BOOR, SET MET MINSTENS EEN BOOR EN WERKWIJZE VOOR HET PLAATSEN
VAN EEN TANDHEELKUNDIG IMPLANTAAT
De uitvinding heeft betrekking op een boor voor het maken van een boorgat in een kaakbeen voor het plaatsten van tandheelkundige implantaten. Een eerste uiteinde van de boor dient gemonteerd te worden in een aandrijfeenheid, terwijl het andere uiteinde een boorlichaam vormt en uitgeeft op een boorpunt. Wanneer de boor rond de as ervan wordt aangedreven en in het bot van de kaak dringt, wordt genoemd boorgat gevormd.
Bij het plaatsen van een of meerdere implantaten in de kaak van een persoon wordt, volgens de stand van de techniek, eerst een boormal gemaakt die voorzien is van uitsparingen voor het geleiden van een boor tijdens het maken van een boorgat waarin het overeenkomstig implantaat dient te passen. De vervaardiging van een dergelijke boormal wordt bijvoorbeeld beschreven in de documenten WO 2004/075772, US 6.814.575 of WO 03/003933. De boormal is voorzien van een cilindrische uitsparing waarvan de oriëntatie en positie zodanig gekozen zijn dat, na bevestiging van de boormal op de betreffende kaak, een boorgat kan gevormd worden waarvan de positie en oriëntatie overeenstemt met de gewenste positie van het implantaat.
Hiertoe word een ringvormige metalen mof nagenoeg passend in de genoemde uitsparing geplaatst. De binnendiameter van deze mof stemt overeen met de diameter van het boorlichaam van een overeenkomstige boor. Aldus wordt de boor tijdens het boren geleid in de mof.
Tijdens het maken van genoemd boorgat worden opeenvolgende boren aangewend met een boorlichaam dat telkens een grotere diameter en een toenemende lengte vertoont. Aldus dient, telkens wanneer een volgende boor wordt gebruikt waarvan het boorlichaam een grotere diameter vertoont als dit van de vorige boor, een nieuwe mof in de uitsparing geplaatst te worden met een overeenkomstig grotere binnendiameter.
Het gebruik van een dergelijke boren met de overeenkomstige moffen is zeer tijdrovend en complex doordat, telkens wanneer een andere boor wordt gebruikt, eveneens de overeenkomstige mof dient te worden verwisseld en dit in de mondholte van de patiënt. Naast het feit dat het verwisselen van de moffen zeer moeilijk is doordat bloed, verwijderd vocht, wondvocht e.d. aanwezig zijn, bestaat eveneens het risico dat deze bij het verwisselen in de keel van de patiënt vallen.
Dergelijke moffen worden normalerwijze in metaal uitgevoerd en tijdens het boren is er een voortdurend contact tussen de snijvlakken van het boorlichaam van de boor en de mof waarin de boor wordt geleid, zodat er een grote slijtage van deze snijvlakken en eventueel van de mof optreedt. Dit heeft o.a. als gevolg dat de gebruikte boren een zeer beperkte levensduur hebben en dat er vrij snel een speling tussen de boren en de overeenkomstige moffen ontstaat zodat het niet meer mogelijk is om het boorgat met de vereiste nauwkeurigheid te boren.
Verder is het manipuleren van de boren in de mondholte van een persoon en het in de centrale opening van de mof plaatsen van het boorlichaam soms zeer moeilijk wanneer de patiënt slechts een kleine of beperkte mondopening heeft.
De uitvinding wil aan deze nadelen verhelpen door een boor voor te stellen die toelaat om op een uitermate nauwkeurige manier te boren, waarbij de slijtage van de snijvlakken van het boorlichaam ingevolge de geleiding ervan in een boormal nagenoeg onbestaand is en waarbij daarenboven de boor op een relatief eenvoudige manier gepositioneerd kan worden in de boormal en dit zelfs in een kleine mondholte.
