behelst" zijn synoniemen en zijn inclusieve of open termen die de aanwezigheid van wat volgt aanduiden, en die de aanwezigheid niet uitsluiten of beletten van andere componenten, kenmerken, elementen, leden, stappen, gekend uit of beschreven in de stand der techniek.
Het citeren van numerieke intervallen door de eindpunten omvat alle gehele getall^21 breuken en/of reële getallen tussen de eindpunten, deze eindpunten inbegrepen.
Een eerste aspect van dé ültvïnding ’bëtrë'ft een wtattenpen voor de behandeling van wratten, omvattende: - een patroonbehuizing 1 waarin een gaspatroon 2 ten minste gedeeltelijk ondergebracht is, welk gaspatroon 2 een koelmiddel onder verhoogde druk behelst; - een doseerinrichting met een koelmiddeldoorgang en voorzien van één of meerdere behuizingen 3, 4, 6,10, welke doseerinrichting geschikt is om middels een distale zijde bevestigd te zijn aan de patroonbehuizing 1, welke doseerinrichting aan een proximale zijde uitgerust is met een 7 voor het toedienen van lage temperaturen aan één of meerdere te behandelen wratten, welke doseerinrichting distaai ten opzichte van de applicator 7 een perforator 5 behelst die ingericht is voor het doorprikken van de gaspatroon 2, en welke doseerinrichting tussen de applicator 7 en de perforator 5 voorzien is van een kleplichaam voorhetafsluiten en/of openen van de koelmiddeldoorgang; - een afsluitdop 11 geschikt om verwijderbaar gepositioneerd te zijn op en bevestigd te zijn aan de proximale zijde van de doseerinrichting; waarbij de patroonbehuizing 1 en/of ten minste één behuizing 3, 4, 6, 10 van de doseerin richting vervaardigd zijn -uit een kunststof-versterkt met glasvezels.
De wrattenpen volgens onderhavige uitvinding is geschikt voor de behandeling van wratten door de lage temperaturen, bij voorkeur lager dan -65 °C, meer bij voorkeur lager dan -70 °C en meest bij voorkeur lager dan -95 °C, die ter hoogte van de applicator 7 van de wrattenpen kunnen worden bereikt. Deze lage temperaturen worden gegenereerd wanneer een vloeibaar koelmiddel, met een laag kookpunt, bij voorkeur lager dan 10 °C, meer bij voorkeur lager dan 0 °C, nog meer bij voorkeur lager dan -50 °C en meest bij voorkeur lager dan -85 °C, snel verdampt ter hoogte van de applicator 7 bij omgevingstemperatuur of bij de lichaamstemperatuur van een menselijk lichaam. De warmte vereist voor de verdamping van het vloeibaar koelmiddel wordt aan de applicator 7 onttrokken, zódat deze applicator 7 afkoelt tot lage temperaturen. Met andere woorden wordt de applicator 7 gekoeld tot lage temperaturen door verdampingskoeling. Het aanwenden van een tot lage temperatuur gekoelde applicator 7 op één of meerdere wratten zorgt voor de vernietiging van de één of meerdere wratten door het vernietigen van cellen. De verkregen verdampingskoeling bereikt temperaturen die voldoende laag zijn voor de behandeling van wratten, bij voorkeur een temperatuur lager dan -60 °C, bij meer voorkeur een temperatuur lager dan -70 °C en bij meeste voorkeur een temperatJ2/r lager dan -75 °C, zonder onderkoeling te veroorzaken en/of zonder ongewenste interactie van de lage temperaturen met oppervlakken die geen behandeling vereisen, zoals, bijvoorbeeld,' gezönd huidweefsel dat wrat ortnringd. Diverse i dermatologische aandoeningen naast wratten, zoals, bijvoorbeeld, ouderdomsvlekken en fibromen, kunnen eveneens behandeld worden door aanwending van de verkregen verdampingskoeling.
Gaspatronen 2 zijn ingericht voor het omvatten van een koelmiddel onder verhoogde I druk. Daartoe vormt een gaspatroon 2 in ongebruikte toestand een afgesloten volume waarin het koelmiddel opgeslagen kan worden. Bij voorkeur omvat het gaspatroon 2 een opening die in ongebruikte toestand van het gaspatroon 2 afgesloten is via een afsluiting, welke afsluiting dient om in ongebruikte toestand het koelmiddel binnen de gaspatroon 2 te houden. Een koelmiddel bestaat uit één of i meerdere chemische agentia. Een koelmiddel geschikt voor toepassing in de huidige uitvinding kan temperaturen leveren die voldoende laag zijn voor behandeling van wratten. Dimethyfether, n-butaan, isobuteen, propaan, stikstof, N2O en/of geha logeneerde koolwaterstoffen zoals, bijvoorbeeld, tetrafluormethaan, trifluormethaan en 1,1,1,2-tetrafluorethaan zijn voorbeelden van chemische agentia 1 die geschikt zijn als componenten van een koelmiddel geschikt voor de huidige uitvinding. De gemiddelde vakman kan begrijpen dat een koelmiddel uit verschillende chemische agentia kan bestaan om zodoende de interne druk van de gaspatroon 2 noodzakelijk om een gewenst kookpunt te bereiken, te verlagen. De gemiddelde vakman kan daarnaast begrijpen dat door de verhoogde druk aanwezig in de houder een koelmiddel aanwezig kan zijn in de vorm van een vloeistof of van een gas/vloeistof mengsel. Voor koelmiddel in de vorm van een vloeistof wordt in deze tekst de term "vloeibaar koelmiddel" gehanteerd. Voor koelmiddel in gasvorm wordt in deze tekst de term "gasvormig koelmiddel" gehanteerd. Verschillende materialen, zoals, bijvoorbeeld, staal en aluminium, zijn geschikt als materiaal voor 1 de houder.
