BE1020672A3 - Groeizak voor het opkweken van planten. - Google Patents

Description

Groeizak voor het opkweken van planten.

De uitvinding heeft betrekking op een houder voor het opkweken van planten, waarbij de houder een hoeveelheid van ten minste één groeimedium bevat volgens de aanhef van de eerste conclusie. Deze uitvinding heeft eveneens betrekking op het gebruik van de houder voor het verpakken van een groeimedium voor het opkweken van planten alsook op de composteerbare kunststof folie.

Biologisch afbreekbare houders voor het opkweken van planten, dit wil zeggen houders die na een bepaalde tijd in het milieu afgebroken worden, zijn reeds enige tijd bekend. Biologisch afbreekbaar betekent dat het materiaal hydrolytisch en/of oxidatief, overwegend metabolisch wordt omgezet in koolstofdioxide, methaan, water, biomassa en andere afbraakproducten, waarbij de afbraakproducten een minimale impact hebben op het milieu. Biologisch afbreekbaar betekent ook dat residu in het milieu kan achter blijven en dat de concentratie aan zware metalen zeer laag is en onder de wettelijke normen ligt. De wettelijke normen voor biologisch afbreekbare materialen zijn vastgelegd in het Koninklijk Besluit van 9 september 2008 houdende vaststelling van productnormen voor composteerbare en biologisch afbreekbare materialen.

JP 2000 333529 beschrijft bijvoorbeeld een biologisch afbreekbare container vervaardigd uit textielstof, niet-geweven materiaal of een biologisch afbreekbaar synthetisch hars, voor het laten kiemen van zaden. De zaden worden gezaaid op een mix van turf of andere grondstoffen en waterhoudend materiaal. JP 09 235732 beschrijft basismateriaal voor de groei van planten, opgenomen in een biologisch afbreekbare groeizak, vervaardigd uit materiaal op basis van biopolymeren zoals natuurlijke vezels, papier, hennep of niet-geweven materiaal.

De biologische afbreekbaarheid van deze uit de stand van de techniek bekende houders wordt bepaald door de aard van het materiaal. Rekening houdend met de timing van de oogst of de duur van een teelt is het nodig het materiaal voor de houder zodanig te kiezen dat de levensduur ervan afgestemd is op de duur van de teelt en/of oogst. Verregaande afbraak van het materiaal van de houder is niet wenselijk tijdens de periode waarin planten gekweekt worden of tijdens de oogstperiode waarin de in de houder opgenomen planten oogstbare vruchten voortbrengen, maar zou pas nadien mogen optreden.

Er is bijgevolg een behoefte aan een houder voor het verpakken van groeimedium voor het opkweken van planten, waarbij de levensduur van de houder, dit is de periode waarna degradatie van het materiaal optreedt instelbaar is rekening houdend met de beoogde gebruiksduur van de houder.

Het doel van deze uitvinding bestaat erin een houder voor het opkweken van planten te bieden die op een ecologische en economisch verantwoorde manier kan ingezet worden in de land- en tuinbouw en in het bijzonder voor gebruik in biologische land- en tuinbouw maar ook in de glaslandbouw en glastuinbouw.

Het doel van deze uitvinding bestaat er in-het bijzonder in een houder te verschaffen voor het opkweken van planten, waarbij de houder een hoeveelheid groeimedium voor planten bevat, waarbij de levensduur van de houder gestuurd kan worden rekening houdend met de beoogde gebruiksduur.

Dit wordt met de uitvinding bereikt met de technische kenmerken van het kenmerk van de eerste conclusie.

Daartoe wordt de uitvinding gekenmerkt doordat de houder vervaardigd is uit een composteerbare kunststoffolie, waarbij de kunststof een polymeer bevat gekozen uit de groep van zetmeel, zetmeel derivaten en polymelkzuur, of een mengsel van twee of meer daarvan.

