Beschrijving: Een zwaartekracht centrale met drijfkracht
Er wordt in deze octrooi-aanvraag een technische installatie beschreven waarbij electrische spanning - dus electriciteit - wordt opgewekt door magnetische elementen in tenminste één daalstructuur en stijgstructuur maar wenselijk in meerdere structuren - te laten bewegen, waarbij het magnetisch veld van voornoemde magnetische elementen in spoelen die zich rond of in die structuren bevinden electronen bewegingen induceren. Zulk magnetisch element wordt in deze aanvraag in beginsel een 'magneef genoemd.
Deze octrooi-aanvraag moet in nauwe samenhang gelezen en geinterpreteerd worden met de voorgaande octrooi-aanvragen BE2004/0480, BE2004/0486, BE2004/545, BE2004/0552 en BE2004 / 0566. Deze aanvragen kunnen bijkomende verduidelijking en details geven die hier in bepaalde gevallen slechts even worden besproken, bv. bij diverse types van verbindingssytemen en vulsystemen. Bij de internationale PCT-aanvraag zullen deze documenten uitdrukkelijk als referte worden toegevoegd.
Definitie magneet: Onder magneet wordt begrepen een reeks van objecten met een magnetisch veld in de ruimste zin des woord, daarbij inclusief beschermingsmateriaal die zich rond het magnetisch veld uitstralende lichaam bevindt. Daarbij inbegrepen louter ter indicatie: simpele permanente magneet(staven), diverse bekende magneet types (bv. ringmagneten, holle cylindrische magneten), speciale ruimtelijk gevormde magneten met bv. een holle kern, magneetlichamen met holtes in het buitenoppervlak, maar bv. ook magneetlichamen die enkel (anti-corrossie) beschermend verflaagje(s) hebben, magneetlichamen die zich in een permanente of tijdelijke behuizing bevinden (bv.
een huls waarin zich tenminste één magneetlichaam bevindt alsook een aantal kamers of ruimtes die vacuum getrokken zijn), magneetlichamen waarin tijdelijk een extra-licht-volume wordt gestoken om het totaal soortgelijk gewicht te laten dalen, een magneetlichaam met daarrond een kunststof film die met lucht of gas gevuld is of kan gevuld worden, etc., maar ook aangepaste electromagneten, solenoides, en diverse opstellingen van magnetische kringen die in de technische installatie kunnen bewegen waarbij zij altijd of ten gepaste tijde magnetische velden rondom zich scheppen. In bovenvermelde andere octrooi-aanvragen worden deze magneten "voorwerpen" genoemd, en worden nog andere concepten beschreven die ook in onderhavige aanvraag gelden.
Definitie daalstructuur: Een daalstructuur is in beginsel een onafhankelijke technische constructie bestaande uit diverse constructie materialen, spoelen, electrische en electronische circuits, bedradingen, waarin in een specifieke daalzone (bv. een schacht) magneten kunnen dalen en/ of vertikaal vallen op dergelijke wijze dat hun magnetisch veld nabije spoelen induceert die zich in of rond voornoemde daalzone bevinden. Een technische installatie kan diverse van zulke daalstructuren bevatten, waarbij zij andere eigenschappen, dimensies en componenten kunnen hebben.
Definitie stijgstructuur: Een stijgstructuur is in beginsel een onafhankelijke technische constructie bestaande uit diverse constructie materialen (bv. beton, steen, hout, metaal, kunststof, etc) die een houder vormen voor een vloeistof kolom. Als magneten dusdanig geconcipieerd zijn dat hun soortgelijk gewicht voldoende laag is, dan zullen zij op basis van drijfvermogen in de vloeistof kolom stijgen. Eventueel kan een stijgstructuur ook worden uitgerust met beveiligde spoelen, electrische en electronische circuits, bedradingen, waarin in een specifieke stijgzone (bv. een schacht) magneten kunnen bewegen (stijgen) op dergelijke wijze dat hun magnetisch veld nabije spoelen induceert die zich in of rond voornoemde stijgzone bevinden.
Een technische installatie kan diverse van zulke stijgstructuren bevatten, waarbij zij andere vloeistof, eigenschappen, dimensies en componenten kunnen hebben. De snelheid waarmee magneten stijgen hangt vanzelfsprekend af van hun effectieve soortgelijke gewicht tov. de vloeistof, en dat kan conceptueel bepaald worden.
Definitie transportsysteem: Een transportsysteem is in beginsel een bekend mechanisch systeem (bv. transportband) waardoor magneten tussen de uitgang van een type structuur naar de ingang van een ander type van structuur wordt vervoerd, inclusief naar mogelijke tussenliggende systemen zoals een opslagsysteem. De constructie van een transportsysteem houdt rekening met de magnetisch aantrekkingskracht van magneten, en is dusdanig opgebouwd dat de magneten zich niet ongewenst aan het transportsysteem hechten. Een transportsysteem kan één of meer structuren met elkaar verbinden.
Definitie opslagsysteem: Een opslagsysteem is in beginsel het geheel van een mechanische opslagstructuur waarin magneten tijdelijk uit het actief daal- of stijg-proces wordt genomen en daar gestockeerd worden, en vandaar uit - ten gepaste tijde - weer in het actief proces kunnen gebracht worden.
Definitie transfertsysteem: Onder transfertsysteem wordt verstaan elk mechanisch systeem dat een magneet in een stijgstructuur kan brengen, in de ruimste zin des woords. Het inbrengen kan op diverse manieren die hier worden beschreven, maar ook varianten die reeds in de voorgaande octrooi-aanvragen werden beschreven. In beginsel wordt een magneet dus uit een luchtomgeving via het transfertsysteem in een vloeistof medium gebracht.
Deze octrooi-aanvraag betreft een electrische kracht opwekkende opstelling (Fig. 1) die tenminste één magneet (11B)(bv. een naakte permanente magneet, een permanente magneet beschermd met tenminste één dunne laag film, verf en/ of bescherminsmateriaal, een al dan niet holle cylindrische magneet, etc.) bevat, tenminste één spoel (15A) dat verbonden is met tenminste één electrisch circuit (16) bevat, tenminste één afzonderlijke daalstructuur (10A)(bv. een schacht) bevat met daarrond
(15C) en/ of daarin (80) tenminste voornoemd spoel(en) waardoor (12A) en/of waarnaast (81) voornoemde magneet daalt en waarbij de dalende magneet in voornoemd spoel een electrische spanning verwekt die wordt overgebracht op tenminste één electrisch circuit of geschikte component voor verder nuttig gebruik, tenminste één afzonderlijke stijgstructuur
(10C)(bv.
een hoge betonnen silo met ononderbroken inhoud) bevat hetwelk gevuld is met vloeistof (17) waarin voornoemde magneet (bv. een afgesloten holle cylindervormige magneet, een holle magneet 148) stijgt op basis van drijfvermogen indien haar soortgelijk gewicht lager is dan dat van een identiek volume van de betreffende vloeistof, tenminste één transfert systeem (10G) bevat, uitgerust met tenminste één sluitsysteem dat tenminste één opening bevat, waardoor voornoemde magneet in voornoemde stijgstructuur wordt ingebracht (bv.
droge transfert via een torpedo luchtdruk kamer 40, natte transfert via een roterend sluissysteem
21, etc.) waarbij al dan niet vloeistof in het transfert systeem komt, tenminste één opslagstructuur (10K, 10J, 10L) bevat waarin tenminste één magneet voor kortere of langere periode kan wachten voor toekomstig gebruik terwijl de andere magneten actief zijn, tenminste één transport systeem (10E) bevat tussen de structuren bestaat via dewelke voornoemde magneet wordt getransporteerd, en waarbij tenminste één structureel onderdeel (bv. de binnenwand van de stijgstructuur, een deel van het transfert systeem, een deel van de opslagstructuur, etc.) uit tenminste één niet-magnetische en/of niet/weinig-geleidende materiaal bestaat.
Deze beschrijving bevat meermaals de notie "tenminste één" maar de effectieve installatie zal wenselijk meerdere van zulke onderdelen hebben in functie van de technische en economische opbrengst.
De magneten worden via voornoemde transfert systeem (101) in de stijgstructuur gebracht (24, 33, 45). Daar zullen de magneten zelfstandig
- door middel van hun drijfvermogen - in de stijgstructuur (10D) stijgen. Hun drijfvermogen kan variëren afhankelijk van hun concept, doch essentieel is dat hun totaal volume voldoende groot is om het soortgelijk gewicht van de magneet (magneetlichaam + bijkomend volume) lager is dan dat van een identiek volume van de vloeistof. Om dat te bereiken zijn er diverse mogelijkheden, zoals een magneet dat intern tenminste één volume (holte 147) heeft dat voldoende groot is om het soortgelijk gewicht van de magneet lager te maken dan dat van een identiek volume van de vloeistof, dus een holle magneet.
Een ander concept is dat het magneetlichaam extern tenminste één ruimte (193) of interne schacht heeft die wordt afgedekt met een voldoende stevige waterbestendige film (194) of door een dun hard materiaal (106) of een behuizing (111A) zodat de inhoud van die ruimte(s) (114) voldoende groot is om het soortgelijk gewicht van de magneet lager te maken dan dat van een identiek volume van de vloeistof.
Een dynamisch concept is dat waarbij in een verbindings mechanisme (181) - voorafgaand aan de inbreng in het transfert systeem (10G) het magneetlichaam met tenminste één extravolume-met-zéér-laag-soortelijk-gewicht (130, 131, 103, 92) wordt uitgerust (93), daarin wordt geplaatst (magneet-lichaam wordt telkens in huls gebracht 181 en er boven 182 weer uitgenomen - fig. 11) en/of daaraan wordt toegevoegd teneinde haar nieuw totaal soortgelijk gewicht lager te maken dan dat van een identiek volume van de vloeistof.
Het drijfvermogen kan ook gerealiseerd worden indien - in een vulmechanisme (181) - voorafgaand aan de inbreng in het transfert systeem
(10G) de magneet tenminste één volume gas en/of lucht (185) ontvangt in tenminste één expandeerbare kunststof en / of natuurmateriaal film of membraan, teneinde haar nieuw totaal soortgelijk gewicht lager te maken dan dat van een identiek volume van de vloeistof. Zulk extra volume kan bestaat uit een volume met lucht (190), schuimmateriaal met gesloten cellen (92, 103, 104, 107, 130, 131), kunststof-film met ingesloten lucht of gas compartimenten (192), ijs (55), hout, etc..
Ook in het transfert systeem zelf kan de magneet worden uitgerust met tenminste één extravolume-met-zéér-laag-soortelijk-gewicht, daarin wordt geplaatst en/ of daaraan worden toegevoegd teneinde haar nieuw totaal soortgelijk gewicht lager te maken dan dat van een identiek volume van de vloeistof. Een andere mogelijkheid is dat de magneet constant voorzien is van een drijfvermogende hoeveelheid materiaal, gasvormig product of vacuum. Dus voorafgaand aan de inbreng in het transfert systeem is de magneet reeds van een extra licht volume voorzien (bv. een magneet in een vacuum getrokken glasvezel huls of behuizing 110,115, een ringvormige of open 91 cylindrische magneet 90 met daarin een schuimrubberen vorm, een magneet 101 met aangekleefd licht PE-schuimmaterial 102, etc) teneinde haar totaal soortgelijk gewicht lager te maken dan dat van de vloeistof.
Het magneetlichaam kan ook bekleed zijn met een kunststof-film (191) die tenminste één luchtgevuld en/of gasgevuld compartiment (192) bevat teneinde haar nieuw totaal soortgelijk gewicht lager te maken dan dat van een identiek volume van de vloeistof. Een andere mogelijk concept is dat waarbij magneetlichaam door een voldoende hoeveelheid bevroren water
(ijs) wordt omgeven of daarmee wordt verbonden teneinde haar nieuw totaal soortgelijk gewicht lager te maken dan dat van een identiek volume van de vloeistof.
In deze opstelling zullen de dalende en/of vallende magneten aan de daal-zijde electriciteit genereren. Hoe vertikaler de daalstructuur staat hoe minder weerstand wordt er bereikt. Bij gelijkgrondse generatoren veroorzaakt hun opbouw structureel wrijving. Bij onze vertikale generator wordt dit probleem opgelost door de zwaartekracht. Enkel een weinig luchtweerstand is mogelijk, en die kan luchtverplaatsing kan eventueel zelfs voor nuttig gebruik worden afgevoerd (bv. als basis pers-lucht in een transfert systeem. Daarnaast zal in een vertikale structuur een vallende magneet bijkomend een kinetische kracht opbouwen die ook nog kan omgezet worden in vormen van kinetische energie. Een val van een magneet van 1 kg van een hoogte van 200 meter zal na versnelling een impact hebben van ongeveer 730 kg.
Extra gewicht toevoegen - door bv. een holle magneet met 3 liter extra water te vullen - zal deze impact kracht tot meer dan 2.000 kg doen toenemen. De magneet kan dus voorafgaand aan de inbreng in de daalstructuur - van een extra massa
(122)(bv. gevuld met vloeistof) wordt voorzien (123) teneinde haar totale val- of daalsnelheid hoger te maken.
Wenselijk wordt ook aan de stijg-zijde electriciteit opgewekt indien ook daar in of rond stijgschachten spoelen (en circuits) worden geplaatst. In onze opstelling is dit echter een mogelijkheid.
De electriciteit die opgewekt wordt in onze technische installatie kan gebruikt worden voor alle mogelijke directe en indirecte toepassingen in huishoudens, industrie, landbouw, diensten en algemene economie, de recuperatie van water uit de lucht, en vanzelfsprekend in de installatie zelf.
Magneten kunnen zijn samengesteld uit een combinatie van tenminste van twee versies van voormelde magneet-concepten.
Eén type van magneten kan zowel intern tenminste één afgesloten volume
(holte 147) hebben als extern tenminste één ruimte (193) hebben, en die wordt afgedekt met een stevige waterbestendige film of door een dun hard materiaal of een behuizing zodat de inhoud van die ruimtes voldoende groot is om het soortgelijk gewicht van de totaal magneet
(magneetlichaam + ruimtes + omhulsel) lager te maken dan dat van een identiek volume van de vloeistof.