Verschillende materialen, zoals bijvoorbeeld staal, rubber, plastic en/of een synthetisch materiaal zijn geschikt als materiaal voor de afsluiting van de gaspatroon 2. De gemiddelde vakman kan begrijpen dat het type materiaal voor de gaspatroon : 2 en de afsluiting van de gaspatroon 2 gekozen kan worden op basis van de weerstand tot corrosie door contact met het koelmiddel, en de mogelijkheid om de hoge interne drukniveaus en de lage temperaturen te weerstaan bij het vervatten van een koelmiddel, zoals, bijvoorbeeld, vloeibaar distikstofoxide onder verhoogde druk. In de wrattenpen volgens de huidige uitvinding is de gaspatroon 2 ten min^?I2^ gedeeltelijk ondergebracht in een patroonbehuizing 1 die daartoe is ingericht.
De doseerihrichting van de wrattenpen volgens de huidige uitvinding is ingericht om koelmiddel uit de gaspatroon 2 te ontvangen en dit koelmiddel te doseren naar de applicator 7 van de doseerinrichting toe. De doseerinrichting omvat een / koelmiddeldoorgang en is voorzien van één of meerdere behuizingen 3, 4, 6, 10. De koelmiddeldoorgang vormt een doorgang doorheen de doseerinrichting, waardoor koelmiddel uit de gaspatroon 2 doorheen de doseerinrichting naar de applicator 7 kan stromen, wanneer het koelmiddel uit de gaspatroon 2 beschikbaar is gesteld voor de doseerinrichting. De één of meerdere behuizingen 3, 4, 6, 10 van de doseerinrichting zijn ingericht voor het omvatten van andere onderdelen van de doseerinrichting en voor het omvatten van een koelmiddel. De doseerinrichting omvat een distale zijde en een proximale zijde. De doseerinrichting is geschikt om middels de distale zijde bevestigd te zijn aan de patroonbehuizing 1.
De proximale zijde van· de •doseerinrichting is uitgerust met een applicator 7 voor het toedienen van lage temperaturen aan één of meerdere te behandelen wratten. De applicator 7 heeft bij voorkeur een poreuze structuur en bestaat bij voorkeur uit een materiaal met een hoge thermische conductiviteit en is geconfigureerd om vloeibaar 'koelmiddel te verspreiden terwijl het vloeibaar koelmiddel warmte onttrekt aan de applicator 7 voor verdamping van vloeibaar koelmiddel. Gesinterde metalen, zoals bijvoorbeeld gesinterd koper, aluminium of staal kunnen als materiaal voor de applicator 7 worden aangewend. Daarnaast kan de applicator 7 ook volledig of gedeeltelijk uit een poreuze kunststof bestaan, zoals, bijvoorbeeld, poreus polyethyleen. De applicator 7 omvat een toedieningsoppervlak waarlangs lage temperaturèn toegediend kunnen worden aan één of meerdere te behandelen wratten. Bij voorkeur ligt het toedieningsoppervlak van de applicator 7 overeen met de zijde van de applicator 7 die het meest distaai gelegen is ten opzichte van de wrattenpen. Bij voorkeur is het gedeelte van de applicator dat niet ter hoogte van het toedieningsoppervlak gelegen van de omgeving afgeschermd. Distaai ten opzichte van de applicator 7 omhelst de doseerinrichting een perforator 5 die ingericht is voor het doorprikken van de gaspatroon 2. Het doorprikken van de afsluiting van de gaspatroon 2 door de perforator 5 wordt bij voorkeur aangewend voor het ter beschikking stellen van koelmiddel, vanuit de gaspatroon 2, voor de doseerinrichting.
De perforator 5 bestaat bij voorkeur uit een materiaal met weerstand tot corroSf201 door contact met het koelmiddel en de mogelijkheid om de hoge drukniveaus uitgeoefend door het koelmiddel evenals de lage temperaturen van het koelmiddel te weehStaaii. Daarnaast bestaat de perforator 5 bij voorkeur uit een materiaal dat i de afsluiting kan doorprikken. De perforator 5 bestaat bijvoorbeeld uit metaal. Bij voorkeur is de perforator hol zodat koelmiddel doorheen de perforator kan stromen.
Tussen de applicator 7 en de perforator 5 is de doseerinrichting voorzien van een kleplichaam voor het afsluiten en/of openen van de koelmiddeldoorgang. Wanneer I een koelmiddel ter beschikking is gesteld van de doseerinrichting zal een afgesloten kleplichaam ervoor zorgen dat het koelmiddel slechts tot het kleplichaam kan stromen, terwijl een geopend kleplichaam stroming van het koelmiddel doorheen het kleplichaam naar de applicator 7 toelaat. ; De afsluitdop 11 van de wrattenpen volgens de huidige uitvinding is geschikt om verwijderbaar gepositioneerd te zijn op en bevestigd te zijn aan de proximale zijde van de doseerinrichting. "Positionering en bevestiging van de afsluitdop 11 op de proximale zijde van de doseerinrichting zorgt voor het volledig omsluiten en bijgevolg beschermen van de applicator 7. Bij voorkeur is de afsluitdop 11 ingericht I om de applicator 7 vloeistofdicht te omsluiten. Met de term "vloeistofdicht" wordt in deze tekst bedoeld dat er een minimum lekkage van' Vloeibaar koelmiddel, in het geval dit koelmiddel in de applicator 7 aanwezig is, optreedt. Met de term "minimum -lekkage" wordt in deze tekst bedoeld dat maximum 5% van het vloeibaar koelmiddel aan de omgeving wordt vrijgegeven, wanneer de afsluitdop 11 bevestigd is aan de proximale zijde van de doseerinrichting. In een verdere voorkeursuitvoering maximum 3,0 %, meer bij voorkeur maximum 1,0 % en meest bij voorkeur maximum 0,1 % van het vloeibaar koelmiddel dat aan de omgeving wordt vrijgegeven, wanneer de afsluitdop 11 bevestigd is aan de proximale zijde van de doseerinrichting. Het minimaliseren van vrijgave of verlies van vloeibaar koelmiddel aan de omgeving, ter hoogte van de applicator 7, zorgt ervoor dat het vloeibaar koelmiddel optimaal kan aangewend worden voor koeling van de applicator 7 middels verdampingskoeling. Wanneer koelmiddel aanwezig iS ter hoogte van de applicator 7, zorgt de afsluitdop 11 daarenboven voor een isolatie van de applicator 7 ten opzichte van de omgeving, zodat de verdampingskoeling van de applicator 7 efficiënter kan gebeuren. Voor het aanwenden van lage temperaturen via de applicator 7 aan één of meerdere te behandelen wratten is het gewenst dat de afsluitdop 11 niet gepositioneerd en/of bevestigd is aan de proximale zijde van de doseerinrichting. De afsluitdop 11 is bij voorkeur vervaardigd uit polymeren en bij voorkeur geproduceerd via spuitgieten in een mal. De afsluitdop 11 is bij voorkei vervaardigd uit styreen acrylonitril.
