Werkwijze voor het behandelen van muren tegen opstijgend vocht en inrichting daarbij toegepast.
De huidige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het behandelen van muren tegen opstijgend vocht.
Het is bekend muren te behandelen tegen opstijgend vocht door, op een bepaald niveau boven het grondoppervlak of het vloerpasniveau en op regelmatige horizontale afstanden gaten te boren in de muur, waarna in deze gaten, onder druk, vloeibare siliconen worden geïnjecteerd die in de muur uitharden tot een laag die ondoorlaatbaar is voor water.
Wanneer bij het toepassen van deze bekende werkwijze de mortel, waarmee de stenen van de muur zijn gemetst, niet de volledige voegen tussen de stenen van de muur opvult, vertoont deze werkwijze het nadeel dat de siliconen doorheen doorgangen in deze voegen wegsijpelt tijdens het injecteren ervan.
Het is duidelijk dat als gevolg van dit wegsijpelen veel siliconen verloren gaat, waardoor de kostprijs voor het behandelen van muren relatief groot kan worden.
In andere gevallen zal door het wegsijpelen van de siliconen een onvolledige siliconenlaag worden gevormd, waardoor opstijgend vocht mogelijk plaatselijk niet wordt tegengehouden en de behandeling bijgevolg niet het gewenste resultaat oplevert.
Teneinde aan het voornoemd nadeel een oplossing te bieden is het bekend de te behandelen muren aan een voorbehandeling te onderwerpen. De bekende voorbehandeling bestaat erin, net onder of op het gewenste niveau voor het injecteren van de voornoemde siliconen, een aantal boringen uit te voeren in de muur, waarna in deze laatste boringen, onder druk, een mortelspecie wordt geïnjecteerd.
Een nadeel van de voornoemde voorbehandeling is dat mortel sterk alkalisch is en bijgevolg een negatieve invloed kan hebben op de siliconen die later, bij de eigenlijke behandeling van de muur tegen opstijgend vocht, worden geïnjecteerd.
Nog een nadeel van de voorbehandeling is dat de mortelspecie tijdens het uitharden een grote hoeveelheid water vrijgeeft, waardoor de muur extra vochtig wordt.
Nog een ander nadeel van de voorbehandeling is dat, na het uitharden van de mortelspecie, krimpverschijnselen kunnen optreden in de muur, waardoor mogelijk kleine scheuren of barsten ontstaan, hetgeen uiteraard ongewenst is.
Volgens een andere bekende werkwijze wordt de te behandelen muur aan een voorbehandeling onderworpen door, net onder het gewenste niveau voor het injecteren van de siliconen, een aantal boringen uit te voeren waarin vervolgens een polyurethaanschuim wordt geïnjecteerd.
Een nadeel van deze bekende voorbehandeling is dat de druk die ontstaat bij het expanderen van het schuim relatief hoog is, zodat in sommige gevallen de stenen in de muur kunnen barsten.
De huidige uitvinding heeft tot doel aan één of meer van de voornoemde en andere nadelen een oplossing te bieden.
Hiertoe betreft de uitvinding een werkwijze voor het behandelen van muren tegen opstijgend vocht, waarbij één of meer vloeibare en vochtwerende producten op een bepaald niveau in de muur worden geïnjecteerd en waarbij, vóór het injecteren van de voornoemde producten, een voorbehandeling wordt uitgevoerd door op een zeker niveau onder het niveau waarop de voornoemde producten worden geïnjecteerd, een voor die vochtwerende producten ondoordringbare laag te vormen, welke laag wordt verkregen door het in de muur injecteren van een eerste vloeistof en een tweede vloeistof die een verdikker bevat voor de voornoemde eerste vloeistof, waarbij beide vloeistoffen net vóór, tijdens of na in de muur te zijn geïnjecteerd, worden gemengd.
Een voordeel van deze werkwijze volgens de uitvinding is dat de voornoemde vloeistoffen een relatief lage viscositeit vertonen, waardoor de druk die moet worden toegepast voor het injecteren van beide vloeistoffen relatief laag kan worden gehouden. Een lage injectiedruk biedt het voordeel dat het barsten of gaan scheuren van de stenen in de muur kan worden vermeden. Bovendien laat de relatief lage viscositeit van de vloeistoffen een goede en vooral diepe penetratie van de vloeistoffen in de muur toe, waardoor zelfs kleine doorgangen of spleten in de muur kunnen worden opgevuld.
