BE1020287A5 - Inrichting voor het bevestigen van een lat van een lattenbodem aan een rand van de lattenbodem, lattenbodem, bed en gebruik van het bed. - Google Patents
Inrichting voor het bevestigen van een lat van een lattenbodem aan een rand van de lattenbodem, lattenbodem, bed en gebruik van het bed. Download PDFInfo
- Publication number
- BE1020287A5 BE1020287A5 BE2011/0636A BE201100636A BE1020287A5 BE 1020287 A5 BE1020287 A5 BE 1020287A5 BE 2011/0636 A BE2011/0636 A BE 2011/0636A BE 201100636 A BE201100636 A BE 201100636A BE 1020287 A5 BE1020287 A5 BE 1020287A5
- Authority
- BE
- Belgium
- Prior art keywords
- bed
- attachment
- mattress
- connecting means
- edge
- Prior art date
Links
Classifications
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A47—FURNITURE; DOMESTIC ARTICLES OR APPLIANCES; COFFEE MILLS; SPICE MILLS; SUCTION CLEANERS IN GENERAL
- A47C—CHAIRS; SOFAS; BEDS
- A47C23/00—Spring mattresses with rigid frame or forming part of the bedstead, e.g. box springs; Divan bases; Slatted bed bases
- A47C23/06—Spring mattresses with rigid frame or forming part of the bedstead, e.g. box springs; Divan bases; Slatted bed bases using wooden springs, e.g. of slat type ; Slatted bed bases
- A47C23/062—Slat supports
- A47C23/063—Slat supports by elastic means, e.g. coil springs
- A47C23/064—Slat supports by elastic means, e.g. coil springs by elastomeric springs
Landscapes
- Invalid Beds And Related Equipment (AREA)
- Mattresses And Other Support Structures For Chairs And Beds (AREA)
Abstract
Inrichting (1) voor het bevestigen van een lat (2) van een lattenbodem (3) aan een rand (4) van de lattenbodem (3), waarbij op een eerste orgaan (5) middelen (26) voorzien zijn voor het verbinden van het eerste orgaan (5) met een onderste uiteinde (8) van een tweede orgaan (6) waarbij het tweede orgaan (6) eerste flexibele verbindingsmiddelen (11) omvat voor het verend volgens hoogterichting verbinden van het bovenste en het onderste uiteinde (8) van het tweede orgaan (6), daardoor gekenmerkt dat de tweede flexibele verbindingsmiddelen (12) zich hoofdzakelijk uitstrekken onder het bovenste uiteinde (9).
Description
Inrichting voor het bevestigen van een lat van een lattenbodem aan een rand van de lattenbodem, lattenbodem, bed en gebruik van het bed.
De huidige uitvinding heeft betrekking op een lattenbodem overeenkomstig de aanhef van de eerste conclusie.
De huidige uitvinding betreft ook een lattenbodem omvattende de inrichting volgens de onderhavige uitvinding, een bed voorzien van een dergelijke lattenbodem en het gebruik van het bed.
Een dergelijke inrichting wordt bijvoorbeeld beschreven door EP1013200 A1. EP1013200 A1 beschrijft een inrichting voor het bevestigen van een lat van een lattenbodem aan een rand van de lattenbodem. De inrichting omvat een eerste orgaan dat voorzien is voor bevestiging aan de binnenkant van de rand van de lattenbodem. Op het eerste orgaan zijn middelen voorzien voor het verbinden van het eerste orgaan met een onderste uiteinde van een tweede orgaan. Het tweede orgaan strekt zich uit tussen een bovenste uiteinde en het onderste uiteinde. Het tweede orgaan omvat eerste flexibele verbindingsmiddelen voor het verend volgens hoogterichting verbinden van het bovenste en het onderste uiteinde van het tweede orgaan. Het bovenste uiteinde is verbonden met een opzetstuk van de inrichting met ten minste één uitsparing in een houder van het opzetstuk voor het opnemen van het uiteinde van tenminste één lat van de lattenbodem. De houder is flexibel verbonden met het bovenste uiteinde van het tweede orgaan door tweede flexibele verbindingsmiddelen verschillend van de eerste flexibele verbindingsmiddelen. De tweede flexibele verbindingsmiddelen strekken zich daarbij hoofdzakelijk uit boven het bovenste uiteinde. Indien een dergelijke inrichting wordt gebruikt voor het ondersteunen van een matras in bestaande beddenkasten is er echter een verhoogd risico dat de inrichting zichtbaar wordt voor een toeschouwer die naar het bed kijkt, zelfs indien een matras op de lattenbodem is geplaatst. Een dergelijke configuratie is echter esthetisch minder gewenst.
