BE1020076A3 - Werkwijze en een samenstel voor het genereren van signaalvormen voor wondgenezing door elektrostimulatie. - Google Patents

Werkwijze en een samenstel voor het genereren van signaalvormen voor wondgenezing door elektrostimulatie. Download PDF

Info

Publication number
BE1020076A3
BE1020076A3 BE2011/0457A BE201100457A BE1020076A3 BE 1020076 A3 BE1020076 A3 BE 1020076A3 BE 2011/0457 A BE2011/0457 A BE 2011/0457A BE 201100457 A BE201100457 A BE 201100457A BE 1020076 A3 BE1020076 A3 BE 1020076A3
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
signal
period
direct current
pulse train
pulse
Prior art date
Application number
BE2011/0457A
Other languages
English (en)
Inventor
Marc Bollen
Filip Ponsaerts
Original Assignee
Care Medical Services Q
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Care Medical Services Q filed Critical Care Medical Services Q
Priority to BE2011/0457A priority Critical patent/BE1020076A3/nl
Priority to EP12772429.2A priority patent/EP2731668B1/en
Priority to PCT/IB2012/053636 priority patent/WO2013011453A2/en
Priority to US14/232,998 priority patent/US20150032180A1/en
Application granted granted Critical
Publication of BE1020076A3 publication Critical patent/BE1020076A3/nl
Priority to US15/378,643 priority patent/US10441784B2/en

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61NELECTROTHERAPY; MAGNETOTHERAPY; RADIATION THERAPY; ULTRASOUND THERAPY
    • A61N1/00Electrotherapy; Circuits therefor
    • A61N1/18Applying electric currents by contact electrodes
    • A61N1/20Applying electric currents by contact electrodes continuous direct currents
    • A61N1/205Applying electric currents by contact electrodes continuous direct currents for promoting a biological process
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61NELECTROTHERAPY; MAGNETOTHERAPY; RADIATION THERAPY; ULTRASOUND THERAPY
    • A61N1/00Electrotherapy; Circuits therefor
    • A61N1/02Details
    • A61N1/04Electrodes
    • A61N1/0404Electrodes for external use
    • A61N1/0408Use-related aspects
    • A61N1/0468Specially adapted for promoting wound healing
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61NELECTROTHERAPY; MAGNETOTHERAPY; RADIATION THERAPY; ULTRASOUND THERAPY
    • A61N1/00Electrotherapy; Circuits therefor
    • A61N1/02Details
    • A61N1/04Electrodes
    • A61N1/0404Electrodes for external use
    • A61N1/0472Structure-related aspects
    • A61N1/0492Patch electrodes
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61NELECTROTHERAPY; MAGNETOTHERAPY; RADIATION THERAPY; ULTRASOUND THERAPY
    • A61N1/00Electrotherapy; Circuits therefor
    • A61N1/18Applying electric currents by contact electrodes
    • A61N1/32Applying electric currents by contact electrodes alternating or intermittent currents
    • A61N1/326Applying electric currents by contact electrodes alternating or intermittent currents for promoting growth of cells, e.g. bone cells
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61NELECTROTHERAPY; MAGNETOTHERAPY; RADIATION THERAPY; ULTRASOUND THERAPY
    • A61N1/00Electrotherapy; Circuits therefor
    • A61N1/18Applying electric currents by contact electrodes
    • A61N1/32Applying electric currents by contact electrodes alternating or intermittent currents
    • A61N1/36Applying electric currents by contact electrodes alternating or intermittent currents for stimulation
    • A61N1/36014External stimulators, e.g. with patch electrodes
    • A61N1/36021External stimulators, e.g. with patch electrodes for treatment of pain
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61NELECTROTHERAPY; MAGNETOTHERAPY; RADIATION THERAPY; ULTRASOUND THERAPY
    • A61N1/00Electrotherapy; Circuits therefor
    • A61N1/18Applying electric currents by contact electrodes
    • A61N1/32Applying electric currents by contact electrodes alternating or intermittent currents
    • A61N1/36Applying electric currents by contact electrodes alternating or intermittent currents for stimulation
    • A61N1/36014External stimulators, e.g. with patch electrodes
    • A61N1/3603Control systems
    • A61N1/36034Control systems specified by the stimulation parameters
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61NELECTROTHERAPY; MAGNETOTHERAPY; RADIATION THERAPY; ULTRASOUND THERAPY
    • A61N1/00Electrotherapy; Circuits therefor
    • A61N1/18Applying electric currents by contact electrodes
    • A61N1/32Applying electric currents by contact electrodes alternating or intermittent currents
    • A61N1/36Applying electric currents by contact electrodes alternating or intermittent currents for stimulation
    • A61N1/372Arrangements in connection with the implantation of stimulators
    • A61N1/375Constructional arrangements, e.g. casings
    • A61N1/3752Details of casing-lead connections

Landscapes

  • Health & Medical Sciences (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Animal Behavior & Ethology (AREA)
  • General Health & Medical Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Biomedical Technology (AREA)
  • Nuclear Medicine, Radiotherapy & Molecular Imaging (AREA)
  • Radiology & Medical Imaging (AREA)
  • Veterinary Medicine (AREA)
  • Public Health (AREA)
  • Heart & Thoracic Surgery (AREA)
  • Biophysics (AREA)
  • Cell Biology (AREA)
  • Orthopedic Medicine & Surgery (AREA)
  • Molecular Biology (AREA)
  • Pain & Pain Management (AREA)
  • Electrotherapy Devices (AREA)

Abstract

Werkwijze voor het genereren van een signaalvorm (w1) voor een elektrostimulatiesignaal (w1) voor wondgenezing door elektrostimulatie via een elektrode (E1) dat een coderingsorgaan (6) heeft met een codewoord (cw) dat therapeutische behandelingen identificeert, en gekoppeld is aan indicatoren (1,2) die aangeven welke behandelingen geactiveerd dienen te worden. De signaalvorm (w1) wordt systematisch samengesteld uit parameteriseerbare basissignalen zoals een gelijkstroomsignaal en twee pulstreinen, waarvan de parameters en de timing systematisch worden opgebouwd en zonodig aangepast, naargelang de gecombineerde therapieën. De generatie van signaalvormen voor meerdere elektrodes wordt eveneens onthuld.