Tot dit doel, bevat de boor een cilindrisch centreerelement dat coaxiaal is met de boor en dat voorzien is tussen het eerste uiteinde van de boor dat dient gemonteerd te worden in een aandrijfeenheid en het boorlichaam, waarbij de diameter van dit centreerelement groter is dan de diameter van het boorlichaam.
Doelmatig, vertoont deze boor een aanslag die volgens radiale richting uitsteekt ten opzichte van genoemd centreerelement, waarbij deze aanslag tussen genoemd eerste uiteinde en het centreerelement is voorzien.
Op een voordelige wijze, is het zijdelings oppervlak van genoemd centreerelement voorzien van spaangroeven voor het afvoeren van verwijderd botmateriaal en/of vloeistoffen zoals fysiologisch water, bloed, wondvocht, etc.
De uitvinding heeft eveneens betrekking op een gereedschapsset voor het plaatsen van een tandheelkundig implantaat in een kaak van een persoon. Deze set bevat een boormal en bijhorende boren, waarbij de boormal minstens een uitsparing vertoont teneinde genoemde boren te geleiden bij het boren van een boorgat waarin genoemd implantaat dient geplaatst te worden. Verder vertoont de boormal middelen om op een vaste positie op genoemde kaak geplaatst te worden zodanig dat de oriëntatie en positie van genoemde uitsparing overeenstemt met deze van het te plaatsen implantaat. Een eerste uiteinde van genoemde boren dient gemonteerd te worden in een aandrijfeenheid, terwijl het andere uiteinde een boorlichaam vormt dat uitgeeft op een boorpunt teneinde genoemd boorgat te vormen.
Deze set is heeft als kenmerk dat elk van genoemde boren een cilindrisch centreerelement bevat dat coaxiaal en vast is met de boor, waarbij de diameter van het cilindrisch centreerelement groter is dan de diameter van het boorlichaam van deze boren en overeenstemt met de diameter van genoemde uitsparing zodanig dat het centreerelement nagenoeg passend in genoemde uitsparing kan geplaatst worden en rond de as van de boor kan roteren zonder dat het boorlichaam contact maakt met de boormal. Hierbij vertonen de boorlichamen van genoemde boren van deze set verschillende lengtes en/of diameters.
Volgens een bijzondere uitvoeringsvorm van deze set, volgens de uitvinding, is het zijdelings oppervlak van genoemd centreerelement en/of de wand van genoemde uitsparing voorzien van spaangroeven voor het afvoeren van verwijderd botmateriaal en/of vloeistoffen zoals fysiologisch water, bloed, wondvocht, etc.
De uitvinding heeft verder betrekking op set die minstens een tandheelkundig implantaat en een boor voor het maken van een boorgat in een kaakbeen voor het plaatsten van dit implantaat bevat, waarbij een eerste uiteinde van de boor dient gemonteerd te worden in een aandrijfeenheid, terwijl het andere uiteinde een boorlichaam vormt dat uitgeeft op een boorpunt teneinde genoemd boorgat te vormen wanneer de boor rond de as ervan wordt aangedreven. De boor van deze set bevat een cilindrisch centreerelement dat coaxiaal is met de boor en dat voorzien is tussen genoemd eerste uiteinde en het boorlichaam, waarbij de diameter van dit centreerelement groter is dan de diameter van het boorlichaam en minstens gelijk is aan de diameter van het implantaat van deze set.
Andere bijzonderheden en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de hierna volgende beschrijving van enkele uitvoeringsvormen van de uitvinding; deze beschrijving wordt enkel als voorbeeld gegeven en beperkt de draagwijdte niet van de gevorderde bescherming; de hierna gebruikte verwijzingscijfers hebben betrekking op de hieraan toegevoegde figuren.
Figuur 1 is een schematisch zijaanzicht van een boor volgens een eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding. Figuur 2 is een schematische dwarsdoorsnede van een deel van een onderkaak met een boormal volgens de uitvinding. Figuur 3 is een schematisch zijaanzicht van enkele boren, volgens de uitvinding.