Ten rhlhste één behuizing '3, 4,' 6, 1Ό van de doseerinrichting en/of de patroonbehuizing 1 van de wrattenpen volgens de huidige uitvinding is vervaardigd uit een kunststof versterkt met glasvezels. Een kunststof versterkt met glasvezels is een sterk materiaal met een licht gewicht dat goedkoper is dan hoogwaardige lichtgewicht materialen zoals aluminium en koolstofvezel. Dit maakt een kunststof versterkt met glasvezels uitermate geschikt als materiaal voor de patroonbehuizing 1 en/of ten minste één behuizing 3, 4, 6, 10 van de doseerinrichting, aangezien deze behuizingen om veiligheidsmaatregelen, en om een efficiënt gebruik van de wrattenpen te waarborgen, de hoge drukniveaus veroorzaakt door het koelmiddel onder verhoogde druk dienen te weerstaan. Een geschikt voorbeeld van een kunststof versterkt met glasvezels is polyoxymethyleen versterkt met glasvezels.
Volgens een uitvoeringsvorm van het eerste aspect van de uitvinding hebben de patroonbehuizing 1 en/of ten minste één behuizing 3, 4, 6, 10 van de doseerinrichting een maximale compressiekracht van 1850 IM tot 6400 N, gemeten volgens ASTM D695-10. Dergelijke waarden van maximale compressiekracht voor behuizingen van de wrattenpen zijn van belang bij het weerstaan van de hoge dfukniveaus uitgeoefend door een -koelmiddel onder verhoogde druk aanwezig in -de wrattenpen.
Volgens een uitvoeringsvorm van het eerste aspect van de uitvinding heeft de applicator 7 een volume van 0,05 cm3 tot 1,00 cm3. Bij voorkeur heeft de applicator 7 een volume van 0,150 cm3 tot 0,500 cm3. De applicator 7 kan in verscheidene geometrieën voorkomen. Zo kan de applicator 7 onder meer de vorm aannemen van een balk, kubus of cilinder. Bij voorkeur heeft de applicator 7 de vorm van een cilinder. De vermelde volumes en geometrieën zijn geschikt voor het verkrijgen van een applicator 7 met een toedieningsoppervlak dat wenselijk gedimensioneerd is voor het behandelen van één of meerdere wratten. Daarnaast zijn de vermelde volumes groot genoeg om een voldoende mate van verdampingsköeling te laten optreden in de applicator 7 middels een koelmiddel.
Volgens een uitvoeringsvorm van het eerste aspect van de uitvinding omvat de doseerinrichting een inrichting voor debietcontrole van het koelmiddel. Hiermee wordt geduid op debietcontrole van het koelmiddel dat in geopende toestand van het kleplichaam doorheen het kleplichaam naar de applicator 7 kan stromen. Via debietcontrole kan het debiet van het koelmiddel zo worden afgesteld dat ffêl2 koelmiddel in een voldoende hoeveelheid en met een voldoende snelheid naar de applicator 7 kan stromen, zodat een wenselijke hoeveelheid aan verdampingskoeling in de applicator 7 kan optreden . “Zonder debietcontrole zou de stroomsnelheid van het koelmiddel te groot zien om de wrattenpen effectief voor zijn beoogde doel te gebruiken. In de stand der techniek wordt voor debietcontrole van koelmiddel in wrattenpennen gewoonlijk een poreuze filter gebruikt. Een dergelijke poreuze filter zou ook gebruikt kunnen worden voor debietcontrole in de wrattenpen van de huidige uitvinding. De huidige uitvinding stelt echter een inrichting voor debietcontrole voor die een extra onderdeel voor debietcontrole, zoals, bijvoorbeeld, een poreuze filter, overbodig maakt, hetgeen een manier is om de kostprijs van een wrattenpen te verlagen. Zoals hoger is vermeld, loopt er doorheen de doseerinrichting een koelmiddeldoorgang waardoor koelmiddel uit de gaspatroon 2 doorheen de doseerinrichting naar de applicator 7 kan stromen. Volgens een voorkeur dragende uitvoeringsvorm wordt de koelmiddeldoorgang plaatselijk sterk vernauwd in het gedeelte grenzend aan en proximaal gelegen ten opzichte van het kfeplichaam. Deze vernauwing zal voor debietcontrole van het koelmiddel zorgen. Na deze plaatselijke vernauwing zal de koelmiddeldoorgang richting de applicator 7 opnieuw verbreden.