De houder volgens de uitvinding kan geschikt op diverse wijzen gebruikt worden voor het het opkweken van planten of voor het oogsten van vruchten van oogstplanten. De houder kan bijvoorbeeld gevuld met groeimedium als op zichzelf staande eenheid gebruikt worden voor het opkweken van planten, de houder kan in een grotere houder geplaatst worden die zelf groeimedium bevat, de houder kan in een grotere houder geplaatst worden die zelf geen groeimedium bevat, de houder kan in volle grond geplant worden, in waterig milieu geplaatst worden, in goten op een afstand van de bodem of iedere andere geschikt geachte omgeving voor het opkweken van de planten bedoeld voor opname in de houder.

De houder van deze uitvinding biedt het voordeel dat biodegradatie van de kunststoffolie waaruit de houder vervaardigd is tot een minimum beperkt blijft onder normale gebruiksomstandigheden van de houder, en pas aanvangt onder composteringsomstandigheden. Doordat afbraak pas significant wordt onder composteringsomstandigheden, blijft de houder grotendeels behouden tijdens de beoogde periode nodig voor het opkweken van de planten en het oogsten. De composteerbaarheid van het materiaal zorgt ervoor dat de impact van het gebruik van dergelijke houders op het milieu tot een minimum beperkt blijft. De wettelijke normen voor de composteerbaarheid van materialen zijn vastgelegd in het Koninklijk Besluit van 9 september 2008 houdende vaststelling van productnormen voor composteerbare en biologisch afbreekbare materialen. In het algemeen zal compostering van de houder van déze uitvinding tot een minimum beperkt blijven tijdens het normale gebruik van de houder of slechts doorgaan tot een aanvaardbaar niveau dat gebruik van de houder niet in de weg staat. In het algemeen zal compostering van de houder van deze uitvinding pas aanvangen wanneer de kunststoffolie aan hogere temperaturen boven 45°C wordt blootgesteld, en in het bijzonder indien de kunststoffolie eerst verhakseld wordt en de verhakselde stukken folie aan composteringsomstandigheden worden blootgesteld. Verhakselen van de kunststoffolie waaruit de houder is vervaardigd is bijzonder aan te raden om compostering te bevorderen, evenals regelmatig beluchten en ommengen van het te composteren materiaal om optimale beluchting te verschaffen.

Bovendien biedt het gebruik van de houder van deze uitvinding die een hoeveelheid groeimedium bevat, bijzondere voordelen voor het opkweken van planten boven het opkweken in volle grond. Door de houder te vullen met een groeimedium dat geoptimaliseerd is rekening houdend met de aard van de plant en het beoogde doel, kan groei van de plant en oogst geoptimaliseerd worden. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk om bloemvorming of vruchtopbrengst te optimaliseren door aan het groeimedium daartoe gekozen voedingsstoffen voor de plant toe te voegen. Anderzijds fungeert de kuststoffolie als een beschermende wand die het groeimedium en de erin opgenomen planten beschermt tegen pathogenen. Dit speelt vooral een rol waar de houder die groeimedium bevat in volle grond wordt geplant om natuurlijke omstandigheden voor het opkweken van de planten zo goed mogelijk na te bootsten. De beschermende wand van de kunststoffolie zorgt er verder voor dat het groeimedium moeilijker toegankelijk is voor onkruid en ziekten waardoor het gebruik van gewassenbeschermingsmiddelen, zoals herbiciden en fungiciden gereduceerd kan worden t.o.v. telen in volle grond. Hierdoor kunnen omstandigheden van biologische landbouwteelt optimaal nagebootst worden en worden gelijktijdig een aantal problemen die zich frequent bij biologische teelt voordoen, opgelost. Indien gewenst is het ook mogelijk de omstandigheden van klassieke tuin- en landbouwteelt zo goed mogelijk na te bootsen.