Hier moet opgemerkt worden dat het louter magneetlichaam - zelf - in een daalstructuur electrische spanningen opwekt bij haar beweging door of langs spoelen. In beginsel kan dit een naakte magneet zijn, zoals een permanente magneet-staaf, zonder enige bescherming. Dit wordt ook voorzien in onderhavige octrooi-aanvraag. Een naakte magneet zal echter wenselijk toch minstens met één laag glasvezel (146) of kunststof bescherming (als anti-corrossie bescherming) in een daalstructuur (10A,
<EMI ID=1.1>
magneet zal tijdens de daling of val in de daalstructuur slechts door één laag beschermd zijn (bv. een éénlagige glasvezel behuizing waarin zij rust, een magneet omgeven door een film 146, een magneet bedekt met een verfof kunststof laag).
Dergelijke magneet kan dan echter niet stijgen in de vloeistof kolom van de stijgstructuur, daarom wordt - in dat geval - via een verbinding/vulsysteem (181) één of meer extra-lichte-volumes toegevoegd of extra lucht of gas toegevoegd. Voorafgaand aan de inbreng in de daalstructuur kunnen magneten ook aan elkaar worden gekoppeld (+ met - pool). Praktisch en wenselijk zal een magneet (101) tijdens de doortocht door alle structuren steeds in dezelfde één-lagige - behuizing worden beschermd (bv. een éénlagige glasvezel behuizing 110), dewelke hetzij heropenbaar is (bv. openschroeven 113), hetzij waarvan de delen zijn dichtgekleefd, versmolten of gelast (bv. UltraSoon, Hoog-frequent 113,
115). Hierbij merk ik op dat het heropenen en herplaatsen niet steeds bij elkaar doortocht moet gebeuren, maar dat kan.
Er kan ook een specifieke reden voor zijn, bv. om in een bepaald type huls (281) een sterkere magneetlichaam te plaatsen of deze louter omdraaien (polariteit wijzigen) om een andere output te bekomen in een achterliggend circuit of component (bv. condensator).
In onze installatie kunnen tal van soorten magneetlichamen gebruikt worden, hetzij afzonderlijk hetzij gelijktijdig. Bijvoorbeeld een beschermde magneet (bv. permanente magneet in zeldzame grondstoffen zoals Samarium cobalt, ijzer-neodymium-boron) die omgeven wordt door
<EMI ID=2.1>
en 111B, 110, 115) in dewelke de magneet (101, 117) zit, en tenminste één bijkomende kamer of ruimte (114) in de behuizing waarin lucht, gas en/ of een vacuum is.
Een magneet kan dus een behuizing hebben die intern tenminste één kamer bevat waarin zich hetzij lucht bevindt, hetzij een gas bevindt, hetzij die vacuum getrokken is.
Nogmaals claimen wij hier dat voorafgaand aan de inbreng van de magneet in de stijgstructuur de magneet van een extra licht volume of een extra lucht en / of gasvolume kan worden voorzien teneinde haar totaal soortgelijk gewicht te verlagen en haar stijgsnelheid te verhogen. Dit is een belangrijk alternatieve methode om drijfvermogen aan een verhoudingsgewijs "te zwaar" magneetlichaam te verschaffen.
Sommige magneten in de installatie kunnen - overeenkomstig de stijgende of dalende economische behoefte aan electriciteit - al dan niet in actief zijn in daal- en/of stijgstructuren, bijgevolg passief in een opslagstructuur
(10K) zijn gestockeerd. In de opslagstructuur kan eventueel een magneet aangepast worden (bv. geopend worden en van een sterkere magneet voorzien worden of een extra magneetlichaam toegevoegd worden).
Onze opstelling is geen loop-systeem aangezien een magneet, achtereenvolgend in vanelkaar verschillende daal- en stijgstructuren (10A,
<EMI ID=3.1>
dat een magneet is niet specifiek toegewezen of beperkt tot een beperkte kringloop.
Een magneet kan ook een behuizing hebben die enkel toegang mogelijk maakt in specifieke daalstructuren (en aangepaste transfertsystemen), namelijk in een behuizing met specifieke vormgeving (281)(bv. assymetrisch, eliptisch, gebogen) welke enkel in een passende (280) daalstructuur kan bewegen (dalen, vallen). Door zulke speciale behuizing zal de buitenzijde een specifieke vormgeving (281) hebben en dus enkele op overeenkomstige wijze in de compatiele structuur (280) van een daalstructuur kunnen bewegen zodat het magneetlichaam (282) in een voorafbepaalde pool-positie daalt, waarbij bv. één van de polen (282A) een spoel (283) induceert dat kan verschillen van het spoel (284) dat door de andere pool (282B) wordt geïnduceerd.
Dit kan interessant zijn om stroom van een bepaald type te produceren, of door dezelfde magneet een gewenst onevenwicht tussen bepaalde spoelen en componenten te scheppen. In figuur 28 valt de magneet ook op een vaste wijze en is de polariteit vertikaal onderscheiden (282 A en B, alsook in 117) in tegenstelling tot bv. figuur 14C waar deze horizontaal onderscheiden is.
<EMI ID=4.1>
kunststof huls is wenselijk opgebouwd uit tenminste twee op elkaar passende delen (111A en 111B, (bv. dwars, in lengte 115, bij uiteinde) waarbij bij de montage het magneetlichaam (101) in de speciale interne compatiele positionerings-elementen (112) wordt geplaatst, en waarbij daarnaast ook tenminste één luchtkamer (114) bestaat, waarna de delen worden gesloten (bv. geschroefd) en eventueel definitief met elkaar worden verbonden (bv. gelijmd, versmolten). Aan zulke huls of behuizing kan aan de buitenzijde tenminste één binnengerichte en / of buitengerichte oppervlaktestructuur worden aangebracht (118) dewelke - losjes - in een compatiele structuur van een daalstructuur past zodat - eventueel - de magneet (117) in een voorafbepaalde pool-positie daalt.
Hierna volgen enkele opmerkingen en varianten in verband met de opstelling.
Onze opstelling heeft in zijn minimale concept tenminste één magneet dat tenminste één doortocht maakt in tenminste één daalstructuur en tenminste één stijgstructuur. Ingeval meerdere gelijkaardige daal- en/of stijgstructuren aanwezig zijn zal een magneet dus nooit vast traject afleggen zoals het zou afleggen in een loopsysteem waarbij een magneet steeds dezelfde voorliggende en achterliggende partner heeft. Het opslagsysteem in onze opstelling doorbreekt dit. De magneten zullen elkaar niet opvolgen in een vast patroon of volgorde zoals dat zou gebeuren in een loop systeem zonder opslagsysteem.
In onze opstelling is het mogelijk dat tenminste één magneet tenminste één doortocht maakt in tenminste twee verschillende daalstructuren (Fig. 7) en tenminste één stijgstructuur (Fig. 6), of dat tenminste één magneet tenminste één doortocht maakt in tenminste één daalstructuur en tenminste twee verschillende stijgstructuren (60, 61, 62, 63, 64, 65). Het is ook mogelijk dat tenminste één magneet tenminste één doortocht maakt in tenminste twee verschillende daalstructuren en tenminste twee verschillende stijgstructuren.
In onze opstelling zal in beginsel steeds het totaal aantal magneten dat aan de stijgzijde (10C) plus die in het opslagsysteem (10K, 10J) beschikbaar zijn tenminste één magneet meer bedragen dan het totaal aantal magneten in de daalstructuur (10A).
In onze opstelling bestaat een stijgstructuur slechts uit slechts één geheel volume van dezelfde vloeistof (64) heeft. Doch is wel mogelijk dat er tenminste twee daalstructuren zijn, bv. één met zoet water (60) en één met zout water (61). Stijgstructuren kunnen dimensioneel ook van elkaar verschillen in dezelfde installatie, bv. één hoog (10A) en één kort (10N).
In onze opstelling kan een magneet aan de uitgang van de stijgstructuur door het drijfvermogen van de onderliggende magneten automatisch omhooggeduwd worden in een transportsysteem, doch is wenselijk dat in een industriële opstelling een gestegen magneet door een linieare en/of rotatieve verdeler (10M) (bv. een trommel sorteerder, magnetische ophaler fig. 21) naar een gewenste locatie wordt geleid, hetzij in één van meerdere daalstructuren wordt gebracht, hetzij naar een opslagstructuur, hetzij naar een verwijdersysteem (van de extra lichte volumes). Dit kan ook gebeuren op het lage niveau - aan de uitgang van een daalstructuur waarbij een gedaalde of gevallen magneet - door een verdeler - in één van meerdere stijgstructuren kan gebracht worden, naar een opslagsysteem en/of naar een verbindingssysteem (waar extra licht volumes met magneetlichamen verbonden worden).
Hierbij moet opgemerkt worden dat tenminste twee gedaalde of gevallen magneten uit dezelfde daalstructuur - door een verdeler - ook naar twee van elkaar verschillende stijgstructuren - eventueel met verschillende hoogte en diameter - kunnen gebracht worden. Dit kan ook voor tenminste twee gestegen magneten uit dezelfde stijgstructuur die dan door een verdeler naar twee van elkaar verschillende daalstructuren - eventueel met verschillende hoogte en opbouw van spoelen en achterliggende circuits - kunnen gebracht worden. Het is dus duidelijk dat in onze opstelling een daal-structuur en een stijgstructuur inhoudelijk niet onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn, dwz. niet op elkaar aansluiten als vormend één kringloop of bestaande uit één buizenstelsel.
Dit is tenandere niet wenselijk omdat in een loop-systeem enkel een efficiente electriciteitsproductie wordt bereikt als een minimale stijgsnelheid wordt gehaald. In onze opstelling kan constant electriciteit worden gegenereerd omdat zelfs bij zeer lage stijgsnelheid voldoende magneten in de stijgstructuur, opslagsysteem en transportsysteem aanwezig kunnen zijn op een volledige benuttiging van de daalstructuur te realiseren. Bij een gesloten loopsysteem zal de hoogte van de daalstructuur zelfs een maximumgrens (stagnatie) bereiken qua aantal van mogelijke aan te voeren magneten aangezien zich evenveel magneten in de stijgstructuur moeten bevinden als in de daalstructuur. Dit is niet het geval in onze opstelling.
Dus er zijn voldoende aantal magneten in de (tragere) stijgstructuur en/of het transport systeem - én eventueel in de opslagstructuur - aanwezig zijn om een optimale hoeveelheid magneten in de (snellere) daalstructuur te kunnen brengen. Wij komen daar later op terug bij het bespreken van een patent van Shin. In onze opstelling kan een daal-structuur en een stijgstructuur, ieder meerdere ingangen, en/of uitgangen hebben (Fig. 7, 73, 74)(Fig. 6, 66), en één stijgstructuur kan de magneten voor diverse daalstructuren doet stijgen. In onze opstelling bevat een daal-structuur geen vloeistof behoudens in een specifieke variante zoals die getoond wordt in figuur 16.
In onze technische installatie kunnen een daalstructuur en een
<EMI ID=5.1>
stijgstructuur haar uitgang(en) ook lager kan hebben dan de ingang(en) van een daalstructuur waarbij dus de magneten op een mechanisme manier naar een hoger punt gebracht worden. Wenselijk zal de uitgang van de daalstructuur echter op een hoger niveau liggen dan de ingaan van de stijgstructuur, daarbij ingebrepen alle tussenliggende systemen en structuren.
In onze benadering is de opstelling ook uitbreidbaar zodat nieuwe bijkomende daalstructuren en/of stijgstructuren aan de oorspronkelijke daalstructuur en/of stijgstructuur worden toegevoegd, zowel in aantal als in hoogte. Een daalstructuur kan tegen een grotere stijgstructuur zijn aangebouwd, of één stijgstructuur tegen een daalstructuur.
Aangezien onze opstelling open is - en geen loop-systeem - kunnen de magneten - afhankelijk van het gewenst effect - omgekeerd (bv. + pool naar beneden) in een daal- en stijgstructuur geplaatst worden, of getransformeerd worden. Zo kan een bepaald type van zeldzaam grondstoffen magneetlichaam in een ander soort huls of behuizing worden geplaatst en dan enkel geeigend zijn om slechts bv. in twee specifieke daalstructuren van de tweehonderd daalstructuren van de opstelling te bewegen (te passen).
Belangrijk is ook nog op te merken dat onze opstelling verbonden kan zijn in een netwerk met andere opstellingen.
In onze opstelling kan een daalstructuur en / of stijgstructuur opgebouwd zijn uit modules die in of op elkaar passen. Deze modules kunnen naast de constructie-elementen zelf ook tenminste één spoel bevatten en gerelateerd circuit(s).
In deze opstelling kan tenminste één naakte of - wenselijk - met tenminste één dunne laag film of afwerkingslaag behandelde magneet tijdens een inbrengproces (verbindingssysteem) in een openbare en sluitbare behuizing worden geplaatst om het volume van het magneetlichaam te laten toenemen (en soortgelijk gewicht te laten afnemen) zodat zij kan stijgen in de stijgstructuur. Vanzelfsprekend zal een omgekeerd proces kunnen plaats hebben, namelijk tijdens een uitneemproces uit voornoemde behuizing te worden genomen alvorens haar in een daalstructuur te plaatsen.
De opstelling kan diverse electrische componenten en/of circuit elementen
(bv. spoelen, helix-spoelen, ringen, geleiders, magneten, weerstanden, inductoren, isolatoren, etc) kan bevatten, die werkzaam zijn volgens bekende systemen en werkingsprincipes uit de techniek van de electriciteits opwerking en opslag en electronica worden gebruikt (bv. capacitors, rectifiers 224, weerstanden, inductors, isolatoren, geleiders, generatoren, electrische motoren, transformatoren, circuits, resonantiekringen, etc.). Belangrijk is ook te voorzien dat in dergelijke opstelling tenminste één computer de synchronisatie van de betrokken processen en / of systemen aanstuurt.
Hierna volgen een aantal beschrijvingen ivm stijgstructuren.