Volgens een uitvoeringsvorm van-het eerste aspect van de uitvinding bestaat-de afsluitdop 11 uit een eerste afsluitdop-behuizing, voorzien van een open proximaal einde en een gesloten distaai einde, en een tweede afsluitdop-behuizing, voorzien van een gesloten proximaal einde en een open distaai einde, dat door de eerste afsluitdop-behuizing ten minste gedeeltelijk wordt geaccommodeerd en dat, wanneer de afsluitdop 11 op de proximale zijde van de doseerinrichting is aangebracht, de applicator 7 volledig omsluit en waarvan het open distaai einde voorzien is van een aansluitmechanisme om aan te grijpen op de proximale zijde van de doseerinrichting. Tussen het gesloten proximaal einde van de tweede afsluitdop-behuizing en de eerste afsluitdop-behuizing kan omgevingslucht zich verplaatsen. De aanwezige luchtlaag zorgt voor een isolatie van de eerste afsluitdop-behuizing ten opzichte van de tweede afsluitdop-behuizing. Dit is van belang wanneer de applicator 7 wordt gekoeld door verdampingskoeling en de afsluitdop 11 op de proximale zijde van de doseerinrichting is aangebracht ter bescherming en vloeistofdicht omsluiten van de applicator 7. De tweede afsluitdop-behuizing kan hierbij aanzienlijk gekoeld worden. De isolatie van de eerste afsluitdop-behuizing door de luchtlaag zorgt ervoor dat de afsluitdop 11 ter hoogte van deze eerste afsluitdop-behuizing veilig door een gebruiker van de wrattenpen kan worden vastgenomen, zonder een nadelig effect van de lage temperaturen, ter hoogte vifr de tweede afsluitdop-behuizing, te ondervinden. 'Een tweede aspect van de uitvinding bétrëft een werkwijze voor het bedienen van een wrattenpen, welke werkwijze de volgende stappen omvat: - het ter beschikking stellen van een wrattenpen voor de behandeling van wratten, de wrattenpen omvattende: een patroonbehuizing 1 waarin een gaspatroon 2 ten minste gedeeltelijk ondergebracht is, welk gaspatroon 2 een koelmiddel onder verhoogde druk behelst; een doseerinrichting met een koelmiddeldoorgang, welke doseerinrichting geschikt is om middels een distale zijde bevestigd te zijn aan de patroonbehuizing 1, welke doseerinrichting aan een proximale zijde uitgerust is met een applicator 7 voorzien van een toedieningsoppervlak voor het toedienen van lage temperaturen aan één of meerdere te behandelen wratten, welke doseerinrichting distaai ten opzichte van de applicator 7 een perforator5 behelst die ingericht is voor het doorprikken van de gaspatroon 2, en welke .doseerinrichting tussen de applicator 7 en de perforator 5 voorzien is van een kleplichaam voor het afsluiten en/of openen van de koelmiddeldoorgang; ·> een afsluitdop 11 geschikt om verwijderbaar gepositioneerd te zijn op en bevestigd te zijn aan de proximale zijde van de doseerinrichting; - het bedienen van het kleplichaam; - het aanwenden van de applicator 7 op één of meerdere wratten; waarbij voor het bedienen van het kleplichaam de afsluitdop 11 wordt bevestigd aan de proximale zijde van de doseerinrichting, en dat de afsluitdop 11 wordt verwijderd na het bedienen van het kleplichaam.
Voor mogelijke uitvoeringsvormen van een wrattenpen die aangewend kan worden in de werkwijze volgens het tweede aspect van de huidige uitvinding wordt verwezen naar de beschrijving van de wrattenpen volgens het eerste aspect van de huidige uitvinding.
In een stap van de werkwijze wordt een wrattenpen ter beschikking gesteld waarbij koelmiddel uit de gaspatroon 2 beschikbaar is voorde doseerinrichting. Een volgende stap van de werkwijze houdt het bedienen van het kleplichaam in. In ongebruikte toestand van de wrattenpen is het kleplichaam bij voorkeur gesloten. Tijdens het bedienen van het kleplichaam wordt het kleplichaam geopend zodat koelmiddel naar de applicator 7 kan stromen, welke appl.icator vervolgens gekoeld wordt. Na fiÜ bedienen van het kleplichaam gedurende een bepaalde tijd wordt de applicator 7 aangewend op één of meerdere wratten ter behandeling ervan. In de werkwijze wordt voor hèt'bedienen van het kleplichaam de afsluitdop 11 bevestigd aan de i proximale zijde van de doseerinrichting, en na het bedienen van het kleplichaam wordt de afsluitdop 11 verwijderd. Dit betekent dat tijdens het bedienen van het kleplichaam de afsluitdop 11 gepositioneerd is op en bevestigd is aan de proximale zijde van de doseerinrichting. De bevestiging van de afsluitdop 11 aan de proximale zijde van .de doseerinrichting schermt de applicator 7 van de omgeving af. Dit afschermen van de applicator 7 houdt zowel het vloeistofdicht omsluiten van de applicator 7 als het isoleren van de applicator 7 ten opzichte van de omgeving in. Hierdoor kan tijdens het bedienen van het kleplichaam de applicator 7 sneller gekoeld worden door verdampïngskoeling van het koelmiddel ter hoogte van de applicator 7 dan wanneer de afsluitdop 11 niet bevestigd zou zijn aan de proximale zijde van de doseerinrichting. Deze snellere en bijgevolg efficiëntere koeling van de applicator 7 zorgt voor een besparing van koelmiddel, hetgeen economisch gezien, gunstig is voor een gebruiker van de wrattenpen.
Volgens een uitvoeringsvorm van het tweede aspect van de uitvinding omvat de werkwijze verder de stap van het doorprikken van de gaspatroon 2 middels de perforator 5. Het toevoegen van deze stap in de werkwijze stelt een gebruiker tn staat net voor het bedienen van de wrattenpen een opening in de gaspatroon 2 te creëren zodat het koelmiddel uit de gaspatroon 2 beschikbaar wordt gesteld aan de doseerinrichting. Dit stelt als voordeel dat de gaspatroon 2 tot het eerste bedienen van de wrattenpen afgesloten kan blijven, wat eventueel verlies van koelmiddel voor ingebruikname van de wrattenpen voorkomt.
Volgens een uitvoeringsvorm van het tweede aspect van de uitvinding wordt voor het doorprikken van de gaspatroon 2 middels de perforator 5 een kracht van maximaal 750 N uitgeoefend. Bij voorkeur wordt voor het doorprikken van de gaspatroon 2 middels de perforator 5 een kracht van maximaal 600 N uitgeoefend, en meer bij voorkeur een kracht van maximaal 450 N uitgeoefend. Het doorprikken van de gaspatroon 2 middels de perforator 5 middels krachten overeenkomstig bovenvermelde krachtwaarden draagt bij tot een veilig ontladen van koelmiddel bij doorprikken van het gaspatroon 2, zonder merkelijke schade te berokkenen aan een perforator 5, patroonbehuizing 1 of doseerinrichting met redelijke sterkte. De perforator 5, patroonbehuizing 1 en doseerinrichting zijn bij voorkeur dusdanig vormgegeven en zijn bij voorkeur vervaardigd uit voldoende stevige materialen, zodat ze aan de bovenvermelde krachtwaarden kunnen weerstaan. De perforator^i21 bijvoorbeeld vervaardigd uit metaal. De patroonbehuizing 1 en doseerinrichting zijn bijvoorbeeld vervaardigd uit een kunststof. Bij voorkeur is de patroonbehuizing 1 ' en/of ten minste een gedeelte van de doseérïrïrichting vervaardigd uit een kunststof verstevigd met glasvezels of een kunststof verstevigd met analoge geschikte componenten voor versteviging.