De kunststoffolie waaruit de houder volgens deze uitvinding is opgebouwd is composteerbaar. Bijgevolg kan de houder nadat het gebruik beëindigd is, samen met het-groeimedium dat zich in de houder bevindt en afval van planten en/of oogstplanten die in de houder gekweekt werden, samen gecomposteerd worden. Vooraf scheiden in verschillende componenten of fracties is daarbij niet nodig. De afwezigheid van de noodzaak tot scheiden maakt aanzienlijke kostenbesparing mogelijk.

Daarbij komt dat de houder van deze uitvinding niet alleen het voordeel biedt composteerbaar te zijn, ook mogelijk het tijdstip waarop biologische afbraak aanvangt kan gestuurd worden door de verhouding tussen enerzijds de hoeveelheid polymeer, te weten zetmeel, zetmeelderivaten en/of polymelkzuur, en anderzijds de hoeveelheid composteerbare kunststof in de kunststoffolie, te wijzigen. De verhouding polymeencomposteerbare kunststof heeft volgens de uitvinders een invloed op het startpunt en de duur van het afbraakproces. Er wordt aangenomen dat de verhouding tussen het zetmeel, zetmeelderivaat en/of polymelkzuur en de composteerbare kunststof een impact heeft op de chemische en mechanische eigenschappen van de kunststoffolie, evenals op de wateropname capaciteit en bijgevolg de composteringssnelheid. Door deze verhouding te sturen, is het mogelijk ervoor te zorgen dat biologische degradatie of compostering tot een minimum beperkt blijft tijdens het opkweken van de planten en pas substantieel wordt onder composteringsomstandigheden. Door deze verhouding te sturen, is het dus mogelijk ervoor te zorgen dat het startpunt van de biologische afbraak kan worden aangepast aan de wensen van de gebruiker.

Binnen het kader van deze uitvinding kan de samenstelling van de kunststoffolie binnen brede grenzen gevarieerd worden. Bij voorkeur bevat de kunststoffolie tussen 40.0 en 90.0 gew. % van de composteerbare kunststof en tussen 60.0 en 10.0 gew. % van het polymeer, bij meer voorkeur tussen 50 en 80 gew. % van de composteerbare kunststof en tussen 50.0 en 20.0 gew. % van het polymeer, bij nog meer voorkeur van 60 tot 70 gew. % van de composteerbare kunststof en tussen 40.0 en 30.0 gew. % van het polymeer. De uitvinders hebben vastgesteld dat een folie met een dergelijke samenstelling een zo goed mogelijk evenwicht biedt tussen enerzijds een film met voldoende goede mechanische eigenschappen en een aangepaste wateropname capaciteit en anderzijds een voldoende snelle biologische degradatie onder composteringsomstandigheden.

Binnen het kader van deze uitvinding kan de kunststof waaruit de kunststoffolie vervaardigd is één of meerder additieven bevatten. Bij voorkeur kan dat additief gekozen worden uit de groep van plantaardige oliën of mengsels van plantaardige oliën. Plantaardige oliën kunnen bij voorbeeld één van een lijnzaadolie, zonnebloemolie, soja olie of palmolie of een mengsel daarvan zijn. Deze plantaardige oliën dragen bij tot het hydrofoob karakter van de kunststoffolie. Door de verhouding tussen olie enerzijds en zetmeel / zetmeelderivaten/polymelkzuur aan te passen, is het mogelijk de levensduur van de folie of met andere woorden de snelheid waarmee compostering verloopt, te sturen. Het is dus mogelijk om de snelheid waarmee de kunststoffolie composteert te vertragen of te versnellen door de verhouding olie ten opzichte van zetmeel/zetmeelderivaten/polymelkzuur aan te passen. Door plantaardige oliën in de folie te incorporeren kan bijvoorbeeld ook het aandeel hydrofobe composteerbare kunststof in de kunststoffolie verminderd worden, indien dit door de gebruiker gewenst wordt.