Om de inrichting minder zichtbaar te maken is het mogelijk te voorzien in een beddenkast waarbij de beddenkast zich in hoogterichting uitstrekt tot het bovenste uiteinde. Daartoe moeten bestaande beddenkasten echter aangepast worden aan, bijvoorbeeld, een nieuwe lattenbodem door bijvoorbeeld de ondersteuning van de lattenbodem te verlagen zodat de beddenkast hoger uitsteekt ten opzichte van de lattenbodem dat met zich meebrengt dat de bestaande ontwerpen voor beddenkasten aangepast moeten worden wat minder wenselijk is, of dienen de planken van de beddenkast breder gemaakt worden, wat een aanzienlijk hogere materiaalkost met zich meebrengt naast het aanpassen van de bestaande ontwerpen.
Het is dan ook een doel van de onderhavige uitvinding te voorzien in een inrichting voor het bevestigen van een lat van een lattenbodem aan een rand van de lattenbodem, waarbij het risico dat de inrichting zichtbaar wordt voor een toeschouwer die naar het bed kijkt, ook indien een matras op de lattenbodem is geplaatst, verkleint.
Dit wordt bereikt met een inrichting voor het bevestigen van een lat van een lattenbodem aan een rand van de lattenbodem die de technische kenmerken vertoont van het kenmerkend deel van de eerste conclusie.
Daartoe strekken de tweede flexibele verbindingsmiddelen zich hoofdzakelijk uit onder het bovenste uiteinde.
In een dergelijke configuratie werd ondervonden dat de hoogte van de inrichting beperkt kan worden waardoor bestaande beddenkasten tot dichter tegen of zelfs tegen het bovenste uiteinde reiken en het risico dat de inrichting zichtbaar wordt voor een toeschouwer die naar het bed kijkt, ook indien een matras op de lattenbodem is geplaatst, verkleint. Hierdoor wordt een esthetischer bed verkregen zonder bijvoorbeeld bestaande beddenkasten aan te moeten aanpassen.
Er werd tevens ondervonden dat hoewel de configuratie van de tweede flexibele verbindingsmiddelen wordt aangepast, dit geen gevolgen hoeft te hebben voor de ondersteuning van de matras en dus ook voor de ondersteuning van een persoon die op de matras ligt.
Volgens voorkeuruitvoeringsvormen van de huidige uitvinding bevindt de houder zich hoofdzakelijk ter hoogte van het bovenste uiteinde teneinde het risico dat de inrichting zichtbaar wordt voor een toeschouwer die naar het bed kijkt, ook indien een matras op de lattenbodem is geplaatst, verder verkleint, aangezien de hoogte van de inrichting in een dergelijke uitvoering relatief beperkt wordt.
Volgens voorkeursuitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding strekt de houder zich tenminste gedeeltelijk tot onder het bovenste uiteinde uit teneinde het risico dat de inrichting zichtbaar wordt voor een toeschouwer die naar het bed kijkt, ook indien een matras op de lattenbodem is geplaatst, verder verkleint, aangezien de hoogte van de inrichting in een dergelijke uitvoering relatief beperkt wordt.
De tweede flexibele verbindingsmiddelen verbinden de houder verend volgens een draairichting om een rotatieas die loopt volgens lengterichting van de lat met het bovenste uiteinde van het tweede orgaan.
Het opzetstuk omvat een bovenoppervlak voor het ondersteunen van een matras. Een dergelijk bovenoppervlak laat immers toe niet enkel de lengte van de lat te gebruiken om een matras te ondersteunen maar daarenboven ook het opzetstuk, wat toelaat de beschikbare ruimte geboden door de randen van de lattenbodem beter te gebruiken.
Het opzetstuk omvat ten minste twee houders respectievelijk voorzien van ten minste één uitsparing waarbij het opzetstuk een ondersteunend deel omvat dat zich uitstrekt tussen de twee houders. In een dergelijke configuratie wordt een verhoogde ondersteuning geboden aan een matras die op de inrichting wordt geplaatst. Tevens werd ondervonden dat hoewel het ondersteunend deel zich uitstrekt tussen de twee houders, de bewegingsvrijheid nog voldoende blijft om aan de houders een voldoende beweging toe te laten teneinde een goede ondersteuning van de matras, en een gebruiker die op de matras plaatsneemt.
Volgens voorkeursuitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding strekt de uitsparing zich uit tot voorbij de rand van de lattenbodem.