Volgens een uitvoeringsvorm van het tweede aspect van de uitvinding bereikt het toedieningsoppervlak van de applicator 7 door het bedienen van het kleplichaam een temperatuur die lager is dan de temperatuur van het koelmiddel. Het toedieningsoppervlak van het de applicator 7 is het oppervlak van de applicator 7 waarlangs lage temperaturen toegediend kunnen worden aan één of meerdere te behandelen wratten. De temperatuur die lager is dan de temperatuur van het koelmiddel wordt bereikt door verdampingskoeling, namelijk doordat warmte onttrokken wordt aan de applicator 7 voor de verdamping van vloeibaar koelmiddel. De applicator 7 heeft bij voorkeur een poreuze structuur en bestaat bij voorkeur uit een materiaal met een hoge thermische conductiviteit en is geconfigureerd om vloeibaar koelmiddel te verspreiden. De poreuze structuur omvat poriën. Doorheen de applicator 7 kan een centrale as richting het toedieningsoppervlak in gedachten genomen worden. Overheen het volume van de applicator 7 kan de gemiddelde poriegrootte· per oppervlak dwars op deze centrale as variëren. Bij voorkeur vermindert de gemiddelde poriegrootte per oppervlak dwars op deze centrale as richting het toedieningsoppervlak. Dit zorgt voor minder ruimte om het gas ontstaan bij verdampingskoeling af te voeren ter hoogte van het toedieningsoppervlak, hetgeen ter plaatse resulteert in een verhoogde koeling. Voldoende isolatie van de applicator 7 ten opzichte van de omgeving kan bijdragen tot het bereiken van een temperatuur van het toedieningsoppervlak van de applicator 7 die lager is dan de temperatuur van het koelmiddel, door verdampingskoeling van de applicator 7.
Volgens een uitvoeringsvorm van het tweede aspect van de uitvinding wordt distikstof oxide of INhO als koelmiddel gebruikt. N2O heeft een kookpunt van -89 °C en zal door verdamping veel warmte kunnen onttrekken aan de applicator 7, zodat deze voldoende gekoeld kan worden voor wrattenbehandeling, bij voorkeur een temperatuur lager dan -60 °C, bij meer voorkeur een temperatuur lager dan -70 °C en bij meeste voorkeur een temperatuur lager dan -75 °C.
Volgens een uitvoeringsvorm van het tweede aspect van de uitvinding bereikt het toedieningsoppervlak van de applicator 7 een temperatuur van -80 °C tot -95 °C door het bedienen van het kleplichaam wanneer N2O als koelmiddel wordt gebruißfp De specifiek bereikte temperatuur is onder meer afhankelijk van de structuur van de applicator 7 en de mate van afscherming van de applicator 7 door de afsluitdop 11 tijdens'hét bedienen van hét kleplichaam. Bovenvermelde temperaturen zijn geschikt als aanvangstemperaturen voor de behandeling van wratten.
Volgens een uitvoeringsvorm van het tweede aspect van de uitvinding wordt het kleplichaam gedurende een tijdsduur van 0,2 s tot 5,0 s bediend. Aangezien in de werkwijze tijdens het bedienen van het kleplichaam de applicator 7 van de omgeving afgeschermd wordt door de afsluitdop 11, kan het toedieningsoppervlak van de applicator 7 middels N2O reeds gekoeld worden tot een temperatuur van -80 °C tot -95 °C door het kleplichaam gedurende een dergelijke korte tijdsduur te bedienen.
Een derde aspect van de uitvinding betreft een gebruik van een werkwijze volgens de huidige uitvinding voor het bedienen van een wrattenpen volgens de huidige uitvinding.
In wat volgt, wordt de uitvinding beschreven aan de hand van niet-limiterende voorbeelden die de uitvinding illustreren, en die niet bedoeld zijn of geïnterpreteerd mogen worden om de omvang van de uitvinding te limiteren. VOORBEELDEN VOORBEELD 1:
De Figuren 1 tot en met 8 illustreren een mogelijke uitvoeringsvorm van een wrattenpen volgens de huidige uitvinding. Volgens deze mogelijke uitvoeringsvorm wordt de applicator 7 gedragen door behuizing 6, wordt de perforator 5 omvat door een behuizing 4 en komt het kleplichaam voor onder de vorm van een bal 8 verend gedragen door een veer 9. De doseerinrichting omvat volgens deze mogelijke uitvoeringsvorm verder nog twee behuizingen 3, 10 voor het omvatten van componenten van de doseerinrichting. O-ringen 12, 13, 14 zijn aanwezig voor verliezen van koelmiddel te vermijden.
In Figuur 2 is de wrattenpen weergegeven waarbij koelmiddel uit de gaspatroon 2 doorheen de doseerinrichting tot het kleplichaam kan stromen. In Figuur 2 is het kleplichaam immers gesloten en kan het koelmiddel stromen tot aan de bal 8 van het kleplichaam. De opening van de gaspatroon 2 waarlangs koelmiddel richting de doseerinrichting kan stromen is bij voorkeur veroorzaakt door het doorprikken van de gaspatroon door de perforator 5. Figuur 3 geeft de wrattenpen weer waarbij het kleplichaam wordt bediend. Dit bedienen van het kleplichaam wordt verkregen door . een externe druk uit te oefenen op de wrattenpen, waarbij deze externe druk gericht is tegen de interne druk veroorzaakt door het koelmiddel in de wratten pen, en gericht is tegen de kracht van de veer 9. Door het bedienen van het kleplichaam zal het koelmiddel kunnen stromen naar de applicator 7.