In de verschillende figuren hebben dezelfde verwijzingscijfers betrekking op dezelfde of analoge elementen.
De uitvinding heeft in het algemeen betrekking op een boor 1, zoals bijvoorbeeld voorgesteld in de figuren, voor het maken van een boorgat 2 in een kaakbeen 3 voor het plaatsten van tandheelkundige implantaten.
Een eerste uiteinde 4 van de boor 1 dient gemonteerd te worden in een aandrijfeenheid die op zichzelf bekend is en voor de duidelijkheid van de figuren niet werd voorgesteld. Het andere uiteinde van de boor 1 vormt een boorlichaam 5 en geeft op een boorpunt 6.
Wanneer de boor 1 aldus rond de as 7 ervan wordt aangedreven en tegen het kaakbeen 3 wordt gedrukt, wordt een boorgat gevormd in de kaak 3. Hiertoe vertoont het zijdelings oppervlak van het boorlichaam 5 bijvoorbeeld op zichzelf bekende schroefvormige spaangroeven 11 die worden begrensd door snijvlakken.
De boor 1 bevat een cilindrisch centreerelement 8 dat coaxiaal is met de boor 1. Dit centreerelement 8 sluit aan op genoemd eerste uiteinde 4 en is meer bepaald voorzien tussen dit eerste uiteinde 4 en het boorlichaam 5. De diameter van dit centreerelement 8 is groter dan de diameter van het boorlichaam 5.
Verder vertoont de boor 1, die werd voorgesteld in de figuren, een aanslag 9 vertoont die volgens radiale richting uitsteekt ten opzichte van genoemd centreerelement 8. Deze aanslag 9 is voorzien tussen genoemd eerste uiteinde 4 en het centreerelement 8 en heeft meer bepaald de vorm van een uitstekende kraag 10 die aansluit op genoemd centreerelement 8 aan de zijde van genoemd eerste uiteinde 4. Aldus bestaat deze kraag 10 uit een cilinder waarvan de centrale as samenvalt met de as 7 zodat deze coaxiaal is met het centreerelement 8 en het boorlichaam 5.
Teneinde de boor 1 en het bot van het kaakbeen 3 te koelen tijdens het boren, vertoont de boor 1 een zich volgens de lengterichting ervan uitstrekkend inwendig kanaal 12 voor een koelvloeistof. Dit kanaal strekt zich meer bepaald uit tussen genoemde eerste uiteinde 4 en genoemde boorpunt 6. Teneinde eveneens het zijdelings oppervlak van genoemd centreerelement 8 te koelen en, in het bijzonder, te smeren tijdens het boren, geeft dit kanaal 12 eveneens zijdelings uit op de wand 13 van het centreerelement 8 via een vertakking 14 van het kanaal 12.
Via de aandrijfeenheid voor de boor 1 wordt, tijdens het boren, een koelvloeistof, zoals bijvoorbeeld fysiologisch water, doorheen dit kanaal 12 gestuurd.
Verder wordt dit zijdelings oppervlak 13 van de boor 1 eventueel voorzien van spaangroeven die niet in de figuren werden voorgesteld, om tijdens het boren verwijderd botmateriaal en/of vloeistoffen zoals fysiologisch water, bloed, wondvocht, etc. af te voeren.
De uitvinding betreft verder eveneens een gereedschapsset die een boormal 15 en bijhorende boren 1 bevat voor het plaatsen van een tandheelkundig implantaat in een kaak 3 van een persoon.
Een dergelijke boormal, of ook richtplaat genoemd, wordt bijvoorbeeld vervaardigd uitgaande van een CT-scan van de kaak 3 van de patiënt op een voor de vakman algemeen bekende manier zoals dit beschreven wordt in de octrooidocumenten WO 2004/075772, US 6.814.575 of WO 03/003933.