Volgens voorkeursuitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding zijn één of meerdere van de volgende losneembaar met elkaar verbonden: het eerste orgaan, het tweede orgaan, het opzetstuk. Dergelijke losneembare verbindingen laten toe de inrichting uit verschillende materiaalsoorten te maken die later met elkaar worden verbonden, bijvoorbeeld tijdens assemblage van de inrichting of tijdens assemblage van de lattenbodem. Bovendien maken dergelijke losneembare verbindingen het mogelijk het volume dat de inrichting inneemt tijdens, bijvoorbeeld, transport te verkleinen.
Volgens verdere voorkeursuitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding zijn het eerste en het tweede orgaan losneembaar met elkaar verbonden, en zijn op het onderste uiteinde van het tweede orgaan en het eerste orgaan in hoogterichting van de rand, samenwerkende uitsparingen en protrusies voorzien voor het in de hoogte verstellen van de lat. Er werd ondervonden dat een dergelijke verbinding een eenvoudige doch betrouwbare verbinding mogelijk maakt die het toch mogelijk maakt de lat te verstellen in de hoogte.
Volgens verdere voorkeursuitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding omvatten de samenwerkende uitsparingen en protrusies ten minste één aan het onderste uiteinde van de tweede orgaan voorziene pin en tenminste twee in de hoogte ten opzichte van elkaar verschoven doorgangen in het eerste orgaan voor het opnemen van de ten minste één pin, en de pin en doorgangen in de richting van de onderkant van de tweede orgaan hellen.
Volgens voorkeursuitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding omvatten de eerste flexibele verbindingsmiddelen een flexibele gebogen arm die het bovenste en het onderste uiteinde van het tweede orgaan met elkaar verbindt.
Volgens verdere voorkeursuitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding omvat de inrichting een afzonderlijk van de arm verend tussenstuk tussen het bovenste en het onderste uiteinde van het tweede orgaan.
De uitvinding heeft tevens betrekking op een lattenboderh omvattende een inrichting volgens de onderhavige uitvinding waarbij het eerste orgaan bevestigd is aan de binnenkant van de lattenbodem.
De uitvinding heeft tevens betrekking op een bed voorzien van een lattenbodem volgens de onderhavige uitvinding.
Volgens voorkeursuitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding omvat het bed een matras waarbij het bovenoppervlak van het opzetstuk de matras ondersteunt.
Volgens verdere voorkeursuitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding omvat het bed een beddenkast dat de lattenbodem omringt waarbij de beddenkast zich in hoogterichting uitstrekt tot het bovenste uiteinde om het risico dat de inrichting volgens de onderhavige uitvinding zichtbaar wordt voor een toeschouwer die naar het bed kijkt, ook indien een matras op de lattenbodem is geplaatst, verkleint.
De uitvinding heeft tevens betrekking op het gebruik van een bed volgens de uitvinding voor het liggend ondersteunen van een persoon op de matras van het bed ondersteund door de lattenbodem. Er werd ondervonden dat een dergelijk bed een goede ondersteuning biedt aan de persoon die op de matras, waarbij de matras ondersteund wordt door de lattenbodem, ligt.
De uitvinding zal verder worden verduidelijkt aan de hand van bijgevoegde figuren.
Figuur 1 toont een inrichting voor het bevestigen van een lat van een lattenbodem aan een rand van de lattenbodem in perspectief.
Figuur 2 toont een detail van de inrichting volgens figuur 1.
Figuur 3 toont een vooraanzicht van de inrichting volgens figuur 1.
Figuur 4 toont een zijaanzicht van de inrichting volgens figuur 1.
Figuur 5 toont een zijaanzicht van de inrichting volgens figuur 1 met een lat van de lattenbodem.
Figuur 6 toont een explositietekening van de inrichting volgens figuur 1.
1. Inrichting voor het bevestigen van een lat 2. Lat 3. Lattenbodem 4. Rand van de lattenbodem 5. Eerste orgaan 6. Tweede orgaan 7. Binnenkant rand 8. Onderste uiteinde van het tweede orgaan 9. Bovenste uiteinde van het tweede orgaan 10. Opzetstuk 11. Eerste flexibele verbindingsmiddelen 12. Tweede flexibele verbindingsmiddelen 13. Uitsparing voor het opnemen van het uiteinde van een lat 14. Eerste houder 15. Tweede houder 16. Uiteinde lat 17. Rotatieas 18. Bovenoppervlak voor het ondersteunen van de matras 19. Uitsparing 20. Ondersteunend deel 21. Samenwerkende uitsparingen en protrusies voor het in hoogte verstellen van de lat 22. Pin 23. Doorgang 24. Arm 25. Verend tussenstuk 26. Verbindingsmiddelen eerste met tweede orgaan 27. Uiteinde 28. Spleet
Figuur 1 toont een inrichting 1 voor het bevestigen van een lat 2 van een lattenbodem 3 aan een rand 4, bijvoorbeeld een afgrenzende rand 4 van de lattenbodem 3, van de lattenbodem 3 in perspectief. Figuur 5 toont bijvoorbeeld een zijaanzicht van de inrichting volgens figuur 1 met een lat 2 van de lattenbodem 3.