Description

WERKWIJZE EN EEN SAMENSTEL VOOR HET GENEREREN VAN SIGNAALVORMEN VOOR WONDGENEZING DOOR ELEKTROSTIMULATIE
DOMEIN VAN DE UITVINDING
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het genereren van een signaalvorm van een aan een elektrode aan te bieden elektrostimulatiesignaal voor wondgenezing door elektrostimulatie, alsook een samenstel voor het uitvoeren van deze werkwijze.
STAND VAN DE TECHNIEK
Menselijk en dierlijk weefsel kan op verschillende manieren beschadigd worden, wat kan resulteren in o.a. acute en chronische wonden, trauma, geïnfecteerd of afgestorven weefsel. In menselijk en dierlijk weefsel zal normaal een genezingsproces opstarten om de beschadiging te herstellen. In geval van permanente schade, chronische toestand of infectie zullen deze mechanismen traag verlopen of zelfs stilvallen, met als mogelijk gevolg langdurige infectie, pijn, immobiliteit en littekenvorming. Microstroomtherapie voor wondzorg wordt al tientallen jaren onderzocht en een veelvoud aan in-vitro, in-vivo en klinische studies zijn beschikbaar waarbij de therapeutische werking werd aangetoond. Huidige toepassingen van elektrotherapie richten zich echter vooral op pijnbeheersihg en pijnbestrijding, terwijl ' elektrotherapie ook voor andere doeleinden zou kunnen gebruikt worden.
Diverse apparaten voor wondzorg zijn beschikbaar op de markt. Veelal betreft het apparaten die met één of meerdere sets van twee elektroden verbonden worden en die dan in de nabijheid van de wond worden geplaatst. Niet al deze apparaten gebruiken echter microstroöm ("Micro current Electro Therapy", afgekort "MET"), sommige zijn TENS-apparaten ("Transcutaneous Electrical Nerve Stimulation"). Het verschil situeert zich in de gegenereerde golfvorm waarbij een belangrijk criterium ter onderscheid van microstroom versus TENS de maximale intensiteit van het voor therapie bedoelde elektrische signaal is. Bij microstroom genereert men signalen met intensiteit lager dan 1 mA (milliampère), bij TENS is dit typisch enkele tot tiental mA. Microstroomtherapie is bedoeld om in te werken op celniveau, niet op spieren of zenuwen. TENS zal rechtstreeks zenuwen stimuleren, en is als therapie meer geschikt voor pijnbestrijding.
Hoewel sommige elektrostimulatie-apparaten in staat zijn een complexe golfvorm te genereren voor de behandeling van diverse ziektebeelden, welke golfvorm kan aangeboden worden voor behandeling via elektroden binnen of buiten de wond geplaatst, is het instellen ervan door verplegend personeel vaak niet eenvoudig. Daarbij is het zelfs mogelijk om verkeerde instellingen te doen, waardoor het therapeutisch effect verloren kan gaan, of zelfs een tegengesteld effect veroorzaakt.
ONTHULLING VAN DE UITVINDING
Het is een doel van de onderhavige uitvinding om een werkwijze te verschaffen voor het genereren van een signaalvorm van een aan een elektrode aan te bieden elektrostimulatiesignaal voor wondgenezing door elektrostimulatie, op een manier dat foutieve instellingen die tot een foutieve therapeutische behandeling kunnen leiden, geminimaliseerd worden.
Dit doél wordt bereikt door een werkwijze die de technische kenmerken heeft van de eerste onafhankelijke conclusie. Daartoe omvat de werkwijze de volgende stappen: a) het aansluiten op een signaalvormgenerator van een elektrode, waarbij de elektrode verbonden is met een coderingsorgaan waarin een codewoord is opgeslagen, waarbij het codewoord minstens twee deelcodewoorden omvat, en waàrbij het eerste resp. tweede deelcodewoord een eerste resp. tweede therapeutische behandeling identificeert, en waarbij aan het eerste en tweede deelcodewoord een eerste resp. tweede indicator gekoppeld is die aangeeft of de aan het betreffende deelcodewoord gerelateerde therapeutische behandeling al dan niet geactiveerd dient te worden; b) het ophalen van de deelcodewoorden en hun bijhorende indicatoren uit het coderingsorgaan; c) nagaan of de eerste indicator activering aangeeft, - en indien de eerste indicatoractivering aangeeft, het ophalen van een eerste signaal behorende bij de eerste therapeutische behandeling en het vormen van een voorlopige signaalvorm op basis van het eerste signaal, - en indien de eerste indicator niet activering aangeeft overgaan naar stap d); d) voor ieder verder deelcodewoord telkens nagaan of de verdere indicator die gekoppeld is met het verder deelcodewoord activering aangeeft, - en telkens indien de verdere indicator activering aangeeft en de voorlopige signaalvorm gevormd is, het ophalen van een verder signaal behorende bij de verdere therapeutische behandeling geïdentificeerd door het verdere deelcodewoord, en het verder vormen van de voorlopige signaalvorm op basis van de voorlopige signaalvorm en het verder signaal, - en telkens indien de verdere indicator activering aangeeft en de voorlopige signaalvorm nog niet gevormd is, het ophalen van een verder signaal behorende bij de verdere therapeutische behandeling geïdentificeerd door het verdere deelcodewoord, en het vormen van de voorlopige signaalvorm op basis van het verder signaal, - en telkens indien de verdere indicator niet activering aangeeft en de signaalvorm gevormd is, het behouden van de voorlopige signaalvorm; e) het genereren van de signaalvorm op basis van de voorlopige signaalvorm nadat alle verdere deelcódewoorden behandeld zijn.
In deze óctrooipublicatie worden de uitdrukkingen "de indicator geeft activering aan" en "de indicator is actief' als synoniem gebruikt.
Met therapeutische grenzen wordt bedoeld dat de microstroom voldoende groot is om het gewenste effect te verkrijgen, maar voldoende klein is om geen negatief effect te verkrijgen. In het geval van gelijkstroom betekent dit bv dat de gelijkstroomwaarde binnen bepaalde grenzen moet liggen. In het geval van een pulstrein betekent dit bv dat de pulsamplitude, de pulsbreedte en de pulsfrequentie binnen bepaalde grenzen moeten liggen.
Doordat de elektrode een coderingsorgaan bevat dat een codewoord bevat dat aangeeft welke therapeutische handeling(en) dienen uitgevoerd te worden door de betreffende elektrode, hoeft het verplegend personeel slechts de elektrode met het juiste coderingsorgaan te selecteren en aan te sluiten, in plaats van een reeks van parameters (zoals bv frequenties, delays, amplitudes, dc-levels, puls-breedtes, enz) manueel te moeten invoeren in het apparaat. Hierdoor wordt de kans op foutieve instellingen aanzienlijk verkleind.
Doordat geen verdere instellingen hoeven te gebeuren, (zoals het draaien aan knoppen, en/of het indrukken van schakelaars en/of het ingeven van getallen via een numeriek toetsenbord) wordt nagenoeg geen tijd verloren voor de activering van het apparaat, zelfs niet voor een complexe (gecombineerde) therapeutische behandeling. Dit werkt kostenbesparend voor de zorgverleners, en is aangenaam voor de patiënt, vooral wanneer het gaat om pijnlijke wondes.
Doordat het codewoord minstens twee deelcodewoorden omvat, is het mogelijk een complexe signaalvorm aan te bieden die geschikt is voor twee verschillende therapieën aan dezelfde wonde. Hierdoor wordt vermeden dat het verplegend personeel de instellingen (voor iedere therapie afzonderlijk) regelmatig moet wijzigen, waardoor de kans op fouten verder wordt verminderd, en de efficiëntie van het personeel verder wordt verhoogd.
Door de signaalvorm te genereren op basis van de indicatoren die aangeven welke therapeutische behandeling(en) geactiveerd dienen te worden, is het mogelijk de signaalvormen op een systematische wijze op te bouwen, zodanig dat de uiteindelijke signaalvormen de geselecteerde therapieën niet negatief beïnvloeden.
Door de signaalvorm stap voor stap op te bouwen, en door de voorlopige signaalvorm samen te stellen uit de reeds gevormde signaalvorm en het verder signaal, wordt maximaal rekening gehouden met de reeds gevormde voorlopige signaalvorm, en op die manier ook met de historiek van de reeds behandelde codewoorden en indicatoren en therapieën, op een wijze dat ze elkaar niet of slechts minimaal beïnvloeden.
Om de signaalvorm op te bouwen wordt eerst gekeken naar het eerste deelcodewoord, en indien dat actief is, wordt een overeenkomstig eerste signaal opgehaald en bv. toegekend aan de voorlopige signaalvorm. Vervolgens wordt naar het tweede deelcodewoord gekeken, en indien de tweede indicator ook actief is, wordt een tweede signaal opgehaald, maar in plaats van dat gewoon te af te wisselen in de tijd (tijd-multiplexen) met het eerste signaal, wordt er gecontroleerd of er aanpassingen nodig zijn aan één of aan beide signalen, zodanig dat het gecombineerde signaal valt binnen de therapeutische grenzen van de gecombineerde therapie, en zonodig worden aanpassingen doorgevoerd. Op deze manier kan een signaalvorm gegenereerd worden die steeds binnen de therapeutische grenzen valt van de geactiveerde therapieën, en die optimaal afgestemd is op de gekozen combinatie van de verschillende therapieën zoals bepaald door de deelcodewoordën en hun indicatoren.
In een eerste uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding is het eerste signaal een eerste gelijkstroomsignaal met een eerste gelijkstroomwaarde, en is het tweede signaal een tweede gelijkstroomsignaal met een tweede gelijkstroomwaarde; - en wordt de voorlopige signaalvorm gevormd door het nemen van het eerste signaal over een eerste periode indien de eerste indicator activering aangeeft, en door het nemen van het tweede signaal over de eerste periodè indien de eerste indicator niet activering aangeeft en de tweede indicator wel activering aangeeft; - en omvat het verder vormen van de voorlopige signaalvorm op basis van eerste gelijkstroomsignaal en het tweede gelijkstroomsignaal het wijzigen van de eerste gelijkstroomwaarde naar een gelijkstroomwaarde gelegen in een bereik met als grenswaarden de eerste gelijkstroomwaarde en de tweede gelijkstroomwaarde.
Op deze manier kan een signaalvorm gegenereerd worden voor een combinatie van twee therapieën waarmee telkens een gelijkstroomsignaal overeenkomt. Op deze manier wordt nog steeds een gelijkstroomsignaal gebruikt, zij het met een andere gelijkstroomwaarde.
Bij voorkeur wordt daarbij de kleinste gelijkstroomwaarde van de eerste en de tweede gelijkstroomwaarde gekozen.
Het is gebleken dat de kleinste gelijkstroomwaarde meestal een beter resultaat geeft voor de gezamelijke therapeutische behandeling dan de grotere gelijkstroomwaarde, omdat de therapeutische curves (zie bv Fig 7 en Fig 8) doorgaans sneller afvällen boven hun optimale waarde, dan onder hun optimale waarde.
In een tweede uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding is het eerste signaal een eerste gelijkstroomsignaal met een eerste gelijkstroomwaarde, en is het tweede signaal een eerste pulstrein met een eerste frequentie lager dan een vooraf bepaalde frequentie en met een eerste pulsamplitude en met een eerste pulsbreedte; - en wordt de voorlopige signaalvorm gevormd door het nemen van het eerste signaal over een eerste periode indien de eerste indicator activering aangeeft, en door het nemen van het tweede signaal over de eerste periode indien de eerste indicator niet activering aangéeft en de tweede indicator wel activering aangeeft; - en omvat het verder vormen van de voorlopige signaalvorm op basis van het eerste gelijkstroomsignaal en de eerste pulstrein het opsplitsen van de eerste periode over minstens één eerste en minstens één tweede deelperiode, waarbij tijdens de minstens één eerste deelperiode de eerste gelijkstroomwaarde wordt behouden, en waarbij tijdens de minstens één tweede deelperiode de eerste gelijkstroomwaarde wordt gereduceerd tot een gereduceerde gelijkstroomwaarde, en de eerste pulsamplitude wordt gereduceerd tot een gereduceerde eerste pulsamplitude, en de eerste pulstrein met de gereduceerde eerste pulsamplitude wordt gesuperponeerd op het eerste gelijkstroomsignaal met de gereduceerde gelijkstroomwaarde.
Bij voorkeur is de vooraf bepaalde frequentie een frequentie in het bereik van 20 ? 50 Hz, bij voorkeur nagenoeg gelijk aan 30 Hz. De vooraf bepaalde frequentie dient om een onderscheid te maken tussen een pulstrein met een "lage" frequentie (d.w.z. lager dan 20 Hz) en een pulstrein met een "hoge" frequentie (d.w.z. hoger dan 50 Hz), omdat deze pulstreinen volgens de werkwijze van de uitvinding op een verschillende manier worden samengesteld met de voorlopige signaalvorm.
In de tweede uitvoeringsvorm kan een gelijkstroomsignaal gecombineerd worden met een eerste pulstrein met een "lage" frequentie (bv 5 Hz). Door de gelijkstroomwaarde en/of de pulsamplitude te reduceren, kan één signaalvorm gegenereerd worden voor het behandelen van beide therapieën, zonder dat de andere therapie negatief beïnvloed wordt. Door in de tweede deelperiode de pulstrein te superponeren op het gereduceerd gelijkstroomsignaal, wordt de invloed van het gelijkstroomsignaal ook verkregen tijdens de tweede deelperiode, m.a.w. beide therapeutische effecten worden (gedurende de tweede deelperiode) tegelijk verkregen.
In een derde uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding is het eerste signaal een eerste gelijkstroomsignaal met een eerste gelijkstroomwaarde, en is het tweede signaal een tweede pulstrein met een tweede frequentie hoger dan de vooraf bepaalde frequentie en met een tweede pulsamplitude en met een tweede pulsbreedte; - en wordt de voorlopige signaalvorm gevormd door het nemen van het eerste signaal over een eerste periode indien de eerste indicator activering aangeeft, en door het nemen van het tweede signaal over de eerste periode indien de eerste indicator niet activering aangeeft en de tweede indicator wel activering aangeeft; - en omvat het verder vormen van de voorlopige signaalvorm op basis van het eerste gelijkstroomsignaal en de tweede pulstrein het opsplitsen van de eerste periode over een veelheid van deelperiodes, en het fractioneren van iedere deelperiode in een eerste en een tweede periodefractie, waarbij tijdens de eerste periodefracties het gelijkstroomsignaal met de eerste gelijkstroomwaarde wordt behouden, en waarbij tijdens de tweede periodefraçties de tweede pulsamplitude wordt gereduceerd tot een gereduceerde tweede pulsamplitude, en het gelijkstroomsignaal wordt vervangen door de tweede pulstrein met de gereduceerde tweede pulsamplitude.
In deze uitvoeringsvorm kan een gelijkstroomsignaal gecombineerd worden met een tweede pulstrein met een "hoge" frequentie (bv 100 Hz).
Vergelijking van de tweede en de derde uitvoeringsvorm toont dat in het geval van een pulstrein met een "hoge" frequentie, de periode wordt gefractioneerd en de signaalvorm in de tweede periodefractie wordt gesubstitueerd. Heeft de pulstrein een "lage" frequentie, dan wordt er gesplitst en in de tweede deelperiode gesuperponeerd. Uit testen is gebleken dat zulke signaalvorm de beste therapeutische resultaten geeft.
In een vierde uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding is het eerste signaal een eerste pulstrein met een eerste frequentie lager dan de vooraf bepaalde frequentie en met een eerste pulsamplitude en met een eerste pulsbreedte, en is het tweede signaal een tweede pulstrein met een tweede frequentie hoger dan de vooraf bepaalde frequentie en met een tweede pulsamplitude en met een tweede pulsbreedte; - en wordt de voorlopige signaalvorm gevormd door het nemen van het eerste signaal over een eerste periode indien de eerste indicator activering aangeeft, en door het nemen van het tweede signaal over de eerste periode indien de eerste indicator niet activering aangeeft en de tweede indicator wel activering aangeeft; - en omvat het verder vormen van de voorlopige signaalvorm op basis van de eerste pulstrein en de tweede pulstrein het opsplitsen van de eerste periode over een veelheid van deelperiodes, en het fractioneren van iedere deelperiode in een veelheid van eerste en een tweede periodefraçties, waarbij tijdens de eerste periodefraçties de eerste pulstrein met de eerste pulsamplitude wordt behouden, en waarbij tijdens de tweede periodefraçties de eerste pulstrein wordt vervangen door de tweede pulstrein.
Op deze manier kunnen twee pulstreinen, één met een lage frequentie, en één met een hoge frequentie gecombineerd worden. Merk op dat in dit geval de amplitude van de twee pulstreinen niet gereduceerd hoeven te worden, omdat er geen gelijkstroomsignaal is.
Voor de vier uitvoeringsvormen hierboven beschreven, geldt dat de gecombineerde signaalvorm kan samengesteld worden op basis van enkele eenvoudige en parameteriseerbare basissignalen zoals een gelijkstroomsignaal of een pulstrein, waardoor een implementatie van de werkwijze (bv in hardware of software) sterk vereenvoudigd kan worden, en kan de signaalvorm voor iedere elektrode gegenereerd worden aan de hand een klein aantal parameters. Dit laatste laat tevens toe de signaalvormen op een relatief eenvoudige wijze aan te passen in het geval van gecombineerde therapieën via één elektrode, en zelfs het aanpassen van meerdere signaalvormen voor meerdere elektrodes, zoals later zal toegelicht worden. Zulke signalen kunnen bovendien zeer eenvoudig gegenereerd worden door digitale elektronica, in het bijzonder door een programmeerbare microprocessor, waardoor het ontwerp zeer flexibel is, en het product zeer goedkoop en zeer betrouwbaar is. Verder is gekend dat een gelijkstroom en een pulstrein goed geschikt zijn voor bepaalde therapeutische behandelingen, mits hun parameters aan bepaalde voorwaarden voldoen. Niet bekend is echter de manier waarop zulke signalen kunnen gecombineerd worden tot het complex signaal dat gevormd wordt door de werkwijze volgens de huidige uitvinding, waardoor verschillende therapieën voor eenzelfde wonde kunnen gecombineerd worden.
Een voordeel van de wijze waarop een gelijkstroomsignaal en een pulstrein worden gecombineerd (bv. superpositie in de tweede uitvoeringsvorm, tijdsmultiplexing in de derde uitvoeringsvorm, in tegenstelling tot bv analoge modulatietechnieken) is dat de therapeutisch effecten van de zulke gecombineerde signaalvormen op een inzichtelijke wijze kunnen gerelateerd worden aan de respectievelijke deelsignalen, en dat de parameters van de deelsignalen tijdens de ontwerp- en/of evaluatiefase eenvoudig kunnen geoptimaliseerd worden, en dat er een verwaarloosbare impact is op andere therapieën (bv vanwege onbekende effecten).
In een vijfde uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding omvat het codewoord minstens drie deelcodewoorden, waarbij het derde deelcodewoord een derde therapeutische behandeling identificeert, en waarbij aan het derde deelcodewoord een derde indicator gekoppeld is die aangeeft of de derde therapeutische behandeling al dan niet geactiveerd dient te worden; en is het eerste signaal een eerste gelijkstroomsignaal met een eerste gelijkstroomwaarde, en is het tweede signaal een eerste pulstrein met een eerste frequentie lager dan de vooraf bepaalde frequentie en met een eerste pulsamplitude en met een eerste pulsbreedte, en is het derde signaal een tweede pulstrein met een tweede frequentie hoger dan de vooraf bepaalde frequentie en met een tweede pulsamplitude en met een tweede pulsbreedte; - en wordt de voorlopige signaalvorm gevormd door het nemen van het eerste signaal over een eerste periode indien de eerste indicator activering aangeeft, en door het nemen van het tweede signaal over de eerste periode indien de eerste indicator niet activering aangeeft en de tweede indicator wél activering aangeeft, en door het nemen van het derde signaal over de eerste periode indien zowel de eerste als de tweede indicator niet activering aangeven en de derde indicator wél activering aangeeft; - en omvat het verder vormen van de voorlopige signaalvorm op basis van het eerste gelijkstroomsignaal en de eerste pulstrein het opsplitsen van de eerste periode over minstens één eerste en minstens één een tweede deelperiode, waarbij tijdens de minstens één eerste deelperiode de eerste gelijkstroomwaarde wordt behouden, en waarbij tijdens de minstens één tweede deelperiode de eerste gelijkstroomwaarde wordt gereduceerd tot een gereduceerde gelijkstroomwaarde, en de eerste pulsamplitude wordt gereduceerd tot een gereduceerde eerste pulsamplitude, en de eerste pulstrein met de gereduceerde eerste pulsamplitude wordt gesuperponeerd op het eerste gelijkstroomsignaal met de gereduceerde gelijkstroomwaarde; - en omvat het verder vormen van de voorlopige signaalvorm op basis van het eerste gelijkstroomsignaal en de tweede pulstrein het opsplitsen van de eerste periode over een veelheid van deelperiodes, en het fractioneren van iedere deelperiode in een eerste en een tweede periodefractie, waarbij tijdens de; eerste periodefractie de eerste gelijkstroomwaarde wordt behouden, en waarbij tijdens de tweede periodefractie de tweede pulsamplitude wordt gereduceerd tot een gereduceerde tweede pulsamplitude, en het gelijkstroomsignaal wordt vervangen door de tweede pulstrein met de gereduceerde tweede pulsamplitude; - en omvat het verder vormen van de voorlopige signaalvorm op basis van de eerste pulstrein en de tweede pulstrein het opsplitsen van de eerste periode over een veelheid van deelperiodes, en het fractioneren van iedere deelperiode in een eerste en een tweede periodefractie, waarbij tijdens de eerste periodefractie de eerste pulstrein wordt behouden, en tijdens de tweede periodefractie de eerste pulstrein wordt vervangen door de tweede pulstrein; - en omvat het verder vormen van dé voorlopige signaalvorm op basis van het eerste gelijkstroomsignaal en de eerste pulstrein en de tweede pulstrein in een eerste stap het opsplitsen van de eerste periode over een eerste en een tweede deelperiode, waarbij tijdens de eerste deelperiode de eerste gelijkstroomwaarde wordt behouden, en waarbij tijdens de tweede deelperiode de eerste gelijkstroomwaarde wordt gereduceerd tot een gereduceerde gelijkstroomwaarde, en de eerste pulsamplitude wordt gereduceérd tot een gereduceerde eerste pulsamplitude, en de eerste pulstrein met de gereduceerde eerste pulsamplitude wordt gesuperponeerd op het eerste gelijkstroomsignaal met de gereduceerde gelijkstroomwaarde, en in een tweede stap het fractioneren van de eerste deelperiode in een veelheid van eerste en tweede périodefracties, waarbij tijdens iedere eerste periodefractie het gelijkstroomsignaal met de eerste gelijkstroomwaarde wordt behouden, en tijdens iedere tweede periodefractie de tweede pulsamplitude wordt gereduceerd tot een gereduceerde tweede pulsamplitude, en het gelijkstroomsignaal wordt vervangen door de tweede pulstrein met de gereduceerde tweede pulsamplitude, en het opsplitsen van de tweede deelperiode in een veelheid van derde en vierde periodefracties, waarbij tijdens iedere derde periodefractie het gelijkstroomsignaal met de gereduceerde gelijkstroomwaarde met daarop gesuperponeerd de eerste pulstrein met de gereduceerde eerste pulsamplitude wordt behouden, en tijdens iedere vierde periodefractie de tweede pulsamplitude wordt gereduceerd tot een gereduceerde tweede pulsamplitude, en het gelijkstroomsignaal met de gereduceerde gelijkstroomwaarde met daarop gesuperponeerd de eerste pulstrein met de gereduceerde eerste pulsamplitude wordt vervangen door de tweede pulstrein met de gereduceerde tweede pulsamplitude.