Stijgstructuur (200) kan analoog aan het opzet van een daalstructuur daarrond en/of daarin tenminste één spoel (15A) bezitten waardoor en/of waarnaast tenminste één magneet stijgt en waarbij zulke stijgende magneet in tenminste één spoel een electrische spanning verwekt die wordt overgebracht op tenminste één electrisch circuit (16) voor verder nuttig gebruik (bv. opslag in een batterij, aandrijving van een motor of machine, omzetting naar een transformator, etc.).
In een gezamenlijke stijgstructuur (10D) kunnen diverse - van elkaar verschillende magneten (bv. lengte, diameter, soort behuizing, sterkte, etc.) gezamenlijk stijgen. In de praktijk zal elke gezamelijke stijgstructuur tenminste één onderverdeling moeten hebben (bv. dubbel nylon scherm, een intern raamwerk, interne kunststof raasters, etc. ) om het elkaar aantrekken (kleven) van stijgende magneten te vermijden. Als magneten vrijelijk in de vloeistof stijgen zullen de tegengestelde polen elkaar in elkaars nabijheid aantrekken en clusters vormen. Dit moet in beginsel vermeden worden ofschoon een ruime uitgang - afhankelijk van de frequentie en synchronosatie - niet niet absoluut noodzakelijk maken.
In onze opstelling heeft een stijgstructuur (60) in beginsel geen zones met structureel (bv. sluis) onderscheidende lage en hoge waterdruk. In een specifiek geval kan een vertikale stijgstructuur tenminste twee sluisstructuren hebben die tijdens het stijgen de waterdruk op de vertikaal stijgende magneten verminderen omdat de totale waterkolom verdeeld wordt (bv. totaal 320 m = 32 bar wordt door drie sluissystemen verdeelt in vier sectoren van ieder 80 m = 8 bar).
Een stijgstructuur is niet beperkt tot een loopsysteem en kan uitgerust zijn met tenminste twee transfert systemen (10F) die magneten in de vloeistof van de stijgstructuur brengen. Een grote cylindrische stijgstructuur bv. vijfhonderd transfertsystemen hebben. De wand van een stuwdam kan bv. op haar buitenwand tal van daalstructuren hebben en ook transfertsystemen hebben die magneten in het stuwmeer brengen dat dan dienst doet als stijgstructuur.
Een stijgstructuur zal wenselijk bij de uitgang(en) tenminste één magneetdistributie-systeem (10M) hebben dat de bovenkomende magneten op een vaste voorafbepaalde wijze (bv. om magnetische wijze fig. 21, volgens buitenvorm 281, etc.) of op interactieve wijze (bv. selectie door barcode bedrukking) naar tenminste één daalstructuur en/of naar tenminste één opslagstructuur leidt. Zulk opvangsysteem (210) voor bovenkomende magneten heeft kan uitgerust zijn met vaste magneten (211), electromagneten (214) en / of solenoides.
Een stijgstructuur kan ook zelf tenminste één opslagstructuur of opslagzone bevatten waarin magneten wachten.
De stijgstructuur zal in haar wand, aan een zijwand en/of onderaan in haar bodem, tenminste één opening hebben welke is verbonden met of deel uitmaakt van een transfertsysteem.
Hierna volgens verdere beschrijvingen ivm daalstructuren.
Daalstructuren kunnen onderaan diverse constructies hebben om de magneten op te vangen, te vertragen en eventueel de kinetische energie van de vallende magneten op te vangen. Bij het ontwerpen en bouwen van een installatie zal de ingenieur zijn keuze maken uit bv. een lange uitloopzone
(76B) waarin meer spoelen mogelijk zijn, een kort mechanische opvangsysteem (bv. fig. 15) dat vooral kinetische energie beoogt, een veersysteem (172B, 172C), een hydraulisch systeem (178).
Een daalstructuur met in haar onderste zone, een vertragingszone (14,
76B) waarin de vallende of dalende magneet wordt vertraagd, mogelijk tot stilstand gebracht tot verder transport, opslag (10J) en/of onmiddellijk inbreng in een transfert systeem(lOI).
Een specifieke daalstructuur kan dus in haar onderste zone (171), een mechanische opvangssysteem (13, fig. 15, fig. 16) hebben waarin de vallende of dalende magneet mechanisch (179)(bv. veren) en/of pneumatisch (178) wordt opgevangen waarbij deze haar kinetische energie afgeeft aan het mechanisme (bv. roterende korven 151) voor nuttig gebruik (eventueel naar een traditionele generator 152, 162), en de magneet aldus tot mogelijk stilstand (174) brengt voor verder transport
(10E), opslag en/ of onmiddellijk inbreng in een transfert systeem(lOI).
De daalstructuur kan in haar onderste zone ook een magnetische opvangsysteem hebben dat tenminste één zwaar magnetisch veld opgewekt uit spoelen, magnetische kringen en/of magneten, waardoor de vallende of dalende magneet magnetisch wordt vertraagd of tot mogelijke stilstand wordt gebracht waarbij deze haar kinetische energie omzet in EMF (Electro Motive Force) voor nuttig gebruik, en de magneet verder wordt getransporteerd of opgeslagen en/of onmiddellijk in een transfert systeem(10I, 10G) wordt ingebracht. De daalstructuur kan dus ook in haar onderste zone, een hydraulisch en / of pneumatisch opvangsysteem
(178) hebben.
In haar onderste zone kan ook een apart waterbassin (160) geplaatst zijn dat de waterdruk-pieken die een vallende magneet (11) veroorzaakt in mechanische (164 en 162) en/of druk-kracht (161) omzet, en dat nadien - via tenminste één sluis (10G) - de magneten naar een stijgsysteem leidt. Bij het neerkomen van de magneet kan de initiële kracht van het verplaatste water afgeleid worden door het sluiten van een speciale deur (165), nadien wordt deze geopend om de magneet af te voeren via een speciaal kanaal (Fig. 16 -10E). Dit systeem maakt de aanvoer noodzakelijk van een waterreservoir (167) dat echter ook uit de stijgstructuur (10C) kan aangevoerd worden.
Een daalstructuur kan in haar onderste zone ook combinaties hebben van twee of meer voormelde uitvoeringen, aangezien een daalstructuur meerdere uitgangen kan hebben.
Belangrijk is te wijzen op de mogelijkheid dat in een daalstructuur met een specifieke diameter en / of vormgeving (281) ook magneten met verschillend concept (bv. naakte magneet, beschermde magneet 148, huls
110, multi-magneet huls 117, ketting van magneten, magneten met extra volume Fig. 10, Fig. 18, Fig. 19, ... ) kunnen bewegen, dus ook magneten van verschillende kracht en magneten met verschillende positie van poolrichting, onder voorwaarde hun totale diameter en / of vormgeving identiek is. Doch het is ook mogelijk dat een daalstructuur een specifieke doorsnede-achitectuur (bv. cirkelvormige basis maar met buitenwaarts gerichte geleiders) heeft zodat tegelijk magneten met verschillende buitenstructuur (bv. cirkelvormige-doorsnede 101, cirkelvormigedoorsnede met extra geleider oppervlaktestructuren 118) kunnen gebruikt worden.
Zo kan bv. een daalstructuur geschikt voor een huls met geleiders
(118) ook gebruikt wordt door hulzen zonder deze geleiders (110) als hun cirkelvormige doorsnede gelijk is. Omgekeerd kan huls 118 niet in een louter cirkelvormige daalstructuur voor hulzen 114.
Het moet duidelijk zijn dat spoelen van een daalstructuur met andere circuits en / of electrische en / of electronische componenten van andere daalstructuren en / of stijgstructuren direct en / of indirect kunnen verbonden zijn, die allen deel uitmaken van dezelfde opstelling.
Een bijzonder geval kan voorkomen in de daalstructuur, waarbij de daalstructuur in haar onderste zone (171), een mechanische opvangssysteem (13, fig. 17) heeft waarin de vallende of dalende magneet mechanisch (179)(bv. via rechte of spiraal veren) en/of pneumatisch
(178) wordt opgevangen waarbij de magneet vanaf een bepaalde hoogte
(173) door een glijdende (176, 177) opvangstructuur (175) wordt opgevangen, waarna de magneet (11) via een opening (174) naar een transportsysteem (10E) wordt gevoerd.
Een daalstructuur (10A) is wenselijk vertikaal gepositioneerd zodat de magneet in quasi volledige vrije val valt, en zeker in haar bovenste gedeelte (76A). Teneinde een daalstructuur efficient (hoog debiet van magneten) te gebruiken is het wenselijk dat zij tenminste één gesynchroniseerd distributie systeem is voorzien dat de magneten via een wissel of switch mechanisme (75, 76C, 170) naar andere delen van de daalstructuur, het opvangsysteem (13, 172A, 172B, 172C) en/of transportsysteem (10E) brengt. Zodoende moet niet steeds gewacht worden op de afvoer van tot stilstaand gekomen magneten op of aan de bodem.
Diverse transport systemen kunnen in onze opstelling gebruikt worden zoals eenvoudige rail-, rol- en/of band-mechanismes. In transport systemen moet zeker het optimaal gebruik van niet magnetische materialen bekeken worden om blokkages te vermijden. Op verschillende niveau's kunnen transportsytemen noodzakelijk zijn, zoals gelegen tussen de onderzijde (uitgang) van de daalstructuur en het transfert systeem, en tussen de uitgang van een stijgstructuur en ingang van de daalstructuur.
Het is mogelijk dat het transport systeem het transfert systeem zelf is indien de uitgang direct in het tranfsert systeem eindigt. Dit is echter een uitzondering.
Een wenselijk transport systeem zal een deel van de magneten ook afgeleiden naar een opslagstructuur (10K, 10L, 10J) waarin magneten kunnen gestockeerd worden voor toekomstig gebruik in één of meerdere daal- en/of stijgstructuren. Dit is vooral belangrijk aan de bovenzijde van de opstelling. Efficient gebruik van de daalstructuur maakt het nodig dat steeds voldoende magneten beschikbaar zijn. Indien meerdere daalstructuren gebruikt worden is dit zeker noodzakelijk.
De opslagstructuur (10K, 10L) heeft dus een mechanisme dat magneten uit een stijgstructuur opslaat en beschikbaar houdt voor invoer in een daalstructuur, doch onderaan kan een opslagstructuur (10J) en mechanisme de magneten uit één of meerdere daalstructuren kunnen opslaan en beschikbaar houden voor invoer in één of meer transfert systeem.
Concreet kan een opslagstructuur elke magneet in of op een afzonderlijke locatie (bv. caviteit, vorm) houden, eventueel daar aangetrokken door een vaste magneet in het contact-bodem van de installatie.
Een opslagstructuur kan geïncorporeerd zijn in een daalstructuur zodat zeer sneller aanvoer van magneten wordt gerealiseerd, en kan zelfs de enige wijze van aanvoer van magneten in een daalstructuur zijn. Denken wij hier bv. aan een soort trommel-mechanisme van een colt (rotatief) of een pistool (lineare lader)(46). Dit kan gelijkaardig zijn als de aanvoer van magneten in een transfert systeem (cfr. Mechanisme 42). Een opslagstructuur kan ook geincorporeerd zijn in een stijgstructuur, doch dit is minder efficient.
Daal- en stijgstructuren kunnen andere opstellingen en/of types van spoelen bezitten omdat de snelheid van de magneten verschilt. Dit is ook geldig voor de electrische circuits die anders geconceptioneerd kunnen zijn dan anderen circuits afhankelijk van hun positie (bv. hoogte) in een daalen/of in een stijgstructuur, of het type van structuur. Inderdaad zal de snelheid van een vertikaal vallende magneet versnellen en kan dat bv. de optimale afstand tussen wikkelingen van een spoel wijzigen. Zij kunnen ook anders geconceptioneerd zijn dan anderen circuits afhankelijk van het type van magneet dat in een daal- en/ of in een stijgstructuur beweegt.
Een aantal electrische circuits zullen bv. tenminste één rectifier
(gelijkrichter) bezitten, en afhankelijk van de gewenste output kunnen bepaalde spoelen hetzij in serie verbonden zijn, hetzij parallel.
De spoelen die gebruikt worden in onze opstelling kunnen dus qua aantal windingen, hoogte, afstand ten opzichte van elkaar, dikte van draad, samenstelling van de draad, materiaal, winding rond een kern, positie in een magnetische kring, magnetisch pad waarvan zij deel uit maken, ten opzichte van elkaar in een structuur verschillen, alsook tussen structuren.
In de opstelling kunnen spoelen (270, 271) worden gebruikt welke zijn gelegen rond tenminste twee magnetische kernen (87) en waarbij de wikkelingen zodanig liggen dat zij hetzij elkaars electronen bewegingen
(richting) steeds versterken (271), hetzij (270) elkaars electronen bewegingen lokaal tegenwerken (272) om extra spanningspieken te bekomen in het totale spoel. Zulke spoelen kunnen nuttig zijn afhankelijk van het gewenste resultaat.
Tevens kunnen spoelen (270, 271) in de opstelling aanwezig zijn die elk afzonderlijk of in groep door een mechanisme verplaatsbaar zijn qua afstand ten opzichte van de daalzone van een magneet, of daarbij vervangbaar zijn door andere spoelen die in hun vrijgekomen plaats komen. Daardoor kan de beheerder van een opstelling niet alleen de concepten van de magneten wijzigen (bv. door het wijzigen van huls-type, het wijzigen van magneetlichaam of het wijzigen van de stijgsnelheid , maar ook de aard van de spoelen en hun achterliggende circuits. Het geheel is dus erg dynamisch.
Wij claimen voor onze opstelling ook nog specifiek spoelen, waarvan de hoogte maximaal vijfentwintig procent groter of kleiner is dan de hoogte van de effectieve magneet, zonder rekening te houden met de mogelijke behuizing of het extra lichtere volume. In deze opstelling claimen wij ook het gebruik van tenminste één spoel dat een enkelvoudig spoel is dat aan zijn buitenzijde tenminste één omhullende metaallaag heeft, dwz. een alternatief voor het bekende versterkend effect van magnetisch veld door een ijzerkern in een spoel. In onze opstelling kan ook een zogenaamd polyphase spoel-systeem gebruikt worden waarbij in elk spoel tenminste één metalen kern (87) is geplaatst.