De rand 4 van de lattenbodem 3, de lat 2 en de lattenbodem 3 in zijn geheel worden niet volledig getoond. Elke lattenbodem 3 en bijhorende lat 2 en rand 4 die geschikt worden geacht door de vakman kunnen echter gebruikt worden afhankelijk van de configuratie van de inrichting voor de bevestiging van de lat 2.
De inrichting 1 omvat een eerste orgaan 5 dat voorzien is voor bevestiging aan de binnenkant 7 van de rand 4 van de lattenbodem 3. Een overzicht van het eerste orgaan 5 wordt bijvoorbeeld getoond in figuur 2. Een aanzicht waarbij het eerste orgaan bevestigd is aan de binnenkant 7 van de rand 4 wordt bijvoorbeeld getoond in figuur 1.Hoewel verschillende dergelijke eerste organen 5 kunnen worden gebruikt, wordt bij voorkeur het eerste orgaan volgens EP1013200A1 gebruikt.
Op het eerste orgaan 5 zijn middelen 26 voorzien zijn voor het verbinden van het eerste orgaan 5 met een onderste uiteinde 8 van een tweede orgaan 6.
Het tweede orgaan 6 wordt onder andere getoond in figuren 2 en 4. Het tweede orgaan 6 strekt zich uit tussen een bovenste uiteinde 9 en het onderste uiteinde 8. Dit wordt onder andere getoond in figuur 4.
Het tweede orgaan 6 omvat eerste flexibele verbindingsmiddelen 11 voor het verend volgens hoogterichting verbinden van het bovenste 9 en het onderste 8 uiteinde van het tweede orgaan 6.
De flexibele verbindingsmiddelen 11 worden onder andere getoond in figuur 4 en omvat een flexibele gebogen arm 24 die het bovenste en het onderste uiteinde van het tweede orgaan met elkaar verbindt. Een dergelijke arm 24 is echter niet noodzakelijk voor de uitvinding en ook andere flexibele verbindingsmiddelen 11 kunnen worden gebruikt om de twee uiteinden 8, 9 van het tweede orgaan 6 met elkaar te verbinden bijvoorbeeld verbindingsmiddelen gebaseerd op metalen veren.
Zoals getoond in figuur 4 omvat de inrichting 1 bij voorkeur tevens een afzonderlijk van de arm 24 verend tussenstuk 25 tussen het bovenste 9 en het onderste uiteinde 8 van het tweede orgaan 6. Een dergelijk verend tussenstuk 25 is echter niet noodzakelijk en kan worden weggelaten of zelfs vervangen worden door andere tussenstukken.
De arm 24 en het tussenstuk 25 worden bijvoorbeeld meer besproken in EP1013200A1. Hoewel ze beiden niet noodzakelijk zijn voor de uitvinding werd toch ondervonden dat ze voor een verbeterde ondersteuning zorgen van de matras, en uiteindelijk van een persoon die op de matras zal komen te liggen. Daarenboven werd ondervonden dat in het bijzonder met de onderhavige uitvinding een verbeterde ondersteuning van de matras en uiteindelijk de persoon die op de matras zal liggen wordt bekomen.
Zoals getoond in de figuren, bijvoorbeeld figuur 4, is het bovenste uiteinde 9 verbonden met een opzetstuk 10 van de inrichting 1. Het opzetstuk 10 heeft ten minste één houder 14 met daarin ten minste één uitsparing 13 voor het opnemen van het uiteinde 16 van de lat 2 van de lattenbodem 3.
Bij voorkeur omvat de houder 14 een bovenoppervlak 18 voor het ondersteunen van een matras. Een dergelijk bovenoppervlak 18 wordt bijvoorbeeld getoond in figuur 2. Bij verdere voorkeur is het bovenoppervlak 18 aangepast aan het opvangen van een matras door bijvoorbeeld een geribbeld deel in het bovenoppervlak 18 teneinde het risico te verkleinen dat de matras verschuift over het bovenoppervlak 18. Bijkomend is bij voorkeur, öfter vervanging, een uiteinde 27 van het bovenoppervlak 18 dat de rand van de matras zal opvangen of opvangt, indien een matras op het bovenoppervlak aanwezig is. Een dergelijke uiteinde wordt bijvoorbeeld getoond in figuur 4 en heeft als effect dat het afglijden van de matras van het bovenoppervlak 18 verder wordt verkleind.