Een ander voordeel van de huidige uitvinding is dat bij het indikken van de voornoemde vloeistoffen in de muur, geen of alleszins weinig vocht vrijkomt, waardoor een stijging van het vochtgehalte in de muur kan worden vermeden.
De huidige uitvinding heeft eveneens betrekking op een inrichting die kan worden toegepast bij een werkwijze volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de inrichting een zogenaamde 2- of meer-componentendoseer- of spuitinstallatie is die in hoofdzaak bestaat uit minstens twee gescheiden reservoirs en een uitlaat, waarbij de uitlaat bestaat uit minstens twee aparte kanalisaties die elk zijn aangesloten op één van de reservoirs en die aan het vrije uiteinde van de uitlaat uitmonden in een gezamenlijke spuitmond.
Met het inzicht de kenmerken van de huidige uitvinding beter aan te tonen, wordt hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, een voorkeurdragende werkwijze volgens de uitvinding beschreven voor het behandelen van muren tegen opstijgend vocht, met verwijzing naar de bijgaande figuren, waarin:
figuur 1 een gedeelte van een muur weergeeft die wordt behandeld tegen opstijgend vocht met een werkwijze volgens de uitvinding; figuur 2 een doorsnede weergeeft volgens lijn II-II in figuur l; figuur 3 op grotere schaal het gedeelte weergeeft dat in figuur 2 door F3 is aangeduid; figuur 4 eenzelfde zicht weergeeft als figuur 3 doch tijdens een andere werkstap van de werkwijze volgens de uitvinding; figuur 5 een variante weergeeft van figuur 2.
In de figuren 1 tot 3 is een gedeelte van een muur 1 weergegeven die in dit geval bestaat uit gemetste bakstenen
2.
Tijdens het metsen van een dergelijke muur 1, is het bekend dat de voegen 3 tussen de bakstenen 2 niet volledig worden opgevuld met mortel 4, waardoor in de voegen 3, tussen de uitgeharde mortel 4, doorgangen 5 blijven bestaan.
Teneinde deze muur 1 preventief of curatief te behandelen tegen opstijgend vocht, voorziet de werkwijze volgens de uitvinding in een voorbehandeling die bestaat in het op een gewenst niveau A en op regelmatige onderlinge afstanden boren van gaten 6 in de muur 1.
Deze gaten 6 kunnen, zowel in de voegen 3, meer bepaald tussen de bakstenen 2 in, zijn aangebracht, als in de bakstenen 2 zelf, of afwisselend in de bakstenen 2 en in de voegen 3.
In de voornoemde gaten 6 wordt een uitlaat 7 aangebracht van een inrichting 8 voor het injecteren van twee vloeistoffen 9 en 10.
Zoals weergegeven in figuur 3, worden vervolgens, in één of meer van de voornoemde gaten 6 een eerste vloeistof 9 en een tweede vloeistof 10 geïnjecteerd, waarbij de voornoemde tweede vloeistof 10 een verdikker bevat voor de eerste vloeistof, en waarbij beide vloeistoffen 9 en 10 slechts worden gemengd net vóór, tijdens of na hun injectie in de muur 1.
Bij de injectie van de vloeistoffen 9 en 10 in de muur 2, vloeien deze vloeistoffen 9 en 10, die bij voorkeur een relatief lage viscositeit vertonen, in de voornoemde doorgangen 5 tussen de uitgeharde mortel 4.
Door het mengen van de vloeistoffen 9 en 10 ontstaat na verloop van tijd een ingedikte pasta 11, gel of dergelijke met een hoge viscositeit die, zoals weergegeven in figuur 4, de verschillende doorgangen 5 en eventuele holle ruimten in de muur 2 plaatselijk afdicht.
Het is duidelijk dat wanneer de voornoemde vloeistoffen 9 en
10 op regelmatige onderlinge afstanden van een orde van grootte van circa 10 cm en op een nagenoeg constant niveau A in de muur 1 worden geïnjecteerd, alle of praktisch alle doorgangen 5, holle ruimten en dergelijke die in de muur 1 op het voornoemd niveau A aanwezig zijn, na het indikken van de vloeistoffen 9 en 10, worden afgedicht.
Na de hierboven beschreven voorbehandeling, kan de eigenlijke behandeling tegen opstijgend vocht in de muur 1 worden aangevat, waarbij op een niveau B dat hoger is gelegen dan het voornoemd niveau A, volgens een bekende werkwijze siliconen in de muur 1 worden geïnjecteerd.