Deze boormal 15 vertoont minstens één uitsparing 16 vertoont teneinde genoemde boren 1 te geleiden bij het boren van een boorgat 2 waarin genoemd implantaat dient geplaatst te worden. De positie en oriëntatie van deze uitsparing 16 zijn zodanig gekozen dat, wanneer de boormal 15 op de kaak van de patiënt is bevestigd, overeenstemmen met de gewenste positie en oriëntatie van het boorgat 2 en dus van het te plaatsen implantaat. Aldus geleidt deze uitsparing 16 een boor 1 waarmee het boorgat 2 wordt vervaardigd volgens de gewenste oriëntatie tijdens het boren.
De boormal 15 vertoont aldus middelen teneinde op een vaste positie op genoemde kaak 3 geplaatst te worden zodanig dat de oriëntatie en positie van genoemde uitsparing 16 overeenstemt met deze van het te plaatsen implantaat. Hierbij wordt het boorgat 2 gemaakt door opeenvolgend verschillende boren 1 waarvan het boorlichaam met telkens een grotere lengte en/of diameter vertoont aan te wenden.
Hierbij wordt het cilindrisch centreerelement 8 dat coaxiaal en vast is met de boor 1 en waarvan de diameter groter is dan de diameter van het boorlichaam 5 door genoemde uitsparing 16 geleid. Hierbij stemt de diameter van het centreerelement 8 nagenoeg overeenstemt met de diameter van genoemde uitsparing 16 zodanig dat het centreerelement 8 met een nagenoeg verwaarloosbare speling passend in genoemde uitsparing kan worden geplaatst en worden geleid volgens de asrichting van de boor 1 en van de bijvoorkeur cilindrische uitsparing 16.
Aldus roteert de boor 1 rond de as 7 ervan tezamen met het centreerelement 8 zonder dat het boorlichaam 5 contact maakt met de boormal 15.
De boorlichamen 5 van de verschillende boren 1 van genoemde set vertonen aldus verschillende lengtes en/of diameters zoals schematisch voorgesteld in figuur 3. Uiteraard kan het aantal boren 1 en de verhouding van de afmetingen van de boorlichamen 5 in grote mate afwijken van deze die voorgesteld werden in figuur 3.
Op een voordelige wijze is minstens het deel van de boormal 15 waarin genoemde uitsparing 16 is voorzien uit een harde kunststof vervaardigd zodat de wand 17 van de uitsparing 16 zeer glad en effen kan uitgevoerd worden. Tijdens het boren vormt zich een vloeistoffilm tussen de wand 13 van het centreerelement 8 en de wand 17 van de uitsparing 16 zodanig dat een zeer goede smering van het contactoppervlak tussen het centreerelement 8 en de uitsparing 16 wordt bereikt.
Verder is de positie van de rand 18 van de uitsparing 16 aan de niet naar de kaak 3 gerichte zijde van de boormal 15 zodanig gekozen dat, wanneer genoemde aanslag 9 van de boren 1 contact maakt met deze rand 18, de boordiepte van deze boren 1 in de kaak 3 nagenoeg exact gekend is.
Teneinde te vermijden dat zich verwijderd bot, bloed of andere uit de kaak verwijderde materialen zouden opstapelen op deze rand 18 zodanig dat een nauwkeurige bepaling van de boordiepte niet mogelijk zou zijn, steekt de rand 18 rond de uitsparing 16 minstens gedeeltelijk uit ten opzichte van het oppervlak van de boormal 15 zodat aldus een opstaande rand 18 wordt gevormd die samenwerkt met de aanslag van genoemde boren 1.
Verder betreft de uitvinding een gereedschapsset die minstens een tandheelkundig implantaat en een boor 1 bevat, zoals hierboven reeds beschreven, voor het maken van een boorgat 2 in een kaakbeen 3 voor het plaatsten van dit implantaat. De diameter van het centreerelement 8 van deze boor 1 is groter dan de diameter van het boorlichaam 5 en minstens gelijk is aan de diameter van het bijhorende te plaatsen implantaat.