Hoger werd reeds melding gemaakt van de methode om magneten extra volume te geven. Dit heeft plaats in een verbindingssysteem (181) dat gelegen is voor of in een transfertsysteem waarbij tenminste één extralicht-volume (92, 103, 130, 186, 187, 188) - handmatig of automatisch fysiek wordt verbonden met een magneet. Zulk verbindingssysteem kan ook effectief een vulsysteem zijn waarbij een extra volume lucht en/ of gas in een film of een flexibele houder (185) die rond of aan een magneet zit gebracht wordt.
Een verbindingssysteem (181) kan tenminste één niet verbonden extralicht-volume via een val-schacht (180) ontvangen van een verwijdersysteem (182). Dit verwijdersysteem (182) zal tenminste één met een magneet verbonden extra-licht-volume verwijderen van de magneet, en het extra-licht-volume naar een beneden gelegen verbindingsysteem leiden. Dit wordt uitgebreid beschreven in enkele voorgaande bovenvermelde octrooi-aanvragen.
Een specifiek verwijdersysteem zal lucht en/ of gas uit een film of flexibele houder rond een magneet laat ontsnappen.
Volgende beschrijvingen hebben voornamelijk betrekking op de mogelijke transfert systemen. Deze zijn essentieel voor het functioneren van de opstelling. Hier is de kwestie van dergelijke transfert mogelijk te maken met zo weinig mogelijk verlies van water uit de stijgstructuur. In een geografische zone met voldoende water mag dit geen probleem zijn doch onze opstelling moet ook functioneren in woestijnachtige omgevingen, soms zelfs waar water - na de start - enkel uit condensatiewater zal betrokken worden.
Bij een transfert systeem zal tenminste één magneet - komende van een daalstructuur of van een opslagstructuur - in een met lucht gevulde kamer worden gebracht, en zal van daar in een stijgstructuur wordt gebracht. Dit kan gebeuren via een eenvoudig sluissysteem (fig. 3) met tenminste twee deuren (35), waarbij de kamer (32) eerst met lucht gevuld is terwijl tenminste één magneet wordt ingebracht, waarna de eerste deur gesloten wordt, en vervolgens de kamer wordt gevuld met water door de tweede deur te openen of eerst water in de kamer te laten lopen via tenminste één waterklep en de samendrukkende lucht in een hoogste punt van de kamer te laten ontsnappen of op te vangen via een zelfsluitend ventiel (31) naar een drukvat voor eventueel nuttig gebruik, en vervolgens na het volledig openen van de tweede deur de magneet(en) naar boven stijgt (33) in de vloeistof (26)
van de stijgstructuur, waarna de tweede deur wordt gesloten en het ingesloten water - en na het openen van een luchtventiel met buitenlucht - wordt afgevoerd voor eventueel nuttig gevolg of naar een hoger deel van de stijgstructuur wordt opgepompt door een traditionel pomp (34) of bv. een Breur's pomp. Dit wordt getoond in figuur 3. Daarbij worden tegelijk drie magneten verwerkt. Een andere transfertsysteem betreft een roterend sluissysteem (Fig. 2) met open holtes
(22) - in het roterend lichaam (21) dat nauw aansluit tegen de wand (25)
- waarin tenminste één magneet (23) past, waarbij verloren water (28) terug wordt opgepompt (34) naar de stijgstructuur (10C) of weggevoerd wordt. Hier verwijs ik eveneens naar een voorgaande octrooi-aanvraag. Een ander transfert systeem is een soort torpedo-systeem (fig. 4) waarbij in een nauw passende afgesloten kamer (40) met daarin tenminste één ingebrachte magneet - samengeperste lucht (41) achter de magneet - die trouwens wenselijk een vlakke achterzijde (116) heeft (bv.
kogel-vorm) wordt gebracht waarna deze (44) tijdens het openen van een passend deur (43) in een luchtbel (45) wordt weggetorpedeerd in de vloeistof waarna de deur zich synchroon sluit vlak na het buitenglijden van de magneet en nog tijdens het ontsnappen van de luchtbel, zodat geen water in de kamer komt, waarna een nieuwe magneet via een andere deur, schuif en/of laadsysteem (42) wordt ingebracht, en het geheel zich repeteert. De samengeperste lucht wordt eventueel - deels - aangeleverd door verplaatste en opgevangen lucht (53) uit daalstructuren.
Een andere transfertsysteem concept betreft een projectiel-systeem (fig. 4) waarbij in een nauw passende afgesloten kamer met daarin tenminste één ingebrachte magneet - die wenselijk een vlakke achterzijde heeft (bv. kogel-vorm) - eerst water wordt binnengelaten door het openen van de deur aan de vloeistof zijde en vervolgens zowel de magneet als het water via een luchtbel van samengeperste lucht (53) uit de kamer worden geblazen, waarna de deur zich synchroon sluit vlak na het buitenschieten van de magneet en nog tijdens het ontsnappen van de luchtbel.
Een vreemder systeem is dat waarbij een afgesloten vries-kamer (50) wordt gebruikt waarin tenminste één magneet werd ingebracht waarvan tenminste één deel wordt omgeven door voldoende water (bv. uit de stijgstructuur) dat vervolgens wordt bevroren (51), het geheel (magneet
54, ijs 55) wordt uitgeduwd of getorpedeerd (zie c. en d. hierboven), de deur synchroon wordt gesloten, waarna de met ijs verbonden magneet <EMI ID=6.1>
stijgt, en waarbij bij het bepaalde van de minimale hoeveelheid ijs rekening wordt gehouden met de smelt-snelheid van het ijs in de vloeistof.
Hierboven werd reeds een installatie beschreven door middel van dewelke electriciteit kan gegenereerd worden.
Wij claimen ook een meer primitieve methode voor het genereren van electrische spanningin de stijgstructuur. Deze methode houdt in: het inbrengen van een magneet huls of magneet in een eerste deel van een cirkulaire installatie of een apparaat, daarbij de mogelijkheid gevend dat voornoemde magneet huls of magneet kan bewegen in voormeld eerste deel door middel van drijfvermogen (Archimedes)waarbij de voornoemde magneet huls of magneet door tenminste één spoel gaat dat zich in of rond het voornoemde deel van de circulaire installatie of het apparaat bevindt en daarbij electriciteit induceert door de beweging van voornoemde magneet huls of magneet door voornoemd eerste deel van de cirkulaire installatie of het apparaat. Daarbij is voornoemd eerste deel van een cirkulaire installatie of apparaat gevuld is met vloeistof.
De methode houdt verder in de handeling van het plaatsen van voornoemde magneet huls of magneet in een magneet huls injector of een transfert systeem zoals beschreven in conclusie 1. De magneet huls of magneet wordt dan geduwd door het collectief gewicht van een meerderheid van magneet hulzen of magneten. De methode houdt verder in dat tenminste één magneet in een transfert systeem (bv. een sluissysteem, een luchtdruk injector) wordt gebracht zodat voornoemde magneet in het stijgsysteem wordt gebracht.
Verder wordt volgende methode geclaimd voor het genereren van electrische spanning door middel van het gecombineerd gebruiken van zwaartekracht en drijfvermogen, waarbij de methode inhoudt: het inbrengen van magneten (bv. magneet hulzen, magneten en/ of aangepaste magneten) in een technische installatie waarin zij kunnen circuleren, de mogelijkheid gevend dat voornoemde magneet kan bewegen in een eerste deel van voormelde installatie door middel van zwaartekracht, namelijk dalen en/of vallen, tevens de mogelijkheid gevend dat voornoemde magneet huls of magneet kan bewegen in een tweede deel door middel van drijfvermogen, namelijk stijgen, waarbij de voornoemde magneet huls of magneet naast tenminste één spoel gaat dat zich in of rond een voornoemd deel van de circulaire installatie of het apparaat bevindt,
en aldus electriciteit stroming induceert door de beweging van voornoemde magneet huls of magneet door tenminste één van voornoemde delen van de cirkulaire installatie of het apparaat.
Bij deze methode voor het genereren van electrische kracht kan voornoemd eerste deel van een cirkulaire installatie of apparaat niet gevuld zijn met vloeistof, maar het tweede deel wel. Deze methode houdt vervolgens de handeling in van het plaatsen van voornoemde magneet huls of magneet in een magneet huls injector of een transfert systeem zoals beschreven in conclusie 1. Eventueel wordt de magneet huls of magneet geduwd wordt door het collectief gewicht van een meerderheid van magneet hulzen of magneten. Verder wordt in deze methode tenminste één magneet in een transfert systeem (bv. een sluissysteem, een luchtdruk injector) gebracht waardoor voornoemde magneet in het stijgsysteem
(tweede deel) wordt gebracht.
De methode houdt eventueel in dat aan tenminste één magneet (lichaam) een extra-licht-volume wordt toegevoegd
(181) zodat haar soortgelijk gewicht lichter is dan dat van het identiek volume van de vloeistof waarin het wordt gebracht.
Er wordt tevens een methode beschreven voor het genereren van electrische kracht waarbij een magneet in een vertikale schacht naast tenminste één spoel valt (fig. 8, 14A, 22) en daarin electrische stroming genereert.
In onze daalstructuur kan de magneet (86, 101, 148) door een zone (149) dalen en/ of vallen die begrensd wordt door afstandshouders (77, 82, 84,
141) (bv. ronde houten skelet, vierkanten kunststof lamellen, etc.) zodat geen direct contact plaats heeft met daardrond liggende spoelen (81, 142) doch waarbij de magneet zich wel op een afstand bevindt waarbij haar magnetisch veld (12B) wel tenminste één spoel (15A) induceert. Figuur 8 toont een mogelijke doorsnede. Sommige spoelen worden daarin anders voorgesteld (bv. 83). Dergelijke benaderingen kunnen ook naast elkaar worden geplaatst waarbij vallende magneten hetzelfde reeks spoelen induceren.
In onze daalstructuur kunnen identieke spoelen (81, 83) rond een zone liggen waarin een magneet valt, en aldus binnen het bereik vallen van het magnetisch veld (12B) van de betreffende magneet, maar dat kunnen ook van elkaar verschillende spoelen (81, 83) zijn.
De spoelen of een aantal van de spoelen van een opstelling kunnen een geleidende metalen kern (87) hebben en/of rondom zich een geleidende metalen mantel hebben.
Een spoel (142) kan ook deel uitmaken van een groep van spoelen die elk rond een gezamenlijk magnetische kringloop (220)(zgn. Magnetic core)
(bv. uit nanocrystalline materiaal, cobalt-niobium-boron, ijzerkern) zitten zodat de magnetisch velden (12B) van een dalende of vallende magneet in het stelsel een wisselwerking van toenemende en afnemende electrische spanningen (primaire en secudaire) veroorzaken die kunnen opgevangen worden in daarmee verbonden en geëigende circuits (224) of componenten. Conceptueel is dit gelijkaardig aan een transformator benadering. In onze opstelling wordt de implus echter gegeven door de vallende magneet. Nadien zal de kring een zelf-versterkende interne interactie kennen van electrische stromingen.
In deze gezamenlijk magnetische kringloop kan - desgevalle - tussen een spoel (142) en een ander spoel (143) een bijkomende magneet (144A) geplaatst worden tussen de bovenste (140A) en onderste (140B) magnetische kring-platen zodat een verhoogde wisselwerking wordt geinduceerd in de verbonden magnetische paden (140C) en alternerende spanningen in de spoelen, zelfs nadat de intern vallende magneet (101, 148) gepaseerd is. Eventueel kan tenminste één spoel in voornoemde magnetische kting een gesloten spoel zijn, dwz. die een interne kringloop vormt, waarbij de magneetdraad (bv. koper) al dan niet een verschillende diameter kan hebben in deze gesloten kringloop.
Op een spoel in deze kring opstelling (142) kan er van aanvang - vanuit een externe bron (bv. batterij 223, capacitor) - een spanning zijn opgezet, waarbij tussen beiden al dan niet een schakel-circuit is geplaatst dat de polariteiten wijzigt, doch dat kan ook op elk spoel van de technische opstelling in het algemeen.
Een belangrijke consequentie van deze opstelling is dat tenminste één circuit (231) kan gebruikt worden voor de recuperatie van water uit de lucht (bv. door condensatie tussen platen met verschillende temperatuur, platen met verschillende spanning: plaat/membraan/plaat), waarbij het water dan weer kan gebruikt worden voor de bevoorrading van een stijgstructuur, voor de productie van stoom, voor menselijk verbruik en huishouden, economie, industrie en voor landbouw.
Aangezien wij in onze benadering niet alleen traditionele magneten beschouwen (zie definitie bovenaan) willen wij toch nog bijkomend en voor alle duidelijkheid volgende methode weergeven: Een methode voor het genereren van electrische kracht door middel van het gecombineerd gebruiken van zwaartekracht en drijfvermogen, waarbij de methode inhoudt:
het inbrengen van een solenoide in tenminste één technische installatie waarin deze kan circuleren, de mogelijkheid gevend dat voornoemde solenoide kan bewegen in een eerste deel van voormelde installatie door middel van zwaartekracht, namelijk dalen en / of vallen, de mogelijkheid gevend dat voornoemde solenoide kan bewegen in een tweede deel door middel van drijfvermogen, namelijk stijgen, waarbij de voornoemde solenoide door en/of naast tenminste één spoel en/of tenminste één magneet gaat die zich in of rond een voornoemde deel van de circulaire installatie of het apparaat bevindt; en dan electriciteit induceert door de beweging van voornoemde solenoide door voornoemd eerste en/of tweede deel van de installatie. Zulke solenoide (242) kan dus in plaats van een traditionele magneet gebruikt worden om electrische spanning te genereren in tenminste één structuur (10A).
Die solenoide is door een behuizing (241) (bv. Huls Fig. 25) omsloten, en de solenoide intern heeft dan intern een ijzer-magnetische kern (243). Een batterij (244,
252) of capacitor wordt aangesloten die eventueel door een draadloos communicatiesysteem (245, 251 en 246) geactiveerd of gedesactiveerd kan worden.