De kunststof folie kan een kleurmiddel omvatten. Kleurmiddelen die in de kunststoffenindustrie gebruikt worden kunnen organisch of anorganisch zijn. Titanium dioxide en roetzwart zijn voorbeelden van vaak gebruikte kleurstoffen die de kleur, de helderheid en de treksterkte van de kunststof verbeteren of veranderen. Door het kleurmiddel te kiezen kan de lichtdoorlaatbaarheid gekozen worden, waardoor onder andere onrechtstreeks ook de temperatuur van de houder beïnvloed kan worden. Dit biedt duidelijke voordelen bij het bewerkstelligen van optimale omstandigheden voor het opkweken van planten en kan ook een impact hebben op de biologische degradatie van de houder.

De folie kan verder een UV stabilisator omvatten. Omdat de houder die vervaardigd is uit kunststoffolie voornamelijk voorzien is voor gebruik buitenhuis, in grond of in serres, is er een risico dat deze frequent aan licht blootgesteld worden, waaronder UV licht. UV stabilisatoren beschermen de kunststof folie tegen degradatie door blootstelling aan licht, in het bijzonder UV licht. Afhankelijk van het materiaal van de folie kunnen verschillende UV stabilisatoren gebruikt worden. UV stabilisatoren zoals benzofenonen werken door het UV licht te absorberen en de vorming van vrije radicalen te beperken en bij voorkeur te verhinderen. De concentratie aan UV stabilisator ligt meestal tussen de 0.05 en 2.0 gew.%, in uitzonderlijke gevallen tot 5.0 gew.%. De UV stabilisator is evenwel geen wezenlijk aspect van de uitvinding.

De kunststoffolie kan verder een UV stabilisator omvatten om de folie en de inhoud van de houder te beschermen tegen lange termijn afbraak door UV-licht. Voorbeelden van geschikte UV stabilisatoren zijn benzofenonen. Concentraties variëren meestal van 0.05% tot 2.0 gew. %, maar kunnen oplopen tot 5.0 gew. %.

De houder bevat meestal een groeimedium voor planten zodat de een plant geplant en opgekweekt kan worden. De aard van het groeimedium is niet essentieel voor de uitvinding. De bij de vakman bekende groeimedia kunnen gebruikt worden. Het groeimedium is bij voorkeur organisch. Een voorbeeld van een geschikt organisch groeimedium is turf. Bij meer voorkeur kan het groeimedium Ierse of Baltische turf, of een mengsel van beide omvatten. Bij voorkeur kan het groeimedium ook compost omvatten. Het groeimedium laat toe een optimale omgeving voor de plant te voorzien zelfs indien de houder in een (minder optimale) omgeving wordt gebruikt of in een minder optimale bodem geplant wordt.

Door een geschikt groeimedium in de houder te voorzien kan een aangepaste en gestandaardiseerde kweek van planten verwezenlijkt worden, zonder dat het daarbij nodig is de bodem waarin of waarop de houder wordt geplaatst, te ontsmetten. Doorhet gebruik van een houder kan het verbruik van water en voedingselementen beperkt worden, dankzij een efficiëntere opname en de mogelijkheid tot recirculatie van drainagewater en voedingselementen. Op die manier wordt de plantengroei beter beheerst en bekomt de kweker een vroegere en grotere maar ook meer uniforme oogst. Er kunnen met andere woorden op een economisch rendabele en een ecologisch verantwoorde wijze planten met een hoge, uniforme kwaliteit gekweekt worden. Door de samenstelling van het groeimedium te variëren, kunnen de wateropname en de opname van voedingselementen gereguleerd worden, in functie-van de te oogsten planten. Indien-nodig kunnen-extra voedingselementen in de vorm van compost en organische of chemische meststoffen aan het groeimedium toegevoegd worden. Doordat zowel de houder als de groeimedia composteerbaar zijn, kunnen ze samen gecomposteerd worden, zonder dat voorafgaandelijke scheiden, sorteren en aparte verwerking nodig is.