In deze vijfde uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding kunnen drie verschillende signalen voor drie verschillende therapieën gecombineerd worden in één signaalvorm op een wijze zoals hierboven aangegeven. Merk op dat de meest complexe manier van verder vormen die is waarbij zowel een gelijkstroomsignaal aanwezig is, als een eerste pulstrein met een lage frequentie, als een tweede pulstrein met een hoge frequentie. Door de hoger genoemde wijze van combineren wordt een optimaal effect voor ieder van de drie overeenkomstige therapieën verkregen, en worden de therapieën minimaal beïnvloed door elkaar. In deze uitvoeringsvorm kan iedere elektrode dus één uit acht activerings-combinaties aangeven met het codewoord. Dit maakt de werkwijze (en het bijhorende apparaat) breed inzetbaar.
Bij voorkeur worden de eerste en de tweede pulstrein zodanig gekozen dat de tweede frequentie van de tweede pulstrein een geheel veelvoud is van de eerste frequentie van de eerste pulstrein. Hierdoor kan niet alleen de implementatie sterk vereenvoudigd worden, (zowel hardware als software), maar het laat ook toe (zoals verder zal worden toegelicht) het samenvallen van pulsen van meerdere signaalvormen voor meerdere elektroden te vermijden, waardoor de onderlinge beïnvloeding van de verschillende signaalvormen verder gereduceerd wordt.
Bij voorkeur wordt na de eerste periode een rustperiode ingelast, waarbij aan de signaalvorm een gelijkstroomsighaal met een gelijkstroomwaarde nagenoeg gelijk aan nul wordt toegekend, en wordt na de rustperiode de eerste periode en de rustperiode periodisch herhaald.
Door de signaalvorm nagenoeg nul te maken in een rustperiode, hoeft de patiënt of het medisch personeel het apparaat niet te deactiveren na een bepaalde tijd, maar stopt de behandeling vanzelf. Hierdoor kunnen wederom fouten worden vermeden, en worden periodieke interventies om het apparaat aan/uit te schakelen overbodig. Bovendien komt dit de levensduur van de batterij ten goede. Zoals verder zal blijken laat deze rustperiode ook toe om een zgn "therapiemultiplex" toe te passen, zoals verder zal worden toegelicht.
De uitvinding verschaft tevens een werkwijze voor het genereren van een groep van signaalvormen van een aan een veelheid van elektrodes gelijktijdig aan te bieden elektrostimulatiesignalen voor wondgenezing door elektrostimulatie, die de volgende stappen omvat: f) nagaan of een eerste elektrode is aangesloten op de signaalvormgenerator, en indien de eerste elektrode aangesloten is, het genereren van een eerste signaalvorm voor de eerste elektrode op een wijze zoals hoger beschreven; g) telkens nagaan of een verdere elektrode aangesloten is op de signaalvormgenerator (23), en indien de verdere elektrode aangesloten is, het genereren van een verdere signaalvorm voor de verdere elektrode op een wijze zoals hoger beschreven, waarbij de duur van de eerste periode, de duur van de eerste resp. tweede deelperiode en de duur van de eerste, resp. tweede, derde, vierde periodefractie van de verdere signaalvorm gelijk wordt gekozen aan die van de eerste signaalvorm; h) voor iedere eerste periode en deelperiode en periodefractie van de signaalvormen nagaan of meerdere pulstreinen simultaan voorkomen, en indien meerdere pulstreinen simultaan voorkomen het bepalen van een verschuiving voor iedere pulstrein van iedere signaalvorm zodanig dat de pulsen van de pulstreinen na verschuiven over de bepaalde verschuivingen niet overlappen in de tijd, en het associëren van de verschuivingen aan de periode en deelperiode en periodefracties met de simultane pulstrein; i) voor iedere eerste periode en deelperiode en periodefractie van de signaalvormen nagaan of meerdere gelijkstroomsignalen simultaan voorkomen, en indien meerdere gelijkstroomsignalen simultaan voorkomen het berekenen van een eerste som van de gelijkstroomwaarden van de simultaan voorkomende gelijkstroomsignalen, en indien deze eerste som groter is dan een eerste maximumwaarde, het berekenen van een eerste schaalfactor als een verhouding van de eerste som en de eerste maximumwaarde, en het associëren van de eerste schaalfactor aan de periode en deelperiode en periodefractie met het simultane gelijkstroomsignaal; j) voor iedere eerste periode en deelperiode en periodefractie van de signaalvormen nagaan of minstens één gelijkstroomsignaal en minstens één pulstrein simultaan voorkomen, en indien minstens één gelijkstroomsignaal en minstens één pulstrein simultaan voorkomen, het berekenen van een gelijkstroomcomponent van iedere simultane pulstrein door vermenigvuldiging van de pulsamplitude en de gemiddelde duty-cycle van de pulstrein, en het berekenen van een tweede som van de gelijkstroomwaarden en de gelijkstroomcomponenten van de simultaan voorkomende gelijkstroomsignalen en pulstreinen, en indien de tweede som groter is dan een tweede maximumwaarde, het begrenzen van de gelijkstroomwaarden die groter zijn dan een grenswaarde naar de grenswaarde, en het associëren van de grenswaarde aan de periode en deelperiode en periodefractie met het simultaan gelijkstroomsignaal, en het herberekenen van de tweede som rekening ditmaal houdend met de begrensde gelijkstroomwaarden, en indien de herberekende tweede som groter is dan de tweede maximumwaarde het berekenen van een tweede schaalfactor als een verhouding van de herberekende tweede som en de tweede maximumwaarde, en het associëren van de tweede schaalfactor aan de periode en deelperiode en periodefractie met de simultaan voorkomende gelijkstroomwaarde of pulstrein; k) het herhalen de stappen g) tot en met j) voor iedere verdere elektrode, en het toevoegen van de verdere signaalvorm aan de groep; m) voor iedere eerste periode en deelperiode en periodefractie van de signaalvormen nagaan of minstens één verschuiving of minstens één grenswaarde of minstens één schaalfactor is geassocieerd met de eerste periode en deelperiode en periodefractie, en indien er minstens één verschuiving of grenswaarde of schaalfactor geassocieerd is, het aanpassen van de signaalvormen van de groep in iedere eerste periode en deelperiode en periodefractie, - door na te gaan of de verschuiving is geassocieerd met de eerste periode of deelperiode of periodefractie, en indien de verschuiving is geassocieerd, het verschuiven van de pulstrein over de geassocieerde verschuiving, - en door na te gaan of de grenswaarde is geassocieerd met de eerste periode of deelperiode of periodefractie, en indien de grenswaarde is geassocieerd, het begrenzen van de gelijkstroomwaarden groter dan de grenswaarde, - en door na te gaan of de eerste schaalfactor is geassocieerd met de eerste periode of deelperiode of periodefractie, en indien de eerste schaalfactor is geassocieerd, het schalen van de gelijkstroomwaarden met de eerste schaalfactor, - en door na te gaan of de tweede schaalfactor is geassocieerd met de eerste periode of deelperiode of periodefractie, en indien de tweede schaalfactor is geassocieerd, het schalen van de begrensde gelijkstroomwaarden en van de pulsamplituden met de tweede schaalfactor.
Met "simultaan voorkomen" van twee pulstreinen wordt de ganse pulstrein bedoeld, niet enkel de individuele pulsen. Bv indien de eerste signaalvorm een pulstrein van 5 Hz is in de eerste periode, en de tweede signaalvorm een eerste deelperiode heeft met een gelijkstroomsignaal, en een tweede deelperiode met een pulstrein van 5 Hz, dan komen de pulstreinen "simultaan voor" in de tweede deelperiode
Met "duty cycle" wordt bedoeld de pulsbreedte vermenigvuldigd met de frequentie.
Met "gemiddelde duty cycle" wordt bedoeld de gemiddelde pulsbreedte vermenigvuldigd met de frequentie. Dit kan bv optreden wanneer de pulsbreedte van een pulstrein niet constant is, maar bv een veranderlijke waarde aanneemt (bv alternerend 1 ms en 2 ms).
Door de signaalvormen op te bouwen zoals hierboven beschreven, en door ze daarna te schalen en te verschuiven zoals hierboven beschreven, kan een groep van signaalvormen gegenereerd worden voor meerdere elektrodes. Op deze manier wordt voor iedere wonde een signaalvorm gegenereerd die optimaal is afgestemd op de gewenste therapeutische behandelingen van die wonde, en bovendien zorgt de werkwijze ervoor dat de therapieën van de wonden onderling mekaar zo weinig mogelijk beïnvloeden. Dit laatste is vooral van belang aangezien het lichaam geen homogene geleider is, en de reële stroompaden niet voorspelbaar zijn.
Het grote voordeel van deze werkwijze is dat de verpleegkundige enkel de elektrodes hoeft te selecteren die overeenkomt met de gewenste therapie(ën) voor iedere wonde afzonderlijk, en hij/zij hoeft de elektrodes slechts aan te sluiten op het apparaat, zonder enige instelling. Het apparaat berekent alle instellingen zelf, waardoor menselijke fouten bij de instelling van de parameters voor de verschillende signalen maximaal vermeden wordt. Ook heeft het geen invloed welke elektrode op welke poort van het apparaat wordt aangesloten, en kan niet door foute instellingen de verkeerde golfvorm op de verkeerde elektrode worden aangeboden, m.a.w. de kans op verwisseling van verschillende signaalvormen bij meerdere elektroden is uitgesloten.
Er is tevens gebleken dat door de schaling van de amplitudes en de verschuiving van de pulsen, de plaatsing van de elektroden op het lichaam minder kritisch is. Immers het lichaam is geen homogene geleider wat tot een ingewikkelde wisselwerking van de verschillende signalen leidt die niet eenvoudig te modelleren is. Door de schaling en verschuiving vallen de signaalvormen en hun interacties nog steeds binnen therapeutische grenzen, zelfs in geval van ‘slechtste’ (worst case) positionering van de elektroden (d.w.z. als alle stromen van de verschillende elektroden zich bij elkaar zouden optellen).
Door de gelijkstroomsignalen met een waarde groter dan de grenswaarde te reduceren naar de grenswaarde, wordt bv voorkomen dat meerdere gelijkstroomsignalen met een kleine gelijkstroomwaarde (bv 100 μΑ) geschaald worden vanwege één gelijkstroomsignaal met een grote gelijkstroomwaarde (bv 400 μΑ).
Optioneel bevat de werkwijze voor het genereren van de groep van signaalvormen bijkomende stappen, waarbij - in stap h) verder wordt getest of de bepaalde verschuiving groter is dan een vooraf bepaalde maximumverschuiving, - en waarbij in stap i) verder wordt getest of de gelijkstroomwaarde geschaald met de eerste schaalfactor van minstens één signaalvorm kleiner is dan een eerste minimumwaarde; - en waarbij in stap j) verder wordt getest of de pulsamplitude geschaald met de tweede schaalfactor van minstens één signaalvorm kleiner is dan een tweede minimumwaarde; - en indien aan één van deze testen voldaan is, het verwijderen van minstens één signaalvorm uit de eerste groep, en het herberekenen van de signalen van de eerste groep, en het vormen van een tweede groep zoals hoger beschreven voor de overige signaalvormen, en waarbij de signaalvormen van de eerste en de tweede groep verschoven worden ten opzichte van elkaar zodanig dat de signaalvormen van de eerste groep actief zijn in een eerste actieve periode waarin de signaalvormen van de tweede groep in rust zijn, en waarbij de signaalvormen van de tweede groep actief zijn in een tweede actieve periode die niet overlapt met de eerste actieve periode en waarin de signaalvormen van de eerste groep in rust zijn.
Wanneer een groot aantal (bv zes of acht óf tien of twaalf of twintig of meer) elektrodes aangesloten zijn op hetzelfde apparaat, en afhankelijk van de gekozen therapieën, is het niet altijd mogelijk een verschuiving te vinden die binnen de beschikbare tijd (van één periodeduur van de pulstrein) valt, of levert het schalen mogelijk dermate kleine signalen op dat het therapeutisch effect onvoldoende is, in dat geval worden meerdere groepen van signaalvormen gemaakt die voorzien zijn om in afzonderlijke actieve periodes, bv na elkaar, geactiveerd te worden, hetgeen in deze octrooipublicatie "therapiemultipléx" wordt genoemd.
De uitvinding heeft tevens betrekking op een samenstel voor wondgenezing door elektrostimulatie, omvattende: - minstens één elektrode die een coderingsorgaan bevat waarin een codewoord is opgeslagen, waarbij het codewoord minstens twee deelcodewoorden omvat, en waarbij het eerste resp. tweede deelcodewoord een eerste resp. tweede therapeutische behandeling identificeert, en waarbij aan het eerste en tweede deelcodewoord een eerste resp. tweede indicator gekoppeld is die aangeeft of de aan het betreffende deelcodewoord gerelateerde therapeutische behandeling al dan niet geactiveerd dient te worden; - een elektronisch apparaat met minstens één poort voor het verbinden van het apparaat met de elektrode, en met een dataverwerkingseenheid verbonden met de poort voor het ophalen van het codewoord uit het coderingsorgaan, en voor het bepalen van de bijhorende therapeutische behandelingen aan de hand van de deelcodewoorden en voor het nagaan van de activering van de indicatoren, en met een signaalvormgenerator met een geheugen voor het öphalen van een eerste resp. een tweede signaal horende bij de eerste resp. tweede therapeutische behandeling, en met een buffer voor het vormen en verder vormen van een voorlopige signaalvorm.
Het samenstel met dit elektronisch apparaat en deze elektrode kan gebruikt worden voor het uitvoeren van een gecombineerde therapie op één of meer wonden tegelijk, waarbij het verplegend personeel geen instellingen hoeft te doen, enkel de juiste elektrode te kiezen aan de hand van de therapeutische behandelingen, en aan te sluiten op het apparaat, en het apparaat bepaalt alle signaal-parameters zelf op basis van de indicatoren in het coderingsorgaan.
KORTE BESCHRIJVING VAN DE FIGUREN
De uitvinding wordt verder verduidelijkt aan de hand van de onderstaande beschrijving en de bijhorende figuren. Merk op dat de figuren niet noodzakelijk op schaal zijn getekend (met name de tijdsas), en dat de verhoudingen van de onderdelen niet noodzakelijk overeenkomen met de werkelijkheid. De figuren dienen om de principes van de uitvinding te beschrijven. Dezelfde elementen worden gelijk genummerd over de verschillende tekeningen.
Fig 1 toont een schematische voorstelling van een mogelijke uitvoeringsvorm van een samenstel volgens de uitvinding, met een elektronisch apparaat en een elektrode.
Fig 2 toont een schematische voorstelling van een mogelijke uitvoering van het elektronisch apparaat met een centraal contact onder het apparaat en één elektrode voor op de wonde.
Fig 3 toont een schematische voorstelling van een mogelijke uitvoering van een elektrode voorzien om op de wonde te worden geplaatst.
Fig 4 toont een schematische voorstelling van een mogelijke uitvoering van een centraal contact buiten de wonde.
Fig 5 geeft een voorbeeld van een mogelijke plaatsing van een elektrode ten opzichte van de wonde, t.o.v. de verbanden, en t.o.v. het elektronisch apparaat.
Fig 6 toont enkele grafieken uit de stand der techniek van pulsamplitude versus pulsbreedte voor de stimulatie van de diverse zenuwsystemen.
Fig 7 toont een grafiek uit de stand der techniek die verhoging van ATP-concentratie aangeeft in functie van de pulsamplitude van een pulstrein bij dierlijk weefsel.
Fig 8 toont een grafiek uit de stand der techniek, die proteïne-productie weergeeft in functie van de pulsamplitude van een pulstrein.
Fig 9 toont een flow-diagram van een voorkeursuitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding, met vier codewoorden.
Fig 10 geeft een timing-diagram weer van de voorkeursuitvoeringsvorm van de werkwijze conform Fig 9.
Fig 11 geeft schematisch weer hoe de voorlopige signaalvorm in de periodes, deelperiodes en periodefracties van Fig 10 kan bepaald worden aan de hand van parameters.
Fig 12 toont een eerste gelijkstroomsignaal, tevens eerste basissignaal in de voorkeursuitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding.
Fig 13 toont een tweede gelijkstroomsignaal, tevens tweede basissignaal in de voorkeursuitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding.
Fig 14 toont een eerste pulstrein, tevens derde basissignaal in de voorkeursuitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding.
Fig 15 toont een tweede pulstrein, tevens vierde basissignaal in de voorkeursuitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding.
Fig 16 toont een signaalvorm in functie van de tijd, overeenkomstig signaaltype T2 van Fig 9.
Fig 17 toont een signaalvorm in functie van de tijd, overeenkomstig signaaltype T7 en T15 van Fig 9.
Fig 18 toont een signaalvorm in functie van de tijd, overeenkomstig signaaltype T8 en T16 van Fig 9.
. Fig 19 toont in detail een gedeelte van Fig 18 in functie van de tijd.
Fig 20 is een variant van Fig 11, en geeft schematisch weer welke testen er dienen te gebeuren bij het vormen van een groep van signaalvormen.
Fig 21 toont twee signaalvormen van een eerste en een tweede elektrode van eenzelfde groep, waarbij beide signaalvormen overeenkomen met signaaltype T8 van Fig 9, maar waarbij de signaalvorm van Fig 21B is verschoven in de tijd.
Fig 22 toont een voorbeeld van twee groepen van signalen gevormd door de werkwijze van de uitvinding, waarbij vier elektrodes van de eerste groep actief zijn in een eerste actieve periode, en twee elektrodes van de tweede groep actief zijn in een tweede actieve periode.
Fig 23 geeft een blokschema weer van een elektronisch apparaat volgens de uitvinding.
Fig 24 toont een mogelijke uitvoeringsvorm van het microstroomcircuit als onderdeel van het elektronisch apparaat van Fig 23.
Fig 25 toont een voorbeeld van een connector met draadbruggen, als uitvoeringsvorm van het coderingsorgaan verbonden aan de elektrode.
Fig 26 toont een voorbeeld van een connector met een geheugenelement, als uitvoeringsvorm van het coderingsorgaan verbonden aan de elektrode.
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN VOORKEURSUITVOERINGSVORMEN VAN DE UITVINDING
De onderhavige uitvinding zal worden beschreven met betrekking tot bepaalde uitvoeringsvormen en met verwijzing naar bepaalde tekeningen maar de uitvinding is daartoe niet beperkt en wordt enkel door de conclusies bepaald. De beschreven tekeningen zijn enkel schematisch en niet-beperkend. In de tekeningen kan de grootte van bepaalde elementen overdreven en niet op schaal getekend zijn voor illustratieve doeleinden. De afmetingen en de relatieve afmetingen stemmen niet noodzakelijk overeen met werkelijke praktijkuitvoeringen van de uitvinding.
Bovendien worden de termen eerste, tweede, derde en dergelijke in de beschrijving en in de conclusies gebruikt om onderscheid te maken tussen gelijkaardige elementen en niet noodzakelijkerwijze om een sequentiële of chronologische volgorde te beschrijven. De termen zijn onder passende omstandigheden onderling uitwisselbaar en de uitvoeringsvormen van de uitvinding kunnen in andere sequenties dan hierin beschreven of geïllustreerd worden toegepast.
De term “omvattend", gebruikt in de conclusies, dient niet geïnterpreteerd te worden als zijnde beperkt tot de erna vermelde middelen en sluit andere elementen of stappen niet uit. De term dient te worden geïnterpreteerd als specificerend voor de aanwezigheid van de genoemde kenmerken, elementen, stappen of componenten waarnaar wordt verwezen, maar sluit de aanwezigheid of de toevoeging van één of meerdere andere kenmerken, elementen, stappen of componenten, of groepen daarvan niet uit. De draagwijdte van de uitdrukking “een inrichting omvattende middelen A en B" dient niet te worden beperkt tot inrichtingen die enkel uit componenten A en B bestaan. Het betekent dat met betrekking tot de onderhavige uitvinding de enige relevante componenten van de inrichting A en B zijn.
REFERENTIES: 1 samenstel 2 elektronisch apparaat 3 dataverwerkingseenheid 4 connector 5 poort 6 coderingsorgaan 7 draadbrug 8 pin 9 centraal contact 10 gaas 11 rechthoekig gedeelte 12 sliertvormig gedeelte 13 optionele verbinding 14 geïsoleerde elektrische draad 17 zilverlaag 18 connector 19 hydrogel 20 kunststoffolie 21 gebruikersinterface-module 23 signaalvormgenerator 24 voedings-module 25 connectie-module 31 operationele versterker 32 eerste diode 33 tweede diode 34 eerste aansluitingspool 35 tweede aansluitingspool 36 batterij 37 microstroommodule 38 geheugenelement E1 eerste elektrode i1 eerste indicator w1 eerste signaalvorm (voor eerste elektrode) cw codewoord c1 eerste deelcodewoord α eerste schaalfactor β tweede schaalfactor Σ1 eerste som Σ2 tweede som Σ2' herberekende tweede som
Tactl eerste tijdsduur
