Inrichting voor het behandelen van patiënten met spasticiteit.
De huidige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het behandelen van patiënten met spasticiteit, meer bepaald voor het immobiliseren van de ongecontroleerde bewegingen van zulk een patiënt.
Een welbekend voorbeeld van zulke inrichting bestaat in hoofdzaak uit een opstaand raamwerk dat verrijdbaar is en waaraan steun- en/of verbindingselementen zijn voorzien ter plaatse van welke de patiënt rechtstaand kan worden verbonden.
Ter plaatse van de steun- en/of verbindingselementen zijn riemen voorzien voor de goede bevestiging van de patiënt met het raamwerk.
Het probleem dat zich stelt is dat de patiënt zich kan bezeren en zelfs letsels kan oplopen door het wrijvend en schokkend contact van de ledematen met de bevestigingsriemen en met de steun- en/of verbindingselementen waarmee de patiënt contact maakt.
Het is duidelijk dat hetzelfde probleem zich voordoet wanneer de patiënt op een bed is gelegen dat voor de immobilisatie van de patiënt ook voorzien is van gelijkaardige steun- en/of verbindingselementen.
In het verleden werden vele pogingen ondernomen om dit probleem op te lossen, waarbij de aandacht werd gericht op het voorzien van een zachte laag op de steun- en verbindingselementen ter plaatse van het contact met de patiënt.
Verdere verbetering werd beoogd door de plaatsing van de steun- en verbindingselementen verder te optimaliseren en door de mogelijkheid te bieden de positionering aan te passen aan de patiënt.
Men stelt echter vast dat de pijnen en de letsels tot op heden niet kunnen worden voorkomen.
Het doel van de uitvinding is een afdoend antwoord te bieden aan voornoemd en andere problemen en daartoe bestaat de inrichting voor het behandelen van patiënten met spasticiteit in hoofdzaak uit een raamwerk of dergelijke waarop één of meer steun- en/of bevestigingselementen zijn voorzien voor het immobiliseren van de patiënten, waarbij tussen één of meer steun- en/of bevestigingselementen en het voornoemde raamwerk of dergelijke, schokbrekende en/of schokdempende middelen zijn voorzien, die een zekere bewegingsvrijheid toelaten van de één of meer betreffende steun- en/of bevestigingselementen.
Een belangrijk voordeel bestaat erin dat een patiënt die ongecontroleerde bewegingen maakt, en die door middel van één of meer van zulke schokgedempte steun- en/of bevestigingselementen met een raamwerk is verbonden, zich niet of in sterk verminderde mate bezeert en geen letsels oploopt.
Inderdaad, de schokbrekende en/of schokdempende middelen bevinden zich tussen het lichaamsdeel en de structuur waarmee de patiënt verbonden wordt.
Hierdoor wordt bekomen dat de ongecontroleerde bewegingen van de patiënt enigszins worden toegelaten en dus niet enkel dienen te worden opgevangen door de bevestigingsriemen.
Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm bevatten de schokbrekende en/of schokdempende middelen een veer.
Het voordeel is dat veren in het algemeen een vrij lineaire karakteristiek vertonen, of dat meer bepaald de tegenkracht die de patiënt ondervindt bij een verplaatsing van een .steun- en/of verbindingselement evenredig is met de verplaatsing.
Hierdoor wordt een ongecontroleerde krachtimpuls omgezet in een toegelaten verplaatsing die in toenemende mate wordt afgeremd naarmate de verplaatsing vordert.
Wanneer de kracht afneemt of wegvalt wordt het lichaamsdeel teruggedwongen en uiteindelijk terug in de neutrale positie gebracht.
Bij voorkeur wordt dit terugbrengen van de ledematen enigszins gedempt uitgevoerd. De karakteristieken van een reële veer bieden het voordeel dat zij wel degelijk een enigszins dempende of energie absorberende functie vertonen.