Bijkomend beschrijven wij ook een methode voor het genereren van electrische kracht door middel van het gecombineerd gebruiken van zwaartekracht en drijfvermogen, waarbij de methode inhoudt: het inbrengen van een electromagnetische opstelling (263) - met daarin tenminste één magnetische transformatie kern-plaat (220) (bekend als een magnetische kring) met tenminste twee spoelen (142, 143) gelegen in een behuizing (bv. huls 260), en eventueel een daarmee verbonden batterij
(223) - in tenminste één technische installatie waarin deze kan circuleren;
de mogelijkheid gevend dat voornoemde electromagnetische opstelling kan bewegen in een eerste deel (262) van voormelde installatie door middel van zwaartekracht, namelijk dalen en/of vallen, de mogelijkheid gevend dat voornoemde electromagnetische opstelling kan bewegen in een tweede deel door middel van drijfvermogen, namelijk stijgen, waarbij de voornoemde electromagnetische opstelling door en/ of naast tenminste één spoel (15A) gaat en naast tenminste één magneet (261) gaat die zich in of rond een voornoemde deel van de circulaire installatie of het apparaat bevindt, en dan electriciteit induceert door de beweging van voornoemde electromagnetische opstelling door voornoemd eerste en/of tweede deel van de installatie.
De voorheen omschreven electromagnetische opstelling (263) kan ook in een 3D opstelling (fig. 14B) gebeuren waarbij tussen de buitenspoelen
(142) en de middenspoelen (143) extra permanente magneten (144B) zijn geplaatst.
Tot slot wordt een methode beschreven voor het verminderen van het soortgelijk gewicht van een magnetisch lichaam met als doel het te laten stijgen in een vloeistof kolom van een electriciteit opwekkende installatie, waarbij de methode inhoudt: Het toevoegen van een voldoende volume zeer licht materiaal en/of extra begrensde ruimte aan een magnetisch lichaam zodat het totale volume van het geheel een lager soortgelijk gewicht heeft dan een identiek volume van de vloeistof waarin het geheel wordt gebracht, de handeling van het plaatsen van voornoemde geheel in een injector of in een transfert systeem, de handeling van de injector of het transfert systeem waarbij het geheel in een water kolom wordt gebracht en de mogelijkheid gevend dat voornoemde geheel kan bewegen in voormelde vloeistof kolom door middel van drijfvermogen (Archimedes).
Onder deze formulering wordt zowel het toevoegen van een extra licht materieel object als een extra gas-volume gedekt zodat het totaal magnetisch lichaam kan stijgen in de stijgstructuur.
Vervolgens schenken wij nu aandacht aan een OMPI WO Patent van de heer Shin en duiden de essentiële verschilpunten aan ten opzichte van onze benadering.
Na het indienen van de octrooi-aanvragen BE2004 / 480, BE2004/486, , BE2004 / 545, , BE2004 / 552, en BE2004 / 566 vond ik bij OMPI volgend internationale patentaanvraag. In patent WO 2003/069755 A3 wordt een "Bouyancy-driven electric power generator" (verder BDS genoemd) beschreven die ook volgens de Archimedes principes werkt. Ons inziens is er echter voldoende onderscheid om onze opstelling (verder GPP genoemd) als essentieel verschillend en origineel te beschouwen.
Hierna worden een aantal punten besproken ivm patent WO
2003/069755 A3, en worden essentiële verschilpunten met onze GPP opstelling besproken.
De heer Ernest Shin beschrijft in claim 1 een gesloten "loop" systeem met in de loop een vast aantal "magnet capsules", en dergelijke capsules stijgen in een drijfvermogen sectie die - steeds - uit twee delen ("lower elevation portion" en "upper elevation portion") bestaat. In deze claim wordt verwezen naar een "slide-and-fall section" die samen met een "capsule holding section" de "gravitational section" uitmaakt. Alle deze elementen zijn bij GPP anders.
Magnet capsules.
Shin claimt enkel en alleen "Magnet capsules" die het loop proces doormaken. BDS bespreekt geen eenvoudige magneten (met louter een oppervlakte bescherming), zoals die in GPP wel gebruikt kunnen worden in de daalstructuur.
Het is echter reeds voldoende om speciale open of gesloten holle cylindrische magneten te gebruiken om niet meer van een magneet capsule te spreken, en de eerste claim van Shin te doorbreken.
Normale magneten met een "volle kern" kunnen normaal gezien nooit stijgen in een stijgstructuur. In GPP kunnen dergelijke magneten bv. echter een bijkomend - zeer licht - volume krijgen waardoor structureel het totaal volume dusdanig toeneemt dat het een erg laag "totaal" soortgelijk gewicht bekomt waardoor het wel zal stijgen in de vloeistofkolom. Dit kan gebruiken door materialen te gebruiken die de magnetische velden toch nog doorlaten.
In GPP - en in de voorgaande voormelde octrooi-aanvragen - worden dergelijke varianten duidelijk beschreven.
In GPP kunnen bovenvermelde magneten tevens bv. een extra volume aangekleefd krijgen zodat het geheel zeker geen "capsule" kan genoemd worden.
In GPP kunnen bv. ook hulsen gebruikt worden die echter vacuum getrokken comparimenten hebben hetgeen zeker niet beschreven werd door Shin.
In GPP kunnen magneten met verschillende opbouw doch met dezelfde diameter dynamisch gebruikt worden in de diverse structuren. Een zelfde magneet kan - afhankelijk van een menselijk beslissing of computerprogramma - het ene moment bv. via een met zoet water gevulde stijgstructuur stijgen, de volgende ronde in een zout water stijgstructuur en, bv. bij het dalen eerst via een daalschacht met bv. 3 spoelen per meter van elk 10,000 windingen # 38, en bij de volgende val via een daalschacht met bv. 2 spoelen per meter met elk 12,500 windingen #28, en bij volgende dalingen in respectievelijk een daalstructuur van 100 meter hoogte, 60 meter hoogte en 85 meter.
Er kan ook geopteerd worden om van daalstructuren te switchen die bv. daalstructuren met dezelfde spoeltypes maar waarbij de spoelen wel met andere types van circuits of electrische componenten zijn verbonden, en dus een ander type van opbrengst hebben. In GPP kunnen echter ook magneten met verschillende diameter gezamenlijk eenzelfde stijgstructuur gebruiken en bij de uitgang gesorteerd worden voor opslag of transport naar hun respectievelijke daalstructuur(en).
Verder voorziet GPP ook dat de magneten kunnen vervangen worden door capacitors, dewelke ook alle structurele kenmerken kunnen hebben
<EMI ID=7.1>
beschreven in conclusie 1.
Een essentieel verschil tussen de BDS en GPP benadering inzake de magneten is echter dat de magneet capsules van Shin steeds een "low density material" hebben die een magneet omhullen (Shin's claim 17) waarrond een "casing" zit. Bij GPP wordt echter wenselijk een zeer dun, maar zeer sterk materiaal - met zeer hoge densiteit gebruikt - dat eventueel ook slagvast is - rond de magneet geplaatst Dit materiaal van hoge dichtheid heeft tevens een anti-corrossie effect (bv. tegen mogelijke condensatie).
Nadien wordt in GPP - in de meest wenselijke versie - deze beschermde magneet in een behuizing gelegd - in voorgevormde structuurelementen die de beschermde magneet goed op zijn plaats houden - die eveneens uit een zeer dun maar eveneens materiaal met hoge densiteit geplaatst waarbij wel in de binnen vorm van de behuizing voldoende ruimte voorzien is voor lucht of gas om het totaal volume van de behuisde magneet te laten stijgen in de vloeistof van de stijgstructuur. Deze ruimte kan dus ook vacuum getrokken zijn.
In GPP kunnen in alle varianten van de magneten ook meerdere magneet kernen gebruikt worden, bv. één huls met drie ringmagneten. Ook kan een meer-kamer huls meerdere verschillende types van magneten bevatten. Een huls kan ook ringmagneten bevatten die slechts één pool-zijde aan de buitenkant hebben.
De magneten van GPP wijken aldus aanzienlijk af van het concept dat Shin claimt.
Containment Loop.
Het loop-systeem van Shin bevat uitdrukkelijk slechts één "buoyancy section" en één "gravitational section". GPP echter bevat tenminste één "stijgstructuur" en tenminste één daalstructuur, en bijkomende structuren die essentieel zijn voor het realistisch laten functioneren van de opstelling. GPP is geen loop systeem waarin magneten elkaar opvolgen in een vaste volgorde zoals een "loop" veronderstelt, maar magneten zijn dynamische actoren die achtereenvolgende diverse identieke of van-elkaarverschillende daal- en stijgstructuren kunnen doorlopen, en kunnen eveneens - tijdelijk - passief in een opslagstructuur gestockeerd blijven. In GPP kunnen bv. dezelfde magneten in een volgende ronde stroom of output genereren met andere eigenschappen omdat zij dan andere types van spoelen doorlopen.
Het loop-systeem van Shin kan enkel een vast rendement geven, in functie van het aantal magneet capsules en hun soortgelijk gewicht. Bij een zeer groot aantal capsules zullen onderaan de valzone een groot aantal capsules gestockeerd zijn die niets opbrengen. Zij wachten tot zij in de buoyancy zone worden gebracht. Bij GPP kunnen de gevallen magneten onmiddellijk in de ruimere stijgstructuur of in een andere stijgstructuur gebracht worden zodat zij bij de stijg-uitgang onmiddellijk in andere daalstructuren kunnen gebracht worden. Bv. Een BDS van 98 m hoogte heeft 1200 capsules waarvan er 600 in de stijgstructuur stijgen, tien vallen en 590 in de wachtzone zitten. Dit is vanzelfsprekend onefficient.
Bij GPP zullen deze 590 optimaal benut worden, dwz. een deel (bv. 190) worden onmiddellijk of ten gepaste tijde geinjecteerd of versluisd in de oorspronkelijke stijgstructuur (door één of meerdere transfert systemen tegelijk - en bv. 400 worden in andere - eventueel kortere - stijg- en daalstructuren gebruikt. Indien een tekort zou ontstaan in aanvoer van magneten in een bepaalde daalstructuur dan kunnen magneten uit het hogere gelegen opslagsysteem gebruikt worden.
Anderzijds is BDS gebonden aan een minimum stijgsnelheid. Indien een daalstructuur bv. één magneet per seconde valt moet de stijgstructuur in BDS dit kunnen aanbrengen. Doch indien de stijgsnelheid van een magneetcapsules slechts 16cm/sec bedraagt dan kan dit in BDS onmogelijk bereikt worden. In dat geval zal een magneet capsule bij Shin een stijgsnelheid van 100 cm/sec moeten halen. Er is dus een ondergrens inzake een minimale stijgsnelheid van BDS om een redelijk tempo in de daalstructuur te kunnen halen. Shin bespreekt dit niet omdat in zijn gedachtegang de primaire electriciteit in de "buoyancy section" wordt opgewekt.
Bij GPP kan ook de val frequentie zonder problemen verhoogd worden, bv. overschakelen van 1 magneet / sec naar 2 magneten/ sec.
Een optimaal rendement is volgens ons enkel mogelijk indien er meer magneten aan de stijg-zijde zijn. Tekening Fig. 1 van Shin toont dat er 15 "capsules" aan iedere zijde zijn, dus een gelijk aantal. Shin's model is dus industrieel niet efficient en niet realistisch. Hij meent dat de opbrengst van electriciteit kan verhoogd worden door het toevoegen van extra capsules en coils (Alinea 2, pag. 13), hetgeen op zich zelf juist is, maar dit verhoogt de efficientie niet. Shin's benadering blijft een gelimiteerd systeem. De snelheid van het stijgen in een loop systeem is beperkend en bepalend voor de maximale benuttiging van het dalen. En die snelheid wordt bepaald door de drijf eigenschappen van zijn capsules.
In GPP is de belangrijkste zijde waarin electriciteit gegenereerd wordt de daal- of val-structuur. Inderdaad wordt - bij een ideale GPP opstelling een quasi wrijvingsloze productie van electriciteit gerealiseerd tegen hoge snelheid. Bij GPP ligt de nadruk van de electriciteits productie op de daalstructuur, want daar wordt snelheid ontwikkeld die - mits de nodige synchronisatie - ons gemakkelijk in staat stelt de noodzakelijke 50 of 60 Hertz te realiseren waarop de netwerken wereldwijd werken. Om die reden worden ook bijkomende daalstructuren in GPP beschreven en kan dus niet van een loop systeem gesproken worden.
Bij BDS blijft alles beperkt tot één stijgstelsel met slechts één daalstelsel waarin capsules stijgen en dalen.
Ter illustratie. Bij een GPP met een daalstructuur van 100 m waarin per seconde één magneet valt (quasi 9.81 m/s) aan een constant debiet van
60 magneten per minuut zullen minimaal 660 magneten in de stijgstructuur (van 110 meter) gespreid aanwezig moeten zijn indien zij hun stijgsnelheid ongeveer 16,6 cm/ is. Rekeninghoudend met 60 stuks in het transfert systeem worden dat er 720 magneten. Indien hun stijgsnelheid - door een lager totaal soortgelijk gewicht - echter 33,3 cm/ s
<EMI ID=8.1>
zijn in stijgstructuur en / of in een bovenste opslagruimte. In al deze gevallen zijn slechts ongeveer 10 magneten per seconde effectief in de daalstructuur, doch continu! In een BDS - waarbij de vallende capsules de vorige wegduwen - moeten er echter in het laatste geval ook 300 capsules in de gravitatie zitten.
Geen opslag systeem in BDS.
Een tussenliggende opslagsysteem waarin magneten tijdelijk worden gestockeerd of in een wacht-positie blijven is essentieel om een efficiente productie van electriciteit te komen. Daardoor is ook een perfecte synchronisatie mogelijk. Dat gebeurt in GPP.