Zoals getoond in figuur 3 bevindt de houder 14 zich bij voorkeur hoofdzakelijk ter hoogte van het bovenste uiteinde 9. Dit is echter niet noodzakelijk voor de onderhavige uitvinding en de houder 14 kan zich tevens bijvoorbeeld hoger bevinden.
Bij voorkeur strekt de houder 14 zich uit tot onder het bovenste uiteinde 9 en bevindt de houder 14 zich bij verdere voorkeur hoofdzakelijk onder het bovenste uiteinde 9, zoals bijvoorbeeld getoond in figuur 4. Dit is echter niet noodzakelijk voor de onderhavige uitvinding en de houder 14 kan zich tevens gedeeltelijk tot boven het bovenste uiteinde 9 uitstrekken.
Zoals getoond in figuur 3 omvat het opzetstuk 10 bij voorkeur ten minste twee, bijvoorbeeld twee, drie, vier, vijf, zes, etc., houders 14, 15 respectievelijk voorzien van ten minste één uitsparing 13, 19 voor het opvangen van het uiteinde van een respectievelijke lat 2.
Bij verdere voorkeur doch niet noodzakelijk omvat het opzetstuk 10 een ondersteunend deel 20 dat zich uitstrekt tussen de twee houders 14, 15. Een dergelijk ondersteunend deel 20 maakt het mogelijk de ondersteuning van de matras en van een persoon die uiteindelijk op de matras zal plaatsnemen te verbeteren. In het bijzonder wordt een meer stabiele ondersteuning van de matras bekomen en wordt bijvoorbeeld vermeden dat de twee houders 14, 15 te veel uitwijken uit hun evenwichtspositie zodat een te uitgesproken verschil in buigrichting tussen de twee houders 14,15 wordt gerealiseerd.
Het opzetstuk 10 is bij voorkeur uit een enkelvoudig stuk gemaakt, bijvoorbeeld uit kunststof waardoor het opzetstuk 10 eenvoudiger gemaakt kan worden. Er werd ondervonden dat een dergelijk opzetstuk 10 tevens toelaat dat de ondersteuning geboden door de verschillende delen van het opzetstuk 10, zoals bijvoorbeeld de ondersteuning door twee houders 14, 15 meer hetzelfde is waardoor een verbeterde ondersteuning van een matras of een persoon die op de matras zal plaatsnemen wordt bekomen.
De uitsparing 14, of indien meerdere uitsparingen 14, 15 aanwezig zijn, de uitsparingen 14, 15 strekken zich bij voorkeur uit tot voorbij de rand 4 van de lattenbodem 3 waardoor, indien een matras op het opzetstuk 10 wordt gelegd, een verbeterd uitzicht wordt bekomen daar de lattenbodem 3 beter wordt verborgen. Dit is echter niet noodzakelijk voor de uitvinding en de uitsparingen 14, 15 kunnen zich ook slechts tot binnen de omkadering begrensd door de rand 4 uitstrekken.
De houder 14 is door tweede flexibele verbindingsmiddelen 12 verschillend van de eerste verbindingsmiddelen 11 flexibel verbonden met het bovenste uiteinde 9 van het tweede orgaan 6, waarbij de tweede flexibele verbindingsmiddelen 12 zich hoofdzakelijk uitstrekken onder het bovenste uiteinde 9. Deze tweede flexibele verbindingsmiddelen 12 worden bijvoorbeeld getoond in figuur 3.
De tweede flexibele verbindingsmiddelen 12 verbindt de houder 14 verend volgens een draairichting om een rotatieas 17 die loopt volgens de lengterichting van de lat 2 met het bovenste uiteinde 9 van het tweede orgaan 6. Hiertoe strekken de tweede flexibele verbindingsmiddelen 12 zich bijvoorbeeld uit, zoals getoond in figuur 3, vanuit een positie onderaan de houder 14 die in hoofdzaak overeenstemt met het midden van de uitsparing 13 en/of het midden van de lat 2, indien opgenomen in de uitsparing 13, gemeten langsheen de dwarsrichting van de lat 2 of de uitsparing 13.
De tweede flexibele verbindingsmiddelen 12 zijn bij voorkeur deel van het opzetstuk 10. Bij voorkeur strekken de tweede flexibele verbindingsmiddelen 12 zich uit tussen, indien aanwezig, het ondersteunend deel 20 en de houder 14, zoals getoond in figuur 3. Dit is echter niet noodzakelijk voor de onderhavige uitvinding en ook alternatieve configuraties zijn mogelijk.