Volgens een bijzondere uitvoeringsvorm bestaan de schokbrekende en/of schokdempende middelen in hoofdzaak uit een staafelement dat verbonden is met het steun- en/of verbindingselement, een ring, een kraag of een uitsteeksel of dergelijke dat verbonden is met het staafelement, minstens één draadveer die rond het staafelement is aangebracht, en een cilinder die de veer of veren omvat en waarvan minstens één kops uiteinde voorzien is van een opening waar doorheen het staafelement kan bewogen worden, welke cilinder rechtstreeks of onrechtstreeks met het raamwerk of dergelijke verbonden is.
Bij voorkeur echter bevatten de schokbrekende en/of schokdempende middelen minstens een demper. Welgekend zijn de dempers die zijn opgebouwd als een cilinder met een zuiger, waarbij de ruimtes in de cilinder eventueel gevuld zijn met een gas of een vloeistof, en waarbij de zuiger voorzien is van één of meer smoringen.
Eventueel worden beide functies gecombineerd, meer bepaald de schokbrekende functie van de veer met de energieabsorberende of schokdempende functie van een demper, bijvoorbeeld door een veer in een cilinder te voorzien zoals hierboven beschreven, en door de ring te vervangen door een zuiger die aansluit met de binnenwand van de cilinder.
Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven van een inrichting voor het behandelen van patiënten met spasticiteit, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin:
figuur 1 in perspectief een inrichting volgens de uitvinding weergeeft; figuur 2 in detail in bovenaanzicht en op grotere schaal het gedeelte zoals aangeduid met F2 in figuur 1 weergeeft; figuren 3 en 4 voor twee alternatieve posities een doorsnede van het gedeelte in figuur 2 weergeven volgens lijn III-III; figuur 5 in doorsnede een variante uitvoeringsvorm weergeeft voor het gedeelte zoals weergegeven in de figuren 2 tot 4.
In figuur 1 wordt een inrichting voor het behandelen van patiënten met spasticiteit weergegeven, die in hoofdzaak bestaat uit een raamwerk 1 waaraan, van onder naar boven, twee voetsteunen 2, twee dijbeensteunen 3, een rugsteun 4 en een borststeun 5 zijn voorzien.
Het raamwerk 1 is meer bepaald opgebouwd uit een basis 6 waaraan vier wieltjes 7 zijn voorzien en waarop vier opstaande profielen 8 zijn aangebracht waarvan de vrije uiteinden ter hoogte van de borststeun 5 onderling verbonden zijn.
Daarboven is het raamwerk 1 voorzien van een in de hoogte instelbaar plaatelement 9.
Elk van de voornoemde voetsteunen 2 is in dit geval opgebouwd uit een ovaalvormig plaatelement 10 met opstaande rand 11 ter plaatse van de ronde gedeelten.
De voetsteunen 2 zijn in de hoogte en in de breedte verstelbaar aangebracht op voornoemd raamwerk 1.
Daartoe is aan de onderzijde van elk voornoemd ovaalvormig plaatelement 10 een staafelement 12 voorzien, en reikend tot een afstand van het plaatelement 10.
Het vrije uiteinde 13 van elk staafelementen 12 is op instelbare wijze in een eerste doorgang 14 in een verbindingselement 15 geklemd.
Het verbindingselement 15 is voorzien van een tweede doorgang 16 die in dit geval dwars is georiënteerd op de voornoemde eerste doorgang 14.
Op gelijkaardige wijze is in de tweede doorgang 16 een tweede staafelement 17 geklemd, dat tot op een afstand van het verbindingselement 15 reikt en aldaar voorzien is van een klemverbinding 18 die kan samenwerken met een opstaand profiel 8.
De voetsteunen 2 kunnen voorzien worden van in dit geval niet weergegeven riemen.
De dijbeensteunen 3 bestaan in hoofdzaak uit halfronde schelpen 19 die in de hoogte en in de breedte verstelbaar zijn aangebracht op het raamwerk 1.
De instelbare verbinding met het raamwerk 1 is in hoofdzaak gelijkaardig aan de verbinding zoals beschreven voor de voetsteunen 2.
Inderdaad, de verbinding is in hoofdzaak opgebouwd uit een staafelement 20 dat met zijn vrije uiteinde 21 door een eerste doorgang 22 in een verbindingselement 23 is gevoerd.
Het verbindingselement 23 is voorzien van een tweede doorgang 24 die ook hier dwars is georiënteerd op de voornoemde eerste doorgang 22.
