BE1020248A4

BE1020248A4 - Chirurgisch applicatiesysteem om het draagoppervlak van het glenoid te vergroten: blokje.

Info

Publication number: BE1020248A4
Application number: BE2011/0542A
Authority: BE
Original assignee: Ceuster Marcel De; Den Bogaert Gert Van; Verborgt Olivier
Priority date: 2011-09-13
Filing date: 2011-09-13
Publication date: 2013-07-02

Abstract

Blokje in kunststof of lichaamseigen stof, welke, via arthroscopische weg met een specifiek applicatiesysteem, bevestigd wordt aan de anterieure zijde van een al of niet intact glenoïd, om zo, via een eenvoudige en stabiele fixatie, het draagoppervlak van het glenoïd voor de humeruskop te vergroten, om alzo de stabiliteit van het schoudergewricht te verbeteren en schouderontwrichtingen te voorkomen.

Description

Chirurgisch applicatiesvsteem om het draagoppervlak van het glenoïd te vergroten: het glenoïdblokie

De uitvinding betreft een blokje om de oppervlakte van het glenoïd (de pan van het schoudergewricht), al dan niet intact, te vergroten, zodat, na plaatsing van dit blokje, de humeruskop een groter draagvlak heeft en dus minder kans heeft om opnieuw ontwricht te worden.

Dit glenoïdblokje, welke we onder arthroscopisch zicht kunnen inbrengen en fixeren, bij middel van een speciaal applicatieinstrument, bestaat uit een inerte stof of uit een stof welke door het lichaam van de patiënt kan geïncorporeerd worden of kan ingroeien zonder afstotingsverschijnselen of uit een lichaamseigen stof (autogreffe) of uit een al dan niet bewerkte donorstof (allogreffe).

Momenteel wordt in zulke situatie een blokje gebruikt dat elders uit het lichaam wordt losgemaakt (autogreffe) en dat wordt vastgezet op de vooronderrand van het glenoïd, waarbij deze techniek problemen kan geven inzake stabiliteit van bevestiging, moeilijkheid van toegang via een klassieke ‘open’ benadering gezien de diepe ligging van het glenoïd, onnauwkeurige plaatsing van het blokje ten op opzichte van het glenoïd oppervlak en weefselschade op de plaats waar het blokje wordt geoogst.

Vandaar de uitvinding van het glenoïdblokje, welke met een speciaal instrument relatief gemakkelijk kan ingebracht worden via een arthroscopische operatie en waarbij de correcte plaatsing veel gemakkelijker is

Voordelen

De voordelen van deze uitvinding zijn dus: - Arthroscopische benadering en dus minimaal invasieve toegang, beter zicht op de plaatsing van het blokje en minder kans op infectie gezien continue spoeling.

- De stabiliteit van de constructie (bevestiging van het blokje aan het glenoïd) is sterk verhoogd door de combinatie van uitstulpingen aan het blokje en de mogelijkheid tot aanbrengen van compressieschroeven.

- De genezing te bevorderen door een veel groter contactoppervlak met het glenoïd, zodat een betere ingroei van het blokje mogelijk is.

Ook bij een ontwrichting zonder breuk of indeuking van het glenoïd, met enkel verlengde ligamenten en een afgescheurd labrum, kan dit blokje toegepast worden, om het draagvlak van het glenoïd te vergroten Via deze arthroscopische techniek en de combinatie met het applicatie instrument kan het blokje perfect in het bestaande vlak van het glenoïd gepositioneerd worden, dit wil zeggen er treedt geen trapstand op tussen glenoïd en blokje.

Beschrijving van de uitvinding: Chirurgisch applicatiesysteem om het draagoppervlak van het glenoïd te vergroten: het glenoïdblokje De uitvinding betreft een blokje, hieronder beschreven door middel van tekeningen. Deze tekeningen geven een algemene, niet gedetailleerde weergave, maar tonen het basisprincipe van de uitvinding.

Het glenoïd blokje heeft als functie het vergroten van het dragend oppervlak van het intacte glenoïd (AA) zie figuur 4 of defecte glenoïd (BB) zie figuur 5.

Het unieke van deze uitvinding zijn de uitstulpingen (één of meer) aan dit blokje zodanig dat dit blokje op een zo perfect mogelijke manier aansluit aan de voorste glenoïdrand waardoor de stabiliteit van deze constructie veel beter is dan de tot nu toe gebruikte technieken en het contactoppervlak voor eventuele botingroei vanuit het glenoïd vergroot.