In Shin's BDS concept is het drijfvermogen de essentieel tijds-bepalende factor, dus een beperkende parameter. De snelheid waarmee een capsule stijgt bepaalt de beschikbaarheid van capsules die kunnen vallen in het daalstelsel. Dit wil zeggen één capsule stijgt, dus slechts één capsule kan vallen. In BDS heerst dus een quasi continue of constante snelheid in het ganse systeem, waarbij de 'buoyancy portion' de werkelijke snelheid van het geheel determineert.
De gevallen capsules die bij BDS in de "gravitational section" onderaan in de "capsule holding section" zitten, hebben elk slechts een functie als passieve massa (duwend gewicht), en zijn voor een relatief lange periode als magneet niet productief.
Effect van vallende capsules.
In de BDS benadering leveren de vallende capsules de nodige kracht voor het wegdrukken of opschuiven van de onderliggende capsules. Hun functie is - naast het opwerken van spanningen in de coils - enkel het verplaatsten van andere capsules. Op deze wijze vangt Shin de interne verplaatsting op.
In onze GPP benadering is dit verschillend. De verplaatsing door gevallen magneten heeft géén essentiele functie. Zij worden naar een tranfertsysteem gebracht dat een magneet naar een stijgstructuur brengt of wordt opgeslagen. Op dat moment zitten deze magneten niet meer in de daalstructuur. Deze magneten kunnen vrijelijk weer in de een of andere stijgstructuur ingebracht worden.
Shin gebruikt de kinetisch kracht van de vallende capules niet efficient, terwijl in de GPP benadering de valsnelheid in het onderste deel van de daalstructuur wordt gebruikt voor het bijkomend aandrijven van mechanische systemen en/of het opwekken van extra EMF. De hoogte doet de kinetische energie aanzienlijk toenemen. Dus hoe hoger de GPP installatie hoe meer kinetische energie wordt gegeven.
Bij BDS wordt dit niet besproken.
Verstoringen van magnetische velden in magneten.
Shin verwijst niet op de mogelijke effecten van felle schokken op de verstoringen van de magnetische velden in magneten. Deze schokken maken automatisch deel uit van zijn benadering.
In GPP zullen magneten in beginsel nooit op elkaar vallen, doch zij worden zo snel mogelijk afgevoerd. Daartoe kan bij de uitgang van een daalstructuur een gesynchroniseerd distributie systeem worden voorzien dat de magneten via wissels naar andere delen van het transportsysteem brengt.
Lower and upper elevation portion.
BDS maakt in claim 1 en 10 melding van een lower and upper elevation portion in de "buoyance section". Deze koppeling van twee sectorenwaarin een andere waterdruk heerst - is essentieel bij BDS. Bij BDS is het structureel onderscheid tussen een lager en hogere deel van het drijfvermogen deel noodzakelijk om het sluissysteem te laten werken. Shin doet dit omdat hij een soort apparaat (Shin's claim 10: An "apparatus") of moter wenst te maken, terwijl het ons daarom niet echt te doen is.
Bij GPP bestaat de stijgstructuur - die vloeistof bevat - in beginsel uit één geheel van dezelfde vloeistof. De waterdruk is op natuurlijke wijze verdeeld over de inhoud, dwz. neemt per 10 meter toe met 1 bar. Slechts in uitzonderlijke opstellingen, bv. bij de noodzaak om de impact van het aantal bar om een magneet te reduceren kunnen tussenliggende schotten of sluizen gebruikt worden om de druk van de vloeistof kolom te verminderen.
In GPP kunnen trouwens verschillende stijgstructuren in dezelfde opstelling voorkomen, ieder met andere dimensies (bv. diameter, hoogte, vormgeving, etc.), met andere vloeistof (zoet water, zout water, etc.), met andere temperatuur, met andere type van verbonden transfert systemen. Elke stijgstructuur kan eventueel magneten van meerdere transfert systemen gelijktijdig ontvangen.
Slide-and-fall section.
In BDS is dit één geheel, dat deel uitmaakt van de "containment loop". In GPP zal het "glij-gedeelte" deel uitmaken van het transport systeem, want het is inderdaad energiebesparend om gebruik te maken van de zwaartekracht om magneten naar de opening(en) van een daalstructuur te brengen, maar er moet ook rekening gehouden worden met een opslagstructuur. Anderzijds kan bij GPP het transportsysteem ook hoger liggen dan de uitgang van de stijgstructuur zodat de magneet eerst mechanisch naar een hogere positie wordt gebracht.
De opstelling van GPP is dus duidelijk verschillend van de claims van Shin.
Capsule injector - Claim 15 is contradictorisch.
In BDS is de 'capsule injector' beperkt tot het ontvangen van de capsules uit de slide-and-fall section. Shin claimt verder twee soorten capsule injectors, één in claim 15 en één in claim 16.
De claim 15 is echter onduidelijk, en bevat een contradictie, meer bepaald:' ... said second gate having an elevation higher than said second gate.' Dit is onmogelijk te bouwen. Dus dit geclaimde "capsule injector" systeem is niet werkzaam ofschoon in de beschrijving een waarschijnlijk wel werkzaam systeem wordt beschreven dat echter wellicht niet origineel is.
In GPP zal het transfert systeem ook magneten uit één of meerdere opslag systemen kunnen ontvangen. Een GPP transfert systeem kan eventueel verschillende soorten magneet-concepten ontvangen zoals beschreven in conclusie 1 in punten i. en volgenden. Ons transfert systeem kan zelfs instant - aan de magneet die zich daarin bevindt een extra bijkomend volume geven zodat haar nieuw totaal soortgelijk gewicht lager wordt dan dat van een identiek volume van de vloeistof. Dit kan bv. door het omringen van de magneet met een foam mouw, of door het omhullen van de magneet met een ijs-volume.
In BDS bevat het (enige) sluissysteem steeds water (Shin's claims 15 en
16). In GPP is het mogelijk een magneet in de waterkolom te brengen zonder dat er water in de transfert-kamer komt, door bv. de magneet in een overdruk luchtbel.
Tevens merk ik op dat bij GPP de uitgang van een transfert systeem niet noodzakelijk bij de onderkant van een stijgstructuur moeten beginnen. Op dezelfde stijgstructuur (bv. 100 meter hoog) kunnen meerdere transfert systemen zijn aangesloten, waarbij één bv. midden (op 50 m) in de stijgstructuur kan beginnen en één op de bodem (op 0 m).
Coils.
In BDS worden enkel coils gebruikt waardoor een magneet capsule kan doorgaan (Shin's claim 1).
In GPP kunnen magneten ook naast spoelen gaan en toch EMF opwekken. Zulke spoelen kunnen naast elkaar opgesteld zijn zoals getoond in figuur
8. De magneet die in het midden tussen de beschermingsglijders (82) valt zal in elk van de spoelen een inductie veroorzaken. Dergelijke opstellingen kunnen ook naast elkaar gebouwd worden, en zelfs in elkaar geintegreerd worden waarbij één spoel door twee verschillende vallende magneten wordt geinduceerd, één langs elke kant. Dit kan ook met meer magneten gebeuren. Zulke opstelling kan ook verschillende soorten spoelen bevatten, bv. elk met andere windingen, een andere soort core (ijzerkern), een andere diameter van magneet draad, etc.
Claims 4, 5, 6, 7 en 8 zijn zinloos.
In onafhankelijke claim 4 - die geen verwijzing inhoudt naar claim 1 maakt Shin "electric power" zonder melding te maken van het bestaan van een spoel. Er wordt niet verklaart hoe de electriciteit wordt gegenereerd zonder een spoel. Bijgevolg zijn ook de referende claims 5, 6, 7 en 8 betekenisloos, die allen een methode claimen om electriciteit te genereren. Deze claims van Shin - gecorrigeerd - worden door ons geclaimd in conclusies 95 tot en met 99.
Tot zover de beschrijving.
Description: A gravity-driven power plant
In this patent application a technical installation is described in which electrical voltage - thus electricity - is generated by moving magnetic elements in at least one descending structure and rising structure but desirably in several structures, the magnetic field of the aforementioned magnetic elements in coils being Electron movements are located around or within those structures. Such a magnetic element is in principle referred to as a 'magnet' in this application.
This patent application must be read and interpreted in close conjunction with the previous patent applications BE2004 / 0480, BE2004 / 0486, BE2004 / 545, BE2004 / 0552 and BE2004 / 0566. These applications may provide additional clarification and details that are defined here. cases are only briefly discussed, for example with various types of connection systems and filling systems. With the international PCT application, these documents will be explicitly added as a reference.
Definition of magnet: A magnet is understood to be a series of objects with a magnetic field in the broadest sense of the word, including protection material that is located around the magnetic field radiating body. Included as an indication only: simple permanent magnet (rods), various known magnet types (eg ring magnets, hollow cylindrical magnets), special spatially shaped magnets with eg a hollow core, magnetic bodies with cavities in the outer surface, but eg also magnetic bodies which have only (anti-corrosion) protective paint layer (s), magnetic bodies that are in a permanent or temporary housing (e.g.
a sleeve in which at least one magnetic body is located as well as a number of chambers or spaces that have been vacuum-drawn), magnetic bodies in which an extra light volume is temporarily inserted to lower the total similar weight, a magnetic body with a plastic film surrounding it with air whether gas is filled or can be filled, etc., but also adapted electromagnets, solenoids, and various arrangements of magnetic circuits that can move in the technical installation whereby they always create magnetic fields around them at the appropriate time. In the other patent applications mentioned above, these magnets are referred to as "objects", and further concepts are described which also apply in the present application.
Definition of lowering structure: A lowering structure is in principle an independent technical construction consisting of various construction materials, coils, electrical and electronic circuits, wiring, in which magnets can fall in a specific lowering zone (eg a shaft) and / or fall vertically in such a way that their magnetic field induces nearby coils located in or around said descent zone. A technical installation can contain various of such lowering structures, whereby they can have other properties, dimensions and components.
Definition riser structure: A riser structure is in principle an independent technical construction consisting of various construction materials (eg concrete, stone, wood, metal, plastic, etc) that form a container for a liquid column. If magnets are designed in such a way that their similar weight is sufficiently low, then they will rise in the liquid column based on buoyancy. Optionally, a riser structure can also be equipped with secured coils, electrical and electronic circuits, wiring, in which magnets can move (rise) in a specific rise zone (e.g., a shaft) in such a way that their magnetic field induces nearby coils moving in or around aforementioned rise zone.
A technical installation may contain various of such riser structures, whereby they may have different fluid, properties, dimensions and components. The speed at which magnets rise naturally depends on their effective similar weight compared to. the liquid, and that can be determined conceptually.
Definition transport system: A transport system is in principle a known mechanical system (eg conveyor belt) through which magnets are transported between the exit of one type of structure to the entrance of another type of structure, including to possible intermediate systems such as a storage system. The construction of a transport system takes into account the magnetic attraction of magnets, and is constructed in such a way that the magnets do not adhere undesirably to the transport system. A transport system can connect one or more structures together.
Definition of storage system: A storage system is in principle the whole of a mechanical storage structure in which magnets are temporarily taken out of the active descent or rise process and stored there, and from there - at the appropriate time - can be brought back into the active process.
Definition transfer system: Transfer system is understood to mean any mechanical system that can bring a magnet into a rising structure, in the broadest sense of the word. The insertion can be done in various ways described here, but also variants that have already been described in the previous patent applications. In principle, a magnet is thus brought from an air environment via a transfer system into a liquid medium.
This patent application relates to an electric power generating arrangement (Fig. 1) which comprises at least one magnet (11B) (e.g. a naked permanent magnet, a permanent magnet protected with at least one thin layer of film, paint and / or protective material, an non-hollow cylindrical magnet, etc.), contains at least one coil (15A) connected to at least one electrical circuit (16), contains at least one separate lowering structure (10A) (e.g. a shaft) with around it
(15C) and / or therein (80) at least said coil (s) through which (12A) and / or adjacent (81) said magnet drops and wherein the falling magnet in said coil generates an electrical voltage which is transferred to at least one electrical circuit or suitable component for further useful use, at least one separate riser structure
(10C) (e.g.
contains a high concrete silo with a continuous content) which is filled with liquid (17) in which said magnet (e.g. a closed hollow cylindrical magnet, a hollow magnet 148) rises on the basis of buoyancy if its similar weight is lower than that of an identical volume of the liquid in question, contains at least one transfer system (10G), equipped with at least one closing system containing at least one opening, through which said magnet is introduced into said rising structure (e.g.
dry transfer via a torpedo air pressure chamber 40, wet transfer via a rotary lock system
21, etc.) with or without liquid entering the transfer system, containing at least one storage structure (10K, 10J, 10L) in which at least one magnet can wait for shorter or longer periods for future use while the other magnets are active, at least one transport system (10E) comprises between the structures through which said magnet is transported, and wherein at least one structural part (e.g. the inner wall of the riser structure, a part of the transfer system, a part of the storage structure, etc.) consists of at least one non-magnetic and / or non-conductive material exists.
This description repeatedly contains the notion of "at least one", but the effective installation will desirably have several such components in function of the technical and economic yield.
The magnets are brought into the riser structure (24, 33, 45) via the aforementioned transfer system (101). There the magnets will be independent
- through their buoyancy - rise in the rise structure (10D). Their buoyancy can vary depending on their concept, but it is essential that their total volume is sufficiently large to have the similar weight of the magnet (magnet body + additional volume) lower than that of an identical volume of the liquid. To achieve this, there are various possibilities, such as a magnet that has at least one volume (cavity 147) internally that is sufficiently large to make the similar weight of the magnet lower than that of an identical volume of the liquid, so a hollow magnet .
Another concept is that the magnet body externally has at least one space (193) or internal shaft that is covered with a sufficiently strong water-resistant film (194) or by a thin hard material (106) or a housing (111A) so that the contents of that space (s) (114) is large enough to make the similar weight of the magnet lower than that of an identical volume of the liquid.
A dynamic concept is that in a connection mechanism (181) - prior to the introduction into the transfer system (10G) the magnet body with at least one extra volume-with-very-low specific gravity (130, 131, 103, 92) is equipped (93), placed therein (magnet body is each time inserted into sleeve 181 and removed above 182 again - Fig. 11) and / or added thereto in order to make its new total similar weight lower than that of an identical volume of the liquid.