In de tweede doorgang 24 is een tweede staafelement 25 geklemd dat op een afstand daarvan voorzien is van een klemverbinding 26 die kan samenwerken met een opstaand profiel 8.
De instelbare verbinding van de schelp 19 met het raamwerk 1 verschilt echter daarin van de instelbare verbinding van de voetsteunen 2 met het raamwerk 1 dat, aldus de uitvinding, tussen elke schelp 19 en het bijhorende verbindingselement 23, een schokdempend element 27 is voorzien.
Het schokdempend element 27 en de aanliggende elementen zijn in detail en vergroot weergegeven in de figuren 2 tot
4.
We merken op dat het staafelement 20 in dit geval verbonden is met de verstevigde rugplaat 28 van de schelp 19, meer bepaald door middel van een moer 29 die is voorzien op de voornoemde rugplaat 28 en door middel van een schroefdraadeinde 30 op het staafelement 20.
Het staafelement 20 is in dit geval niet rechtstreeks in de doorgang 22 van het verbindingselement 23 geklemd.
Inderdaad, het staafelement 20 is door een cilinder 31 gevoerd die klemmend is aangebracht in de doorgang 22 van het verbindingselement 23.
De kopse uiteinden 32 van de cilinder 31 zijn voorzien van openingen 33 waar doorheen het staafelement 20 heen en weer kan bewogen worden.
In de inwendige ruimte van de cilinder 31 is een draadveer
34 voorzien die tevens rond het staafelement 20 is aangebracht, en in aansluiting met het uiteinde 35 van de draadveer 34 dat het dichtst bij de schelp 19 is gelegen is het staafelement 20 voorzien van een ring 35.
De dijbeensteunen 3 kunnen voorzien worden van in dit geval niet weergegeven riemen.
De rugsteun 4 bestaat in hoofdzaak uit een gebogen plaatdeel 36 dat op instelbare wijze met het raamwerk 1 is verbonden.
In deze uitvoeringsvorm is de instelbare verbinding gerealiseerd door middel van een profiel 37 dat, enerzijds, verbonden is met het gebogen plaatdeel 36 en, anderzijds, op een afstand daarvan voorzien is van een dwars daarop georiënteerd hol profieldeel 38 dat over een tweede profiel
39 is aangebracht en daarmee klemmend kan verbonden worden.
Het voornoemde tweede profiel 39 is centraal tussen de dijbeensteunen 3 en de voetsteunen 2 voorzien, en is in de hoogte verstelbaar aangebracht, meer bepaald door middel van klemverbindingen 40 die samenwerken met twee opstaande profielen 8 van het raamwerk 1.
De borststeun 5 tenslotte bestaat in hoofdzaak uit een brede gebogen plaat 41 die bij voorkeur instelbaar is aangebracht op het raamwerk 1.
De werking van de inrichting zoals hierboven beschreven is eenvoudig en als volgt.
De patiënt die lijdt aan spasticiteit kan bij opkomende ongecontroleerde bewegingen als volgt in zulk een inrichting volgens de uitvinding geplaatst worden.
Eerst wordt de rugsteun 4 gedemonteerd door het gebogen plaatdeel 36 samen met het profiel 37 en het hol profieldeel 38 van het horizontaal en uitstekend profiel 39 te schuiven.
Nu kan de patiënt zijn voeten op de voetsteunen 2 plaatsen, met één been links en één been rechts van het uitstekend profiel 39, en kunnen de dijbenen in de schelpen 19 van de dijbeensteunen 3 gebracht worden.
De patiënt is hierbij met zijn aangezicht naar het plaatdeel 9 gericht zodat hij zijn armen erop kan leggen.
Door de betreffende riemen ter plaatse van de voetsteunen 2 en ter plaatse van de dijbeensteunen 3 aan te spannen, en door het licht gebogen plaatdeel 36 van de rugsteun 4 terug te plaatsen, wordt voorkomen dat de patiënt al te grote ongecontroleerde bewegingen maakt of met andere woorden geïmmobiliseerd wordt.