Trust rustperiode d1 verschuiving (van de eerste pulstrein) P1 eerste deelperiode P1a eerste periodefractie (van de eerste deelperiode) P1b tweede periodefractie (van de eerste deelperiode) P2 tweede deelperiode P2a eerste periodefractie van de tweede deelperiode, derde periodefractie P2b tweede periodefractie van de tweede deelperiode, vierde periodefractie
Ta duur van eerste periodefractie
Tb duur van tweede periodefractie D1 eerste gelijkstroomwaarde D1* gereduceerde eerste gelijkstroomwaarde PT1 eerste pulstrein f1 eerste frequentie (van de eerste pulstrein) A1 eerste pulsamplitude (van de eerste pulstrein) B1 eerste pulsbreedte (van de eerste pulstrein) PT2 tweede pulstrein f2 tweede frequentie (van de tweede pulstrein) A2 tweede pulsamplitude (van de tweede pulstrein) B2 tweede pulsbreedte (van de tweede pulstrein) T1 signaalvorm Type 1 G1 eerste groep van signaalvormen in de eerste actieve periode
De uitvinding heeft algemeen betrekking op wondgenezing door microstroomtherapie. Meerbepaald heeft de uitvinding betrekking op een werkwijze voor het genereren van een signaalvorm w1 welke gebruikt kan worden bij het verschaffen van microstroomsignalen, dit zijn stromen met een amplitude kleiner dan 1 mA, die op hun beurt aangeboden kunnen worden aan een wonde door middel van een elektrode E1 voor het stimuleren van wondgenezing. Zulke stromen kunnen bijvoorbeeld gebruikt worden voor behandeling van chronische wonden zoals doorligwonden, veneuze ulcéra, diabetische voet, alsook bij brandwonden en intern bijvoorbeeld spier-, ligament- en peesscheuren.
Fig 1 toont een uitvoeringsvorm van een elektronisch apparaat 2 dat drie poorten 5a, 5b, 5c bevat voor het opnemen van drie connectoren 4a, 4b, 4c. In dit voorbeeld maakt de eerste connector 4a deel uit van een eerste elektrode E1 die slechts gedeeltelijk wordt getoond. Via de tweede poort 5b kan een tweede elektrode E2 (niet getoond) aangesloten worden op het apparaat 2. De derde poort 5c is voorzien om verbonden te worden met een centraal contact 9 dat bij voorkeur onder het apparaat 2 wordt geplaatst voor contact met de huid. Het centraal contact 9 dient als retourkanaal van de één of meerdere microstromen die aangeboden worden aan de één of meerdere elektroden E1, E2. Bij voorkeur is de connector 4c van het centraal contact 9 fysiek verschillend (bv breder of smaller) dan de connectoren 4a, 4b van de eigenlijke elektroden E1, E2, om de kans op verkeerde aansluiting te minimaliseren, terwijl de connectoren 4a, 4b van de elektroden E1, E2 die voorzien zijn om op of in wonden geplaatst te worden, bij voorkeur wel onderling dezelfde fysieke afmetingen hebben.
Fig 2 toont het apparaat 2 en de elektrode E1 van Fig 1 van op een grotere afstand, waarbij nu ook het andere uiteinde van de elektrode E1 zichtbaar is, waär de elektrode E1 uitmondt in een elektrisch geleidend gaas 10, dat in dit geval een vijfhoekige vorm vertoont, welke op of in de wonde kan worden aangebracht. Elektrodes met een geleidend gaas zijn gekend in de stand der techniek. Specifiek voor de elektrode E1 horend bij het apparaat 2 is dat ze verbonden is met een coderingsorgaan 6 dat een codewoord cw bevat dat aangeeft welke therapeutische behandeling(en) dienen uitgevoerd te worden op de betreffende wonde, zodat het elektronisch apparaat 2 een geschikt stroomsignaal kan verschaffen voor elektrostimulatie. Het is een doel van de uitvinding om een signaalvorm w1 te bepalen waaruit het geschikt stroomsignaal kan afgeleid worden. Het coderingsorgaan 6 kan een onderdeel zijn van de elektrode E1, maar kan bv ook een apart circuitje zijn dat aangesloten is tussen een poort van het elektronisch toestel en de connector van de elektrode. Bij voorkeur is het coderingsorgaan 6 ingebouwd in de connector 4 van de elektrode E1, en niet veranderbaar of instelbaar door de patient of verpleegkundige. Bij voorkeur wordt het codewoord cw vastgelegd tijdens de productie van de elektrode E1. Tijdens de productie van de elektrode E1 wordt dus bepaald welke therapieën later zullen uitgevoerd worden met deze elektrode, het is aan de verpleegkundige om de juiste elektrode te kiezen afhankelijk van het voorschrift, en het is aan het apparaat 2 om een gepaste signaalvorm te genereren die het best overeenkomt met de één of meerdere te activeren therapieën.
Fig 25 toont een voorbeeld van een connector 4 met draadbruggen 7 als mogelijke vorm van coderingsorgaan 6. Deze connector heeft zes pinnen 8, waarvan één pin (bv de bovenste pin 8e in Fig 25) wordt gebruikt voor het doorgeven van de microstroom voor de elektrotherapie, en waarvan één pin (bv de onderste pin 8f in Fig 25) wordt gebruikt voor het aanleggen van een test-spanning om het codewoord cw uit te lezen. Het codewoord cw wordt in dit geval gevormd door de positie van de vier overige pinnen 8a-8d, die vier deelcodewoorden c1-c4 vormen, en die vier therapeutische behandelingen tb1-tb4 identificeren (bv in dit geval vier vooraf gekozen therapeutische behandelingen, die vast gecodeerd worden in het apparaat "hard-coded". Met ieder deelcodewoord c1-c4 is een indicator i1-i4 gekoppeld, die aangeeft of de gerelateerde therapeutische behandeling tb1-tb4 moet geactiveerd worden of niet. In het voorbeeld van Fig 25 wordt de waarde van iedere indicator i1-i4 tijdens de productie vastgelegd door het al dan niet plaatsen van een verbinding 7 tussen de pin 8a-8d van de connector en de test-pin (pin 8f onderaan in Fig 25). In het voorbeeld van Fig 25 geven de eerste drie indicatoren i1-i3 activering aan, d.w.z. dat de eerste, tweede en derde therapie moeten geactiveerd worden, aangezien een draadbrug 7 (of een nul-ohm-weerstand of dergelijke) is geplaatst. In deze octrooipublicatie wordt met de formulering dat de indicator "ja bevat" bedoeld dat hij "activering aangeeft", en "nee bevat" betekent dat hij geen activering aangeeft. De vierde indicator i4 is niet waar, wat aangeeft dat de vierde therapie niet geactiveerd dient te worden.
Fig 26 toont een voorbeeld van een connector 4 met een seriële EEPROM als mogelijke vorm van coderingsorgaan 6. In dit voorbeeld wordt een 2-pins component ("single-wire-EEPROM") gebruikt om het codewoord cw te stockeren. Het codewoord cw kan wederom uit meerdere deelcodewoorden c1-c4 bestaan (maar het aantal deelcodewoorden kan ook twee of drie of een ander getal zijn, bv zes of acht of tien), en waarbij iedere geheugenlocatie (adres) een vooraf bepaalde therapeutische behandeling tb1-tb4 identificeert, en waarbij de inhoud van de geheugenlocatie de waarde van de daarmee gekoppelde indicator i1-i4 weergeeft. Als voorbeeld kan de commercieel verkrijgbare component DS2431 van Maxim® gebruikt worden. Deze heeft 4x 256 bits geheugen, maar andere geheugens zoals flash kunnen eveneens gebruikt worden. In principe volstaan 4 bits voor de waarde van de indicatoren i1-i4. Eventueel kunnen de andere geheugen-locaties van de elektronisch component gebruikt worden om de bijhorende basissignalen s1-s4 horend bij de therapieën op te slaan. Deze basissignalen s1-s4 zijn bij voorkeur parameteriseerbare signalen zoals een gelijkstroomsignaal met een gelijkstroomwaarde D, of een pulstrein met een frequentie f en pulsamplitude A en pulsbreedte B, en de waarde van de parameters D, f, A en B kunnen opgeslagen zijn in het geheugen. Alternatief kunnen deze parameters ook opgeslagen zijn in een intern geheugen van het elektronisch apparaat 2. Optioneel wordt ook andere informatie in het geheugen 38 van de elektrode opgeslagen, zoals fabricage-informatie (bv lotnummer, datum van productie), houdbaarheid en geldigheid van de elektrode E1.
Naast de voorbeelden van Fig 25 en Fig 26 kan ook een andere elektronische of mechanische codering van de connector 4 gebruikt worden die door het apparaat 2 kan worden herkend, bv. door het activeren van microswitches (niet getoond). De ondersteunde therapieën tb1- tb4 van een samenstel 1 bestaande uit een elektronisch apparaat 2 en één of meer elektrodes E1 worden meestal op voorhand vastgelegd en ingebakken (bv hardgecodeerd) in het apparaat 2, zodat in de connector 4 enkel de waarde van de indicatoren opgeslagen hoeft te worden, waarbij ieder deelcodewoord c1-c4 bv overeenkomt met een vast pinnummer of een vast geheugenadres.
Vooraleer in detail de werkwijze te beschrijven voor het genereren van de signaalvormen, worden eerst Figuren 3 - 5 besproken om de toepassing van de uitvinding verder toe te lichten.
Fig 3 toont een uitvoeringsvorm van een elektrode E1 geschikt om op een wonde te worden aangebracht. Het rechthoekige gedeelte 11 van de elektrode E1 in een nylongaas met zilverlaag is voor direct contact met het wondbed, het sliertvormige gedeelte 12 van ditzelfde materiaal wordt gebruikt om een elektrisch geleidend pad te verschaffen zonder risico op wondrandverweking of drukletsel, een optionele verbinding 13 met een geïsoleerde elektrische draad 14 geeft de mogelijkheid tot verder weg gelegen verbinding via de connecter 4 met het elektronisch apparaat 2.
Onder invloed van een elektrische potentiaal kunnen metaal-ionen vrijgegeven worden. Omdat de elektrode op de wond zilver (of ander metaal) bevat, wordt het centraal contact 9 van het apparaat 2 bij voorkeur op een positieve potentiaal gehouden (anode) ten opzichte van de elektrode op de wond tijdens stimulatie (kathode). Hiermee wordt afgifte van metaal aan het lichaam (in de vorm van ionen of colloidaal) beperkt en interactie met medicinale producten geminimaliseerd. In tegenstelling tot andere oplossingen wordt de elektrode op de wond niet opgeofferd voor het afgeven van ionen, zodat de elektrode op de wond meerdere dagen werkzaam aanwezig kan blijven om het wondbed en de conventionele therapie niet te verstoren.
Fig 4 toont een uitvoeringsvorm van een centraal contact 9 of een uiteinde van een elektrode E1 buiten de wonde. De elektrisch isolerende bovenste laag 16 kan in geval van een dragend centraal contact worden voorzien aan de bovenzijde van een dubbelklevende laag. Een zilverlaag 17 zorgt voor een uniforme verdeling van de stroomdichtheid over de oppervlakte van het centraal contact. De connector 18 met draadverbinding is bedoeld voor aansluiting op het elektronisch apparaat 2. De hydrogel 19 maakt de fysische en elektrische verbinding met de huid. Een beschermende kunststoffolie 20 is voorzien om tijdens transport en opslag de hydrogel te beschermen tegen beschadiging, UV schade en uitdroging.
Fig 5 geeft een voorbeeld van een mogelijke plaatsing van een elektrode E1 ten opzichte van een wonde, t.o.v. verbanden, en t.o.v. het elektronisch apparaat 2. De huid 32 wordt als een doorsnede weergegeven met een open wonde en het wondbed 33. De optimale plaatsing van de elektrode E1 is zodanig dat het sliertvormige gedeelte 12 de wond/wondrand verlaat op de verst mogelijke plaats ten opzichte van het elektronisch apparaat 2. Het gaas 11 van de elektrode E1 wordt bij voorkeur afgedekt door conventionele wondverbanden 34 en het sliertvormige gedeelte12 van de elektrode E1 wordt bij voorkeur over de verbanden heen gelegd. Hiermee wordt er verder getracht naar een optimale verdeling van de stroomdichtheid in het wondbed, omdat de stroompaden maximaal doorheen de wond zijn gepositioneerd en het niet homogene karakter van de geleiding in het lichaam worden geminimaliseerd.
Fig 6 toont enkele grafieken uit de stand der techniek. De onderste curve (met ruitjes) toont de maximaal toegelaten pulsamplitude A van een pulstrein PT in functie van de pulsbreedte B zodanig dat de sensorische zenuwen niet geprikkeld worden. De werkwijze volgens de huidige uitvinding levert een signaalvorm die steeds onder deze curve blijft, m.a.w. deze gekende curve wordt gebruikt als randvoorwaarde.
Fig 7 toont een andere grafiek uit de stand der techniek die een typische verhoging van ATP-concentratie aangeeft bij elektrostimulatie, in functie van de pulsamplitude A van een pulstrein PT. Uit testen is gebleken dat de exacte curves persoonsgebonden zijn. De grafiek toont tevens dat de ATP concentratie sterk afneemt als de pulsamplitude A te groot is (bv groter dan 1000 μΑ). De uitvinder heeft op deze figuur therapeutische grenzen aangeduid, d.w.z. een minimum-amplitude van nagenoeg 25 μΑ, en een maximum-amplitude van nagenoeg 750 μΑ, waarbinnen de signaalvorm w1 die ATP-productie dient te stimuleren, zoals verder zal beschreven worden, dient te blijven. De bestaande curves uit de stand der techniek worden dus als randvoorwaarden beschouwd.
Fig 8 toont een andere grafiek uit de stand der techniek die een typische verhoging van proteïne-productie weergeeft bij elektrostimulatie, in functie van de pulsamplitude A van een pulstrein PT. Voor deze therapeutische behandeling kan dus best een pulstrein gebruikt worden waarvan de amplitude een waarde is tussen bv 10 en 750 μΑ, die aangeduid zijn als therapeutische grenzen voor deze behandeling, en die wederom als randvoorwaarden worden beschouwd.
De figuren 6 tot 8 geven enkele voorbeelden aan van therapeutische grenzen waaraan een microstroom-pulstrein moet voldoen voor het bereiken van bepaalde therapeutische effecten zoals de verhoging van ATP-concentratie of proteïne-productie (Fig 7 en 8), of het vermijden van ongewenste effecten zoals voelbare zenuw-prikkels (Fig 6). Aan de hand van dergêlijke grafieken heeft de uitvinder randvoorwaarden bepaald waaraan de signaalvormen w1, w2 die gegenereerd zullen worden dienen te voldoen.
VOORBEELD VAN EEN APPARAAT MET TWEE POORTEN. EN MET VIER DEELCODEWOORDEN:
De uitvinding zal verder in detail toegelicht worden aan de hand van een concreet voorbeeld, tevens de voorkeursuitvoeringsvorm van een werkwijze en apparaat 2 volgens de uitvinding, waarbij het apparaat 2 twee poorten 5a, 5b heeft, waarop tegelijk twee elektroden E1, E2 kunnen aangesloten worden, en waarbij iedere elektrode E1, E2 een coderingsorgaan 6a, 6b heeft, bij voorkeur ingebouwd in de connector 4a, 4b van de elektrodes E1, E2, en waarbij ieder coderingsorgaan 6a, 6b een codewoord cw1, cw2 bevat, die beiden vier deelcodewoorden c1 - c4 bevatten, waarbij het verband tussen het deelcodewoord en de overeenkomstige therapeutische behandeling wordt weergegeven in de tabel 1.
Figure BE1020076A3D00301
Figure BE1020076A3D00311
Tabel 1.
Alhoewel de uitvinding hoofdzakelijke zal beschreven worden aan de hand van dit concreet voorbeeld, is het duidelijk voor de vakman dat een variant van het beschreven apparaat 2 slechts één poort 5 of méér dan twee poorten 5 kan bevatten voor het aansluiten van meer dan twee elektroden, bv 3 of 4 of 6 of 8 of 10 of zelfs meer. Het is ook duidelijk voor de vakman dat een variant van het apparaat 2 minder dan vier of méér dan vier therapeutische behandelingen kan ondersteunen, bv twee of drie of vijf of zes of meer.
Het coderingsorgaan 6 omvat verder voor ieder van de deelcodewoorden c1-c4 een indicator Î1-Ï4 die aangeeft of de betreffende therapeutische behandeling moet geactiveerd worden of niet. In de voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding zijn de therapeutische behandelingen op voorhand gekozen en hardgecodeerd ("ingebakken") in de hardware en/of de software van het elektronisch toestel, of opgeslagen in een intern geheugen, en worden de waarden van de indicatoren i1 - i4 vastgelegd tijdens de productie van de elektrodes E1, E2. De verpleegster moet voor elke wonde dus enkel een gepaste elektrode te kiezen overeenkomstig de gewenste therapeutische behandelingen voor de betreffende wonde. Een dataverwerkingseenheid 3 (bv een microprocessor) van het apparaat 2 zal vervolgens de waarde van de indicatoren opgeslagen in de betreffende elektrode uitlezen via de poort(en) 5 van het apparaat 2, en zal voor ieder van de elektrodes El, E2 een gepaste signaalvorm w1, w2 genereren afhankelijk van de indicatoren.
In de voorkeursuitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding wordt voor ieder van de therapeutische behandelingen van tabel 1 een bijhorend signaal s1-s4 gekozen, als volgt.
Horend bij een anti-bacteriële behandeling wordt bij voorkeur een gelijkstroomsignaal gekozen met een eerste gelijkstroomwaarde D1 van 4 - 750 μΑ, bij voorkeur 300 - 500 μΑ, met meer voorkeur nagenoeg 400 μΑ, zoals getoond in Fig 12. Dit is het eerste basissignaal s1 in de voorkeursuitvoeringsvorm.
Uit studies is gebleken dat een negatieve gelijkstroom in de orde van 4 - 400 μΑ (microampère) in het wondbed een bacteriostatisch en antibacterieel effect heeft.
Horend bij een celmigratie-behandeling wordt bij voorkeur een gelijkstroomsignaal gekozen met een tweede gelijkstroomwaarde D2 van 50 - 750 μΑ, bij voorkeur nagenoeg 100 μΑ, zoals getoond in Fig 13. Dit is het tweede basissignaal s2 in de voorkeursuitvoeringsvorm.
Uit studies is gebleken dat een dergelijk gelijkstroom optimaal is om de migratie van epithelen en fibroblasten, kératinocytes en neutrophils te stimuleren naar het wondbed (Galvanotaxis).
Horend bij een behandeling tegen pijn en/of een behandeling voor toename van zuurstofspanning TcP02 wordt bij voorkeur een eerste pulstrein PT1 gekozen met een eerste frequentie f1 van 0,2 - 20,0 Hz, bij voorkeur 1,0 -10,0 Hz, met meer voorkeur nagenoeg 5,0 Hz, met een eerste pulsamplitude A1 van 10 - 750 μΑ, bij voorkeur 100 - 400 μΑ, bv 400 μΑ, en een eerste pulsbreedte B1 van 0,1 - 20 ms, bij voorkeur 1,0 - 3,0 ms, bv 2 ms, zoals getoond in Fig 14. Dit is het derde basissignaal s3 in de voorkeursuitvoeringsvorm.
Een pulsfrequentie van 0,2 tot 20,0 Hz (typisch 5,0 Hz) blijkt optimaal voor pijnbestrijding en toename van TcP02 (doorbloeding van de huid oftewel zuurstofspanning aan de huid). Een variatie van de pulsbreedte (bv achtereenvolgens 1, 2, 3, 2, 1 ms) is nuttig om zenuwen op verschillend energieniveau te stimuleren.
Horend bij stimulatie van een proces gekozen uit de groep van: ATP-productie, DNA-productie, proteïne-productie en aminozuur-opname, wordt bij voorkeur een tweede pulstrein PT2 gekozen met een tweede frequentie f2 van 50 - 160 Hz, bij voorkeur 75 - 125 Hz, bij meer voorkeur nagenoeg 100 Hz, en een tweede pulsamplitude A2 van 10 - 750 μΑ, bij voorkeur 100 - 400 μΑ, bv 400 pA, en een tweede pulsbreedte B2 van 0,1 tot 5,0 ms, bij voorkeur 0,2 - 2,0 ms, bv 1,0 ms, zoals getoond in Fig 15. Dit is het vierde basissignaal s4 in de voorkeursuitvoeringsvorm.
Een pulsfrequentie van 50 tot 160 Hz (typisch 100 Hz) blijkt optimaal om de ATP, DNA en proteïne productie en aminozuur opname te stimuleren, vochtophoping in het weefsel te verminderen, en is bovendien beter geschikt om de hogere impedantie van de laag geleidende huidovergang te overwinnen. Deze pulsvorm kan tevens worden gebruikt om de correcte elektrische verbinding te testen (testen van fouttoestand).
De werkwijze volgens de uitvinding zal een signaalvorm w1 genereren vertrekkende van deze basissignalen s1-s4, maar op een wijze die afhangt van de geselecteerde therapieën, zoals aangeduid door de indicatoren i1-i4. De details van deze werkwijze zullen voornamelijk toegelicht worden aan de hand van de figuren 9, 10 en 11.
Fig 9 toont een flow-diagram van de voorkeursuitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding, met vier deelcodewoorden c1 - c4 en vier indicatoren i1 - i4 overeenkomstig Tabel 1. Alle mogelijke combinaties van "actief' (J) en "niet actief' (N) zijn voorgesteld. Voor de derde indicator wordt slechts "pijn" vernoemd, en voor de vierde indicator wordt slechts "ATP" vernoemd, maar een meer volledige beschrijving is hierboven gegeven in Tabel 1.
SLECHTS EEN INDICATOR ACTIEF:
Beschouwen we eerst het geval waarbij slechts één indicator i1-i4 actief is. Veronderstel dat slechts één elektrode E1 is aangesloten op het apparaat 2, en stel dat de dataverwerkingseenheid (bv de microprocessor) 3 van het apparaat 2 de volgende indicatoren heeft opgehaald: i1=ja, i2=nee, i3=nee, i4=nee. De signaalvorm w1 wordt dan als volgt gegenereerd. Eerst wordt nagegaan of de eerste indicator M activering aangeeft, wat in dit voorbeeld inderdaad zo is. Het bijhorende signaal s1, in dit geval een gelijkstroomsignaal met een gelijkstroomwaarde D1 van 400 μΑ (zie Fig 12), wordt opgehaald, en een voorlopige signaalvorm w wordt gevormd op basis van dit eerste signaal s1, bv door het nemen van dit eerste signaal over een eerste periode Tactl. Bij voorkeur heeft de eerste periode Tactl een duur van nagenoeg 90 minuten. Vervolgens wordt nagegaan of de indicatoren Î2-Î4 een activering aangeven, wat niet het geval is in dit voorbeeld, zodat de voorlopige signaalvorm wordt behouden en niet wordt aangepast. Tenslotte wordt de signaalvorm w1 gegenereerd aan de hand van de voorlopige signaalvorm w, in dit geval enkel s1, en dat over de ganse duur van de eerste periode Tact. Fig 10 geeft het tijdsaspect weer van de signaalvormen w1 gevormd door de voorkeursuitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de huidige uitvinding. Fig 10A toont dat de signaalvorm w1 voor de elektrode E1 actief is gedurende een eerste periode Tact van bv 1 uur 30 minuten, en daarna nagenoeg nul is in de rustperiode gedurende een tijd Trust van bv 4 uur 30 minuten, waarna de cyclus zich herhaalt. De signaalvorm w1 die overeenkomt met de indicatoren i1=ja, i2=nee, i3=nee, i4=nee is dus volgens de werkwijze van de uitvinding een gelijkstroomsignaal van 400 μΑ gedurende de ganse eerste periode Tact, waarvan het tijdsaspect is weergegeven in Fig 10b. De eerste 90 minuten van de signaalvorm w1 voor het geval waarbij enkel i1 actief is, wordt dus eveneens weergegeven in Fig 12. Dit is signaaltype T9 van Fig 9, met de timing van Fig 10b.
In een implementatie kan de voorlopige signaalvorm w bv een set van parameters zijn, die zowel het tijdsaspect bepalen (bv verwijzen naar de timing van Fig 10b) als de signaalvorm (bv s2) als de parameters van de signaalvorm (bv D1=100 μΑ), terwijl de te genereren signaalvorm w1 bv een tijdsdiscrete of tijdscontinue signaalvorm is.