Bij voorkeur verbinden de tweede flexibele verbindingsmiddelen 12 de houder 14 verend volgens een op -en neergaande richting, bij voorkeur in aanvulling op de verende verbinding volgens een draairichting om de rotatieas 17. Hoewel aanwezig is deze op -en neergaande verende verbinding bij voorkeur minder uitgesproken dan de verende verbinding volgens de rotatieas 17. Bij voorkeur wordt de verende op -en neergaande beweging in hoofdzaak gerealiseerd door de eerste flexibele verbindingsmiddelen 11 en de verende verbinding volgens een draairichting volgens de tweede flexibele verbindingsmiddelen 12.
Bij voorkeur maakt de tweede flexibele verbindingsmiddelen 12 deel uit van het opzetstuk 10 zoals blijkt uit bijvoorbeeld figuur 3.
Om de verende verbinding volgens een draairichting volgens de tweede flexibele verbindingsmiddelen 12 verder mogelijk te maken is een spleet 28 aanwezig tussen het ondersteunend deel 20 dat zich uitstrekt tussen de twee houders 14, 15 en de respectievelijke houders 14 en 15 om de verende beweging volgens de draairichting over een zekere hoek toe te laten. De spleet 28 is bij voorkeur zodanig gedimensioneerd dat enerzijds een voldoende verende beweging volgens de draairichting wordt mogelijk gemaakt doch anderzijds wordt voorkomen dat de respectievelijke houders 14, 15 te ver doordraaien in de richting van het ondersteunend deel 20.
Zoals getoond in figuur 6 zijn één of meerdere van de volgende losneembaar met elkaar verbonden: het eerste orgaan 5, het tweede orgaan 6, het opzetstuk 10. Dit is echter niet noodzakelijk voor de onderhavige uitvinding en de vermelde elementen kunnen ook niet-losneembaar met elkaar verbonden zijn door bijvoorbeeld, lassen, kleven, etc. of zelfs uit een enkel stuk gemaakt zijn.
Bij voorkeur zijn het eerste en het tweede orgaan 6 losneembaar met elkaar verbonden. Bij verdere voorkeur zijn op het onderste uiteinde 8 van het tweede orgaan 6 en het eerste orgaan 5 in hoogterichting van de rand 4, samenwerkende uitsparingen en protrusies 21 voorzien zijn voor het in de hoogte verstellen van de lat 2.
Bij verdere voorkeur omvatten de samenwerkende uitsparingen en protrusies 21 ten minste één aan het onderste uiteinde 8 van de tweede orgaan 6 voorziene pin 22 omvatten en tenminste twee in de hoogte ten opzichte van elkaar verschoven doorgangen 23 in het eerste orgaan 5 voor het opnemen van de ten minste één pin 22, en de pin en doorgangen 23 in de richting van de onderkant van de tweede orgaan 6 hellen. Dergelijke samenwerkende uitsparingen en protrusies 21 zijn ook al beschreven in EP1013200A1. Hoewel ze een eenvoudige en goede verbinding tussen het eerste en het tweede orgaan 5, 6 tewerkstellen zijn ze daarentegen niet noodzakelijk voor de onderhavige uitvinding en kunnen ze door alternatieve systemen worden vervangen zoals bijvoorbeeld door een eenvoudiger kliksysteem.