Deze uitvinding heeft verder betrekking op het gebruik van de hierboven beschreven houder volgens deze uitvinding waarin een hoeveelheid groeimedium is opgenomen, voor het opkweken van planten in de biologische landbouwteelt en/of de glaslandbouwteelt en/of de glastuibouwteelt, waarbij de houder een hoeveelheid van een groeimedium bevat voor het opkweken van de planten. Dit gebruik biedt vele voordelen zoals hierboven reeds is toegelicht.

Biologische landbouwteelt staat voor landbouwmethoden die voldoen aan bepaalde eisen op het gebied van milieu, natuur en landschap en productiemethoden, waarbij natuurlijke omstandigheden zo goed mogelijk nagebootst worden. De technische basisvereisten die in de biologische landbouw gesteld worden, zijn weergegeven in de Europese Verordeningen 834/2007 en 889/2008. Het gebruik van de houder volgens deze uitvinding voor het opnemen van een groeimedium voor het opkweken van planten biedt het voordeel dat enerzijds de kweekomstandigheden voor de plant nauwkeurig gereguleerd kunnen, en dat anderzijds de condities die eigen zijn aan biologische landbouwteelt toch gerespecteerd kunnen worden. Daarbij kan de impact van het materiaal van de groeizak op het milieu tot een minimum beperkt worden, doordat de groeizak, het erin opgenomen groeimedium en plantresten samen gecomposteerd kunnen worden zonder dat voorafgaandelijke scheiding van de componenten nodig is. Daarbij kan de samenstelling van de houder zo gekozen worden in functie van een specifieke plantensoort dat de compostering zo snel mogelijk na de oogst ingezet wordt en het milieu zo kort mogelijk belast wordt door het kweken van de planten.

Deze uitvinding heeft eveneens betrekking op het gebruik van de hierboven beschreven houder waarin een hoeveelheid groeimedium is opgenomen, voor het opkweken van planten.

Deze uitvinding heeft ook betrekking op het gebruik van de hierboven beschreven houder waarin een hoeveelheid groeimedium is opgenomen, voor het opnemen van planten voor het kweken en oogsten van oogstvruchten in de biologische of glaslandbouwteelt.

Daarbij is de houder bij voorkeur vervaardigd is uit een composteerbare kunststoffolie, waarbij de kunststof een polymeer bevat gekozen uit de groep van zetmeel, zetmeel derivaten en polymelkzuur.

Deze uitvinding heeft ook betrekking op het gebruik van de hierboven beschreven houder waarbij de composteerbare kunststof gekozen uit de groep van polyolefine, polyester en polyesteramide.

Deze uitvinding heeft verder betrekking op het gebruik van de houder volgens deze uitvinding voor het verpakken van een groeimedium voor het opkweken van planten.

Het gebruik van de houder volgens deze uitvinding voor het verpakken van een groeimedium voor het opkweken van planten biedt het voordeel dat de planten in een optimale omgeving opgekweekt kunnen worden ondanks dat ze in een (minder optimale) bodem geplant worden. Om de houder verder aan te passen voor het opkweken van planten kunnen er bijvoorbeeld drainage of plantgaten in de houder worden aangebracht. Het is verder ook mogelijk om de vorm en afmetingen van de houder aan te passen aan de aard van de op te kweken planten.

Deze uitvinding heeft verder betrekking op een composteerbare kunststof folie voor het opkweken van planten, waarbij de folie vervaardigd is uit een kunststof gekozen uit een composteerbaar polyester of composteerbaar polyesteramide, waarbij de kunststof verder een polymeer bevat gekozen uit zetmeel en/of polymelkzuur.

Zetmeel, in het kader van deze uitvinding, verwijst naar rauw zetmeel, gemodificeerd zetmeel of een derivaat van zetmeel. Rauw zetmeel is bijvoorbeeld (zoete) aardappelzetmeel, tapioca zetmeel, maïszetmeel sago zetmeel of nog amylum oryzae. Gemodificeerd zetmeel verwijst bij voorbeeld naar alfa zetmeel, witte dextrine, gele dextrine, Britse gom of nog geoxideerd zetmeel. Als een derivaat van zetmeel kunnen bijvoorbeeld zetmeel ether, zetmeel ester, zetmeel-acetaat ester en fosfor- esterr zetmeel carboxyethyl ether, zetmeel hydroxyethyl ether of zetmeel hydroxypropyl ether vernoemd worden.