Op een gelijkaardige manier geeft Fig 13 tevens de eerste 90 minuten weer van de signaalvorm w1 die gegenereerd wordt indien de indicatoren i1-i4 van de elektrode E1 gelijk zijn aan: i1=nee, i2=ja, i3=nee, i4=nee. In dit geval wordt eerst nagegaan of de eerste indicator i1 geactiveerd is, wat niet het geval is. Vervolgens wordt de tweede indicator i2 beschouwd, en die is wel geactiveerd, het tweede signaal s2 wordt opgehaald, en een voorlopige signaalvorm w wordt gevormd op basis van het tweede signaal (bv door het tweede signaal s2 toe te kennen over een duur van de eerste periode Tactl). Vervolgens wordt nagegaan of de derde en vierde indicator i3, i4 activering aangeven, maar aangezien dat niet het geval is, wordt de voorlopige signaalvorm w behouden en niet aangepast. Tenslotte wordt de signaalvorm w1 gevormd op basis van de voorlopige signaalvorm w. Dit voorbeeld beschrijft signaaltype T5 van Fig 9, met de timing van Fig 10b.
Op een gelijkaardige manier geeft Fig 14 tevens de eerste 90 minuten weer van de signaalvorm w1 die gegenereerd wordt indien de indicatoren i1-i4 van de elektrode E1 gelijk zijn aan: i1=nee, i2=nee, i3=ja, i4=nee. Dit is signaaltype T3 van Fig 9, met de timing van Fig 10b.
Op een gelijkaardige manier geeft Fig 15 tevens de eerste 90 minuten weer van de signaalvorm w1 die gegenereerd wordt indien de indicatoren i1-i4 van de elektrode E1 gelijk zijn aan: i1=nee, i2=nee, i3=nee, i4=ja. Dit is signaaltype T2 van Fig 9 met de timing van Fig 10b, tevens weergegeven in Fig 16 (niet op schaal).
Aangezien in deze vier voorbeelden slechts één therapie dient geactiveerd te worden, hoeft er geen rekening te worden gehouden met een andere therapie, en kan in de hierboven vermelde gevallen voluit gegaan worden voor het basissignaal s1, s2, s3, s4 behorend bij de te activeren therapeutische behandeling.
TWEE INDICATOREN TEGELIJK ACTIEF:
Anders wordt het wanneer er twee of meer indicatoren i1-i4 tegelijk actief zijn, omdat de werkwijze volgens de uitvinding de voorlopige signaalvorm w (op basis van het eerste signaal s1) dan zal aanpassen en combineren met het tweede signaal s2. Het algoritme zal alle codewoorden en indicatoren nagaan, maar in de beschrijving hieronder worden enkel de voornaamste stappen beschreven, zo wordt bv niet steeds vermeld dat een bepaalde indicator is opgehaald, wiens waarde "nee" was, en dat de reeds gevormde voorlopige signaalvorm behouden blijft.
Beschouwen we bv het voorbeeld met i1=ja, i2=ja, i3=nee, i4=nee. De eerste indicator i1 geeft activering aan, dus het eerste signaal s1, zijnde een gelijkstroomsignaal s1 met een eerste gelijkstroomwaarde D1 = 400 μΑ, wordt opgehaald, en toegekend aan de voorlopige signaalvorm w. De tweede indicator i2 geeft ook activering aan, dus het tweede signaal s2, zijnde een gelijkstroomsignaal s2 met een tweede gelijkstroomwaarde D2 = 100 μΑ, wordt opgehaald, en de voorlopige signaalvorm w (met daarin s1) wordt gecombineerd met het tweede signaal s2, door het wijzigen van de gelijkstroomwaarde D1 naar de kleinste waarde van D1 en D2, zijnde 100μΑ. Dit wordt bv toegepast in signaaltype T13 van Fig 9, met de timing van Fig 10b.
Nemen we het voorbeeld met i1=nee, i2=ja, i3=ja, i4=nee. Bij de opbouw van de voorlopige signaalvorm w zal eerst het tweede signaal s2, zijnde een gelijkstroomsignaal met een eerste gelijkstroomwaarde D1=100 μΑ, opgehaald worden, en worden toegekend aan de voorlopige signaalvorm w. Vervolgens zal het derde signaal s3 opgehaald worden, zijnde een eerste pulstrein PT1 met een eerste frequentie van 5 Hz en een eerste pulsamplitude A1=40Ö μΑ, dat gecombineerd moet worden met de voorlopige signaalvorm w. Bij het combineren van een voorlopige signaalvorm die een gelijkstroomsignaal bevat, en een eerste pulstrein PT1 met een frequentie f1 lager dan een voorafbepaalde frequentie (bv 30 Hz), wordt de eerste periode Tact (bv 90 minuten) van de voorlopige signaalvorm w opgesplitst over minstens één eerste en minstens één tweede deelperiode P1, P2 (van bv ieder 45 minuten), waarbij in de minstens één eerste deelperiode P1 het gelijkstroomsignaal van 100 μΑ wordt behouden, en waarbij in de minstens één tweede deelperiode P2 de eerste gelijkstroomwaarde D1 van 100 μΑ wordt gereduceerd tot een gereduceerde gelijkstroomwaarde D1* van bv nagenoeg 50 μΑ, en de eerste pulsamplitude A1 (van 400 μΑ) wordt gereduceerd tot een gereduceerde eerste pulsamplitude A1* van 200 - 300 μΑ, bv nagenoeg 260 μΑ, en de eerste pulstrein PT1 met de gereduceerde eerste pulsamplitude A1* wordt gesuperponeerd op het eerste gelijkstroomsignaal met de gereduceerde gelijkstroomwaarde D1*. Met andere woorden in de tweede deelperiode P2 wordt de voorlopige signaalvorm w een superpositie van 5 Hz pulsen met een pulsamplitude van 260 μΑ op een gelijkstroomwaarde van 50 μΑ. Dit wordt bv toegepast in signaaltype T7 van Fig 9, met de timing van Fig 10d. Een concreet voorbeeld van de signaalvorm van signaaltype T7 van Fig 9 wordt weergegeven in Fig 17, waarbij een veelheid van eerste en tweede deelperiodes P1, P2 (bv van 3 minuten elk) worden gekozen, die afwisselend voorkomen gedurende de eerste periode Tactl (bv 90 minuten). De reden voor de reductie van de gelijkstroomwaarde D1 in de tweede deelperiode P2 is te vinden in polarisatie van de zenuweinden vanwege de gelijkstroomwaarde, waarbij de uitvinder ervoor gekozen heeft om de gevoelzenuwen niet te stimuleren.
Bij voorkeur heeft iedere eerste en tweede deelperiode P1, P2 een duur van 1 - 45 minuten, bij voorkeur een duur van 1 -20 minuten, bij meer voorkeur een duur van nagenoeg 3 minuten. Een dergelijke duur levert een succesvolle stimulatie op voor diverse (in vitro, in vivo) therapievormen.
Nemen we het voorbeeld met i1=ja, i2=nee, i3=nee, i4=ja. De voorlopige signaalvorm w wordt in eerste instantie gevormd op basis van het eerste gelijkstroomsignaal s1 met een eerste gelijkstroomwaarde D1=400 μΑ. Vervolgens wordt het vierde signaal s4 opgehaald, zijnde een tweede pulstrein met een tweede frequentie f2 van 100 Hz, en een tweede pulsamplitude van 400 μΑ. Bij het combineren van de voorlopige signaalvorm w (met daarin het eerste gelijkstroomsignaal) en de tweede pulstrein PT2, wordt de eerste periode Tactl (bv 90 minuten) opgesplitst over een veelheid van deelperiodes P1 (bv ieder 3 minuten), en wordt iedere deelperiode P1 gefractioneerd in een eerste en een tweede periodefractie P1a, P1b, waarbij in de eerste periodefractie P1a het gelijkstroomsignaal met de eerste gelijkstroomwaarde D1 (van 400 μΑ) wordt behouden, en waarbij in de tweede periodefractie P1b de tweede pulsamplitude A2 (van 400 μΑ) wordt gereduceerd tot een gereduceerde tweede pulsamplitude A2* (van 100 μΑ), en het gelijkstroomsignaal in de voorlopige signaalvorm w wordt vervangen door de tweede pulstrein PT2 met de gereduceerde tweede pulsamplitude A2* (van 100 μΑ). Dit wordt bv toegepast in signaaltype T10 van Fig 9, waar de eerste periodefractie P1a een gelijkstroomwaarde D1 heeft van 400 μΑ, en waar de tweede periodefractie P1b een pulstrein PT2 heeft met een tweede frequentie f2 van 100 Hz en een gereduceerde pulsamplitude A2* van 100 μΑ.
Bij voorkeur wordt iedere deelperiode P1 gefractioneerd in een eerste periodefractie P1a met een eerste fractieduur Ta en in de tweede periodefractie P1b met een tweede fractieduur Tb, waarbij de verhouding van de tweede fractieduur Tb en de eerste fractieduur Ta een verhouding is van 10/90 - 40/60, bij voorkeur nagenoeg gelijk is aan 20/80. In een voorbeeld is de eerste fractieduur Ta nagenoeg gelijk aan 4,0 seconden, en de tweede fractieduur Tb nagenoeg gelijk aan 1,0 seconden.
De stimulatie met de tweede pulstrein PT2 met een "hoge" frequentie heeft reeds na korte duur (bv na 1 - 10 minuten) een positief therapeutisch effect, behoeft een lagere dosis voor een redelijk resultaat, en is bovendien cumulatief over verschillende perioden. Aldus kan deze stimulatie meermaals kortstondig toegepast worden in de tijd, ten voordele van de andere vormen die langere toediening vereisen.
Nemen we het voorbeeld met i1=nee, i2=nee, i3=ja, i4=ja. De voorlopige signaalvorm w wordt gevormd op basis van de eerste pulstrein PT1 met een eerste frequentie f1 van 5 Hz, en met een eerste pulsamplitude A1 van 400 μΑ en met een eerste pulsbreedte B1 van 2,0 ms. Vervolgens wordt het vierde signaal s4 opgehaald, zijnde een tweede pulstrein met een tweede frequentie f2 van 100 Hz, en een tweede pulsamplitude van 400 pA. Bij het combineren van de voorlopige signaalvorm w (met daarin de eerste pulstrein) en de tweede pulstrein PT2, wordt de eerste periode Tactl (bv 90 minuten) opgesplitst over een veelheid van deelperiodes P1 (bv ieder 3 minuten), en wordt iedere deelperiode P1 gefractioneerd in één of meerdere eerste en een tweede periodefracties P1a, P1b, waarbij in de eerste periodefractie P1a de eerste pulstrein PT1 met de eerste pulsamplitude A1 (van 400 pA) wordt bèhouden, en waarbij in de tweede periodefractie P1b de eerste pulstrein PT1 wordt vervangen door de tweede pulstrein PT2. Dit wordt bv toegepast in signaaltype T4 van Fig 9, met de timing van Fig 10c. De pulsamplituden blijven in dit geval 400 pA zowel voor de eerste pulstrein PT1 van 5 Hz als voor de tweede pulstrein PT2 van 100 Hz. Hier treedt immers geen polarisatie van de zenuweinden op ten gevolge van een gelijkstroomsignaal.
DRIE INDICATOREN TEGELIJK ACTIEF:
Beschouwen we nu het geval waarbij drie indicatoren tegelijk actief zijn, bv i1=ja, i2=nee, i3=ja, i4=ja. De voorlopige signaalvorm w wordt gevormd op basis van het gelijkstroomsignaal s1 zoals hoger beschreven. De tweede indicator i2 is nee, dus de voorlopige signaalvorm blijft behouden. Bij het nagaan van de derde indicator i3 wordt het derde signaal s3 opgehaald, zijnde een eerste pulstrein PT1, dat dient samengesteld te worden met de voorlopige signaalvorm w. Daartoe wordt de eerste periode Tactl (bv 90 minuten) opgesplitst over minstens één eerste en minstens één tweede deelperiode P1, P2 (bv ieder 45 minuten), waarbij in de eerste deelperiode P1 de eerste gelijkstroomwaarde D1 (bv 400 μΑ) wordt behouden, en waarbij in de tweede deelperiode P2 de eerste gelijkstroomwaarde D1 (van 400 μΑ) wordt gereduceerd tot een gereduceerde gelijkstroomwaarde D1* (van 50 μΑ) en de eerste pulsamplitude A1 (van 400 μΑ) wordt gereduceerd tot een gereduceerde eerste pulsamplitude A1* (van 260 μΑ) en de eerste pulstrein PT 1 met de gereduceerde eerste pulsamplitude A1* wordt gesuperponeerd op het eerste gelijkstroomsignaal met de gereduceerde gelijkstroomwaarde D* (van 50 μΑ). Bij het nagaan van de vierde indicator i4 wordt het vierde signaal s4 opgehaald, zijnde de tweede pulstrein PT2, dat dient samengesteld te worden met de reeds gevormde voorlopige signaalvorm w. Daartoe wordt de eerste deelperiode P1 gefractioneerd in een veelheid van eerste en tweede periodefracties P1a, P1b, waarbij in iedere eerste periodefractie P1a het gelijkstroomsignaal met de eerste gelijkstroomwaarde D1 (van 400 μΑ) wordt behouden, en in iedere tweede periodefractie P1b de tweede pulsamplitude A2 (van 400 μΑ) wordt gereduceerd tot een gereduceerde tweede pulsamplitude A2* (van 100 μΑ) en het gelijkstroomsignaal wordt vervangen door de tweede pulstrein PT2 met de gereduceerde tweede pulsamplitude A2*. Verder wordt ook de tweede deelperiode P2 opgesplitst in een veelheid van derde en vierde periodefracties P2a, P2b, waarbij in iedere derde periodefractie P2a het gelijkstroomsignaal met de gereduceerde gelijkstroomwaarde D* (van 50 μΑ) met daarop gesuperponeerd de eerste pulstrein PT1 met de gereduceerde eerste pulsamplitude A1* (van 260 μΑ) wordt behouden, en wordt in iedere vierde periodefractie P2b de tweede pulsamplitude A2 (van 400 μΑ) gereduceerd tot een gereduceerde tweede pulsamplitude A2* (van 100 pA), en wordt het gelijkstroomsignaal met de gereduceerde gelijkstroomwaarde D* met daarop gesuperponeerd de eerste pulstrein PT1 met de gereduceerde eerste pulsamplitude A1* vervangen door de tweede pulstrein PT2 met de gereduceerde tweede pulsamplitude A2* (van 100 pA).
Dit wordt bv toegepast voor signaaltype T8 van Fig 9, waarvan de timing is weergegeven in Fig 10e. De overeenkomstige signaalvorm w1 is weergegeven in Fig 18, en een gedeelte ervan is tevens weergegeven in meer detail in Fig 19. Voor dit signaal wordt dus zowel superpositie toegepast voor de eerste pulstrein PT1 in de derde periodefracties P2a, als partitionering en substitutie in de tweede en vierde periodefracties P1b, P2b voor de tweede pulstrein PT2.
De figuren 11A-11D geven schematisch weer welke signaal-pàrameters D1, f 1, A1, B1, D2, f2, A2, B2 en tijdsindeling toegepast wordt in de hierboven beschreven gevallen. De gereduceerde parameter-waarden D1*, A1*, A2* worden in deze figuren niet weergegeven.
MEERDERE ELEKTRODEN TEGELIJK ACTIEF IN EEN GROEP:
Hierboven werd een werkwijze beschreven voor het genereren van één signaalvorm w1 voor elektrostimulatie door middel van één elektrode E1, waarbij weliswaar meerdere therapeutische behandelingen gecombineerd kunnen worden, zoals aangegeven door de indicatoren i1-i4 in het coderingsorgaan 6.
De uitvinding biedt tevens een werkwijze voor het genereren van twee of meer signaalvormen w1, w2, enz voor elektrostimulatie door middel van twee of meer elektroden E1, E2, enz die op twee of meer wonden van eenzelfde lichaam verbonden kunnen worden, en die tegelijk actief kunnen zijn. In deze octrooipublicatie wordt de term "groep" gebruikt voor de verzameling van elektroden die tegelijk actief zijn in eenzelfde actieve periode Tact (bv 90 minuten).
Daarbij wordt in een eerste stap f) een eerste signaalvorm w1 gegenereerd voor de eerste elektrode E1 op een wijze zoals hierboven beschreven in stappen a) tot en met e), en zoals geïllustreerd in de Figuren 9-11, gebaseerd op de indicatoren van de eerste elektrode E1. Stel bv dat de indicatoren van de eerste elektrode E1 de waarden i1=nee, i2=ja, i3=ja, i4=ja bevatten, dan zal signaalvormtype T8 gevormd worden voor elektrode E1, zoals aangegeven in Fig 9.
Vervolgens wordt in stap g) telkens (d.w.z. voor iedere poort 5) nagegaan of er nog meer elektrodes E2, E3, enz aangesloten zijn (bv door te detecteren of het codewoord cw kan opgehaald worden van de andere poorten 5 van het apparaat 2), en zal op dezelfde wijze als hierboven een tweede signaalvorm w2 gegenereerd worden voor de tweede elektrode E2. Daarbij wordt de duur van de eerste periode Tactl, de duur van de eerste resp. tweede deelperiode P1, P2 en de duur van de eerste, resp. tweede, derde, vierde periodefractie P1a, P1b, P2a, P2b van de verdere signaalvorm(en) w2, w3 gelijk gekozen aan die van de eerste signaalvorm w1. Op die manier kan de combinatie van de signaalvormen w1, w2, enz zich beperken tot een analyse over de eerste periode Tactl, de deelperiodes P1, P2 en de periodefracties P1a, P1b, P2a, P2b, wat de werkwijze zowel conceptueel als qua implementatie veel eenvoudiger maakt, waardoor de processorsnelheid beperkt kan blijven, en de levensduur van de batterij wordt verlengd.
Vervolgens wordt in stap h) nagegaan voor iedere eerste periode Tactl en deelperiode P1, P2 en periodefractie P1a, P1b, P2a, P2b of meerdere pulstreinen PT1, PT2 simultaan voorkomen in de signaalvormen w1, w2, waarbij de pulstreinen al dan niet gesuperponeerd kunnen zijn op een gelijkstroomsignaal, en indien ze simultaan voorkomen, wordt voor iedere pulstrein van iedere signaalvorm w1, w2, w3 een verschuiving d1, d2 bepaald zodanig dat de pulsen van de pulstreinen na verschuiven over de verschuivingen d1, d2 niet meer overlappen in de tijd, en vervolgens worden de verschuivingen d1, d2 geassocieerd aan de eerste periode en aan de deelperiode en de periodefracties met de simultane pulstrein.
Figuur 20 geeft schematisch hoe men daarbij tewerk kan gaan. Indien bijvoorbeeld de eerste signaalvorm w1 voor de eerste elektrode E1 van het signaaltype T3 (zie Fig 9) zou zijn, met een timing volgens Fig 20a, en indien de tweede signaalvorm w2 voor de tweede elektrode E2 van het signaaltype T8 (volgens Fig 9) zou zijn, met een timing volgens Fig 20d, dan zullen de twee eerste pulstreinen PT1 (van bv 5 Hz) van de eerste en tweede signaalvormen w1 en w2 "simultaan optreden" in iedere derde periodefractie P2a, en zal de eerste pulstrein PT1 (van bv 5 Hz) van.de eerste signaalvorm w1 simultaan optreden met de tweede pulstrein PT2 (van bv 100 Hz) van de tweede signaalvorm w2 in iedere tweede en vierde periodefractie P1b en P2b. Stel verder dat de eerste pulsbreedte B1 gelijk is aan 2,0 ms, en dat de tweede pulsbreedte B2 gelijk is aan 1,0 ms, dan kan door de eerste pulstrein PT1 van de tweede signaalvorm w2 in de derde periodefracties P2a te verschuiven over een eerste verschuiving d1 in het bereik van 2,0 - 198,0 ms, en door de tweede pulstrein PT2 van de tweede signaalvorm w2 in de tweede en vierde periodefracties P1b en P2b te verschuiven over een tweede verschuiving d2 in het bereik van 2,0 - 9,0 ms, vermeden worden dat de pulsen van de twee signaalvormen w1, w2 overlappen in de tijd. Merk op dat het in dit voorbeeld ook mogelijk is om pulsoverlap te vermijden door zowel de eerste als de tweede verschuiving d1, d2 gelijk aan 2,0 ms te kiezen voor de tweede signaalvorm w2. Bij voorkeur worden de pulsen van de eerste signaalvorm w1 niet verschoven.
Beschouw als tweede voorbeeld dat zowel de eerste als de tweede signaalvorm w1, w2 van het signaaltype T8 zijn (volgens Fig 9), beiden met een timing volgens Fig 20d. Dan zullen de eerste pulstreinen PT1 (van 5 Hz) van de eerste en de tweede signaalvorm w1, w2 "simultaan optreden" in de derde periodefracties P2a, en dan zullen de tweede pulstreinen PT2 (van 100 Hz) "simultaan optreden" in de tweede en vierde periodefracties P1b, P2b van beide signaalvormen w1, w2. De lezer kan dit eenvoudig vaststellen door twee maal de signaalvorm van Fig 18 onder elkaar te plaatsen. De overlap van de pulsen van de tweede pulstrein PT2 kan vermeden worden door de tweede pulstrein PT2 in iedere tweede en vierde periodefractie P1b, P2b te verschuiven over een tweede verschuiving d2 zodanig dat: B2 < tweede verschuiving d2 < (1/f2)-B2, dus 1,0 < d2 s 9,0 ms, bv 1,0 ms. Een gelijkaardige redenering kan gevolgd worden om overlap van de pulsen van de eerste pulstrein PT1 te verhinderen. Indien de eerste pulsfrequentie f1 =5,0 Hz en de eerste pulsbreedte B1=2,0 ms, dan kunnen voor de eerste verschuiving d1 van de eerste pulstrein PT1 waarden d1 gekozen worden in het bereik van 2,0 - 198,0 ms. Door bv d1=2,0 ms te kiezen, en d2=1,0 ms te kiezen, kan overlap van de pulsen vermeden worden. Merk op dat het ook in dit voorbeeld mogelijk is om pulsoverlap te vermijden door zowel de eerste als de tweede verschuiving d1, d2 gelijk aan 2,0 ms te kiezen voor de tweede signaalvorm w2.
In een voorbeeld met drie elektroden E1, E2, E3, waarbij de indicatoren van iedere elektrode een signaaltype T8 aangeven, kan overlap van de pulsen vermeden worden door bv de waarden d1 =2,0 ms en d2=1,0 ms te kiezen voor de tweede signaalvorm w2, en de waarden d1 =4,0 ms en d2=2,0 ms te kiezen voor de derde signaalvorm w3. Merk op dat pulsoverlap eveneens zou vermeden worden door aan zowel de eerste als de tweede verschuiving d1, d2 van de tweede signaalvorm w2 de waarde 2,0 ms te geven, en aan de eerste en de tweede verschuiving d1, d2 van de derde signaalvorm w3 de waarde 4,0 ms te geven.
In het algemeen kan gesteld worden dat pulsoverlap op voorhand kan vermeden worden voor om het even welk signaaltype T1-T16 van Fig 9, door de eerste en tweede verschuiving d1, d2 van de tweede signaalvorm w2 gelijk te kiezen aan de grootste van de eerste en de tweede pulsbreedte B1, B2 (in het voorbeeld van hierboven 2,0 ms), en twee keer deze waarde voor de derde signaalvorm w3 (in het voorbeeld van hierboven 4.0 ms), en drie keer deze waarde voor de vierde signaalvorm w4, enz, waarbij de verschuiving echter niet groter mag worden dan (1/f2) - B2, zijnde 9.0 ms in het voorbeeld van hierboven.
Vervolgens wordt in stap i) nagegaan voor iedere eerste periode Tactl en deelperiode P1, P2 en periodefractie P1a, P1b, P2a, P2b of meerdere gelijkstroomsignalen simultaan voorkomen in de signaalvormen w1, w2, enz, en indien dat het geval is dan wordt een eerste som Σ1 berekend van de gelijkstroomwaarden D van de simultaan voorkomende gelijkstroomsignalen, en indien deze eerste som Σ1 groter is dan een eerste maximumwaarde M1 (bv 500 μΑ), dan wordt een eerste schaalfactor α berekend als een verhouding van de eerste som Σ1 en de eerste maximumwaarde M1, en deze eerste schaalfactor α wordt dan aan de betreffende eerste periode of deelperiode of periodefractie met het simultane gelijkstroomsignaal geassocieerd. De eerste maximumwaarde M1 is bij voorkeur een waarde van 500 - 750 μΑ, bij meer voorkeur nagenoeg gelijk aan 500 μΑ.
Stel als voorbeeld dat M1 = 500 μΑ., en dat de eerste en de tweede signaalvormen w1, w2 beiden van het signaaltype T9 zijn (volgens Fig 9, dus beiden een gelijkstroomsignaal van 400 μΑ), dan is de eerste som Σ1 van de gelijkstroomwaarden D gelijk aan 800 μΑ, wat hoger is dan 500 μΑ. Indien de schaalfactor α wordt berekend als de som gedeeld door de maximumwaarde Σ1/Μ1, dan kan men later (in stap m, zie verder) de schaalfactor toepassen door de gelijkstroomsignalen te delen door de schaalfactor, waardoor beide gelijkstroomwaarden zouden herleid worden naar een waarde van 250 μΑ in dit voorbeeld. Indien alternatief de schaalfactor α wordt berekend als de maximumwaarde gedeeld door de som Μ1/Σ1, dan kan men later (in stap m) de schaalfactor α toepassen door te vermenigvuldigen met de schaalfactor, wat tot hetzelfde resultaat zou leiden.
In een voorbeeld met één signaalvorm w1 van het type T5 en vier signaalvormen w2-w5 van het type T8, treden simultane gelijkstroomsignalen op in de ganse eerste periode Tact van w1, en in iedere eerste en derde periodefractie P1a, P2a van w2-w5, en zou de eerste schaalfactor α geassocieerd worden aan de ganse eerste periode van w1, maar in w2-w5 enkel geassocieerd worden aan de eerste periodefractie P1a omdat daar de eerste som Σ1 gelijk is aan 600 μΑ, terwijl de eerste som Σ1 over de derde periódefracties slechts 300 μΑ is. In dit voorbeeld wordt de eerste schaalfactor α dus niet geassocieerd aan de derde periodefracties P2a van w2-w5. Het resultaat (in stap m) zal zijn dat de gelijkstroomwaarde van w1 (over de ganse eerste periode Tactl) wordt geschaald naar 83,3 μΑ, en dat de gelijkstroomwaarde in de eerste periodefractie P1a van w2-w5 eveneens wordt geschaald naar 83,3 μΑ, maar de gelijkstroomwaarde (van 50 μΑ) in de derde periodefractie P2a van w2-w5 niet geschaald wordt.