Claims (14)
1. Inrichting (1) voor het bevestigen van een lat (2) van een lattenbodem (3) aan een rand (4) van de lattenbodem (3), waarbij de inrichting (1) een eerste orgaan (5) omvat dat voorzien is voor bevestiging aan de binnenkant (7) van de rand (4) van de lattenbodem (3), waarbij op het eerste orgaan (5) middelen (26) voorzien zijn voor het verbinden van het eerste orgaan (5) met een onderste uiteinde (8) van een tweede orgaan (6), waarbij het tweede orgaan (6) zich uitstrekt tussen een bovenste uiteinde (9) en het onderste uiteinde (8), waarbij het tweede orgaan (6) eerste flexibele verbindingsmiddelen (11) omvat voor het verend volgens hoogterichting verbinden van het bovenste en het onderste uiteinde (8) van het tweede orgaan (6), waarbij het bovenste uiteinde (9) verbonden is met een opzetstuk (10) van de inrichting (1) met ten minste één uitsparing (13) in een houder (14) van het opzetstuk (10) voor het opnemen van het uiteinde (16) van tenminste één lat (2) van de lattenbodem (3), waarbij de houder (14) door tweede flexibele verbindingsmiddelen (12) verschillend van de eerste flexibele verbindingsmiddelen (11) flexibel verbonden is met het bovenste uiteinde (9) van het tweede orgaan (6), waarbij de tweede flexibele verbindingsmiddelen (12) zich hoofdzakelijk uitstrekken onder het bovenste uiteinde (9), daardoor gekenmerkt dat de tweede flexibele verbindingsmiddelen (12) de houder (14) verend volgens een draairichting om een rotatieas (17) die loopt volgens lengterichting van de lat (2) verbindt met het bovenste uiteinde (9) van het tweede orgaan (6), dat het opzetstuk (10) een bovenoppervlak (18) omvat voor het ondersteunen van een matras en dat het opzetstuk (10) ten minste twee houders (14, 15) omvat respectievelijk voorzien van ten minste één uitsparing (13) en dat het opzetstuk (10) een ondersteunend deel (20) omvat dat zich uitstrekt tussen de twee houders (14, 15), waarbij om de verende verbinding volgens de draairichting verder mogelijk te maken een spleet (28) aanwezig is tussen het ondersteunend deel (20) dat zich uitstrekt tussen de twee houders (14, 15) en de respectievelijke houders (14, 15).
2. Inrichting (1) volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de houder (14) zich hoofdzakelijk ter hoogte van het bovenste uiteinde (9) bevindt.
3. Inrichting (1) volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat de houder (14) zich tenminste gedeeltelijk tot onder het bovenste uiteinde (9) uitstrekt.
4. Inrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de uitsparing (13) zich tot voorbij de rand (4) van de lattenbodem (3) uitstrekt.
5. Inrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat één of meerdere van de volgende losneembaar met elkaar zijn verbonden: het eerste orgaan (5), het tweede orgaan (6), het opzetstuk (10).
6. Inrichting (1) volgens conclusie 5, daardoor gekenmerkt dat het eerste en het tweede orgaan (6) losneembaar met elkaar verbonden zijn, en waarbij op het onderste uiteinde (8) van het tweede orgaan (6) en het eerste orgaan (5) in hoogterichting van de rand (4), samenwerkende uitsparingen en protrusies (21) voorzien zijn voor het in de hoogte verstellen van de lat (2).
7. Inrichting (1) volgens conclusie 6, daardoor gekenmerkt dat de samenwerkende uitsparingen en protrusies (21) ten minste één aan het onderste uiteinde (8) van de tweede orgaan (6) voorziene pin (22) omvatten en tenminste twee in de hoogte ten opzichte van elkaar verschoven doorgangen (23) in het eerste orgaan (5) voor het opnemen van de ten minste één pin (22), en de pin (22) en doorgangen (23) in de richting van de onderkant van de tweede orgaan (6) hellen.
8. Inrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de eerste flexibele verbindingsmiddelen (11) een flexibele gebogen arm (24) omvatten die het bovenste en het onderste uiteinde (9, 8) van het tweede orgaan (6) met elkaar verbindt.
9. Inrichting (1) volgens conclusie 8, daardoor gekenmerkt dat de inrichting (1) een afzonderlijk van de arm (24) verend tussenstuk (25) omvat tussen het bovenste en het onderste uiteinde (9, 8) van het tweede orgaan (6).
10. Lattenbodem (3) omvattende de inrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het eerste orgaan (5) bevestigd is aan de binnenkant (7) van de rand (4) van de lattenbodem (3).
11. Bed voorzien van een lattenbodem (3) volgens conclusie 10.
12. Bed volgens conclusie 11 minstens in combinatie met conclusie 0, daardoor gekenmerkt dat het bed een matras omvat waarbij het bovenoppervlak (18) van het opzetstuk (10) de matras ondersteunt.
13. Bed volgens conclusie 12, daardoor gekenmerkt dat het bed een beddenkast omvat dat de lattenbodem (3) omringt waarbij de beddenkast zich in hoogterichting uitstrekt tot het bovenste uiteinde (9).
14. Gebruik van een bed volgens één van de conclusies 11-13 voor het liggend ondersteunen van een persoon op de matras van het bed ondersteund door de lattenbodem (3).