De inrichting volgens de uitvinding laat echter enige beweging toe, precies omdat een te starre verbinding vaak oorzaak is van letsels ter plaatse van de riemverbindingen, van spierpijnen en van andere ongemakken.
Zo zal aldus de uitvinding bij een voorwaartse beweging van een dijbeen de schelp 19 en het daarmee verbonden staafdeel
20 voorwaarts verplaatst worden, waarbij de patiënt, naarmate de verplaatsing vanuit de neutrale positie toeneemt, een toenemende kracht ondervindt die tegengesteld is aan de ongecontroleerd uitgeoefende kracht die oorzaak is van de voornoemde voorwaartse verplaatsing, welke tegengestelde kracht uitgeoefend wordt door de thans ingedrukte draadveer 34.
De voornoemde neutrale positie stemt in deze uitvoeringsvorm overeen met de positie zoals weergegeven in figuur 3, terwijl de uiterst voorwaarts gelegen positie wordt weergegeven in figuur 4.
Door een lange cilinder 31 met daarin een lange draadveer
34 te selecteren kan voorkomen worden dat de patiënt al te vaak met deze uiterst voorwaarts gelegen positie zal geconfronteerd worden.
Het is duidelijk dat de hierboven beschreven schokbrekende werking in de besproken uitvoeringsvorm slechts in werking treedt bij voorwaartse verplaatsingen van het dijbeen.
Door in de cilinder 31 twee draadveren 34 te voorzien en door de ring 35 tussen deze draadveren 34 op het staafdeel
20 te voorzien, zoals weergegeven in figuur 5, zal, de schokbrekende werking in beide richtingen ten opzichte van de neutrale positie in werking treden.
Het is duidelijk dat het schokbrekend en/of schokdempend element 27 op vele andere wijzen kan gerealiseerd worden.
De ring 35 kan uiteraard vervangen worden door een kraag of een uitsteeksel of dergelijke op het staafelement 20.
De cilinder 34 kan weggelaten worden, althans indien deze vervangen wordt door een bus die over het staafgedeelte 20 kan schuiven en indien deze bus rechtstreeks of onrechtstreeks met het raamwerk 1 wordt verbonden. De draadveer 34 bevindt zich dan bij voorkeur steeds tussen de bus en de ring 35.
De draadveer 34 kan vervangen worden door een ander type veer, of zelfs door een stuk rubber of een ander soort samendrukbaar materiaal.
Het schokdempend element 27 kan tevens vervangen worden door een welgekende cilinder-zuiger combinatie, al dan niet voorzien van olie of gas. Vooral de gasgevulde schokdempers hebben niet enkel een verende werking, maar absorberen tevens een gedeelte van de energie wat op welbekende wijze een gunstig effect kan hebben op het dynamisch gedrag, bijvoorbeeld ter onderdrukking van oplopende amplitudes die veroorzaakt kunnen worden door een dynamische bekrachtiging waarvan de frequentie in de buurt van de eigenfrequentie van de veer is gelegen.
Het is duidelijk dat, afhankelijk van de uitvoering van het raamwerk 1, de profielen 8 waaraan de steunelementen zijn aangebracht, al dan niet kantelbaar kunnen worden uitgevoerd.
Het is duidelijk dat ook de andere steunelementen kunnen voorzien worden van schokbrekende en/of schokdempende elementen 27, en dat zulke schokbrekende en/of schokdempende elementen 27 tevens tussen allerhande steunelementen en allerhande soorten raamwerken kunnen voorzien worden zoals bijvoorbeeld een bed.
Het is ook duidelijk dat de ovaalvormige plaatelementen 10 of de voetsteunen 2, de schelpen 19 of de dijbeensteunen 3, het gebogen plaatelement 36 of de rugsteun 4 en de gebogen plaat 41 of de borststeun 5 tegelijk dienst kunnen doen als steunelement en als bevestigingselement.
Anderzijds kunnen aldus de uitvinding ook bevestigingselementen die geen steunende functie hebben, door toedoen van schokbrekende en/of schokdempende elementen met een raamwerk 1 verbonden worden, en daarom spreken we in het algemeen van steun- en/of bevestigingselementen.