Deze siliconen vormen in de muur 1 een waterondoordringbare laag waardoor opstijgend vocht wordt tegengehouden.
Een voordeel van de voornoemde voorbehandeling is dat de pasta 11, gel of dergelijke voorkomt dat de siliconen die in de muur 1 worden geïnjecteerd gedurende de eigenlijke behandeling tegen opstijgend vocht doorheen doorgangen 5 en eventuele holle ruimten in de muur wegsijpelt.
De voorbehandeling laat met andere woorden toe de siliconen op een gewenste plaats te houden totdat de siliconen door een reactie met lucht, vocht of het silicium dat aanwezig is in de te behandelen muur, zijn uitgehard, zodat met een telatief
<EMI ID=1.1>
volgens de uitvinding voor het behandelen van muren tegen vocht het gewenste resultaat oplevert.
Ter verduidelijking worden hierna enkele combinaties van vloeistoffen 9 en 10 opgesomd die kunnen worden toegepast voor de hierboven beschreven voorbehandeling van muren.
<EMI ID=2.1>
Bij voorkeur wordt als tweede vloeistof 10 een acrylzuur
<EMI ID=3.1>
<EMI ID=4.1>
hoeveelheden een gewenste indikking van een geschikte eerste
<EMI ID=5.1>
vertoont een viscositeit van 1200 a 3900 mPa.s.
Opgemerkt wordt dat als verdikker eveneens een vloeistof 10 kan worden toegepast waarin een actieve verdikker is voorzien onder de vorm van korrels die voorzien zijn van een coating, waarbij de voornoemde coating eerst moet worden afgebroken alvorens de verdikker vrijkomt en een verdikking kan veroorzaken.
De coating kan hierbij worden afgebroken door, bijvoorbeeld een aanpassing van de zuurtegraad van de tweede vloeistof 10, waarbij de eerste vloeistof 9 de voornoemde aanpassing kan veroorzaken.
Een voordeel van het gebruik van zulke vloeistof 10 met gecoate korrels is dat, bij het mengen van de eerste en de' tweede vloeistof 9 en 10, niet meteen een indikking optreedt, maar dat deze indikking wordt vertraagd doordat de coating van de korrels eerst moet worden afgebroken.
Door het variëren van de dikte of de eigenschappen van de coating of door het variëren van de zuurtegraad van de eerste vloeistof 9 kan aldus de tijd worden aangepast waarin de vloeistoffen 9 en 10 na het mengen zullen indikken.
Op de voornoemde manier kan het indikken van de vloeistoffen 9 en 10 worden vertraagd of versneld zodat de vloeistoffen, enerzijds, tot op een gewenste plaats in de muur 1 kunnen penetreren en, anderzijds, snel genoeg indikken zodat ze op een bepaald niveau in de muur 1 een laag vormen die ondoordringbaar is voor siliconen.
De voornoemde inrichting 8 voor het injecteren van de vloeistoffen 9 en 10 in de muur 1, bestaat bij voorkeur uit twee onderling gescheiden reservoirs 12 en 13. Op elk van de voornoemde reservoirs 12 en 13 sluit een aparte kanalisatie
14, 15 aan die in de voornoemde uitlaat '7 van de inrichting 8 is voorzien, waarbij beide kanalisaties 14 en 15 in de nabijheid van het vrije uiteinde van de uitlaat 7 uitmonden in een gezamenlijke spuitmond 16.
Een voordeel van het gebruik van de voornoemde inrichting 1 is dat de vloeistoffen 9 en 10 net voor de injectie in de muur 1 worden gemengd, zodat het verkregen mengsel in een nog vloeibare vorm in de muur 1 terechtkomt en vervolgens relatief snel gaat indikken.
Op deze manier wordt bekomen dat het voornoemd mengsel de verschillende doorgangen 5 in de muur 1 kan opvullen zonder' in overdreven mate doorheen deze doorgangen 5 weg te sijpelen.
De voornoemde inrichting 8 laat met andere woorden toe de werkwijze volgens de uitvinding voor het behandelen van muren tegen opstijgend vocht op een efficiënte en snelle wijze uit te voeren en het verbruik aan vloeistoffen 9 en 10 tot een minimum te beperken.
Het is duidelijk dat in de uitlaat 7 van de voornoemde inrichting 8 desgevallend middelen kunnen worden voorzien voor het actief mengen van de vloeistoffen 9 en 10, waarbij het gebruik van zulke middelen afhankelijk van de gebruikte combinatie aan vloeistoffen 9 en 10 een snellere indikking toelaat.