Polymelkzuur of polylactide is de naam voor thermoplastische polymeren van melkzuur. Ze zijn composteerbaar, biocompatibel en worden geproduceerd uit hernieuwbare plantaardige grondstoffen (maïszetmeel of suikerriet), en gelden als duurzaam alternatief voor traditionele plastics uit petroleumchemicaliën zoals polyetheen, polypropeen of polystyreen.

Voorbeelden van composteerbare kunststoffen geschikt voor gebruik in deze uitvinding zijn polyolefines, polyesters en polyamides.

Voorbeelden van geschikte polyolefines zijn polyethyleen, polypropyleen.

Voorbeelden van polyesters die geschikt gebruikt kunnen worden voor het vervaardigen van de kunststoffolie zijn polyhydroxyalkanoaten zoals polyhydroxybutyraat en derivaten daarvan, polycaprolacton en derivaten, polyethyleen adipaat en derivaten, polyglycolzuur en derivaten. Polyesteramides zijn zeer geschikte composteerbare polymeren omdat ze afbreekbaarheid, dankzij de hydrolyseerbare ester groepen (-COO-), combineren met relatief goede mechanische eigenschappen, dankzij de sterke intermoleculaire waterstof bindingen, die kunnen ontstaan tussen de amide groepen (-NHCO-). Tegenwoordig zijn er een ruime variatie composteerbare polyesteramides voorhanden. Composteerbare polyesters kunnen bijvoorbeeld gesynthetiseerd worden door reactie van alifatische dicarbonzuren, polyfunctionele aromatische zuren, al dan niet van hernieuwbare oorsprong diolen. Polyesteramides kunnen bij voorbeeld gesynthetiseerd worden door middel van ring opening polymerisatie van gefunctionaliseerde melkzuren of polycondensatie van gefunctionaliseerde monomeren met reactieve hydroxyl, amine of ester geactiveerde eindgroepen.

Aan deze composteerbare polyesters en polyesteramides kunnen eventueel vulstoffen toegevoegd worden, zoals bijvoorbeeld ligninepoeder, cellulosevezels, natuurvezels, ijzeroxide, calciumcarbqnaat en dergelijke meer. De composteerbare kunststoffen kunnen op verschillende manieren met de additieven gecombineerd worden. Bijvoorbeeld kunnen de composteerbare polyesters of polyesteramides door walsen, spuiten, smeren of gieten op een ondergrond van zetmeel of polymelkzuur aangebracht worden.

Voorbeeld 1

De compostering van een houder volgens de uitvinding vervaardigd uit 50.0 gew. % polyhydroxyalkanoaat en 50.0 gew.% maïszetmeel en die een 60-40 gew.% mengsel van Baltische turf en compost bevat, werd onderzocht onder composteringsomstandigheden. De houder had in gevulde toestand een dikte van 0.2 mm, een lengte van 80 cm, een breedte van 23.5 cm en een hoogte van 8.5 cm. Om de compostering te evalueren, werd de hoeveelheid koolstofdioxide gemeten die bij de aerobe biologische afbraak vrijkomt en vergeleken met de theoretische hoeveelheid koolstofdioxide die maximaal uit de houder kan vrijkomen.

Na 58 dagen compostering bij een temperatuur van 30°C werd op basis van de koolstofdioxide meting vastgesteld dat meer dan 95 gew. % van het materiaal van de houder was afgebroken. Het geproduceerde compost werd onderworpen aan een zeeftest met een maasopening van 2 mm. Het gedeelte dat niet door de zeef ging, was minder dan 10 % van de totale hoeveelheid droge stof. De hoeveelheid zware metalen lag onder de wettelijke normen.