De uitvinding is natuurlijk niet beperkt tot de hierboven beschreven en tot in de figuren voorgestelde uitvoeringsvormen van de boormal en de boor, volgens de uitvinding. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk dat genoemd centreerelement gevormd worden door een prisma dat omschreven wordt door een cilinder waarvan de as samenvalt met de as 7 van de boor. Aldus vormen de ruimten die gevormd worden tussen het prisma en deze omgeschreven cilinder bijvoorbeeld genoemde spaangroeven. Het centreerelement kan bijvoorbeeld een ellipsvormige dwarsdoorsnede vertonen. Verder is het niet vereist dat de uitsparing 16 in genoemde boormal 15 een cirkelvormige dwarsdoorsnede vertoont. Deze uitsparing kan bijvoorbeeld gevormd worden door een regelmatig prisma waarvan de diameter van de ingeschreven cilinder overeenstemt met de diameter van het centreerelement. Zo kan deze uitsparing eveneens ellipsvormig zijn.
DRILL, SET WITH AT LEAST ONE DRILL AND METHOD OF INSTALLATION
OF A DENTAL IMPLANT
The invention relates to a drill for making a borehole in a jawbone for placing dental implants. A first end of the drill must be mounted in a drive unit, while the other end forms a drill body and spends on a drill point. When the drill is driven about its axis and penetrates the bone of the jaw, said borehole is formed.
When placing one or more implants in the jaw of a person, according to the state of the art, a drilling template is first made which is provided with recesses for guiding a drill during the making of a borehole in which the corresponding implant is to be inserted. to fit. The manufacture of such a drilling jig is described, for example, in documents WO 2004/075772, US 6,814,575 or WO 03/003933. The drill jig is provided with a cylindrical recess whose orientation and position are chosen such that, after attachment of the drill jig to the respective jaw, a borehole can be formed whose position and orientation correspond to the desired position of the implant.
For this purpose, an annular metal sleeve is placed almost fittingly in the said recess. The inside diameter of this sleeve corresponds to the diameter of the drill body of a corresponding drill. The drill is thus guided into the sleeve during drilling.
During the making of said borehole, successive drills are used with a drill body that in each case has a larger diameter and an increasing length. Thus, whenever a subsequent drill is used whose drill body has a larger diameter than that of the previous drill, a new sleeve must be placed in the recess with a correspondingly larger inside diameter.
The use of such drills with the corresponding sleeves is very time-consuming and complex in that, whenever a different drill is used, the corresponding sleeve must also be exchanged and this in the oral cavity of the patient. In addition to the fact that changing the sleeves is very difficult because blood, removed moisture, wound fluid and the like are present, there is also the risk that they fall into the throat of the patient when changing.
Such sleeves are normally made of metal and during drilling there is constant contact between the cutting faces of the drill body of the drill and the sleeve into which the drill is guided, so that a great wear of these cutting faces and possibly of the sleeve occurs. This has, inter alia, the consequence that the drills used have a very limited service life and that a play is created fairly quickly between the drills and the corresponding sleeves, so that it is no longer possible to drill the borehole with the required accuracy.
Furthermore, manipulating the drills in a person's oral cavity and placing the drill body in the central opening of the socket is sometimes very difficult when the patient has only a small or limited mouth opening.
The invention seeks to remedy these disadvantages by proposing a drill which makes it possible to drill in an extremely accurate manner, wherein the wear of the cutting surfaces of the drill body as a result of its guidance in a drill jig is virtually non-existent and in addition the drill is mounted on a can be positioned in a relatively simple way in the drilling mold and this even in a small mouth cavity.
For this purpose, the drill includes a cylindrical centering element coaxial with the drill and provided between the first end of the drill to be mounted in a drive unit and the drill body, the diameter of this centering element being larger than the diameter of the drill body.
Advantageously, this drill has a stop that protrudes in the radial direction with respect to said centering element, this stop being provided between said first end and the centering element.