In de tekeningen zijn noch de vorm van het blokje, noch de vorm of het aantal uitstulpingen, noch de bevestigingsmanier bepalend. Dit wordt verder gespecifïeerd in de conclusies.

Het voorbeeld op de tekening is dus een standaardmodel waarop verdere variaties mogelijk zijn zoals hoger aangehaald.

Fig 4 (AA) en fïg 5 (BB) geven een schematisch zicht loodrecht op het vlak van een intact glenoïd en (CC) in figuur (6) geeft de zijkant of contactzijde met het blokje. Figuur 1 : het blokje (A) in vooraanzicht

Figuur 2: het blokje (A) in zijzicht (contactzijde met glenoïd is T)

Figuur 3: blokje (A) in zij-bovenzicht

Figuur 4: glenoïd loodrecht intact

Figuur 5: glenoïd loodrecht met deficiënte schuine zijde

Figuur 6: glenoïd zijzicht met de contactrand voor het blokje

In de figuren wordt als basistekening een algemene vorm en algemeen principe getoond welke in de hierna genoemde conclusies naar andere vormen en principes wordt gevarieerd.

Het glenoïd (AA) of (BB) wordt voor bevestiging van het blokje (A), al of niet aan de anterieure zijde geprepareerd, zodat de vorm ongeveer aansluit aan deze van het blokje.

Figuur (1) toont een glenoïdblokje (A) in balkvorm waarbij aan één zijde twee uitstulpingen (B) en (B’) als afgeknotte cilinders worden voorzien.

Figuur (6) toont de zijkant van het glenoïd (CC) zelf. In de zijkant van het glenoïd, zie figuur (6),worden, al of niet arthroscopisch via een ingebracht applicatie instrument twee gaten (D) en (D’) en één gat (E) geboord, namelijk twee op dezelfde afstand en met dezelfde vorm als de uitstulpingen (B) en (B’) en één in het verlengde van opening (C) van Figuur (1).

Het blokje (A) wordt via de uitstulpingen (B) en (B’) ingebracht in de geboorde openingen in de anterieure zijde van glenoïd (CC).

Na correcte positionering zal het botblokje (A) bevestigd worden aan het glenoïd doordat de uitstulpingen exact passen in de gemaakte boorgaten (press-fit fixatie), waarbij het blokje aanvullend tegenaan het glenoid kan geschroefd worden (compressie fixatie) door één of meerdere compressieschroeven ingebracht doorheen één of meerdere gaten in het blokje, corresponderend met één of meerdere gaten in het glenoid die, vooraf gemaakt werden met het applicatie instrument.

Claims

1. Glenoïd blokje (A) (figuur 1,2 en 3) dat ervoor zorgt dat bij een intact (AA) (figuur 4) of een deficiënt glenoïd (BB)(figuur 5) het draagoppervlak van dit glenoïd, vergroot wordt zodanig dat de kans op ontwrichting van de schouder (de bol van de bovenarm -humeruskop- die uit de pan van het glenoïd komt), sterk verkleind wordt. Het blokje (A) wordt zodanig aan de voorzijde (CC) (figuur 6) van het glenoïd (AA),(BB) bevestigd zodat het al dan niet concave oppervlak (F) in hetzelfde vlak komt te liggen als de contactzijde van het blokje (A). Het is dus de bedoeling dat het totale oppervlak (F) van het glenoïd (AA) of (BB) vergroot wordt met de oppervlakte van de voorkant van blok (A) (Figuur 1). Daarom moet er strikt voor gezorgd worden dat de afstand (G) en (G’) van het blokje (A) (Figuur 2), identiek is als de afstand (H) en (H’) (middelpunt van de te boren gaten) van het glenoïd (CC). Dit voorgaande geldt voor de plaatsbepaling van de uitstulpingen. Niet alleen de plaatsbepaling van (B) en (B’) en (C) van blok (A) in figuur (1) naar (D) en (D’) en (E) in figuur (6) moet correct verlopen, ook de diameter (P) en (P’) in figuur (1) en de eventueel conische vorm, alsook de diepte (QQ’) in figuur (5) moeten identiek zijn met de afmetingen (NN’) en (MM’) van het blok (A) in figuur (1). Dit wordt natuurlijk bepaald door de diepteaanslag, de diameter en de vorm van de gebruikte boren welke gebruikt worden bij een applicatie instrument.