Priority Applications (5)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
BE2011/0636A BE1020287A5 (nl) | 2011-10-28 | 2011-10-28 | Inrichting voor het bevestigen van een lat van een lattenbodem aan een rand van de lattenbodem, lattenbodem, bed en gebruik van het bed. |
ES12190419.7T ES2554544T3 (es) | 2011-10-28 | 2012-10-29 | Dispositivo para fijar lamas |
DK12190419.7T DK2586338T3 (en) | 2011-10-28 | 2012-10-29 | Lamelfastgørelsesindretning |
EP12190419.7A EP2586338B1 (en) | 2011-10-28 | 2012-10-29 | Slat attaching device |
PT121904197T PT2586338E (pt) | 2011-10-28 | 2012-10-29 | Dispositivo de fixação de ripas |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
BE201100636 | 2011-10-28 | ||
BE2011/0636A BE1020287A5 (nl) | 2011-10-28 | 2011-10-28 | Inrichting voor het bevestigen van een lat van een lattenbodem aan een rand van de lattenbodem, lattenbodem, bed en gebruik van het bed. |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
BE1020287A5 true BE1020287A5 (nl) | 2013-07-02 |
Family
ID=47049097
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
BE2011/0636A BE1020287A5 (nl) | 2011-10-28 | 2011-10-28 | Inrichting voor het bevestigen van een lat van een lattenbodem aan een rand van de lattenbodem, lattenbodem, bed en gebruik van het bed. |
Country Status (5)
Country | Link |
---|---|
EP (1) | EP2586338B1 (nl) |
BE (1) | BE1020287A5 (nl) |
DK (1) | DK2586338T3 (nl) |
ES (1) | ES2554544T3 (nl) |
PT (1) | PT2586338E (nl) |
Citations (2)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
EP1013200A1 (en) * | 1998-12-18 | 2000-06-28 | Ls Bedding | Device for mounting the slats of a slatted base in a springy way and at adjustable heights in relation to the bed frame |
EP1325696A1 (de) * | 2002-01-07 | 2003-07-09 | Matra AG | Bettgestell mit einem Lattenrost für ein Bett |
-
2011
- 2011-10-28 BE BE2011/0636A patent/BE1020287A5/nl active
-
2012
- 2012-10-29 ES ES12190419.7T patent/ES2554544T3/es active Active
- 2012-10-29 EP EP12190419.7A patent/EP2586338B1/en active Active
- 2012-10-29 DK DK12190419.7T patent/DK2586338T3/en active
- 2012-10-29 PT PT121904197T patent/PT2586338E/pt unknown
Patent Citations (2)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
EP1013200A1 (en) * | 1998-12-18 | 2000-06-28 | Ls Bedding | Device for mounting the slats of a slatted base in a springy way and at adjustable heights in relation to the bed frame |
EP1325696A1 (de) * | 2002-01-07 | 2003-07-09 | Matra AG | Bettgestell mit einem Lattenrost für ein Bett |
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
ES2554544T3 (es) | 2015-12-21 |
EP2586338B1 (en) | 2015-09-30 |
DK2586338T3 (en) | 2015-12-07 |
EP2586338A1 (en) | 2013-05-01 |
PT2586338E (pt) | 2015-12-04 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
US20140021844A1 (en) | Under cabinet drawer assembly | |
US946337A (en) | Display-shelving. | |
US4583648A (en) | Angularly adjustable shelf and support | |
US8898831B1 (en) | Counterbalancing assembly for folding furniture | |
CN112690679A (zh) | 悬挂式置物架系统 | |
KR101476675B1 (ko) | 등받이 높이 조절이 가능한 의자 | |
BE1020287A5 (nl) | Inrichting voor het bevestigen van een lat van een lattenbodem aan een rand van de lattenbodem, lattenbodem, bed en gebruik van het bed. | |
CN104379027A (zh) | 用于折叠家具的平衡组件 | |
AU2011279534B2 (en) | An adjustment mechanism | |
KR101119438B1 (ko) | 연장 조립이 용이한 양면형 책 진열대 | |
US9295332B2 (en) | Flexible back chair with spring can assembly | |
US10470560B2 (en) | Slidable furniture with in-wall mounting system | |
KR101932430B1 (ko) | 스탠딩 작업이 가능한 다용도 가구 | |
EP2394563B1 (en) | A shelf for dishwasher racks | |
KR101440794B1 (ko) | 고정대 교환 가능한 주방용품 걸이대 | |
BE1023770B1 (nl) | Bevestigingsinrichting voor een nachttafel | |
KR20110031066A (ko) | 냄비걸이장치 | |
US4118759A (en) | Book support | |
GB2183469A (en) | Bed headboard | |
BE1028898B1 (nl) | Ophangsysteem voor een dampkap | |
US451842A (en) | Folding bed | |
KR200476051Y1 (ko) | 옷걸이가 구비되는 의자 | |
US646012A (en) | Display-cabinet. | |
CA2897339C (en) | Counterbalancing assembly for folding furniture | |
CA2940479C (en) | Slidable furniture with in-wall mounting system |