The buoyancy can also be realized if - in a filling mechanism (181) - prior to the input to the transfer system
(10G) the magnet receives at least one volume of gas and / or air (185) in at least one expandable plastic and / or natural material film or membrane, in order to make its new total similar weight lower than that of an identical volume of the liquid. Such additional volume may consist of a volume with air (190), closed cell foam material (92, 103, 104, 107, 130, 131), plastic film with trapped air or gas compartments (192), ice (55), wood, etc ..
Also in the transfer system itself, the magnet can be equipped with at least one extra volume-with-very-low specific weight, placed therein and / or added to it in order to make its new total similar weight lower than that of an identical volume of the liquid. Another possibility is that the magnet is constantly provided with a floating amount of material, gaseous product or vacuum. Thus, prior to introduction into the transfer system, the magnet is already provided with an extra light volume (e.g., a magnet in a vacuum-drawn glass fiber sleeve or housing 110,115, an annular or open 91 cylindrical magnet 90 with a foam rubber form therein, a magnet 101 with attached light PE foam material 102, etc) in order to make its total similar weight lower than that of the liquid.
The magnet body can also be coated with a plastic film (191) which contains at least one air-filled and / or gas-filled compartment (192) in order to make its new total similar weight lower than that of an identical volume of the liquid. Another possible concept is that in which magnet body passes through a sufficient amount of frozen water
(ice) is surrounded or connected to it in order to make its new total similar weight lower than that of an identical volume of the liquid.
In this arrangement, the falling and / or falling magnets on the descent side will generate electricity. The more vertical the descent structure is, the less resistance is achieved. With ground-level generators, their structure causes structural friction. With our vertical generator, this problem is solved by gravity. Only a little air resistance is possible, and this air displacement can possibly even be removed for useful use (eg as basic compressed air in a transfer system. In addition, in a vertical structure a falling magnet will additionally build up a kinetic force that can also converted to kinetic energy forms A drop of a 1 kg magnet from a height of 200 meters will have an impact of about 730 kg after acceleration.
Adding extra weight - for example by filling a hollow magnet with 3 liters of extra water - this impact force will increase to more than 2,000 kg. The magnet can therefore be supplied with an additional mass prior to the introduction into the descent structure
(122) (e.g. filled with liquid) is provided (123) in order to make its total fall or fall rate higher.
Desirably, electricity is also generated on the riser side if coils (and circuits) are also placed there in or around risers. In our setup, however, this is a possibility.
The electricity that is generated in our technical installation can be used for all possible direct and indirect applications in households, industry, agriculture, services and the general economy, the recovery of water from the air, and of course in the installation itself.
Magnets can be composed of a combination of at least two versions of the aforementioned magnet concepts.
One type of magnets can both internally have at least one sealed volume
(cavity 147) have externally at least one space (193), and which is covered with a rigid water-resistant film or by a thin hard material or housing so that the content of those spaces is large enough to accommodate the similar weight of the total magnet
(magnetic body + spaces + envelope) lower than that of an identical volume of the liquid.
It should be noted here that the mere magnetic body - itself - generates electrical voltages in its descent structure through its movement through or along coils. In principle, this can be a naked magnet, such as a permanent magnet rod, without any protection. This is also provided for in the present patent application. A naked magnet will, however, be desirable with at least one layer of fiberglass (146) or plastic protection (as anti-corrosion protection) in a lowering structure (10A,
<EMI ID = 1.1>
magnet will only be protected by one layer during the fall or fall in the descent structure (e.g. a single-layer fiberglass housing in which it rests, a magnet surrounded by a film 146, a magnet covered with a dyed plastic layer).
However, such a magnet cannot rise in the liquid column of the riser structure, therefore - in that case - one or more extra-light volumes are added or extra air or gas is added via a connection / filling system (181). Prior to the input into the descent structure, magnets can also be coupled to each other (+ with - pole). Practically and desirably, a magnet (101) will always be protected during transit through all structures in the same single-layer housing (e.g., a single-layer fiberglass housing 110), which is either re-openable (e.g., opening screws 113), or whose parts are glued together, fused or welded (eg UltraSoon, High-frequency 113,
115). Hereby I note that the reopening and relocation does not always have to be done together, but that is possible.
There may also be a specific reason, for example, to place a stronger magnet body in a certain type of sleeve (281) or to simply reverse it (change polarity) to obtain a different output in an underlying circuit or component (eg capacitor) .
Numerous types of magnetic bodies can be used in our installation, either individually or simultaneously. For example a protected magnet (eg permanent magnet in rare raw materials such as Samarium cobalt, iron neodymium boron) surrounded by
<EMI ID = 2.1>
and 111B, 110, 115) in which the magnet (101, 117) is located, and at least one additional chamber or space (114) in the housing in which there is air, gas and / or a vacuum.
Thus, a magnet may have a housing that internally contains at least one chamber in which there is either air or gas, or which is vacuum-drawn.
Here again we claim that prior to the introduction of the magnet into the riser structure the magnet can be provided with an extra light volume or an extra air and / or gas volume in order to reduce its total similar weight and to increase its rise speed. This is an important alternative method to provide buoyancy to a relatively "too heavy" magnet body.
Some magnets in the installation - depending on the rising or falling economic need for electricity - may or may not be active in lowering and / or rising structures, therefore passively in a storage structure
(10K) are stored. A magnet can optionally be adapted in the storage structure (eg opened and provided with a stronger magnet or an additional magnet body added).
Our set-up is not a loop system since a magnet, successively in different descending and ascending structures (10A,
<EMI ID = 3.1>
that a magnet is not specifically assigned or limited to a limited cycle.
A magnet can also have a housing that allows access only in specific descent structures (and adapted transfer systems), namely in a housing with specific design (281) (eg asymmetric, elliptical, curved) that can only be used in a suitable (280) descent structure move (fall, fall). Due to such a special housing, the outside will have a specific shape (281) and thus some of them can move correspondingly in the compatible structure (280) of a lowering structure so that the magnet body (282) drops into a predetermined pole position, e.g. of the poles (282A) induces a coil (283) that may differ from the coil (284) induced by the other pole (282B).
This can be interesting to produce current of a certain type, or to create a desired imbalance between certain coils and components by the same magnet. In Figure 28, the magnet also falls in a fixed manner and the polarity is distinguished vertically (282 A and B, as well as in 117) as opposed to, for example, Figure 14C where it is distinguished horizontally.
<EMI ID = 4.1>
plastic sleeve is desirably made up of at least two mating parts (111A and 111B, (e.g. transversely, in length 115, at end), with the magnet body (101) being mounted in the special internal compatible positioning elements (112) during assembly and in addition to which there is also at least one air chamber (114), after which the parts are closed (e.g. screwed) and optionally permanently connected to each other (e.g. glued, fused). inner-facing and / or outer-facing surface structure is provided (118) which fits loosely into a compatible structure of a lowering structure such that - optionally - the magnet (117) drops into a predetermined pole position.
The following are some comments and variations regarding the setup.
Our set-up has in its minimal concept at least one magnet that makes at least one passage in at least one descent structure and at least one riser structure. In case several similar descending and / or ascending structures are present, a magnet will therefore never travel a fixed route as it would in a walking system where a magnet always has the same front and rear partner. The storage system in our setup breaks this. The magnets will not follow each other in a fixed pattern or sequence as would happen in a loop system without a storage system.
In our arrangement, it is possible that at least one magnet makes at least one passage in at least two different descent structures (Fig. 7) and at least one riser structure (Fig. 6), or that at least one magnet makes at least one passage in at least one descent structure and at least two different riser structures (60, 61, 62, 63, 64, 65). It is also possible that at least one magnet makes at least one passage in at least two different descent structures and at least two different riser structures.
In our setup, the total number of magnets available on the riser side (10C) plus those in the storage system (10K, 10J) will in principle always be at least one magnet more than the total number of magnets in the descent structure (10A).
In our setup, a riser structure consists of only one whole volume of the same liquid (64). However, it is possible that there are at least two descent structures, for example one with fresh water (60) and one with salt water (61). Rising structures can also differ dimensionally from each other in the same installation, for example one high (10A) and one short (10N).
In our setup, a magnet at the exit of the riser structure can be automatically pushed up in a conveyor system by the buoyancy of the underlying magnets, but in an industrial setup it is desirable that a risen magnet through a linear and / or rotary distributor (10M) (e.g. a drum sorter, magnetic picker (Fig. 21) is guided to a desired location, either brought into one of several descent structures, either to a storage structure or to a remover system (of the extra light volumes). This can also happen at the low level - at the exit of a descent structure where a dropped or fallen magnet can be brought - by a distributor - into one of several risers, to a storage system and / or to a connection system (where extra light volumes with magnetic bodies).
It should be noted here that at least two dropped or fallen magnets from the same lowering structure - through a distributor - can also be brought to two different climbing structures - possibly with different heights and diameters. This can also be done for at least two rised magnets from the same riser structure, which can then be brought by a distributor to two differently lowered structures - possibly with different heights and structure of coils and underlying circuits. It is clear, therefore, that in our setup a descending structure and a ascending structure are not inseparably linked in terms of content, ie. do not connect with each other as forming one cycle or consisting of one pipe system.
On the other hand, this is not desirable because in a loop system, efficient electricity production is only achieved if a minimum ascent rate is achieved. In our setup, constant electricity can be generated because even at a very low ascent rate, sufficient magnets can be present in the ascent structure, storage system and transport system to achieve full utilization of the descent structure. With a closed running system, the height of the descent structure will even reach a maximum limit (stagnation) in terms of the number of possible magnets to be supplied, since there must be as many magnets in the riser structure as in the descent structure. This is not the case in our setup.
So there are sufficient numbers of magnets in the (slower) riser structure and / or the transport system - and possibly in the storage structure - to be able to bring an optimal amount of magnets into the (faster) sink structure. We will come back to this later when discussing a patent from Shin. In our setup, a descending structure and a ascending structure can each have multiple entrances and / or exits (Fig. 7, 73, 74) (Fig. 6, 66), and one ascending structure can cause the magnets for various descending structures to rise. In our setup, a drop structure does not contain any liquid except in a specific variant such as that shown in Figure 16.
In our technical installation, a descent structure and a
<EMI ID = 5.1>
ascending structure its exit (s) can also have lower than the entrance (s) of a descending structure whereby the magnets are brought to a higher point in a mechanism way. Desirably, however, the exit of the descent structure will be at a higher level than the entry of the riser structure, thereby including all intervening systems and structures.
In our approach, the set-up is also expandable so that new additional lowering structures and / or rising structures are added to the original lowering structure and / or rising structure, both in number and in height. A descending structure can be built against a larger ascending structure, or one ascending structure against a descending structure.
Since our set-up is open - and not a loop system - the magnets can - depending on the desired effect - be placed upside down (eg + pole down) in a lowering and rising structure, or transformed. For example, a certain type of rare-commodity magnet body can be placed in a different type of sleeve or housing and then only suitable to move (to fit) into, for example, only two specific lowering structures of the two hundred lowering structures of the arrangement.
It is also important to note that our setup can be connected in a network with other setups.
In our setup, a descent structure and / or ascent structure can be made up of modules that fit in or on top of each other. These modules can contain at least one coil and related circuit (s) in addition to the structural elements themselves.
In this arrangement, at least one naked or - desirably - magnet treated with at least one thin film or finishing layer can be placed in a public and closable housing during an insertion process (connection system) to increase the volume of the magnet body (and allow similar weight) decrease) so that it can rise in the rise structure. Naturally, a reverse process may take place, namely during a removal process from being taken out of said housing before placing it in a descent structure.
The arrangement can be various electrical components and / or circuit elements
(e.g. coils, helix coils, rings, conductors, magnets, resistors, inductors, insulators, etc) can be used which operate according to known systems and operating principles from the technique of electricity reprocessing and storage and electronics are used (e.g. capacitors, rectifiers 224, resistors, inductors, insulators, conductors, generators, electric motors, transformers, circuits, resonant circuits, etc.). It is also important to provide that in such an arrangement at least one computer controls the synchronization of the processes and / or systems involved.
The following are a number of descriptions of climbing structures.
Rising structure (200) can, analogous to the design of a descending structure around it and / or therein, have at least one coil (15A) through which and / or in addition to which at least one magnet rises and wherein such rising magnet generates an electric voltage in at least one coil which is transmitted to at least one electrical circuit (16) for further useful use (e.g. storage in a battery, drive of a motor or machine, conversion to a transformer, etc.).
In a common riser structure (10D), different - different magnets from each other (eg length, diameter, type of housing, strength, etc.) can rise together. In practice, each common riser structure must have at least one subdivision (eg double nylon screen, an internal framework, internal plastic grids, etc.) to avoid attracting (sticking) of rising magnets. If magnets rise freely in the liquid, the opposite poles will attract each other in close proximity and form clusters. This should in principle be avoided, although a wide output - depending on the frequency and synchronization - does not make it absolutely necessary.
In our set-up, a rising structure (60) does not in principle have zones with structurally (eg sluice) distinctive low and high water pressure. In a specific case, a vertical riser structure may have at least two lock structures that reduce the water pressure on the vertically rising magnets during the rise because the total water column is divided (eg a total of 320 m = 32 bar is divided by three lock systems into four sectors of 80 each) m = 8 bar).
A riser structure is not limited to a running system and may be equipped with at least two transfer systems (10F) that bring magnets into the fluid of the riser structure. A large cylindrical climbing structure, for example, have five hundred transfer systems. For example, the wall of a dam on its outer wall can have numerous descent structures and also have transfer systems that bring magnets into the reservoir that then serves as a riser structure.
A riser structure will desirably have at the output (s) at least one magnet distribution system (10M) that the superimposed magnets in a fixed predetermined manner (e.g., magnetically, Fig. 21, according to outer form 281, etc.) or in an interactive manner ( (eg selection by barcode printing) leads to at least one descent structure and / or to at least one storage structure. Such collection system (210) for emerging magnets may be equipped with fixed magnets (211), electromagnets (214) and / or solenoides.
A riser structure may itself also contain at least one storage structure or storage zone in which magnets wait.