Opgemerkt wordt dat het ook mogelijk is één of meer componenten of vloeistoffen bijkomend te mengen met de voornoemde eerste en tweede vloeistoffen, al dan niet net voor, tijdens of na het injecteren ervan in de muur. Zo kunnen bijvoorbeeld componenten of vloeistoffen met waterafstotende eigenschappen worden toegevoegd aan de voornoemde eerste en/of tweede vloeistof.
Uiteraard kunnen de eventuele componenten en/of vloeistoffen reeds op voorhand worden gemengd met één van de vloeistoffen 9 en 10.
Verder wordt opgemerkt dat beide voornoemde reservoirs 12 en
13 van de inrichting 8 bij voorkeur zijn voorzien van middelen die een dosering van de vloeistoffen 9, 10 toelaten.
In figuur 5, tenslotte, wordt een variante weergegeven van figuur 2, waarbij de muur 1 in hoofdzaak bestaat uit twee gemetste muurdelen 17, 18 waartussen ruimte 19 is voorzien die is opgevuld met een mengsel 20 van mortel en steenafval.
Een dergelijke manier voor het vervaardigen van muren werd vroeger onder andere toegepast bij het bouwen van kerken en dergelijke.
Teneinde een dergelijke muur 1 te behandelen tegen opstijgend vocht kan de hierboven beschreven werkwijze volgens de uitvinding worden toegepast, waarbij de voornoemde gaten 6 bij voorkeur doorheen het eerste muurdeel 17 en het mengsel
20 van mortel en steenafval tot in het tweede muurdeel 18 worden geboord.
Door vervolgens op de hierboven beschreven wijze de vloeistoffen 9 en 10 in de muur 1 te injecteren, kan een laag worden verkregen die ondoordringbaar is voor siliconen, zodat, in een latere fase, net boven die laag een efficiënte behandeling van de muur tegen opstijgend vocht kan worden uitgevoerd.
Het is duidelijk dat in de voorgaande beschrijving een specifiek voorbeeld is beschreven van een werkwijze volgens de uitvinding. Om reden van eenvoud zijn in de voorgaande beschrijving specifieke termen toegepast die geenszins zijn bedoeld voor het beperken van de draagwijdte van dit document die wordt bepaald in de bijhorende conclusies.
Zo wordt in de voorgaande beschrijving steeds specifiek siliconen vermeld als product voor het creëren van een laag die ondoorlaatbaar is voor water, terwijl ook andere producten die ondoorlaatbaar zijn voor water kunnen worden toegepast.
De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de hierboven beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch een leiding voor water volgens de uitvinding kan volgens verscheidene varianten worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.
Method for treating walls against rising damp and device used thereby.
The present invention relates to a method for treating walls against rising damp.
It is known to treat walls against rising damp by drilling holes in the wall at a certain level above the ground surface or the floor level and at regular horizontal distances, after which liquid silicones are injected under pressure into the wall and hardened into the wall to a layer that is impermeable to water.
If, when applying this known method, the mortar with which the bricks of the wall have been bricked does not fill the entire joints between the bricks of the wall, this method has the disadvantage that the silicone seeps through passages in these joints during the injection thereof .
It is clear that as a result of this seeping away many silicones are lost, so that the cost of treating walls can become relatively large.
In other cases an incomplete silicone layer will be formed by the seeping away of the silicone, as a result of which rising moisture may not be retained locally and consequently the treatment does not produce the desired result.
In order to offer a solution to the aforementioned drawback, it is known to subject the walls to be treated to a pretreatment. The known pre-treatment consists in carrying out a number of bores in the wall just below or at the desired level for injecting the aforementioned silicone, after which a mortar is injected into these latter bores under pressure.
A disadvantage of the aforementioned pre-treatment is that mortar is highly alkaline and can therefore have a negative influence on the silicones that are subsequently injected during the actual treatment of the wall against rising damp.
Another disadvantage of the pre-treatment is that the mortar spoil releases a large amount of water during curing, which makes the wall extra moist.
Yet another disadvantage of the pre-treatment is that, after the mortar has hardened, shrinkage phenomena can occur in the wall, possibly resulting in small cracks or cracks, which is of course undesirable.
According to another known method, the wall to be treated is subjected to a pretreatment by carrying out, just below the desired level for injecting the silicone, a number of bores into which a polyurethane foam is subsequently injected.