Vervolgens wordt in stap j) nagegaan voor iedere eerste periode Tactl en deelperiode P1, P2 en periodefractie P1a, P1b, P2a, P2b of minstens één gelijkstroomsignaal en minstens één pulstrein PT1, PT2 simultaan voorkomen in de signaalvormen w1, w2, w3, en indien dat zo is, dan wordt een gelijkstroomcomponent AG1, AG2 berekend van iedere simultane pulstrein door vermenigvuldiging van de pulsamplitude A1, A2 met de gemiddelde duty-cycle van de betreffende pulstrein, en wordt een tweede som Σ2 berekend van . de gelijkstroomwaarden D en de gelijkstroomcomponenten AG1, AG2 van de simultaan voorkomende gelijkstroomwaarden en pulstreinen, en indien de tweede som Σ2 groter is dan een tweede maximumwaarde M2 (bv 600 μΑ), dan worden in eerste instantie alle gelijkstroomwaarden D die groter zijn dan een grenswaarde K (bv 100 μΑ) begrensd tot de grenswaarde K, en dan wordt de grenswaarde K geassocieerd aan de periode en deelperiode en periodefractie met het simultaan gelijkstroomsignaal met een gelijkstroomwaarde groter dan de grenswaarde K. Vervolgens wordt de tweede som herberekend, rekening houdend met de begrensde gelijkstroomwaarden, en indien de herberekende tweede som (Σ21) groter is dan de tweede maximumwaarde M2, dan wordt een tweede schaalfactor ß berekend als een verhouding van de herberekende tweede som Σ2' en de tweede maximumwaarde M2, en vervolgens geassocieerd aan de periode en deelperiode en periodefractie met de simultaan voorkomende gelijkstroomwaarde en pulstrein. Bij voorkeur is de tweede maximumwaarde M2 een waarde van 500 - 750 pA, bij voorkeur nagenoeg 600 pA. De grenswaarde K is bij voorkeur een waarde van 100 -200pA, bij meer voorkeur nagenoeg 100 pA.
Neem als voorbeeld een apparaat met twee elektrodes E1, E2, waarbij de eerste signaalvorm w1 voor de eerste elektrode E1 een gelijkstroomsignaal is met een gelijkstroomwaarde van 400 pA (signaaltype T9 van Fig 9, met de timing van Fig 20A), en de tweede signaalvorm w2 voor de tweede elektrode E2 een tweede pulstrein PT2 is van 100 Hz met een tweede pulsamplitude A2 van 400 pA en een tweede pulsbreedte B2 van 1 ms (signaaltype T2 van Fig 9 met de timing van Fig 20A), en dat de tweede maximumwaarde M2 gekozen wordt als 600 pA. In dit geval komen in de ganse eerste periode Tactl een gelijkstroomsignaal en een pulstrein simultaan voor. De tweede som Σ2 is dan 400 μΑ + (400 μΑ*1/10) = 440 pA. Dit is kleiner dan de tweede maximumwaarde M2 van 600 pA, en daarom wordt er geen tweede schaalfactor ß berekend noch geassocieerd. De signaalvormen w1, w2 mogen ongewijzigd tegelijk voorkomen.
Stel als tweede voorbeeld dat het apparaat 2 vier elektrodes E1, E2, E3, E4 zou hebben, en dat de signaalvormen w1, w2 voor de elektroden E1 en E2 van het signaaltype T9 zouden zijn, en dat de signaalvormen w3, w4 voor de elektroden E3 en E4 van het signaaltype T2 zouden zijn. (Merk op dat in dit voorbeeld de signaalvormen dezelfde zijn als in het vorige voorbeeld, maar dat het aantal elektroden verdubbeld is). In dit geval komen in de ganse eerste periode Tactl een gelijkstroomsignaal en een pulstrein simultaan voor. De tweede som Σ2 is 2* (400 pA + (400 pA*1/10)) = 880 pA. Dit is hoger dan de tweede maximumwaarde M2 van 600 pA, dus worden eerst de gelijkstroomwaarden van 400 pA gereduceerd naar de grenswaarde K van 100 pA, en de grenswaarde K wordt geassocieerd aan de eerste periode Tact van de signaalvormen w1 en w2. Vervolgens wordt de tweede som opnieuw berekend als: 2* (100 pA + (400 pA*1/10)) = 280 pA. Dit is lager dan de tweede maximumwaarde M2 van 600 pA, dus wordt er geen tweede schaalfactor ß berekend of geassocieerd aan de signaalvormen. Het resultaat in stap m zal zijn dat de signaalvormen w1 en w2 van het type T9 begrensd worden tot een gelijkstroomwaarde gelijk aan de grenswaarde K (100 pA). De pulsamplitude van de signaalvormen W3 en w4 blijven ongewijzigd, maar ze worden wel verschoven (zie hóger). De vier aangepaste signaalvormen w1'-w4' mogen simultaan voorkomen zonder de therapeutische grenswaarden te overschrijden.
Stel als derde voorbeeld dat het apparaat twaalf elektrodes E1-E12 heeft, en dat de signaalvormen w1-w6 voor de elektroden E1-E6 van het signaaltype T9 (van Fig 9) zijn, en dat de signaalvormen w7-w12 voor de elektroden E7-E12 van het signaaltype T3 (van Fig 9) zijn. In dit geval komen in de ganse eerste periode Tactl een gelijkstroomsignaal en een pulstrein simultaan voor. De tweede som Σ2 is nu 6* (400 pA + (400 μΑ*2/200)) = 2424 μΑ. Dit is hoger dan de tweede maximumwaarde M2 van 600 μΑ, dus worden eerst de gelijkstroomwaarden van 400 μΑ gereduceerd naar de grenswaarde K van 100 μΑ, en de tweede som wordt opnieuw berekend als: 12' = 6* (100 μΑ + (400 μΑ*1/100)) = 624 μΑ. Dit is nog steeds hoger dan de tweede maximumwaarde M2 van 600 μΑ. De tweede schaalfactor β wordt berekend als de herberekende som gedeeld door de tweede maximumwaarde β= 12' / M2=624/600=1,04, en wordt geassocieerd aan alle signaalvormen w1-w12. De grenswaarde K wordt geassocieerd aan de signaalvormen w1-w6. Het resultaat in stap m, na toepassing van de schaalfactor β en de grenswaarde K, is dat de uiteindelijke signaalvormen w1-w6 een gelijkstroomwaarde hebben van 100/1,06= 94,3 μΑ, en de signaalvormen w7-w12 een tweede pulsamplitude hebben van 400/1,06=377 μΑ. In stap m worden de tweede pulstreinen van w2-w6 ook verschoven zoals hoger beschreven, bv over resp. 2, 4, 6, 8 en 10 ms). De aangepaste signaalvormen w1'-w12’ mogen tegelijk voorkomen.
Bij voorkeur wordt de tweede maximumwaarde M2 een weinig (bv 50-100 μΑ) groter gekozen dan de eerste maximumwaarde M1, omdat de invloed van de pulsamplituden vanwege de duty-cycle veel minder doorweegt in de som dan de gelijkstroomwaarden.
De werkwijze volgens de uitvinding zou nog verder geoptimaliseerd kunnen worden door meerdere grenswaarden K1, K2, K3 te kiezen, bv 300, 200 en 100 μΑ, en door de tweede som 12 meermaals te herberekenen vooraleer de tweede schaalfactor β toe te passen. Hierdoor zou de terugval van 400 μΑ naar 100 μΑ minder drastisch zijn, en stapsgewijze kunnen toegepast worden.
Vervolgens wordt in stap k) nagegaan of er nog meer elektrodes E3, E4 aangesloten zijn aan het apparaat 2, en ook voor deze elektroden worden de stappen f) tot en met j) van hierboven herhaald.
Tenslotte worden in stap i) de signaalvormen w1, w2, w3 van de groep G1 aangepast in iedere periode en deelperiode en periodefractie, - door het verschuiven van de pulstreinen PT1, PT2 over de geassocieerde verschuivingen d 1, d2 indien een verschuiving d 1, d2 is geassocieerd met de eerste periode of deelperiode of periodefractie, - en door het begrenzen van de gelijkstroomwaarden D groter dan de grenswaarde K naar de grenswaarde K indien de grenswaarde K is geassocieerd met de eerste periode of deelperiode of periodefractie, - en door het schalen van de gelijkstroomwaarden D, K met de eerste schaalfactor a, indien de eerste schaalfactor α is geassocieerd met de eerste periode of deelperiode of periodefractie, - en door het schalen van de begrensde gelijkstroomwaarden D, K en van de pulsamplituden A1, A2 met de tweede schaalfactor β indien de tweede schaalfactor β is geassocieerd met de eerste periode of deelperiode of periodefractie.
Door de pulsen op de verschillende kanalen in tijd niet te laten overlappen wordt een maatregel genomen om onderlinge beïnvloeding van stromen van verschillende elektrodes te minimaliseren, zodat de stroomdichtheden locaal in het weefsel niet boven de maximum therapeutische waarden uitstijgen.
Door het reduceren en/of het schalen van de signaalwaarden zorgt de werkwijze ervoor dat de totale som van de stromen doorheen de gebruikte elektrodes E1, E2 enz binnen bepaalde grenzen blijft. Zo is bv in studies aangetoond dat wanneer de stroomdichtheid boven de 2000 microampère gaat, de productie van adenosine triphospate lager ligt dan zonder toediening van elektrische stroom. Omdat het lichaam geen homogene geleider is en de reële stroompaden niet voorspelbaar, worden dergelijke problemen voorkomen door de werkwijze volgens de uitvinding.
MEERDERE GROEPEN:
Optioneel kan de werkwijze volgens de uitvinding nog verder uitgebreid worden. Daarbij wordt in stap h) van hierboven verder getest of de geassocieerde eerste resp. tweede verschuiving d1, d2 groter is dan een vooraf bepaalde eerste resp. tweede maximumverschuiving dmaxl, dmax2 (dmaxl is bv 197 ms in het voorbeeld van hierboven), dmax2 (is bv 9 ms in het voorbeeld van hierboven); - en wordt in stap i) verder getest of de gelijkstroomwaarde D van minstens één signaalvorm w1, w2 na schaling met de eerste schaalfactor α kleiner is dan een eerste minimumwaarde m1 (bv 50 PA); - en wordt in stap j) verder getest of de pulsamplitude A van minstens één signaalvorm w1, w2 na schaling met de tweede schaalfactor β kleiner is dan een tweede minimumwaarde m2 (bv 50 pA); - en indien aan één van deze testen voldaan is, dan wordt minstens één signaalvorm uit de eerste groep G1 verwijderd, en worden de signalen van de eerste groep G1 herberekend, en wordt een tweede groep G2 gevormd voor de overige signaalvormen.
- en worden de signaalvormen van de eerste en de tweede groep G1, G2 verschoven ten opzichte van elkaar (bv over een duur van 90 minuten) zodanig dat de signaalvormen van de eerste groep G1 actief zijn in een eerste actieve periode Tactl (bv eerste 90 minuten) waarin de signaalvormen van de tweede groep G2 in rust zijn, en waarbij de signaalvormen van de tweede groep G2 actief zijn in een tweede actieve periode Tact2 (bv tweede 90 minuten) die niet overlapt met de eerste actieve periode Tactl en waarin de signaalvormen van de eerste groep G1 in rust zijn.
Fig 22 toont een voorbeeld waar een eerste groep G1 van vier signaalvormen w1-w4 voor vier elektrodes E1, E2, E3, E4 actief zijn gedurende een eerste actieve periode Tactl (bv 90 minuten), waarna een tweede groep G2 van twee signaalvormen w5, w6 voor elektroden E5, E6 actief is in een tweede actieve periode Tact2 (bv eveneens 90 minuten), waarna een rustperiode volgt van bv 3 uur, waarna de cyclus zich herhaalt.
Bij voorkeur is de eerste minimumwaarde m1 een waarde van 25 - 50 pA is, bij meer voorkeur nagenoeg 50 pA. Indien de gelijkstroomwaarde te klein wordt, heeft ze nagenoeg geen therapeutisch effect meer.
Bij voorkeur is de tweede minimumwaarde m2 een waarde van 25 - 50 pA is, bij meer voorkeur nagenoeg 50 pA. Indien de pulsamplitude te klein wordt, heeft ze nagenoeg geen therapeutisch effect meer, zoals getoond in Fig 7 en 8.
De werkwijze volgens de uitvinding zou nog verder geoptimaliseerd kunnen worden door een gelijkmatigere verdeling van de signaalvormen over de meerdere groepen, eens gebleken is dat de signalen niet in één groep kunnen gevormd worden. In een alternatieve uitvoeringsvorm zou eerst kunnen nagegaan worden hoeveel groepen G1, G2 er gevormd dienen te worden, vervolgens kunnen de signaalvormen over de groepen verdeeld worden, en tenslotte kunnen de signaalvormen van iedere groep berekend worden zoals hoger beschreven.
SAMENSTEL:
De uitvinding heeft eveneens betrekking op een samenstel 1 voor wondgenezing door elektrostimulatie, omvattende: - minstens één elektrode E1 die verbonden is met een coderingsorgaan 6 waarin een codewoord cw is opgeslagen, waarbij het codewoord cw minstens twee deelcodewoorden c1, c2 omvat, en waarbij het eerste resp. tweede deelcodewoord een eerste resp. tweede therapeutische behandeling tb1, tb2 identificeert, en waarbij aan het eerste en tweede deelcodewoord een eerste resp. tweede indicator M, i2 gekoppeld is die aangeeft of de aan het betreffende deelcodewoord gerelateerde therapeutische behandeling (tb1, tb2) al dan niet geactiveerd dient te worden; - een elektronisch apparaat 2 met minstens één poort 5 voor het verbinden van het apparaat 2 met de elektrode E1, en met een dataverwerkingseenheid 3 verbonden met de poort voor het ophalen van het codewoord cw uit het coderingsorgaan 6, en voor het bepalen van de bijhorende therapeutische behandelingen tb1, tb2 aan de hand van de deelcodewoorden c1, c2 en voor het nagaan van de activering van de indicatoren i1, i2, en met een signaalvormgenerator 23 met een geheugen voor het ophalen van een eerste resp. een tweede signaal s1 horende bij de eerste resp tweede therapeutische behandeling tb1, tb2, en met een buffer voor het vormen en verder vormen van een voorlopige signaalvorm w, en met een klokcircuit voor het genereren van de signaalvorm w1.
Fig 23 toont een blokschema van een uitvoeringsvorm van het elektronisch apparaat 2 volgens de uitvinding.
Het bevat een batterij 36 voor het leveren van energie aan het apparaat 2, en een voedingsmodule 24 voor het aanmaken van interne spanningen zoals VCC en een referentiespanning Vref van bv 1,0 V. VCC is bijvoorbeeld een gelijkspanning in de grootte-orde van 15V, die afgeleid wordt van de batterijspanning door middel van gekende DC-DC-convertoren zoals een "boost-converter" of een "charge-pump". Deze spanning is nodig voor de microstroommodule 37 (die verder zal beschreven worden in Fig 24).
Optioneel bevat het apparaat 2 verder een gebruikersinterface 21 met optioneel één of meerdere schakelaars, optioneel een LCD-display bv om de status van de batterij weer te geven, en/of optioneel één of meerdere LEDs, bv om een alarm-situatie aan te geven, en eventueel een zoemer of andere geluidsbron, of een tijdsindicator zodat de voortgang van de therapie kan opgevolgd worden door de patiënt of een verpleegkundige. In een uitvoeringsvorm kan een schakelaar voorzien worden om het apparaat AAN of UIT te schakelen. Op die manier kan de batterijspanning worden gespaard. In een uitvoeringsvorm is de feedback naar de gebruiker beperkt tot enkele LED’s die aangeven dat het toestel is ingeschakeld, de batterij nog voldoende capaciteit heeft, een elektrode aangesloten is, al of niet actief met therapie bezig is, en of er een fouttoestand is opgetreden (bv. elektrode E1 los van het lichaam, connector onterecht uitgetrokken, defect in het apparaat 2, enz). In een uitgebreide versie kan deze informatie aangeboden worden op een display (bv. LCD) waarbij numeriek de nodige info zoals behandelingduur en status van de batterij kan worden weergegeven. Bij voorkeur is ook is een auditief signaal voorzien om succesvolle acties te signalen (bv. aansluiten van connectoren) alsook om fouttoestanden te signalen zoals hierboven aangegeven.
Het apparaat 2 bevat verder een dataverwerkingseenheid, bv een microprocessor 3 met een geheugen en met software codefragmenten voor het aansturen en controleren van de andere modules 21, 25. De dataverwerkingseenheid kan bv volgende functies bevatten: afhandelen van de gebruikersinput (schakelaars en/of connectoren), besturing van LED’s en/of display, aansturing van de microstroommodule 37 voor de verschillende microstrortien voor de verschillende elektrodes E1, E2, enz, om timing te beheren (bv van de microstroommodule 37 of het uitschakelen van kanalen), het bewaken van de batterijspanning, het aangeven van fouttoestanden, en optioneel het opslaan (loggen) van data, en optioneel externe communicatie.
Het apparaat 2 bevat verder een signaalvorm-generator 23 voor het genereren van signaalvormen w1, w2 volgens de werkwijze zoals hoger beschreven, op basis van parameters zoals gelijkstroomwaarde D, pulsfrequentie f, pulsamplitude A, pulsbreedte B, pulsverschuiving d, verschaft door de dataverwerkingseenheid 3. De signaalvormgenerator 23 kan bv in software geïmplementeerd zijn, of kan een hardware-component zijn intern of extern t.o.v. de dataverwerkingseenheid 3. De signaalvorm-generator 23 is verbonden met een connectiemodule 25 die de microstroommodule 37 bevat voor het vervaardigen van een microstroom afgeleid van de gegenereerde signaalvorm w1. De microstroom zal aangeboden worden aan een pin 8 van een poort waaraan een elektrode E verbonden is. (bv de bovenste pin 8e in de connector 4 van Fig 25 en 26). Verder is de connectiemodule 25 voorzien van middelen voor het lezen van het codewoord cw uit een coderingsorgaan 6 via een poort 5 van het apparaat 2, en om het codewoord cw en de bijhorende indicatoren i1-i4 door te geven aan de dataverwerkingseenheid 3. Optioneel is de connectiemodule 25 tevens voorzien van middelen om te controleren of een elektrode E met een connector 4 aangesloten is op een poort 5 van het apparaat 2, en of deze elektrode voldoende contact maakt zodat een microstroom kan vloeien. Verder omvat het apparaat 2 een klokcircuit (niet getoond) voor het genereren van de timing. Dit kan bv een RC-circuit zijn, of een circuit met een kristal-module, of een "real-time"-klokcircuit, maar is bij voorkeur een interne klok in de microprocessor 3.
De signaalvormgenerator 23 is instelbaar via de dataverwerkingseenheid 3 en zal één of meerdere signaalvormen w1, w2 afleveren, volgens de werkwijze zoals hierboven beschreven.
Fig 24 toont een blokdiagram van een microstroommodule 37 zoals die kan gebruikt worden in het apparaat 2 van de huidige uitvinding. Dit circuit dient een microstroom af te leveren wanneer een externe belasting wordt aangelegd over de aansluitpunten 34, 35. De microstroom heeft een vorm overeenkomstig de signaalvorm w1 die gegeneerd wordt door de signaalvormgenerator 23. Indien de elektrode E1 aangesloten is op de poort 5 van het apparaat 2, maar indien de aangelegde belasting (impedantie) boven een maximum waarde stijgt (bv 10K Ohm of 300K Ohm of meer), zal de microprocessor 3 bij voorkeur een alarm laten afgaan om aan te geven dat de elektrode E1 niet correct verbonden is op het lichaam.
Het circuit werkt als volgt. De rechterkant van de tekening toont een zgn "current-sink". Het aansluitpunt 34 is verbonden met de collector van een NPN-transistor T1, die aangestuurd wordt door de uitgang van een operationele versterker 31. Deze zal trachten om zijn uitgang zodanig te sturen dat de spanning over de eerste weerstand R1 gelijk is aan de referentie-spanning Vref van bv 1,0 volt. Door de weerstandswaarde van R1 te wijzigen, kan de stroomsterkte door de transistor T1 ingesteld worden. Dit kan bv door de weerstand R1 te implementeren als een weerstandsladdernetwerk dat bv instelbaar is vanuit de signaalvormgenerator 23 of vanuit de microprocessor 3 op basis van de gegenereerde signaalvorm w1. De linkerkant van Fig 25 toont een stroombegrenzer. De spanning VCC, bv 15 Volt wordt enerzijds aangelegd over twee diodes 32, 33 in serie met een tweede weerstand R2, voor het creëren van een spanningsdeling van enerzijds nagenoeg 1,4 Volt over de diodes, en ongeveer 13,6 Volt over de tweede weerstand R2. Deze laatste is verder niet relevant voor de werking van het circuit. De spanning VCC wordt eveneens aangelegd aan de emitter van een tweede transistor T2, een PNP-transistor, door middel van een derde weerstand R3. De basis van deze transistor T2 is verbonden met de spanningsdeler. Onder normale belasting tussen de contacten 34 en 35 (bv 10 K Ohm) vloeit er een stroom door de transistor T2 en door de derde weerstand R3 zodanig dat de emitter-basis-spanning over de transistor T2 ongeveer 0,7 Volt bedraagt. Wanneer de externe belasting groter wordt (grotere impedantie), zal de stroom doorheen de tweede transistor T2 en doorheen de derde weerstand R3 dalen, waardoor de basis-emitter spanning toeneemt, hetgeen de tweede transistor T2 meer in geleiding zal brengen. Omgekeerd, wanneer de externe belasting kleiner wordt (lagere impedantie) zal de stroom door de tweede transistor T2 en door de derde weerstand R3 groter worden, maar aangezien de basisspanning (nagenoeg) constant is, zal de tweede transistor T2 dichtgeknepen worden. Dit circuit werkt dus als een stroombegrenzer. De elektrode E1 wordt bv aangesloten op knooppunt 34, het centraal contact (zoals toegelicht in Figuren 1-4) wordt bv aangesloten op knooppunt 35. De "current-sink" is opgebouwd rond de PNP-transistor T2 die ingeschakeld kan worden door de tweede weerstand R2 met de grond te verbinden, bv door middel van schakelaar S, gestuurd door de microprocessor. Op deze manier kan de microprocessor bepaalde kanalen afschakelen om energie te sparen. Een eerste uitvoeringsvorm van het apparaat 2 volgens de uitvinding voldoet aan de normen EN 60601 -1-x, waarbij x=1-5.
Bij voorkeur omvat de elektrode E1 een connector 4 die het coderingsorgaan 6 omvat, en omvat het elektronisch apparaat 2 minstens één poort 5 voor het ontvangen van de connector 4. Op die manier kan een geschikte elektrode E1 met de gewenste indicatoren i1-i4 geselecteerd en aangesloten worden op het apparaat 2.
In een uitvoeringsvorm omdat het coderingsorgaan 6 minstens één draadbrug 7 tussen verschillende pinnen 8 van de connector 4, en is de waarde van de indicator i1, i2 bepaald door de aanwezigheid van de minstens één draadbrug tussen twee pinnen 8. Een voorbeeld wordt getoond in Fig 25, die reeds besproken werd in combinatie met Fig 2.
In een uitvoeringsvorm omvat het coderingsorgaan 6 een geheugenelement gekozen uit de groep van EPROM, EEPROM, flash en RF-ID. Een voorbeeld wordt getoond in Fig 26, die reeds besproken werd in combinatie met Fig 2.
Floewel de onderhavige uitvinding is beschreven aan de hand van specifieke voorkeursuitvoeringsvormen, zal het duidelijk zijn dat diverse wijzigingen kunnen worden aangebracht op deze uitvoeringsvormen zonder af te wijken van de beschermingsomvang van de uitvinding, zoals uiteengezet in de conclusies. Bijgevolg dienen de beschrijving en tekeningen beschouwd te worden in een illustratieve zin in plaats van een beperkende zin.