Debietcontrole van het koelmiddel van het kleplichaam naar de applicator 7 wordt verkregen door het koelmiddel te leiden langs een vernauwing 15 aanwezig in de behuizing 6 van de applicator 7. Zoals weergegeven in Figuur 4 is de zijde van de betreffende behuizing 6 die grenst aan de bal 8 concaaf van vorm. De vernauwing 15 voor als een inkeping in deze concave vorm die aan de bal 8 grenst. De vernauwing 15 is verbonden met het gedeelte van de koelmiddeldoorgang dat omgrensd wordt door de behuizing 6 van de applicator.
In de mogelijke uitvoeringsvorm van de wrattenpen kunnen de doseerinrichting en de patroonbehuizing 1 aan elkaar bevestigd worden via een draaibeweging in een welbepaalde draairichting, waarbij de schroefdraad 16 van een behuizing 3 van de doseerinrichting in de schroefdraad 19 van de patroonbehuizing 1 gedraaid wordt en waarbij uiteindelijk de uitstekende structuur 17 van de behuizing 3 van de doseerinrichting ter hoogte van het tandenpatroon 20 van de patroonbehuizing 1 zaP® worden gebracht. Het tandenpatroon 20 blokkeert een beweging van de uitstekende structuur 17 in de draairichting tegenovergesteld aan de draairichting van het bevestigen, waardoor'hëtlctëdraaien van dé bëhüizing 3 van de doseerinrichting ten opzichte van de patroonbehuizing 1 verhinderd wordt. Gezien de aanwezigheid en ligging van de perforator 5 in de doseerinrichting zal bij de bevestiging van doseerinrichting met patroonbehuizing 1, middels de draaibeweging, de perforator 5 een nog omsloten gaspatroon 2 doorboren zodat het koelmiddel ter beschikking kan worden gesteld van de doseerinrichting. De beveiliging tegen losdraaien eens doseerinrichting en patroonbehuizing 1 zijn vastgedraaid, is van belang voor de veiligheid van een gebruiker van de pen. Het losdraaien is immers gevaarlijk, aangezien het koelmiddel onder verhoogde druk ongecontroleerd in de omgeving zou terechtkomen.
In de mogelijke uitvoeringsvorm van de wrattenpen omvat een veiligheidsmaatregel die onbedoelde positionering en bevestiging van de afsluitdop 11 op de proximale zijde van de doseerimichtrng tegengaat, evenals de mogelijks resulterende onbedoelde bediening van het klepmechanisme van de wrattenpen. Deze veiligheidsmaatregel betreft uitsteeksels 22 van de afsluitdop 11 die in overeenkomende uitsparingen 24 van een behuizing 10 van de doseerinrichting dienen geplaatst te worden, voordat een externe druk op de afsluitdop 11 kan leiden tot een bediening van het kleplichaam. De afgebeelde uitvoeringsvorm van de afsluitdop 11 vertoont drie uitsteeksels 22 die gepositioneerd kunnen worden in de overeenkomende drie uitsparingen 24 van de afgebeelde uitvoeringsvorm van de betreffende behuizing 10. Slechts één van deze uitsparingen 24 is duidelijk zichtbaar in Figuur 8. De uitsparingen 24 van de betreffende behuizing 10 fungeren daarnaast ook als ventilatiegaten om gasvormig koelmiddel te evacueren. De uitvoeringsvorm van de afsluitdop 11 vertoont meerdere ventilatiegaten 23. Daarnaast omvat een andere behuizing 3 van de doseerinrichting eveneens ventilatiegaten 18.
In de mogelijke uitvoeringsvorm van de wrattenpen vertoont de patroonbehuizing 1 een driehoekige vorm waarvan de hoeken afgerond zijn. Deze vorm van de patroonbehuizing 1 heeft als voordeel dat, wanneer de patroonbehuizing 1 of de wrattenpen zich op een horizontaal oppervlak bevindt, het niet kan gaan beginnen rollen over dit oppervlak wanneer een gebruiker ermee in contact komt, bijvoorbeeld wanneer er een kracht op uitgeoefend wordt. Ten opzichte van niet-afgeronde hoeken hebben de afgeronde hoeken 21 van de voorkeursuitvoering van de 8 c ë patroonbehuizing 1 of de wrattenpen op een oppervlak valt, kleiner is. 'VOORBEELD'2:
Voor een mogelijk uitvoeringsvorm van een wrattenpen volgens de huidige uitvinding werd in een experiment nagegaan welke temperaturen bereikt kunnen worden ter hoogte van het toedieningsoppervlak van de applicator 7 door verdampingskoeling van de applicator 7. De wrattenpen komt overeen met de mogelijke uitvoeringsvorm zoals weergegeven in de Figuren 1 tot en met 8. Daarenboven werd de evolutie van de verkregen temperatuur in functie van de tijd nagegaan. Bijvoorbeeld voor wratten dienen immers lage temperaturen, lager dan -50 °C, bereikt te worden voor effectieve behandeling van de wratten. Deze lage temperaturen dienen tevens een voldoende lange tijd te kunnen worden aangehouden. Voor behandeling van gewone wratten wordt immers een behandelingstijd van 20 s bij deze lage temperaturen aangeraden. Voor voetwratten is na deze behandeiingstijd van 20 s een bijkomende behandelingstijd van 20 s, waarbij de temperaturen lager blijven dan -25 °C blijven wenselijk, omwille van de dikke hoornlaag van voeten. Een wrattenpen volgens de huidige uitvinding kan deze tijd-temperatuurcondities ter hoogte van het toedieningsoppervlak van een applicator 7 bereiken, zoals in het experiment aangetoond voor uitvoeringsvormen van de’wrattenpen. Tijdens het experiment werd in het bijzonder het effect van verschillende applicator 7 types op de temperatuur bereikt door verdampingskoeling nagegaan. Drie cilindervormige applicator 7 types werden geëvalueerd, namelijk twee enkel-laag applicatoren, elk opgebouwd uit een hydrofoob poreus materiaal, en een dubbel-laag applicator, bestaande uit een stapeling van de hydrofobe poreuze materialen gebruikt voor de enkel-laag applicatoren. Een eerste enkel-laag applicator was opgebouwd uit een eerste hydrofoob poreus materiaal met een gemiddelde poriegrootte variërend van 20 tot 40 pm en een porositeit groter dan 40%. Een tweede enkel-laag applicator was opgebouwd uit een tweede hydrofoob poreus materiaal met een gemiddelde poriegrootte variërend van 80 tot 120 pm en een porositeit groter dan 35%. De derde applicator betrof een dubbel-laag applicator bestaande uit een stapeling van de hydrofobe poreuze materialen gebruikt voor de enkel-laag applicatoren.