We merken tenslotte op dat de schokbrekende en/of schokdempende elementen volgens de uitvinding verschillen van de zachte bekledingen die heden voorzien worden aan de steun- en/of bevestigingselementen doordat ze, enerzijds, niet aan de contactzijde ervan voorzien worden maar tussen het steun- en/of bevestigingselement en het raamwerk, en doordat ze, anderzijds, in grotere mate een indrukking toestaan en/of in sterkere mate energie absorberen.
Inderdaad, de schokbrekende en/of schokdempende elementen volgens de uitvinding laten een indrukking toe van minstens 3 cm, en bij voorkeur zelfs van meer dan 5 cm.
De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch een dergelijke inrichting voor het behandelen van patiënten met spasticiteit kan volgens verschillende varianten worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.
Device for treating patients with spasticity.
The present invention relates to a device for treating patients with spasticity, in particular for immobilizing the uncontrolled movements of such a patient.
A well-known example of such a device consists essentially of a standing frame that is mobile and to which support and / or connecting elements are provided at the location from which the patient can be connected in an upright position.
At the location of the support and / or connecting elements, belts are provided for the proper attachment of the patient to the frame.
The problem that arises is that the patient can be hurt and even injured by the frictional and shocking contact of the limbs with the attachment belts and with the support and / or connecting elements with which the patient makes contact.
It is clear that the same problem occurs when the patient is lying on a bed which is also provided with similar support and / or connecting elements for the immobilization of the patient.
In the past, many attempts have been made to solve this problem, focusing on providing a soft layer on the support and connecting elements at the site of contact with the patient.
Further improvement was intended by further optimizing the placement of the support and connecting elements and by offering the possibility to adjust the positioning to the patient.
However, it has been established that pains and injuries cannot be prevented to date.
The object of the invention is to provide a satisfactory answer to the aforementioned and other problems and for this purpose the device for treating patients with spasticity consists essentially of a framework or the like on which one or more support and / or fastening elements are provided for immobilization of the patients, wherein shock-absorbing and / or shock-absorbing means are provided between one or more supporting and / or fixing elements and the aforementioned framework or the like, which allow a certain freedom of movement of the one or more relevant supporting and / or fixing elements.
An important advantage is that a patient who makes uncontrolled movements, and who is connected to a frame by means of one or more such shock-damped support and / or fastening elements, does not get hurt or is greatly reduced and does not get injured.
Indeed, the shock-absorbing and / or shock-absorbing means are located between the body part and the structure to which the patient is connected.
This ensures that the uncontrolled movements of the patient are allowed to some extent and therefore not only have to be absorbed by the fastening straps.
According to a preferred embodiment, the shock-absorbing and / or shock-absorbing means comprise a spring.
The advantage is that springs generally have a fairly linear characteristic, or in particular that the counterforce that the patient experiences with a displacement of a support and / or connecting element is proportional to the displacement.
As a result, an uncontrolled force pulse is converted into an admitted displacement that is increasingly slowed down as the displacement progresses.
When the force decreases or falls away, the body part is forced back and finally brought back to the neutral position.
This reduction of the limbs is preferably carried out somewhat muted. The characteristics of a real spring offer the advantage that they do indeed have a somewhat damping or energy-absorbing function.
According to a special embodiment, the shock-absorbing and / or shock-absorbing means consist essentially of a rod element which is connected to the support and / or connecting element, a ring, a collar or a protrusion or the like which is connected to the rod element, at least one wire spring which is arranged around the rod element, and a cylinder comprising the spring or springs and at least one end of which is provided with an opening through which the rod element can be moved, which cylinder is directly or indirectly connected to the frame or the like.
Preferably, however, the shock-absorbing and / or shock-absorbing means comprise at least one damper. Well known are the dampers that are constructed as a cylinder with a piston, wherein the spaces in the cylinder are possibly filled with a gas or a liquid, and wherein the piston is provided with one or more throttles.
Optionally, both functions are combined, more specifically the shock-absorbing function of the spring with the energy-absorbing or shock-absorbing function of a damper, for example by providing a spring in a cylinder as described above, and by replacing the ring with a piston which connects to the inner wall of the cylinder.