Advantageously, the lateral surface of said centering element is provided with chip grooves for discharging removed bone material and / or liquids such as physiological water, blood, wound fluid, etc.
The invention also relates to a tool set for placing a dental implant in a jaw of a person. This set contains a drill jig and associated drills, the drill jig having at least one recess to guide said drills when drilling a borehole into which said implant is to be placed. Furthermore, the drill jig has means for being placed at a fixed position on said jaw such that the orientation and position of said recess corresponds to that of the implant to be placed. A first end of said drill is to be mounted in a drive unit, while the other end forms a drill body that outputs at a drill point to form said drill hole.
This set is characterized in that each of said drills contains a cylindrical centering element that is coaxial and fixed with the drill, the diameter of the cylindrical centering element being larger than the diameter of the drill body of these drills and corresponding to the diameter of said recess such that the centering element can be placed virtually fit in said recess and can rotate about the axis of the drill without the drill body making contact with the drill jig. The drill bodies of said drill bits of this set have different lengths and / or diameters.
According to a special embodiment of this set, according to the invention, the lateral surface of said centering element and / or the wall of said recess is provided with chip grooves for discharging removed bone material and / or liquids such as physiological water, blood, wound fluid, etc.
The invention further relates to a set comprising at least one dental implant and a drill for making a borehole in a jawbone for placing this implant, wherein a first end of the drill is to be mounted in a drive unit, while the other forming a drill body that terminates at a drill point to form said drill hole when the drill is driven about its axis. The drill of this set comprises a cylindrical centering element that is coaxial with the drill and which is provided between said first end and the drill body, the diameter of this centering element being larger than the diameter of the drill body and at least equal to the diameter of the drill body. implant of this set.
Other details and advantages of the invention will be apparent from the following description of some embodiments of the invention; this description is only given as an example and does not limit the scope of the protection claimed; the reference numerals used hereinafter refer to the attached figures.
Figure 1 is a schematic side view of a drill according to a first embodiment of the invention. Figure 2 is a schematic cross-section of a part of a lower jaw with a drilling jig according to the invention. Figure 3 is a schematic side view of some drills, according to the invention.
In the various figures, the same reference numerals refer to the same or analogous elements.
The invention generally relates to a drill 1, as for example represented in the figures, for making a borehole 2 in a jawbone 3 for placing dental implants.
A first end 4 of the drill 1 must be mounted in a drive unit which is known per se and which is not represented for the sake of clarity of the figures. The other end of the drill 1 forms a drill body 5 and indicates a drill point 6.
When the drill 1 is thus driven about its axis 7 and pressed against the jawbone 3, a borehole is formed in the jaw 3. For this purpose, the lateral surface of the drill body 5 exhibits, for example, per se known screw-shaped flute grooves 11 bounded by cutting faces. .
The drill 1 comprises a cylindrical centering element 8 which is coaxial with the drill 1. This centering element 8 connects to said first end 4 and is more particularly provided between this first end 4 and the drill body 5. The diameter of this centering element 8 is larger than the diameter of the drill body 5.
Furthermore, the drill 1, which is represented in the figures, has a stop 9 protruding in the radial direction with respect to said centering element 8. This stop 9 is provided between said first end 4 and the centering element 8 and more particularly has the shape of a protruding collar 10 which connects to said centering element 8 on the side of said first end 4. Thus, this collar 10 consists of a cylinder whose central axis coincides with the axis 7 so that it is coaxial with the centering element 8 and the drill body 5.
In order to cool the drill 1 and the bone of the jawbone 3 during drilling, the drill 1 has an internal channel 12 extending along its longitudinal direction for a cooling liquid. This channel extends in particular between said first end 4 and said drilling point 6. In order to also cool the lateral surface of said centering element 8 and, in particular, to lubricate it during drilling, this channel 12 also faces the wall laterally 13 of the centering element 8 via a branch 14 of the channel 12.
During the drilling, a cooling liquid, such as, for example, physiological water, is passed through this channel 12 via the drive unit for the drill 1.