Bij de dubbel-laag applicator was het eerste hydrofoob poreus materiaal ter hoogte van het toedieningsoppervlak gelegen terwijl het tweede hydrofoob poreus materiaal verder van het toedieningsoppervlak gelegen was. Bij de dubbel-laag applicator droeg het eerste hydrofoob poreus materiaal ongeveer 5% tot 60% bij tot volledige volume van de dubbel-laag applicator. Elke cilindervormige applicator vertoonde de volgende afmetingen: een volledige lengte van 10,00 ± 0,35 mm, langs de centràle lengteas doorheen de applicator, waarvan het bovenste en ; breedste deel, met een diameter van 6,40 ± 0,15 mm, een lengte van 5,00 ± 0,25 mm vertoonde. Het onderste en tegelijk minst brede deel vertoonde een diameter van 5,80 ± 0,15 mm. Het toedieningsoppervlak was gelegen aan het minst brede deel. Het bovenoppervlak van het vrije uiteinde van het minst brede deel, wat overeenkomt met het toedieningsoppervlak was convex van vorm. Deze convexe vorm werd gekenmerkt door een straal van 5,50 mm, gemeten vanuit het centrum van het vlak dat het bovenste met het onderste deel verbindt.
In het experiment werd vloeibaar N2O onder verhoogde druk aangewend als koelmiddel onder verhoogde druk. Dit koelmiddel was aanwezig in een gaspatroon 2 met een opening, waarvan de opening initieel afgesloten was middels een afsluiting. In een eerste stap werd het koelmiddel ontladen door de afsluiting te doorprikken middels-een perforator 5 van de wrattenpen. Na het ontladen van het koelmiddel kon het koelmiddel stromen tot aan het kleplichaam van de wrattenpen. Vervolgens werd gedurende een tijdsduur van ongeveer 1 s een externe druk uitgeoefend op de wrattenpen voor het bedienen van het kleplichaam, welke externe druk uitgeoefend werd in tegengestelde richting van een druk uitgeoefend door het koelmiddel. Meer bepaald werd de externe druk uitgeoefend op een verwijderbare afsluitdop 11, aangebracht op de proximale zijde van de doseerinrichting. Tijdens het uitoefenen van de externe druk kon het koelmiddel voorbij het kleplichaam stromen naar een applicator 7, waardoor de applicator 7 gekoeld werd middels . verdampingskoeling. Het koelen van de applicator 7 volgens de bovenstaande stappen werd in het experiment als een "dosis" beschouwd. Onmiddellijk na het uitoefenen van de externe druk werd de verwijderbare afsluitdop 11 van de wrattenpen verwijderd en werd het toedieningsoppervlak van de applicator 7 onmiddellijk op een thermometer geplaatst om direct de temperatuur van het toedieningsoppervlak te bepalen.
Bij het experiment werden 10 dosissen opgevolgd voor elk applicator type. Figuren 9-11 geven voor 10 dosissen (respectievelijk benoemd als "Dol", "Do2", "Do3", "Do4", "Do5", "D06", "Do7", "D08", "Do9" en "DolO") per applicator type gedetailleerde data weer van de temperatuur (T) in functie van de tijd (t) (0 tot 40 s, met een interval van 5 s). Figuur 9 geeft de data weer voor de eerste enkel-laag applicator. Figuur 10 geeft de data weer voor de tweede enkel-laag applicator. Figuur 11 geeft de data weer voor de dubbel-laag applicator.
Verschillen in verandering väh temperatuur in functie van de tijd werden waargenomen voor de enkel-laag applicatoren ten opzichte van de dubbel-laag applicator. Voor de enkel-laag applicatoren konden twee bij benadering lineaire segmenten waargenomen worden, één van 5 tot 15 s en één van 15 tot 40 s. De temperatuurtoename nam snel toe van 5 tot 15 s. Van 15 tot 40 s was de temperatuurstoename duidelijk trager. De dubbel-laag applicator vertoonde een verschillende temperatuurcurve vergeleken met de enkel-laag applicatoren, startend met een lag-fase (5 tot 15 s) gevolgd door een bij benadering lineaire temperatuurstoename in functie van de tijd. Gedurende de lag-fase bleef de gemiddelde temperatuur beneden -71 °C, waarna een bij benadering lineaire toename in temperatuur werd waargenomen tussen 15 s en 40 s. Het kan worden waargenomen dat vanaf 15 s de gemeten temperaturen beduidend lager zijn voor de dubbel-laag applicator in vergelijking met de enkel-laag applicatoren. De dubbellaag appltcator kan de koude verkregen door verdampingskoelmg dus langer aanhouden dan de enkel-laag materialen en is daarvoor uitermate geschikt voor de behandeling, middels lage temperaturen, van wratten.

Claims (13)

  1. CONCLUSIES
    1. Wrattenpen voor de behandeling van wratten, omvattende: - een pâtrooribéhuizîng (1) 'waarin een gaspatrobn (2) ten minste gedeeltelijk ondergebracht is, welk gaspatroon (2) een koelmiddel onder verhoogde druk behelst; - een doseerinrichting met een koelmiddeldoorgang en voorzien van één of meerdere behuizingen (3, 4, 6, 10), welke doseerinrichting geschikt is om middels een distale zijde bevestigd te zijn aan de patroonbehuizing (1), welke doseerinrichting aan een proximale zijde uitgerust is met een applicator (7) voor het toedienen van lage temperaturen aan één of meerdere te behandelen wratten, welke doseerinrichting distaai ten opzichte van de applicator (7) een perforator (5) behelst die ingericht is voor het doorprikken van de gaspatroon (2), en welke doseerinrichting tussen de applicator (7) en de perforator (5) voorzien is van een kleplichaam voor het afsluiten en/of openen van de koelmiddeldoorgang; - een afsluitdop (11) geschikt om verwijderbaar gepositioneerd te zijn op en bevestigd te zijn aan de proximale zijde van de doseerinrichting; met het kenmerk, dat de patroonbehuizing (1) en/of ten minste één behuizing (3, 4, 6, 10) van de doseerinrichting vervaardigd zijn uit een polyoxymethyleen versterkt met glasvezels.