A disadvantage of this known pre-treatment is that the pressure that arises during the expansion of the foam is relatively high, so that in some cases the stones can crack in the wall.
The present invention has for its object to provide a solution to one or more of the aforementioned and other disadvantages.
To this end the invention relates to a method for treating walls against rising damp, wherein one or more liquid and moisture-repellent products are injected into the wall at a certain level and wherein, prior to the injection of the aforementioned products, a pre-treatment is carried out by pressing a certain level below the level at which the aforementioned products are injected, to form a layer impervious to those moisture-resistant products, which layer is obtained by injecting into the wall a first liquid and a second liquid containing a thickener for the aforementioned first liquid, wherein both liquids are mixed just before, during or after being injected into the wall.
An advantage of this method according to the invention is that the aforementioned liquids have a relatively low viscosity, whereby the pressure to be applied for injecting both liquids can be kept relatively low. A low injection pressure offers the advantage that cracking or cracking of the stones in the wall can be avoided. Moreover, the relatively low viscosity of the liquids allows good and especially deep penetration of the liquids into the wall, whereby even small passages or gaps in the wall can be filled.
Another advantage of the present invention is that when thickening the aforementioned liquids in the wall, no or at least little moisture is released, so that an increase in the moisture content in the wall can be avoided.
The present invention also relates to a device which can be applied in a method according to one or more of the preceding claims, wherein the device is a so-called 2-component or multi-component dosing or spraying installation which essentially consists of at least two separate reservoirs and an outlet, the outlet consisting of at least two separate channels that are each connected to one of the reservoirs and which open into a common nozzle at the free end of the outlet.
With the insight to better demonstrate the characteristics of the present invention, a preferred method according to the invention for treating walls against rising damp is described below as an example without any limiting character, with reference to the accompanying figures, in which:
figure 1 represents a part of a wall that is treated against rising damp with a method according to the invention; figure 2 represents a section according to line II-II in figure 1; figure 3 represents the part indicated by F3 in figure 2 on a larger scale; figure 4 represents the same view as figure 3 but during a different working step of the method according to the invention; figure 5 represents a variant of figure 2.
Figures 1 to 3 show a part of a wall 1 which in this case consists of bricked bricks
2.
During the measurement of such a wall 1, it is known that the joints 3 between the bricks 2 are not completely filled with mortar 4, whereby passages 5 remain in the joints 3, between the cured mortar 4.
In order to preventively or curatively treat this wall 1 against rising damp, the method according to the invention provides a pre-treatment which consists of drilling holes 6 in the wall 1 at a desired level A and at regular mutual distances.
These holes 6 can be arranged both in the joints 3, in particular between the bricks 2, and in the bricks 2 themselves, or alternately in the bricks 2 and in the joints 3.
An outlet 7 of a device 8 for injecting two liquids 9 and 10 is provided in the aforementioned holes 6.
As shown in Figure 3, a first liquid 9 and a second liquid 10 are then injected into one or more of the aforementioned holes 6, the aforementioned second liquid 10 containing a thickener for the first liquid, and wherein both liquids 9 and 10 only be mixed just before, during or after their injection into the wall 1.
Upon the injection of the liquids 9 and 10 into the wall 2, these liquids 9 and 10, which preferably have a relatively low viscosity, flow into the aforementioned passages 5 between the cured mortar 4.
By mixing the liquids 9 and 10 over time, a thickened paste 11, gel or the like with a high viscosity is formed which, as shown in Figure 4, seals the various passages 5 and any hollow spaces in the wall 2 locally.
It is clear that when the aforementioned liquids 9 and
10 are injected into the wall 1 at regular mutual distances of an order of magnitude of about 10 cm and at a substantially constant level A, all or practically all passages 5, cavities and the like present in the wall 1 at the aforementioned level A after thickening of liquids 9 and 10 are sealed.
After the pre-treatment described above, the actual treatment against rising moisture can be started in the wall 1, with silicone being injected into the wall 1 according to a known method at a level B higher than the aforementioned level A, according to a known method.
These silicones form a water-impermeable layer in the wall 1, so that rising damp is retained.
An advantage of the aforementioned pre-treatment is that the paste 11, gel or the like prevents the silicones that are injected into the wall 1 from seeping through passages 5 and any hollow spaces in the wall during the actual treatment against rising damp.