Furthermore, this lateral surface 13 of the drill 1 is optionally provided with chip grooves not shown in the figures, in order to discharge bone material and / or liquids such as physiological water, blood, wound fluid, etc. removed during drilling.
The invention furthermore also relates to a tool set comprising a drill jig 15 and associated drills 1 for placing a dental implant in a jaw 3 of a person.
Such a drilling jig, or also referred to as a target plate, is produced, for example, from a CT scan of the jaw 3 of the patient in a manner generally known to those skilled in the art as described in the patent documents WO 2004/075772, US 6,814,575 or WO 03/003933.
This drilling template 15 has at least one recess 16 to guide said drills 1 when drilling a borehole 2 into which said implant is to be placed. The position and orientation of this recess 16 are chosen such that, when the drilling jig 15 is attached to the jaw of the patient, corresponds to the desired position and orientation of the borehole 2 and thus of the implant to be placed. This recess 16 thus guides a drill 1 with which the borehole 2 is manufactured according to the desired orientation during drilling.
The drilling jig 15 thus has means for being placed at a fixed position on said jaw 3 such that the orientation and position of said recess 16 corresponds to that of the implant to be placed. Here, the borehole 2 is made by successively using different drill bits 1, the drill body of which each has a greater length and / or diameter.
The cylindrical centering element 8 which is coaxial and fixed with the drill 1 and whose diameter is larger than the diameter of the drill body 5 is guided through said recess 16. The diameter of the centering element 8 here substantially corresponds to the diameter of said recess 16 such that the centering element 8 can be placed with a substantially negligible clearance in said recess and be guided in accordance with the axis direction of the drill 1 and of the preferably cylindrical recess 16.
Thus, the drill 1 rotates about its axis 7 together with the centering element 8 without the drill body 5 making contact with the drill jig 15.
The drill bodies 5 of the different drills 1 of the said set thus have different lengths and / or diameters as schematically represented in Figure 3. Of course, the number of drills 1 and the ratio of the dimensions of the drill bodies 5 can deviate to a large extent from those represented in Figure 3.
In an advantageous manner, at least the part of the drilling template 15 in which said recess 16 is provided is made of a hard plastic, so that the wall 17 of the recess 16 can be made very smooth and even. During drilling, a liquid film forms between the wall 13 of the centering element 8 and the wall 17 of the recess 16 such that a very good lubrication of the contact surface between the centering element 8 and the recess 16 is achieved.
Furthermore, the position of the edge 18 of the recess 16 on the side of the drilling jig 15 that is not directed to the jaw 3 is chosen such that when said stop 9 of the drills 1 makes contact with this edge 18, the drilling depth of these drills 1 in the jaw 3 is known almost exactly.
In order to prevent bone, blood or other materials removed from the jaw from piling away from accumulating on this edge 18 such that an accurate determination of the drilling depth would not be possible, the edge 18 around the recess 16 protrudes at least partially with respect to the surface of the drilling jig 15 so that an upstanding edge 18 is formed which cooperates with the stop of said drills 1.
The invention further relates to a tool set comprising at least one dental implant and a drill 1, as already described above, for making a borehole 2 in a jawbone 3 for placing this implant. The diameter of the centering element 8 of this drill 1 is larger than the diameter of the drill body 5 and is at least equal to the diameter of the corresponding implant to be placed.
The invention is of course not limited to the embodiments of the drill jig and the drill according to the invention described above and represented in the figures. For example, it is possible for said centering element to be formed by a prism defined by a cylinder whose axis coincides with the axis 7 of the drill. Thus, the spaces formed between the prism and this circumscribed cylinder form, for example, said chip grooves. The centering element can for instance have an elliptical cross-section. Furthermore, it is not required that the recess 16 in said drilling template 15 has a circular cross-section. This recess can for example be formed by a regular prism whose diameter of the inscribed cylinder corresponds to the diameter of the centering element. This recess can thus also be elliptical.