Claims (24)

1. Een werkwijze voor het genereren van een signaalvorm (w1) van een aan een elektrode (E1) aan te bieden elektrostimulatiesignaal voor wondgenezing door elektrostimulatie, gekenmerkt doordat de werkwijze de volgende stappen omvat: a) het aansluiten op een signaalvormgenerator (23) van een elektrode (E1), waarbij de elektrode (E1) verbonden is met een coderingsorgaan (6) waarin een codewoord (cw) is opgeslagen, waarbij het codewoord (cw) minstens twee deelcodewoorden (c1, c2) omvat, en waarbij het eerste resp. tweede deelcodewoord een eerste resp. tweede therapeutische behandeling (tb1, tb2) identificeert, en waarbij aan het eerste en tweede deelcodewoord een eerste resp. tweede indicator (i1, i2) gekoppeld is die aangeeft of de aan het betreffende deelcodewoord gerelateerde therapeutische behandeling (tb1, tb2) al dan niet geactiveerd dient te worden; b) het ophalen van de deelcodewoorden (c1, c2) en hun bijhorende indicatoren (i1, i2) uit het coderingsorgaan (6); c) nagaan of de eerste indicator (M) activering aangeeft, - en indien de eerste indicator (i1) activering aangeeft, het ophalen van een eerste signaal (s1) behorende bij de eerste therapeutische behandeling (tb1) en het vormen van een voorlopige signaalvorm (w) op basis van het eerste signaal (s1), - en indien de eerste indicator (i1) niet activering aangeeft overgaan naar stap d); d) voor ieder verder deelcodewoord (c2, c3) telkens nagaan of de verdere indicator (i2, i3) die gekoppeld is met het verder deelcodewoord (c2, c3) activering aangeeft, - en telkens indien de verdere indicator (i2, i3) activering aangeeft en de voorlopige signaalvorm (w) gevormd is, het ophalen van een verder signaal (s2, s3) behorende bij de verdere therapeutische behandeling (tb2, tb3) geïdentificeerd door het verdere deelcodewoord (c2, c3), en het verder vormen van de voorlopige signaalvorm (w) op basis van de voorlopige signaalvorm (w) en het verder signaal (s2, s3), - en telkens indien de verdere indicator (i2, i3) activering aangeeft en de voorlopige signaalvorm (w) nog niet gevormd is, het ophalen van een verder signaal (s2, s3) behorende bij de verdere therapeutische behandeling (tb2, tb3) geïdentificeerd door het verdere deelcodewoord (c2, c3), en het vormen van de voorlopige signaalvorm (w) op basis van het verder signaal (s2, s3), - en telkens indien de verdere indicator (i2, i3) niet activering aangeeft en de signaalvorm (w) gevormd is, het behouden van de voorlopige signaalvorm (w); e) het genereren van de signaalvorm (w1) op basis van de voorlopige signaalvorm (w) nadat alle verdere deelcodewoorden behandeld zijn.
2. De werkwijze volgens conclusie 1, - waarbij het eerste signaal (s1) een eerste gelijkstroomsignaal is met een eerste gelijkstroomwaarde (D1), en waarbij het tweede signaal (s2) een tweede gelijkstroomsignaal is met een tweede gelijkstroomwaarde (D2); - en waarbij de voorlopige signaalvorm (w) wordt gevormd door het nemen van het eerste signaal (s1) over een eerste periode (Tactl) indien de eerste indicator (i1) activering aangeeft, en door het nemen van het tweede signaal (s2) over de eerste periode (Tactl) indien de eerste indicator (i1) niet activering aangeeft en de tweede indicator (i2) activering aangeeft; - en waarbij het verder vormen van de voorlopige signaalvorm (w) op basis van het eerste gelijkstroomsignaal (s1) en het tweede gelijkstroomsignaal (s2) het wijzigen omvat van de eerste gelijkstroomwaarde (D1) naar een derde gelijkstroomwaarde (D) gelegen in een bereik met als grenswaarden de eerste gelijkstroomwaarde (D1) en de tweede gelijkstroomwaarde (D2).
3. De werkwijze volgens conclusie 2, waarbij het wijzigen van de eerste gelijkstroomwaarde (D1) het gelijkstellen is van de eerste gelijkstroomwaarde (D1) aan de kleinste gelijkstroomwaarde van de eerste en de tweede gelijkstroomwaarde (D1, D2).
4. De werkwijze volgens conclusie 1, - waarbij het eerste signaal (s1) een eerste gelijkstroomsignaal is met een eerste gelijkstroomwaarde (D1), en waarbij het tweede signaal (s2) een eerste pulstrein (PT1) is met een eerste frequentie (f1) lager dan een vooraf bepaalde frequentie (fv) en met een eerste pulsamplitude (A1) en met een eerste pulsbreedte (B1); - en waarbij de voorlopige signaalvorm (w) wordt gevormd door het nemen van het eerste signaal (s1) over een eerste periode (Tactl) indien de eerste indicator (i1) activering aangeeft, en door het nemen van het tweede signaal (s2) over de eerste periode (Tactl) indien de eerste indicator (i1) niet activering aangeeft en de tweede indicator (i2) activering aangeeft; - en waarbij het verder vormen van de voorlopige signaalvorm (w) op basis van het eerste gelijkstroomsignaal (s1) en de eerste pulstrein (PT1) het opsplitsen van de eerste periode (Tactl) over minstens één eerste en minstens één tweede deelperiode (P1, P2) omvat, waarbij tijdens de minstens één eerste deelperiode (P1) de eerste gelijkstroomwaarde (D1) wordt behouden, en waarbij tijdens de minstens één tweede deelperiode (P2) de eerste gelijkstroomwaarde (D1) wordt gereduceerd tot een gereduceerde gelijkstroomwaarde (D1*), en de eerste pulsamplitude (A1) wordt gereduceerd tot een gereduceerde eerste pulsamplitude (A1 *), en de eerste pulstrein (PT1) met de gereduceerde eerste pulsamplitude (ΑΓ) wordt gesuperponeerd op het eerste gelijkstroomsignaal met de gereduceerde gelijkstroomwaarde (D1*).
5. De werkwijze volgens conclusie 1, - waarbij het eerste signaal (s1) een eerste gelijkstroomsignaal is met een eerste gelijkstroomwaarde (D1), en waarbij het tweede signaal (s2) een tweede pulstrein (PT2) is met een tweede frequentie (f2) hoger dan de vooraf bepaalde frequentie (fv) en met een tweede pulsamplitude (A2) en met een tweede pulsbreedte (B2); - en waarbij de voorlopige signaalvorm (w) wordt gevormd door het nemen van het eerste signaal (s1) over een eerste periode (Tactl) indien de eerste indicator (i1) activering aangeeft, en door het nemen van het tweede signaal (s2) over de eerste periode (Tactl) indien de eerste indicator (i1) niet activering aangeeft en de tweede indicator (i2) activering aangeeft; - en waarbij het verder vormen van de voorlopige signaalvorm (w) öp basis van het eerste gelijkstroomsignaal (s1) en de tweede pulstrein (PT2) het opsplitsen van de eerste periode (Tactl) over een veelheid van deelperiodes (P1), en het fractioneren van iedere deelperiode (P1) in een eerste en een tweede periodefractie (P1a, P1b) omvat, waarbij tijdens de eerste periodefractie (P1a) het gelijkstroomsignaal met de eerste gelijkstroomwaarde (D1) wordt behouden, en waarbij tijdens de tweede periodefractie (P1b) de tweede pulsamplitude (A2) wordt gereduceerd tot een gereduceerde tweede pulsamplitude (A2*), en het gelijkstroomsignaal wordt vervangen door de tweede pulstrein (PT2) met de gereduceerde tweede pulsamplitude (A2*).
6. De werkwijze volgens conclusie 4 of 5, waarbij de vooraf bepaalde frequentie (fv) een frequentie is in het bereik van 20 - 50 Hz, bij voorkeur nagenoeg gelijk is aan 30 Hz.
7. De werkwijze volgens conclusie 6, waarbij de deelperiode (P1) wordt gefractioneerd in de eerste periodefractie (P1a) met een eerste fractieduur (Ta) en in de tweede periodefractie (P1b) met een tweede fractieduur (Tb), waarbij de verhouding van de tweede fractieduur (Tb) en de eerste fractieduur (Ta) een verhouding is van 10/90 - 40/60, bij voorkeur nagenoeg gelijk is aan 20/80.
8. De werkwijze volgens conclusie 1, - waarbij het eerste signaal (s1) een eerste pulstrein (PT1) is met een eerste frequentie (f1) lager dan de vooraf bepaalde frequentie (fv) en met een eerste pulsamplitude (A1) en met een eerste pulsbreedte (B1), en waarbij het tweede signaal (s2) een tweede pulstrein (PT2) is met een tweede frequentie (f2) hoger dan de vooraf bepaalde frequentie (fv) en met een tweede pulsamplitude (A2) en met een tweede pulsbreedte (B2); - en waarbij de voorlopige signaalvorm (w) wordt gevormd door het nemen van het eerste signaal (s1) over een eerste periode (Tactl) indien de eerste indicator (i1) activering aangeeft, en door het nemen van het tweede signaal (s2) over de eerste periode (Tactl) indien de eerste indicator (i1) niet activering aangeeft en de tweede indicator (i2) activering aangeeft; - en waarbij het verder vormen van de voorlopige signaalvorm (w) op basis van de eerste pulstrein (PT1) en de tweede pulstrein (PT2) het opsplitsen van de eerste periode (Tactl) over een veelheid van deelperiodes (P1), en het fractioneren van iedere deelperiode (P1) in een veelheid van eerste en tweede periodefracties (P1a, P1b) omvat, waarbij tijdens de eerste periodefractie (P1a) de eerste pulstrein (PT1) met de eerste pulsamplitude (A1) wordt behouden, en waarbij tijdens de tweede periodefractie (P1b) de eerste pulstrein wordt vervangen door de tweede pulstrein (PT2).
9. De werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, - waarbij het codewoord (cw) minstens drie deelcodewoorden (c1, c2, c3) omvat, en waarbij het derde deelcodewoord (c3) een derde therapeutische behandeling (tb3) identificeert, en waarbij aan het derde deelcodewoord (c3) een derde indicator (i3) gekoppeld is die aangeeft of de derde therapeutische behandeling (tb3) al dan niet geactiveerd dient te worden; - en waarbij het eerste signaal (s1) een eerste gelijkstroomsignaal is met een eerste gelijkstroomwaarde (D1), en waarbij het tweede signaal (s2) een eerste pulstrein (PT1) is met een eerste frequentie (f1) lager dan de vooraf bepaalde frequentie (fv) en met een eerste pulsamplitude (A1) en met een eerste pulsbreedte (B1), en waarbij het derde signaal (s3) een tweede pulstrein (PT2) is met een tweede frequentie (f2) hoger dan de vooraf bepaalde frequentie (fv) en met een tweede pulsamplitude (A2) en met een tweede pulsbreedte (B2); - en waarbij de voorlopige signaalvorm (w) wordt gevormd door het nemen van het eerste signaal (s1) over een eerste periode (Tactl) indien de eerste indicator (i1) activering aangeeft, en door het nemen van het tweede signaal (s2) over de eerste periode (Tactl) indien de eerste indicator (i1) niet activering aangeeft en de tweede indicator (i2) activering aangeeft, en door het nemen van het derde signaal (s3) over de eerste periode (Tactl) indien de eerste en de tweede indicator (M, i2) niet activering aangeven en de derde indicator activering aangeeft; - en waarbij het verder vormen van de voorlopige signaalvorm (w) met het eerste gelijkstroomsignaal (s1) en de eerste pulstrein (PT1) het opsplitsen van de eerste periode (Tactl) over minstens één eerste en een minstens één tweede deelperiode (P1, P2) omvat, waarbij tijdens de minstens één eerste deelperiode (P1) de eerste gelijkstroomwaarde (D1) wordt behouden, en waarbij tijdens de minstens één tweede deelperiode (P2) de eerste gelijkstroomwaarde (D1) wordt gereduceerd tot een gereduceerde gelijkstroomwaarde (D1*), en de eerste pulsamplitude (A1) wordt gereduceerd tot een gereduceerde eerste pulsamplitude (A1*), en de eerste pulstrein (PT1) met de gereduceerde eerste pulsamplitude (A1*) wordt gesuperponeerd op het eerste gelijkstroomsignaal met de gereduceerde gelijkstroomwaarde (D1*); - en waarbij het verder vormen van de voorlopige signaalvorm (w) met het eerste gelijkstroomsignaal (s1) en de tweede pulstrein (PT2) het opsplitsen van de eerste periode (Tactl) over een veelheid van deelperiodes (P1), en het fractioneren van iedere deelperiode (P1) in een eerste en een tweede periodefractie (P1a, P1b) omvat, waarbij tijdens de eerste periodefractie (P1a) de eerste gelijkstroomwaarde (D1) wordt behouden, en waarbij tijdens de tweede periodefractie (P1b) de tweede pulsamplitude (A2*) wordt gereduceerd tot een gereduceerde tweede pulsamplitude (A2*), en het gelijkstroomsignaal wordt vervangen door de tweede pulstrein (PT2) met de gereduceerde tweede pulsamplitude (A2*); - en waarbij het verder vormen van de voorlopige signaalvorm (w) met de eerste pulstrein (PT1) en de tweede pulstrein (PT2) het opsplitsen van de eerste periode (Tactl) over een veelheid van deelperiodes (P1), en het fractioneren van iedere deelperiode (P1) in een eerste en een tweede periodefractie (P1a, P1b) omvat, waarbij tijdens de eerste periodefractie (P1a) de eerste pulstrein (PT1) wordt behouden, en tijdens de tweede periodefractie (P1b) de eerste pulstrein (PT1) wordt vervangen door de tweede pulstrein (PT2); - en waarbij het verder vormen van de voorlopige signaalvorm (w) op basis van het eerste gelijkstroomsignaal (s1) en met de eerste pulstrein (PT1) en de tweede pulstrein (PT2) in een eerste stap het opsplitsen van de eerste periode (Tactl) over een eerste en een tweede deelperiode (P1, P2) omvat, waarbij tijdens de eerste deelperiode (P1) de eerste gelijkstroomwaarde (D1) wordt behouden, en waarbij tijdens de tweede deelperiode (P2) de eerste gelijkstroomwaarde (D1) wordt gereduceerd tot een gereduceerde gelijkstroomwaarde (D1 *), en de eerste pulsamplitude (A1) wordt gereduceerd tot een gereduceerde eerste pulsamplitude (A1*), en de eerste pulstrein (PT1) met de gereduceerde eerste pulsamplitude (A1 *) wordt gesuperponeerd op het eerste gelijkstroomsignaal met de gereduceerde gelijkstroomwaarde (D1*), en in een tweede stap het fractioneren van de eerste deelperiode (P1) in een veelheid van eerste en tweede periodefracties (P1a, P1b) omvat, waarbij tijdens iedere eerste periodefractie (P1a) het gelijkstroomsignaal met de eerste gelijkstroomwaarde (D1) wordt behouden, en tijdens iedere tweede periodefractie (P1b) de tweede pulsamplitude (A2) wordt gereduceerd tot een gereduceerde tweede pulsamplitude (A2*), en het gelijkstroomsignaal wordt vervangen door de tweede pulstrein (PT2) met de gereduceerde tweede pulsamplitude (A2*), en het opsplitsen van de tweede deelperiode (P2) in een veelheid van derde en vierde periodefracties (P2a, P2b), waarbij tijdens iedere derde periodèfractie (P2a) het gelijkstroomsignaal met de gereduceerde gelijkstroomwaarde (D1*) met daarop gesuperponeerd de eerste pulstrein (PT1) met de gereduceerde eerste pulsamplitude (ΑΓ) wordt behouden, en tijdens iedere vierde periodefractie (P2b) de tweede pulsamplitude (A2) wordt gereduceerd tot een gereduceerde tweede pulsamplitude (A2*), en het gelijkstroomsignaal met de gereduceerde gelijkstroomwaarde (D*) met daarop gesuperponeerd de eerste pulstrein (PT1) met de gereduceerde eerste pulsamplitude (A1*) wordt vervangen door de tweede pulstrein (PT2) met de gereduceerde tweede pulsamplitude (A2*).
10. De werkwijze volgens conclusie 9, waarbij de eerste en de tweede pulstrein (PT1, PT2) zodanig worden gekozen dat de tweede frequentie (f2) van de tweede pulstrein (PT2) een geheel veelvoud is van de eerste frequentie (f1) van de eerste pulstrein (PT1).
11. De werkwijze volgens conclusie 9 of 10, waarbij het codewoord minstens vier deelcodewoorden (c1, c2, c3, c4) bevat, waarbij het eerste deelcodewoord (c1) een anti-bacteriële behandeling identificeert, het tweede deelcodewoord (c2) een celmigratie-behandeling identificeert, het derde deelcodewoord (c3) een behandeling tegen pijn en/of een behandeling voor toename van zuurstofspanning TcP02 identificeert, en het vierde deelcodewoord (c4) een stimulatie van één of meerdere processen gekozen uit de groep van ATP-productie, DNA-productie, proteïne-productie en aminozuur-opname identificeert.
12. De werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij één van de deelcodewoorden (c1) als bijhorende therapeutische behandeling (tb1) een anti-bacteriële behandeling identificeert, en waarbij als signaal (s1) behorend bij deze therapeutische behandeling (tb1) een gelijkstroomsignaal wordt gekozen met een gelijkstroomwaarde (D1) van 4 - 750 μΑ, bij voorkeur 300 - 500 μΑ, met meer voorkeur nagenoeg 400 pA.
13. De werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij één van de deelcodewoorden (c2) als bijhorende therapeutische behandeling (tb2) een celmigratie-behandeling identificeert, en waarbij als signaal (s2) behorend bij deze therapeutische behandeling (tb2) een gelijkstroomsignaal wordt gekozen met een gelijkstroomwaarde (D2) van 50 - 750 pA, bij voorkeur nagenoeg 100 pA.
14. De werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij één van de deelcodewoorden (c3) als bijhorende therapeutische behandeling (tb3) een behandeling tegen pijn en/of een behandeling voor toename van zuurstofspanning TcP02 identificeert, en waarbij als signaal (s3) behorend bij deze therapeutische behandeling (tb3) een eerste pulstrein (PT1) wordt gekozen met een eerste frequentie (f1) van 0,2 - 20,0 Hz, bij voorkeur nagenoeg 5,0 Hz, en met een eerste pulsamplitude (A1) van 10 - 750 pA, bij voorkeur 100 - 400 pA, en met een eerste pulsbreedte (B1) van 0,1 - 20 ms, bij voorkeur 1,0 - 3,0 ms.
15. De werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij één van de deelcodewoorden (c4) als bijhorende therapeutische behandeling (tb4) een stimulatie identificeert van een proces gekozen uit de groep van: ATP-productie, DNA-productie, proteïne-productie en aminozuur-opname, en waarbij als signaal (s4) behorend bij deze therapeutische behandeling (tb4) een tweede pulstrein (PT2) wordt gekozen met een tweede frequentie (f2) van 50 - 160 Hz, bij voorkeur nagenoeg 100 Hz, en met een tweede pulsamplitude (A2) van 10 - 750 pA, bij voorkeur 100 -400 μΑ, en een tweede pulsbreedte (B2) van 0,1 tot 5,0 ms, bij voorkeur 0,2 -2,0 ms.
16. De werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij na de eerste periode (Tactl) een rustperiode (Trust) wordt ingelast waarbij aan de signaalvorm (w1) een gelijkstroomsignaal met een gelijkstroomwaarde (D) nagenoeg gelijk aan nul wordt toegekend, en waarbij na de rustperiode (Trust) de eerste periode (Tactl) en de rustperiode (Trust) periodisch worden herhaald.
17. Werkwijze voor het genereren van een groep (G1) van signaalvormen (w1, w2, w3) van een aan een veelheid van elektrodes (E1, E2, E3) gelijktijdig aan te bieden elektrostimulatiesignalen voor wondgenezing door elektrostimulatie, gekenmerkt doordat de werkwijze de volgende stappen omvat: f) nagaan of een eerste elektrode (E1) is aangesloten op de signaalvormgenerator (23), en indien de eerste elektrode (E1) aangesloten is, het genereren van een eerste signaalvorm (w1) voor de eerste elektrode (E1) volgens één der conclusies 6-16; g) telkens nagaan of een verdere elektrode (E2, E3) aangesloten is op de signaalvormgenerator (23), en indien de verdere elektrode (E2, E3) aangesloten is, het genereren van een verdere signaalvorm (w2, w3) voor de verdere elektrode (E2, E3) volgens één der conclusies 6-16, waarbij de duur van de eerste periode (Tactl), de duur van de eerste resp. tweede deelperiode (P1, P2) en de duur van de eerste, resp. tweede, derde, vierde periodefractie (P1a, P1b, P2a, P2b) van de verdere signaalvorm (w2, w3) gelijk wordt gekozen aan die van de eerste signaalvorm (wl); h) voor iedere eerste periode (Tactl) en deelperiode (P1, P2) en periodefractie (P1a, P1b, P2a, P2b) van de signaalvormen (w1, w2, w3) nagaan of meerdere pulstreinen (PT1, PT2) simultaan voorkomen, en indien meerdere pulstreinen simultaan voorkomen het bepalen van een verschuiving (d1, d2) voor iedere pulstrein van iedere signaalvorm (w1, w2, w3) zodanig dat de pulsen van de pulstreinen na verschuiven over de verschuivingen niet overlappen in de tijd, en het associëren van de verschuivingen (d1, d2) aan de periode en deelperiode en periodefracties met de simultane pulstrein; i) voor iedere eerste periode (Tactl) en deelperiode (P1, P2) en periodefractie (P1a, P1b, P2a, P2b) van de signaalvormen (w1, w2, w3) nagaan of meerdere gelijkstroomsignalen simultaan voorkomen, en indien meerdere gelijkstroomsignalen simultaan voorkomen het berekenen van een eerste som (Σ1) van de gelijkstroomwaarden (D) van de simultaan voorkomende gelijkstroomsignalen, en indien deze eerste som (Σ1) groter is dan een eerste maximumwaarde (M1), het berekenen van een eerste schaalfactor (a) als een verhouding van de eerste som (Σ1) en de eerste maximumwaarde (M1), en het associëren van de eerste schaalfactor (a) aan de periode en deelperiode en periodefractie met het simultane gelijkstroomsignaal; j) voor iedere eerste periode (Tactl) en deelperiode (P1, P2) en periodefractie (P1a, P1b, P2a, P2b) van de signaalvormen (w1, w2, w3) nagaan of minstens één gelijkstroomsignaal en minstens één pulstrein (PT1, PT2) simultaan voorkomen, en indien minstens één gelijkstroomsignaal en minstens één pulstrein simultaan voorkomen, het berekenen van een gelijkstroomcomponent (AG1, AG2) van iedere simultane pulstrein door vermenigvuldiging van de pulsamplitude (A1, A2) en de gemiddelde duty-cycle van de pulstrein, en het berekenen van een tweede som (Σ2) van de gelijkstroomwaarden (D) en de gelijkstroomcomponenten (AG1, AG2) van de simultaan voorkomende gelijkstroomsignalen en pulstreinen, en indien de tweede som (Σ2) groter is dan een tweede maximumwaarde (M2), het begrenzen van de gelijkstroomwaarden (D) die groter zijn dan een grenswaarde (K) naar de grenswaarde (K), en het associëren van de grenswaarde (K) aan de periode en deelperiode en periodefractie met het simultaan gelijkstroomsignaal met een gelijkstroomwaarde groter dan de grenswaarde (K), en het herberekenen van de tweede som rekening houdend met de begrensde gelijkstroomwaarden, en indien de herberekende tweede som (Σ21) groter is dan de tweede maximumwaarde (M2) het berekenen van een tweede schaalfactor (ß) als een verhouding van de herberekende tweede som (Σ2') en de tweede maximumwaarde (M2), en het associëren van de tweede schaalfactor (ß) aan de periode en deelperiode en periodefractie met de simultaan voorkomende gelijkstroomwaarde of pulstrein; k) het herhalen de stappen g) tot en met j) voor iedere verdere elektrode (E2, E3), en het toevoegen van de verdere signaalvorm (w2, w3) aan de groep (G1); m) voor iedere eerste periode (Tactl) en deelperiode (P1, P2) en periodefractie (P1a, P1b, P2a, P2b) van de signaalvormen (w1, w2, w3) nagaan of minstens één verschuiving (d1, d2) of minstens één grenswaarde (K) of minstens één schaalfactor (α, ß) is geassocieerd met de eerste période en deelperiode en periodefractie, en indien er minstens één verschuiving of grenswaarde of schaalfactor geassocieerd is, het aanpassen van de signaalvormen (w1, w2, w3) van de groep (G1) in iedere eerste periode (Tactl) en deelperiode (P1, P2) en periodefractie (P1a, P1b, P2a, P2b), - door na te gaan of de verschuiving (d1, d2) is geassocieerd met de eerste periode of deelperiode of periodefractie, en indien de verschuiving (d1, d2) is geassocieerd, het verschuiven van de pulstrein (PT1, PT2) over de geassocieerde verschuiving, - en door na te gaan of de grenswaarde (K) is geassocieerd met de eerste periode of deelperiode of periodefractie, en indien de grenswaarde (K) is geassocieerd, het begrenzen van de gelijkstroomwaarden (D) groter dan de grenswaarde (K) naar de grenswaarde (K), - en door na te gaan of de eerste schaalfactor (a) is geassocieerd met de eerste periode of deelperiode of periodefractie, en indien de eerste schaalfactor (a) is geassocieerd, het schalen van de gelijkstroomwaarden met de eerste schaalfactor (a), - en door na te gaan of de tweede schaalfactor (ß) is geassocieerd met de eerste periode of deelperiode of periodefractie, en indien de tweede schaalfactor (ß) is geassocieerd, het schalen van de begrensde gelijkstroomwaarden (D, K) en van de pulsamplituden (A1, A2) met de tweede schaalfactor (ß).
18. De werkwijze volgens conclusie 17, waarbij - in stap h) verder wordt getest of de bepaalde verschuiving (d1, d2) groter is dan een vooraf bepaalde maximumverschuiving (dmaxl, dmax2), - en waarbij in stap i) verder wordt getest of de gelijkstroomwaarde (D) geschaald met de eerste schaalfactor (a) van minstens één signaalvorm kleiner is dan een eerste minimumwaarde (m1); - en waarbij in stap j) verder wordt getest of de pulsamplitude (A) geschaald met de tweede schaalfactor (ß) van minstens één signaalvorm kleiner is dan een tweede minimumwaarde (m2); - en indien aan één van deze testen voldaan is, het verwijderen van minstens één signaalvorm uit de eerste groep (G1), en het herberekenen van de signaalvormen van de eerste groep (G1), en het vormen van een tweede groep (G2) volgens conclusie 17 voor de overige signaalvormen, en waarbij de signaalvormen van de eerste en de tweede groep (G1, G2) verschoven worden ten opzichte van elkaar zodanig dat de signaalvormen (w1-w4) van de eerste groep (G1) actief zijn in een eerste actieve periode (Tactl) waarin de signaalvormen (w5, w6) van de tweede groep (G2) in rust zijn, en waarbij de signaalvormen (w5, w6) van de tweede groep (G2) actief zijn in een tweede actieve periode (Tact2) die niet overlapt met de eerste actieve periode en waarin de signaalvormen (w1-w4) van de eerste groep (G1) in rust zijn.
19. Een samenstel (1) voor wondgenezing door elektrostimulatie, omvattende: - minstens één elektrode (E1) die verbonden is met een coderingsorgaan (6) waarin een codewoord (cw) is opgeslagen, waarbij het codewoord (cw) minstens twee deelcodewoorden (d, c2) omvat, en waarbij het eerste resp. tweede deelcodewoord een eerste resp. tweede therapeutische behandeling (tb1, tb2) identificeert, en waarbij aan het eerste en tweede deelcodewoord een eerste resp. tweede indicator (M, i2) gekoppeld is die aangeeft of de aan het betreffende deelcodewoord gerelateerde therapeutische behandeling (tb1, tb2) al dan niet geactiveerd dient te worden; - een elektronisch apparaat (2) met minstens één poort (5) voor het verbinden van het apparaat (2) met de elektrode (E1), en met een dataverwerkingseenheid (3) verbonden met de poort voor het ophalen van het codewoord (cw) uit het coderingsorgaan (6), en voor het bepalen van de bijhorende therapeutische behandelingen (tb1, tb2) aan de hand van de deelcodewoorden (c1, c2) en voor het nagaan van de activering van de indicatoren (i1, i2), en met een signaalvormgenerator (23) met een geheugen voor het ophalen van een eerste resp. een tweede signaal (s1) horende bij de eerste resp tweede therapeutische behandeling (tb1, tb2), en met een buffer voor het vormen en verder vormen van een voorlopige signaalvorm (w), en met een klokcircuit voor het genereren van de signaalvorm (w1).
20. Het samenstel (1) volgens conclusie 19, waarbij de elektrode (E1) een connector (4) heeft die het coderingsorgaan (6) bevat, en waarbij het elektronisch apparaat (2) verder minstens één poort (5) omvat voor het ontvangen van de connector (4).
21. Het samenstel (1) volgens conclusie 20, waarbij het coderingsorgaan (6) minstens één draadbrug (7) bevat tussen verschillende pinnen (8) van de connector (4), en waarbij de waarde van de indicator (i1, i2) bepaald is door de aanwezigheid van de minstens één draadbrug (7) tussen twee pinnen (8).
22. Het samenstel (1) volgens conclusie 20 of 21, waarbij het coderingsorgaan (6) een geheugenelement omvat gekozen uit de groep van EPROM, EEPROM, flash en, RF-ID.
23. Het samenstel (1) volgens één der conclusies 19-22, waarbij de dataverwerkingseenheid (3) een microprocessor met een intern geheugen en een klokeenheid omvat.
24. Het elektronisch apparaat (2) als element van het samenstel (1) volgens één der conclusies 19-23, waarbij het elektronisch apparaat verder een batterij (36) bevat voor het leveren van energie, en een microstroommodule (37) bevat, verbonden met de signaalvormgenerator (23) voor het genereren van een aan de elektrode (E1) aan te bieden elektrostimulatiesignaal (11) op basis van de gegenereerde signaalvorm (w1).
BE2011/0457A 2011-07-15 2011-07-15 Werkwijze en een samenstel voor het genereren van signaalvormen voor wondgenezing door elektrostimulatie. BE1020076A3 (nl)