In other words, the pre-treatment allows the silicone to be kept in a desired location until the silicone has hardened through a reaction with air, moisture or the silicon present in the wall to be treated, so that a
<EMI ID = 1.1>
according to the invention for the treatment of walls against moisture the desired result.
For clarification, a few combinations of liquids 9 and 10 are listed below that can be used for the wall pretreatment described above.
<EMI ID = 2.1>
Preferably an acrylic acid becomes the second liquid 10
<EMI ID = 3.1>
<EMI ID = 4.1>
amounts of a desired thickening of a suitable first
<EMI ID = 5.1>
shows a viscosity of 1200 to 3900 mPa.s.
It is noted that a liquid 10 can also be used as a thickener in which an active thickener is provided in the form of granules which are provided with a coating, wherein the aforementioned coating must first be broken off before the thickener is released and can cause a thickening.
The coating can hereby be broken off by, for example, an adjustment of the acidity of the second liquid 10, wherein the first liquid 9 can cause the aforementioned adjustment.
An advantage of using such liquid-coated granules 10 is that, when mixing the first and second liquids 9 and 10, a thickening does not occur immediately, but that this thickening is delayed because the coating of the granules must first to be interrupted.
By varying the thickness or the properties of the coating or by varying the acidity of the first liquid 9, the time in which the liquids 9 and 10 will thicken after mixing can thus be adjusted.
In the aforementioned manner, the thickening of the liquids 9 and 10 can be delayed or accelerated so that, on the one hand, the liquids can penetrate to a desired location in the wall 1 and, on the other hand, thicken quickly enough so that they reach a certain level in the wall 1 forming a layer impervious to silicone.
The above-mentioned device 8 for injecting the liquids 9 and 10 into the wall 1, preferably consists of two mutually separate reservoirs 12 and 13. A separate channelization closes on each of the aforementioned reservoirs 12 and 13
14, 15, which is provided in the aforementioned outlet 7 of the device 8, wherein both channels 14 and 15 close to the free end of the outlet 7 open into a common nozzle 16.
An advantage of using the aforementioned device 1 is that the liquids 9 and 10 are mixed in the wall 1 just before the injection, so that the resulting mixture ends up in the wall 1 in a still liquid form and then starts to thicken relatively quickly.
In this way it is achieved that the aforementioned mixture can fill the various passages 5 in the wall 1 without draining away through these passages 5 to an excessive extent.
In other words, the aforementioned device 8 makes it possible to carry out the method according to the invention for treating walls against rising damp in an efficient and rapid manner and to minimize the consumption of liquids 9 and 10.
It is clear that, if appropriate, means can be provided in the outlet 7 of the aforementioned device 8 for actively mixing the liquids 9 and 10, the use of such means allowing a faster thickening depending on the combination of liquids 9 and 10 used.
It is noted that it is also possible to additionally mix one or more components or liquids with the aforementioned first and second liquids, whether or not just before, during or after their injection into the wall. For example, components or liquids with water-repellent properties can be added to the aforementioned first and / or second liquid.
Of course, the possible components and / or liquids can already be mixed in advance with one of the liquids 9 and 10.
It is further noted that both aforementioned reservoirs 12 and
13 of the device 8 are preferably provided with means that allow dosing of the liquids 9, 10.
Finally, figure 5 shows a variant of figure 2, wherein the wall 1 consists essentially of two bricked wall parts 17, 18 between which space 19 is provided that is filled with a mixture 20 of mortar and brick waste.
Such a way of making walls was used in the past, among other things, for building churches and the like.
In order to treat such a wall 1 against rising damp, the above-described method according to the invention can be applied, wherein the aforementioned holes 6 are preferably passed through the first wall part 17 and the mixture
20 of mortar and stone waste are drilled into the second wall part 18.
By subsequently injecting the liquids 9 and 10 into the wall 1 in the manner described above, a layer which is impenetrable to silicone can be obtained, so that, in a later phase, just above that layer, an efficient treatment of the wall against rising damp is obtained. can be performed.
It is clear that in the foregoing description a specific example has been described of a method according to the invention. For the sake of simplicity, specific terms have been used in the foregoing description which are by no means intended to limit the scope of this document as defined in the appended claims.
Thus, in the foregoing description, specific silicone is always mentioned as a product for creating a water-impermeable layer, while other products that are water-impermeable can also be used.
The present invention is by no means limited to the embodiments described above and shown in the figures, but a water pipe according to the invention can be realized according to various variants without departing from the scope of the invention.