With the insight to better demonstrate the characteristics of the invention, a few preferred embodiments of a device for treating patients with spasticity are described below as an example without any limiting character, with reference to the accompanying drawings, in which:
figure 1 represents a device according to the invention in perspective; figure 2 shows in detail in top view and on a larger scale the part as indicated with F2 in figure 1; figures 3 and 4 represent for two alternative positions a section of the part in figure 2 according to line III-III; figure 5 represents a variant embodiment in section for the part as shown in figures 2 to 4.
Figure 1 shows a device for treating patients with spasticity, which essentially consists of a framework 1 on which, from bottom to top, two footrests 2, two thigh supports 3, a back support 4 and a chest support 5 are provided.
The frame 1 is more particularly composed of a base 6 on which four wheels 7 are provided and on which four upright profiles 8 are arranged, the free ends of which are connected at the level of the chest support 5.
In addition, the framework 1 is provided with a height-adjustable plate element 9.
Each of the aforementioned footrests 2 is in this case made up of an oval-shaped plate element 10 with raised edge 11 at the location of the round portions.
The height and width of the footrests 2 are mounted on the aforementioned framework 1.
For this purpose, a rod element 12 is provided on the underside of each of the aforementioned oval-shaped plate element 10, and extending to a distance from the plate element 10.
The free end 13 of each rod elements 12 is adjustable in a first passage 14 in a connecting element 15.
The connecting element 15 is provided with a second passage 16 which in this case is oriented transversely to the aforementioned first passage 14.
Similarly, a second rod element 17 is clamped in the second passage 16, which extends up to a distance from the connecting element 15 and is provided there with a clamping connection 18 which can cooperate with an upright profile 8.
The footrests 2 can be provided with straps, not shown in this case.
The thigh supports 3 consist essentially of semicircular shells 19 which are arranged adjustable in height and in width on the frame 1.
The adjustable connection to the frame 1 is substantially similar to the connection as described for the footrests 2.
Indeed, the connection is essentially made up of a rod element 20 which is guided with its free end 21 through a first passage 22 in a connecting element 23.
The connecting element 23 is provided with a second passage 24 which is here also oriented transversely to the aforementioned first passage 22.
In the second passage 24 a second rod element 25 is clamped which is provided at a distance therefrom with a clamp connection 26 which can cooperate with an upright profile 8.
However, the adjustable connection of the shell 19 to the frame 1 differs from the adjustable connection of the footrests 2 to the frame 1 which, according to the invention, is provided with a shock-absorbing element 27 between each shell 19 and the associated connecting element 23.
The shock-absorbing element 27 and the adjacent elements are shown in detail and enlarged in Figures 2 to
4.
We note that in this case the rod element 20 is connected to the reinforced back plate 28 of the shell 19, more particularly by means of a nut 29 provided on the aforementioned back plate 28 and by means of a screw thread end 30 on the rod element 20.
The bar element 20 is in this case not directly clamped in the passage 22 of the connecting element 23.
Indeed, the rod element 20 is passed through a cylinder 31 which is clamped in the passage 22 of the connecting element 23.
The head ends 32 of the cylinder 31 are provided with openings 33 through which the rod element 20 can be moved back and forth.
There is a wire spring in the interior of the cylinder 31
34 which is also arranged around the rod element 20, and in connection with the end 35 of the wire spring 34 which is closest to the shell 19, the rod element 20 is provided with a ring 35.
The thigh supports 3 can be provided with straps, not shown in this case.
The back support 4 consists essentially of a curved plate part 36 which is connected to the frame 1 in an adjustable manner.
In this embodiment, the adjustable connection is realized by means of a profile 37 which, on the one hand, is connected to the curved plate part 36 and, on the other hand, is provided at a distance therefrom with a hollow profile part 38 which is oriented transversely thereto and which over a second profile
39 is arranged and can be clamped to it.
The aforementioned second profile 39 is provided centrally between the thigh supports 3 and the foot supports 2, and is arranged adjustable in height, in particular by means of clamping connections 40 cooperating with two upright profiles 8 of the framework 1.
Finally, the chest support 5 consists essentially of a wide curved plate 41, which is preferably adjustably mounted on the frame 1.