  2. 2. Wrattenpen volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de patroonbehuizing (1) en/of ten minste één behuizing (3, 4, 6, 10) van de doseerinrichting een maximale compressiekracht hebben van 1850 N tot 6400 N, gemeten volgens ASTM D695-10.
  3. 3. Wrattenpen volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de applicator (7) een volume heeft van 0,05 cm3 tot 1,00 cm3.
  4. 4. Wrattenpen volgens één der conclusies 1 tot 3, met het kenmerk, dat de doseerinrichting een Inrichting omvat voor debietcontrole van het koelmiddel.
  5. 5. Wrattenpen volgens één der conclusie 1 tot 4, met het kenmerk, dat de afsluitdop (11) bestaat uit een eerste afsluitdop-behuizing, voorzien van een open proximaal einde en een gesloten distaai einde, en een tweede afsluitdop-behuizing, voorzien van een gesloten proximaal einde en een open distaai einde, dat door de eerste afsluitdop-behuizing ten minste gedeeltelijk wordt geaccommodeerd en dat, wanneerde afsluitdop (11) op de proximal2' zijde van de doseerinrichting is aangebracht, de applicator (7) volledig omsluit en waarvan het open distaai einde voorzien is van een aânslultmeé'hariisme om" aan te grijpen op de proximale zijde van de doseerinrichting.
  6. 6. Werkwijze voor het bedienen van een wrattenpen volgens minstens één van de conclusies 1 tot 5, welke werkwijze de volgende stappen omvat: - het ter beschikking stellen van een wrattenpen voor de behandeling van wratten, de wrattenpen omvattende: een patroonbehuizing (1) waarin een gaspatroon (2) ten minste gedeeltelijk ondergebracht is, welk gaspatroon (2) een koelmiddel onder verhoogde druk behelst; een doseerinrichting met een koelmiddeldoorgang, welke doseerinrichting geschikt is om middels een distale zijde bevestigd te zijn aan de patroonbehuizing (1), welke doseerinrichting aan een proximale zijde uitgerust is met een applicator (7) voorzien van een toedieningsoppervlak voor het toedienen van lage temperaturen aan één of meerdere te behandelen wratten, welke doseerinrichting distaai ten opzichte van de applicator (7) een perforator (5) behelstdie ingericht is voor het doorprikken van de gaspatroon (2), en welke doseerinrichting tussen de applicator (7) en de perforator (5) voorzien is van een kleplichaam voor het afsluiten en/of openen van de koelmiddeldoorgang; - een afsluitdop (11) geschikt om verwijderbaar gepositioneerd te zijn op en bevestigd te zijn aan de proximale zijde van de doseerinrichting; - het bedienen van het kleplichaam; - het aanwenden van de applicator (7) op één of meerdere wratten; met het kenmerk, dat voor het bedienen van het kleplichaam de afsluitdop (11) wordt bevestigd aan de proximale zijde van de doseerinrichting, en dat de afsluitdop (11) wordt verwijderd na het bedienen van het kleplichaam.
  7. 7. Werkwijze volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de werkwijze verder de stap omvat van het doorprikken van de gaspatroon (2) middels de perforator (5).
  8. 8. Werkwijze volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat voor het doorprikkifï2015/ van de gaspatroon (2) middels de perforator (5) een kracht van maximaal 750 N wordt uitgeoefend.
  9. 9. Werkwijze volgens één der conclusies 6 tot 8, met het kenmerk, dat door het bedienen van het kleplichaam het toedieningsoppervlak van de applicator (7) een temperatuur bereikt die lager is dan de temperatuur van het koelmiddel.
  10. 10. Werkwijze volgens één der conclusies 6 tot 9, met het kenmerk, dat distikstof oxide als koelmiddel wordt gebruikt.
  11. 11. Werkwijze volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat het toedieningsoppervlak van de applicator (7) een temperatuur van -80 °C tot -95 °C bereikt door het bedienen van het kleplichaam.
  12. 12. Werkwijze volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat het kleplichaam gedurende een tijdsduur van 0,2 s tot 5,0 s wordt bediend.
  13. 13. Gebruik van een werkwijze volgens één der conclusies 6 tot 12 voor het bedienen-van een wrattenpen volgens één der conclusies 1 tot 5.
BE2015/5341 2015-05-04 2015-06-03 Wrattenpen en werkwijze voor het bedienen van een wrattenpen BE1022740B1 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
US15/570,522 US11376056B2 (en) 2015-05-04 2016-05-04 Pen for the treatment of dermatological disorders and method for use thereof

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1022740B1 true BE1022740B1 (nl) 2016-08-25

Family

ID=

Similar Documents

Publication Publication Date Title
EP2858904B1 (en) Improved syringe
US3934585A (en) Method and apparatus for application of eye drops
US5236419A (en) Pain-alleviating device for injecting hypodermic needles
CA2804004C (en) Antiseptic applicator assembly
AU2020294306B2 (en) Pen for the treatment of dermatological disorders and method for use thereof
BE1022740B1 (nl) Wrattenpen en werkwijze voor het bedienen van een wrattenpen
BE1022760B1 (nl) Pen voor de behandeling van dermatologische aandoeningen en werkwijze voor de bediening ervan
RU145532U1 (ru) Устройство для хранения, нанесения активного вещества и выдачи его летучих компонентов
MX2014010588A (es) Dispositivo dispensador para envases presurizados para la aplicacion de refrigerante criogenico.
SK12399A3 (en) Needleless medical device for delivering of therapeutic agent