Priority Applications (5)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2011/0457A BE1020076A3 (nl) 2011-07-15 2011-07-15 Werkwijze en een samenstel voor het genereren van signaalvormen voor wondgenezing door elektrostimulatie.
EP12772429.2A EP2731668B1 (en) 2011-07-15 2012-07-16 Assembly for the generation of signal shapes for healing
PCT/IB2012/053636 WO2013011453A2 (en) 2011-07-15 2012-07-16 Method and assembly for the generation of signal shapes for healing wounds by electro-stimulation
US14/232,998 US20150032180A1 (en) 2011-07-15 2012-07-16 Method and assembly for the generation of signal shapes for healing wounds by electro-stimulation
US15/378,643 US10441784B2 (en) 2011-07-15 2016-12-14 Method and assembly for the generation of signal shapes for healing wounds by electro-stimulation

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2011/0457A BE1020076A3 (nl) 2011-07-15 2011-07-15 Werkwijze en een samenstel voor het genereren van signaalvormen voor wondgenezing door elektrostimulatie.
BE201100457 2011-07-15

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1020076A3 true BE1020076A3 (nl) 2013-04-02

Family

ID=47018282

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2011/0457A BE1020076A3 (nl) 2011-07-15 2011-07-15 Werkwijze en een samenstel voor het genereren van signaalvormen voor wondgenezing door elektrostimulatie.

Country Status (4)

Country Link
US (2) US20150032180A1 (nl)
EP (1) EP2731668B1 (nl)
BE (1) BE1020076A3 (nl)
WO (1) WO2013011453A2 (nl)

Families Citing this family (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US11141593B2 (en) * 2019-12-06 2021-10-12 Y-Brain Inc. Device and method modulating nerve of a patient by providing electrical stimulation

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2002041942A2 (en) * 2000-11-24 2002-05-30 Woodside Biomedical, Inc. Electro-acupuncture device with stimulation electrode assembly
WO2006102420A2 (en) * 2005-03-21 2006-09-28 Defibtech, Llc Pcb blade connector system and method
WO2010132923A1 (en) * 2009-05-18 2010-11-25 Impedimed Limited Electrode assembly

Family Cites Families (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4690145A (en) * 1985-06-17 1987-09-01 Minnesota Mining And Manufacturing Company Output limited electrical stimulator for biological tissue
GB8904998D0 (en) * 1989-03-04 1989-04-19 Matthews Tony Anaesthetising apparatus
CA2396334C (en) * 2000-01-07 2008-08-12 Biowave Corporation Electro therapy method and apparatus
US6647290B2 (en) * 2000-01-18 2003-11-11 Koninklijke Philips Electronics N.V. Charge-based defibrillation method and apparatus
US9421367B1 (en) * 2000-08-24 2016-08-23 Electroregenesis, Inc. Method and apparatus for performing microcurrent electrotherapy
US8876746B2 (en) * 2006-01-06 2014-11-04 Arthrocare Corporation Electrosurgical system and method for treating chronic wound tissue
US8442644B2 (en) * 2008-11-18 2013-05-14 Greatbatch Ltd. Satellite therapy delivery system for brain neuromodulation
US8825174B2 (en) * 2010-06-27 2014-09-02 Integrity Research Institute Therapeutic electric antioxidant clothing apparatus and method

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2002041942A2 (en) * 2000-11-24 2002-05-30 Woodside Biomedical, Inc. Electro-acupuncture device with stimulation electrode assembly
WO2006102420A2 (en) * 2005-03-21 2006-09-28 Defibtech, Llc Pcb blade connector system and method
WO2010132923A1 (en) * 2009-05-18 2010-11-25 Impedimed Limited Electrode assembly

Also Published As

Publication number Publication date
EP2731668A2 (en) 2014-05-21
EP2731668B1 (en) 2020-01-22
US20150032180A1 (en) 2015-01-29
US10441784B2 (en) 2019-10-15
WO2013011453A2 (en) 2013-01-24
US20170151431A1 (en) 2017-06-01
WO2013011453A3 (en) 2013-05-02

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US11090490B2 (en) Method and apparatus for multimodal electrical modulation of pain
EP1427474B1 (en) Apparatus for bioelectric stimulation, healing acceleration and pain relief
US10675466B2 (en) Method and apparatus for multimodal electrical modulation of pain using composite electromagnetic fields
Ewing et al. SaBer DBS: a fully programmable, rechargeable, bilateral, charge-balanced preclinical microstimulator for long-term neural stimulation
US10391313B2 (en) Systems and methods for the development of therapy paradigms for neurological treatments
US11918811B2 (en) Method and apparatus for multi modal or multiplexed electrical modulation of pain using composite electromagnetic fields
BE1020076A3 (nl) Werkwijze en een samenstel voor het genereren van signaalvormen voor wondgenezing door elektrostimulatie.
CN109481844B (zh) 具有多频率模式的植入式神经刺激设备
EP3500341B1 (en) Implantable electromagnetic stimulation system
EP3965874A1 (en) Method and apparatus for multimodal or multiplexed electrical modulation of pain using composite electromagnetic fields
US20220062636A1 (en) METHOD AND APPARATUS FOR MULTl MODAL ELECTRICAL MODULATION OF PAIN USING COMPOSITE ELECTROMAGNETIC FIELDS
US11298536B2 (en) Electrical-stimulation device and operation method thereof and electrical-stimulation system
US20220088388A1 (en) METHOD AND APPARATUS FOR MULTl MODAL ELECTRICAL MODULATION OF PAIN USING COMPOSITE ELECTROMAGNETIC FIELDS
US20210402177A1 (en) Electrical-stimulation device and operation method thereof and electrical-stimulation system
CN111420276A (zh) 具有变频功能的植入式神经刺激设备及系统
Qi et al. A versatile microprocessor-based multichannel stimulator for experimental use in epidural spinal cord stimulation
Kundu et al. A multi-channel peripheral nerve stimulator with integrate-and-fire encoding
KR20220087398A (ko) 임플란트 시스템 및 임플란트 시스템의 동작 방법
Elyahoodayan et al. Neurostimulator for Hippocampal Memory Prosthesis
RU39829U1 (ru) Устройство для электротерапии
Kussener et al. Implantable electrostimulation system in freely moving rodent for DBS treatment
WO2022081470A1 (en) Systems and methods for spatial optimization of spinal cord stimulation
CN116917000A (zh) 用于对梅纳特基底核的深部脑刺激的方法与系统
Ammar Design and development of a very flexible and completely programmable pain control stimulator= Conception et développement d'un stimulateur anti-douleur très flexible et complètement programmable.
AU2002329798A1 (en) Apparatus and method for bioelectric stimulation, healing acceleration and pain relief