2. Glenoïd blokje van conclusie (1) gekenmerkt door het feit dat het blokje uit inert materiaal bestaat met eender welke scheikundige samenstelling of uit een enkelvoudig element.

3. Glenoïd blokje van conclusie (1) en (2) gekenmerkt door het feit dat het blokje uit lichaamseigen materiaal bestaat dat in deze vorm wordt geproduceerd (bv beenpoeder van een patiënt al of niet gemengd met inerte lijm of vulstoffen).

4. Glenoïd blokje van conclusie (1) , (2) en (3) gekenmerkt door het feit dat het blokje uit twee of meer materialen van verschillende samenstelling bestaat.

5. Glenoïd blokje van conclusie (1), (2), (3) en (4) gekenmerkt door het feit dat het blokje al of niet uit rechte hoeken bestaat.

6. Glenoïd blokje van conclusie (1), (2), (3) , (4) en (5) gekenmerkt door het feit dat het blokje uit afgeronde hoeken bestaat.

7. Glenoïd blokje van conclusie (1), (2), (3) , (4), (5) en (6) gekenmerkt door het feit dat het blokje balkvormig is.

8. Glenoïdblokje van conclusie (1), (2), (3) , (4), (5), (6) en (7) gekenmerkt door het feit dat het blokje waarbij één of meer zijden niet parallel zijn t.o.v. mekaar.

9. Glenoïd blokje van conclusie (1), (2), (3), (4), (5), (6), (7) en (8) gekenmerkt door het feit dat het blokje één of meer zijden heeft die niet vlak zijn (dus zowel concaaf of convex).

10. Glenoïd blokje van conclusie (1), (2), (3) , (4), (5), (6), (7), (8) en (9) gekenmerkt door dat het feit dat het aantal uitstulpingen van het blokje varieert van 1 tot x.

11. Glenoïd blokje van conclusie (1), (2), (3) , (4), (5), (6), (7), (8), (9) en (10) gekenmerkt door het feit dat de vormen van de uitstulpingen cilindrisch zijn.

12. Glenoïd blokje van conclusie (1), (2), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (10) en (11) gekenmerkt door het feit dat de vormen van de uitstulpingen afgeknot kegelvormig zijn.

13. Glenoïd blokje van conclusie (1), (2), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (10), (11) en (12) gekenmerkt door het feit dat de vorvanuitstulpingen cilindrisch met bovenop een afgeknotte kegelvorm kan zijn.

14. Glenoïd blokje van conclusie (1), (2), (3) , (4), (5), (6), (7), (8), (9), (10), (11), (12) en (13) gekenmerkt door het feit dat de uitstulpingen een combinatie vertonen van al deze vormen (d.w.z. cilindrisch met een uiteinde kegelvormig of afgeplat kegelvormig of polyedrisch of afgeplat polyedrisch (3 of meer vlakken) (Figuur 10)).

15. Glenoïd blokje van conclusie (1), (2), (3) , (4), (5), (6), (7), (8), (9), (10), (11), (12), (13) en (14) gekenmerkt door het feit dat de bevestiging van het blokje gebeurt met één of meer schroeven of één of meer pluggen.

16. Glenoïd blokje van conclusie (1), (2), (3) , (4), (5), (6), (7), (8), (9), (10), (11), (12), (13), (14) en (15) gekenmerkt door het feit dat de bevestigingsopening zich bevindt dóór de uitstulpingen en via deze uitstulpingsopening bevestigd wordt met schroeven of pluggen.

17. Glenoïd blokje van conclusie (1), (2), (3) , (4), (5), (6), (7), (8), (9), (10), (11), (12), (13), (14) , (15) en (16) gekenmerkt door het feit een combinatie van bevestigingen gebruikt wordt, dus zowel een opening via het blok als via de uitstulpingen.

18. Glenoïd blokje van conclusie (1), (2), (3) , (4), (5), (6), (7), (8), (9), (10), (11), (12), (13), (14), (15), (16) en (17) gekenmerkt door het feit dat de uitstulpingen een elastische band al of niet in kunststof hebben welke bij aanschroeven zich vastzetten in het glenoïd.

19. Glenoïd blokje van conclusie (1), (2), (3) , (4), (5), (6), (7), (8), (9), (10), (11), (12), (13), (14), (15), (16), (17) en (18) gekenmerkt door het feit dat de uitstulpingen naast glad ook geribbeld of met weerhaakjes of als expansieplug kunnen fungeren.