The operation of the device as described above is simple and as follows.
The patient suffering from spasticity with emerging uncontrolled movements can be placed in such a device according to the invention as follows.
First, the back support 4 is disassembled by sliding the curved plate part 36 together with the profile 37 and the hollow profile part 38 of the horizontal and projecting profile 39.
The patient can now place his feet on the footrests 2, with one leg to the left and one leg to the right of the protruding profile 39, and the thighs can be brought into the shells 19 of the thigh supports 3.
The patient is hereby directed towards the plate part 9 so that he can put his arms on it.
Tensioning the respective belts at the location of the footrests 2 and at the location of the thigh supports 3, and by replacing the slightly bent plate part 36 of the back support 4, prevents the patient from making excessive uncontrolled movements or with other movements words is immobilized.
However, the device according to the invention permits some movement precisely because a too rigid connection is often the cause of injuries at the location of the belt connections, of muscle pains and of other discomforts.
Thus, with a forward movement of a femur, the invention will thus provide the shell 19 and the rod part connected thereto
20 can be moved forwards, the patient experiencing an increasing force as the movement increases from the neutral position, which force is opposed to the uncontrolled exerted force that is the cause of the aforementioned forward movement, which opposing force is exerted by the currently pressed wire spring 34 .
In this embodiment, the aforementioned neutral position corresponds to the position as shown in Figure 3, while the extremely forward position is shown in Figure 4.
Through a long cylinder 31 with a long wire spring therein
The selection can prevent the patient from being confronted too often with this extremely forward position.
It is clear that the shock-breaking action described above in the discussed embodiment only comes into effect with forward movements of the femur.
By providing two wire springs 34 in the cylinder 31 and through the ring 35 between these wire springs 34 on the rod part
20, as shown in Figure 5, the shock-absorbing action in both directions relative to the neutral position will be triggered.
It is clear that the shock-absorbing and / or shock-absorbing element 27 can be realized in many other ways.
The ring 35 can of course be replaced by a collar or a protrusion or the like on the rod element 20.
The cylinder 34 can be omitted, at least if it is replaced by a bush that can slide over the rod portion 20 and if this bush is connected directly or indirectly to the frame 1. The wire spring 34 is then preferably always located between the bushing and the ring 35.
The wire spring 34 can be replaced by another type of spring, or even by a piece of rubber or another type of compressible material.
The shock-absorbing element 27 can also be replaced by a well-known cylinder-piston combination, whether or not provided with oil or gas. In particular, the gas-filled shock absorbers not only have a resilient effect, but also absorb a portion of the energy which in a well-known manner can have a favorable effect on the dynamic behavior, for example for suppressing ascending amplitudes that can be caused by a dynamic excitation of which the frequency is located near the natural frequency of the spring.
It is clear that, depending on the design of the framework 1, the profiles 8 to which the support elements are arranged can be made tiltable or not.
It is clear that the other support elements can also be provided with shock-absorbing and / or shock-absorbing elements 27, and that such shock-absorbing and / or shock-absorbing elements 27 can also be provided between all kinds of support elements and all kinds of frames such as, for example, a bed.
It is also clear that the oval plate elements 10 or the foot supports 2, the shells 19 or the thigh supports 3, the curved plate element 36 or the back support 4 and the curved plate 41 or the chest support 5 can simultaneously serve as a support element and as a fixing element.
On the other hand, the invention can thus also connect fastening elements that do not have a supporting function to a frame 1 through shock-absorbing and / or shock-absorbing elements, and therefore we generally speak of supporting and / or fastening elements.
Finally, we note that the shock-absorbing and / or shock-absorbing elements according to the invention differ from the soft linings that are provided on the support and / or fastening elements in that, on the one hand, they are not provided on the contact side but between the support and / or fastening element and the frame, and in that, on the other hand, they allow to a greater extent an impression and / or absorb energy to a greater extent.
Indeed, the shock-absorbing and / or shock-absorbing elements according to the invention allow an impression of at least 3 cm, and preferably even more than 5 cm.
The present invention is by no means limited to the embodiments described by way of example and represented in the figures, but such a device for treating patients with spasticity can be realized according to different variants without departing from the scope of the invention.