Claims (20)

1. Houder voor het opkweken van planten, waarbij de houder een hoeveelheid van een groeimedium bevat, gekenmerkt doordat de houder vervaardigd is uit een composteerbare kunststoffolie, waarbij de kunststof een polymeer bevat gekozen uit de groep van zetmeel, zetmeel derivaten en polymelkzuur of een mengsel van twee of meer daarvan.

2. De houder volgens conclusie 1, waarbij de composteerbare kunststof gekozen uit de groep van polyolefine, polyester en polyesteramide,

3. De houder volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de kunststof folie tussen 40.0 en 90.0 gew. % bevat van de composteerbare kunststof en tussen 60.0 en 10.0 gew. % van het polymeer.

4. De houder volgens één der conclusies 1 tot en met 3, daardoor gekenmerkt dat de kunststof een verder additief bevat gekozen uit de groep van plantaardige oliën of mengsels van plantaardige oliën.

5. De houder volgens één der conclusies 1 tot en met 4, daardoor gekenmerkt dat de kunststof een kleurmiddel omvat.

6. De houder volgens één der conclusies 1 tot en met 5, daardoor gekenmerkt dat de kunststof een UV-absorbeermiddel omvat.

7. De houder volgens één der conclusies 1 tot en met 6, daardoor gekenmerkt dat de kunststof een UV-stabilisator omvat.

8. De houder volgens één der conclusies 1 tot en met 7, waarbij de houder een hoeveelheid groeimedium bevat van ten minste één grondstof voor één of meer planten.

9. De houder volgens conclusie 8 waarin het groeimedium organisch is .

10. De houder volgens conclusie 9 waarin het groeimedium turf omvat.

11. De houder volgens één der conclusies 8 tot en met 10, waarin het groeimedium kokos omvat.

12. Gebruik van de houder volgens één der conclusies 1 tot en met 11 voor het opkweken van planten in de biologische landbouwteelt en/of de glaslandbouwteelt, waarbij de houder een hoeveelheid van een groeimedium bevat voor het opkweken van de planen.

13. Gebruik van de houder volgens één der conclusies 1 tot en met 11 voor het opnemen van een groeimedium voor het opkweken van planten.

14. Gebruik van de houder volgens één der conclusies 1 tot en met 11, voor het opnemen van planten voor het kweken en oogsten van oogstvruchten in de biologische of glaslandbouwteelt.

15. Gebruik volgens één der conclusies 12 tot en met 14, gekenmerkt doordat de houder een hoeveelheid van een groeimedium bevat en doordat de houder vervaardigd is uit een composteerbare kunststoffolie, waarbij de kunststof een polymeer bevat gekozen uit de groep van zetmeel, zetmeel derivaten en polymelkzuur.

16. Gebruik volgens conclusie 15, waarbij de composteerbare kunststof gekozen uit de groep van polyolefine, polyester en polyesteramide,

17. Gebruik volgens conclusie 15 of 16, waarbij de kunststof folie tussen 40.0 en 90.0 gew. % bevat van de composteerbare kunststof en tussen 60.0 en 10.0 gew. % van het polymeer.

18. Gebruik volgens één der conclusies 15 tot en met 17, waarbij de kunststof een verder additief bevat gekozen uit de groep van plantaardige oliën of mengsels van plantaardige oliën.

19. Gebruik volgens één der conclusies 15 tot en met 18, waarbij de kunststof een kleurmiddel omvat.

20. Composteerbare kunststof folie voor het vervaardigen van een houder voor het opkweken van planten, daardoor gekenmerkt dat de folie vervaardigd is uit een kunststof gekozen uit een composteerbaar polyester of composteerbaar polyesteramide, waarbij de kunststof verder een polymeer bevat gekozen uit zetmeel, een zetmeelderivaat en/of polymelkzuur.