The riser structure will have in its wall, on a side wall and / or at the bottom in its bottom, at least one opening which is connected to or forms part of a transfer system.
Hereafter according to further descriptions related to descent structures.
Descending structures can have various constructions at the bottom to collect, slow down and possibly capture the kinetic energy of the falling magnets. When designing and building an installation, the engineer will make a choice from eg a long run-off zone
(76B) in which more coils are possible, a short mechanical collection system (e.g. Fig. 15) which primarily aims at kinetic energy, a spring system (172B, 172C), a hydraulic system (178).
A descent structure with, in its lower zone, a delay zone (14,
76B) in which the falling or falling magnet is delayed, possibly brought to a halt for further transport, storage (10J) and / or immediate input into a transfer system (10I).
A specific lowering structure can therefore have in its lower zone (171) a mechanical collection system (13, Fig. 15, Fig. 16) in which the falling or falling magnet is mechanically (179) (e.g. springs) and / or pneumatic (178) is collected whereby it releases its kinetic energy to the mechanism (e.g., rotating baskets 151) for useful use (possibly to a traditional generator 152, 162), thus bringing the magnet to a possible standstill (174) for further transport
(10E), storage and / or immediate input into a transfer system (10I).
The descending structure may also have a magnetic collection system in its lower zone that has at least one heavy magnetic field generated from coils, magnetic circles and / or magnets, whereby the falling or falling magnet is magnetically delayed or brought to a possible standstill whereby it converts its kinetic energy in EMF (Electro Motive Force) for useful use, and the magnet is further transported or stored and / or immediately inserted into a transfer system (10I, 10G). The lowering structure can therefore also be installed in its lower zone, a hydraulic and / or pneumatic collection system
(178).
A separate water basin (160) may also be placed in its lower zone which converts the water pressure peaks caused by a falling magnet (11) into mechanical (164 and 162) and / or compressive force (161), and subsequently - via at least one lock (10G) - the magnets lead to a riser system. When the magnet comes down, the initial force of the displaced water can be derived by closing a special door (165), after which it is opened to drain the magnet through a special channel (Fig. 16 -10E). This system requires the supply of a water reservoir (167) which, however, can also be supplied from the riser structure (10C).
A lower structure can also have combinations of two or more aforementioned versions in its lower zone, since a lower structure can have several outputs.
It is important to point out that in a trough structure with a specific diameter and / or shape (281) also magnets with different concepts (eg naked magnet, protected magnet 148, sleeve)
110, multi-magnet sleeve 117, chain of magnets, magnets with extra volume. 10, FIG. 18, FIG. 19, ...), so also magnets of different forces and magnets with different positions of pole direction, provided their total diameter and / or shape is identical. However, it is also possible that a trough structure has a specific cross-sectional architecture (e.g. circular base but with outwardly directed conductors) so that magnets with different outer structure (e.g. circular cross-section 101, circular cross-section with additional conductor surface structures 118) can be used simultaneously.
For example, a lowering structure can be suitable for a sleeve with conductors
(118) is also used by sleeves without these conductors (110) if their circular cross-section is the same. Conversely, sleeve 118 cannot be in a purely circular descent structure for sleeves 114.
It should be understood that coils of a descent structure may be directly and / or indirectly connected to other circuits and / or electrical and / or electronic components of other descent structures and / or risers, all of which are part of the same arrangement.
A special case may occur in the descent structure, in which the descent structure has in its lower zone (171), a mechanical collection system (13, Fig. 17) in which the falling or descending magnet mechanically (179) (e.g. via straight or spiral springs) and / or pneumatic
(178) is collected with the magnet from a certain height
(173) is received by a sliding (176, 177) receiving structure (175), whereafter the magnet (11) is fed through an opening (174) to a conveyor system (10E).
A descent structure (10A) is desirably positioned vertically so that the magnet falls into almost complete free fall, and certainly in its upper portion (76A). In order to use a lowering structure efficiently (high flow rate of magnets) it is desirable that at least one synchronized distribution system is provided that the magnets via a switch or switch mechanism (75, 76C, 170) to other parts of the lowering structure, the collecting system ( 13, 172A, 172B, 172C) and / or transport system (10E). Thus, it is not always necessary to wait for the discharge of stationary magnets on or at the bottom.
Various transport systems can be used in our setup, such as simple rail, roll and / or belt mechanisms. In transport systems, the optimal use of non-magnetic materials must certainly be considered to avoid blockages. Transport systems may be required at different levels, such as those located between the bottom (output) of the descent structure and the transfer system, and between the output of a riser structure and entrance of the descent structure.
It is possible that the transport system is the transfer system itself if the output ends directly in the transfer system. However, this is an exception.
A desirable transport system will also divert a portion of the magnets to a storage structure (10K, 10L, 10J) in which magnets can be stored for future use in one or more descending and / or ascending structures. This is especially important at the top of the setup. Efficient use of the lowering structure requires that sufficient magnets are always available. If several descent structures are used, this is certainly necessary.
The storage structure (10K, 10L) thus has a mechanism that stores magnets from a riser structure and keeps them available for entry into a descent structure, but at the bottom a storage structure (10J) and mechanism can store the magnets from one or more descent structures and keep them available for input in one or more transfer system.
Specifically, a storage structure can hold each magnet in or at a separate location (e.g., cavity, shape), possibly attracted there by a fixed magnet in the contact bottom of the installation.
A storage structure can be incorporated in a descent structure so that a faster supply of magnets is realized, and can even be the only way of supplying magnets in a descent structure. Consider here, for example, a sort of drum mechanism of a colt (rotary) or a gun (linear charger) (46). This can be similar to the supply of magnets in a transfer system (cf. Mechanism 42). A storage structure can also be incorporated into a rise structure, but this is less efficient.
Descending and rising structures may have other arrangements and / or types of coils because the speed of the magnets differs. This is also valid for the electrical circuits that may be different from other circuits depending on their position (eg height) in a descent / or in a riser structure, or the type of structure. Indeed, the speed of a vertically falling magnet will accelerate and may, for example, change the optimum distance between windings of a coil. They may also be different from other circuits depending on the type of magnet that moves in a descending and / or ascending structure.
A number of electrical circuits will, for example, have at least one rectifier
(rectifier), and depending on the desired output, certain coils may be connected in series or in parallel.
The coils used in our set-up can therefore be in terms of number of turns, height, distance to each other, thickness of wire, composition of the wire, material, winding around a core, position in a magnetic circuit, magnetic path of which they form part differ from each other in a structure, as well as between structures.
In the arrangement, coils (270, 271) can be used which are located around at least two magnetic cores (87) and in which the windings lie such that they either move each other's electron
(direction) increasing (271) or (270) counteracting each other's electron movements locally (272) to obtain extra voltage peaks in the total coil. Such coils can be useful depending on the desired result.
Coils (270, 271) may also be present in the arrangement, each of which can be moved individually or in groups by a mechanism in respect of the distance from the descending zone of a magnet, or can be replaceable by other coils that come into their vacated position. As a result, the manager of an arrangement can not only change the concepts of the magnets (e.g. by changing the sleeve type, changing the magnet body or changing the rise speed, but also the nature of the coils and their underlying circuits. the whole is therefore very dynamic.
For our setup we also claim specific coils, the height of which is a maximum of twenty-five percent greater or smaller than the height of the effective magnet, without taking into account the possible housing or the extra lighter volume. In this arrangement, we also claim the use of at least one coil that is a single coil that has at least one enclosing metal layer on its outside, ie. an alternative to the known amplifying effect of magnetic field through an iron core in a coil. In our set-up a so-called polyphase coil system can also be used in which at least one metal core (87) is placed in each coil.
Higher was already mentioned the method to give magnets extra volume. This takes place in a connection system (181) located in front of or in a transfer system in which at least one extra-light volume (92, 103, 130, 186, 187, 188) - is physically or automatically connected to a magnet. Such a connection system can also be effectively a filling system in which an extra volume of air and / or gas is introduced into a film or a flexible container (185) that is placed around or on a magnet.
A connection system (181) can receive at least one non-connected extra-light volume via a drop shaft (180) from a remover system (182). This remover system (182) will remove at least one extra-light volume connected to a magnet from the magnet, and route the extra-light volume to a lower connection system. This is described in detail in some of the above-mentioned patent applications.
A specific remover system will allow air and / or gas to escape from a film or flexible container around a magnet.
The following descriptions mainly relate to the possible transfer systems. These are essential for the functioning of the set-up. Here the question of such a transfer is possible with the least possible loss of water from the riser structure. In a geographic zone with sufficient water, this may not be a problem, but our setup must also function in desert-like environments, sometimes even where water - after the start - will only be obtained from condensation water.
With a transfer system, at least one magnet - coming from a descent structure or from a storage structure - will be introduced into an air-filled chamber, and a riser structure will be introduced from there. This can be done via a simple locking system (Fig. 3) with at least two doors (35), wherein the chamber (32) is first filled with air while at least one magnet is inserted, after which the first door is closed, and then the chamber is closed. filled with water by opening the second door or first letting water flow into the chamber via at least one water valve and allowing the compressed air to escape into a highest point of the chamber or collecting it via a self-closing valve (31) to a pressure vessel for possible useful use, and then after the second door has been fully opened the magnet (s) rises upwards (33) in the liquid (26)
of the riser structure, after which the second door is closed and the enclosed water - and after opening an air valve with outside air - is discharged for possible useful effect or is pumped to a higher part of the riser structure by a traditional pump (34) or eg a Breur's pump. This is shown in Figure 3. Three magnets are processed simultaneously. Another transfer system is a rotary lock system (Fig. 2) with open cavities
(22) - in the rotating body (21) that fits tightly against the wall (25)
- in which at least one magnet (23) fits, wherein lost water (28) is pumped back (34) to the riser structure (10C) or is carried away. Here I also refer to a previous patent application. Another transfer system is a sort of torpedo system (Fig. 4) in which a tightly fitting closed chamber (40) with at least one inserted magnet - compressed air (41) behind the magnet - which, by the way, desirably has a flat rear (116) has (e.g.
ball shape) after which it (44) is torpedoed in the liquid during the opening of a suitable door (43) in an air bubble (45), after which the door closes synchronously just after the magnet slides out and while escaping of the air bubble, so that no water enters the room, after which a new magnet is introduced through another door, slide and / or loading system (42), and the whole repeats itself. The compressed air is possibly - partly - supplied by displaced and collected air (53) from descent structures.
Another transfer system concept concerns a projectile system (Fig. 4) in which, in a tightly fitting closed chamber with at least one inserted magnet - which desirably has a flat back (e.g., ball-shaped) - water is first let in by opening the door on the liquid side and then both the magnet and the water are blown out of the chamber via an air bubble of compressed air (53), after which the door closes synchronously just after the magnet has fired out and still while the air bubble is escaping .
A stranger system is that in which a sealed freezing chamber (50) is used in which at least one magnet is inserted, at least one part of which is surrounded by sufficient water (e.g. from the riser structure) that is subsequently frozen (51), the whole (magnet
54, ice 55) is pushed out or torpedoed (see c. And d. Above), the door is closed synchronously, after which the magnet connected to ice <EMI ID = 6.1>
and taking into account the melting rate of the ice in the liquid when determining the minimum amount of ice.
An installation has already been described above by means of which electricity can be generated.
We also claim a more primitive method for generating electrical voltage in the riser structure. This method involves: inserting a magnet sleeve or magnet into a first part of a circular installation or device, thereby allowing the aforementioned magnet sleeve or magnet to move into said first part by means of buoyancy (Archimedes) where the said magnet sleeve or magnet passes through at least one coil located in or around the aforementioned part of the circular installation or device and thereby induces electricity through the movement of said magnet sleeve or magnet through said first part of the circular installation or device . The aforementioned first part of a circular installation or apparatus is thereby filled with liquid.
The method further involves the act of placing said magnet sleeve or magnet in a magnet sleeve injector or a transfer system as described in claim 1. The magnet sleeve or magnet is then pushed by the collective weight of a majority of magnet sleeves or magnets. The method further implies that at least one magnet is introduced into a transfer system (e.g. a lock system, an air pressure injector) so that said magnet is introduced into the riser system.
Furthermore, the following method is claimed for generating electrical voltage by means of the combined use of gravity and buoyancy, whereby the method involves: inserting magnets (e.g. magnet sleeves, magnets and / or modified magnets) in a technical installation in which they being able to circulate, allowing said magnet to move in a first part of said installation by means of gravity, namely falling and / or falling, also allowing said magnet or sleeve to move in a second part by buoyancy namely, rising, wherein the aforementioned magnet sleeve or magnet goes alongside at least one coil located in or around a aforementioned part of the circular installation or device,
and thus induces electricity flow by the movement of said magnet sleeve or magnet through at least one of said parts of the circular installation or device.
With this method for generating electric power, the first part of a circular installation or apparatus cannot be filled with liquid, but the second part can. This method then involves the act of placing said magnet sleeve or magnet in a magnet sleeve injector or a transfer system as described in claim 1. Optionally, the magnet sleeve or magnet is pushed by the collective weight of a majority of magnet sleeves or magnets. Furthermore, in this method, at least one magnet is introduced into a transfer system (e.g., a lock system, an air pressure injector), whereby said magnet is introduced into the riser system
(second part).
The method optionally means that an extra-light volume is added to at least one magnet (body)
(181) so that its similar weight is lighter than that of the identical volume of the liquid into which it is introduced.
A method is also described for generating electric power in which a magnet falls into a vertical shaft next to at least one coil (Figs. 8, 14A, 22) and generates electric current therein.
In our descent structure, the magnet (86, 101, 148) can fall and / or fall through a zone (149) that is bounded by spacers (77, 82, 84,
141) (e.g. round wooden skeleton, squares of plastic slats, etc.) so that there is no direct contact with the coils (81, 142) lying around them, but where the magnet is at a distance at which its magnetic field (12B) is at least induces one coil (15A). Figure 8 shows a possible section. Some coils are represented differently there (eg 83). Such approaches can also be placed side by side with falling magnets inducing the same series of coils.
In our lowering structure, identical coils (81, 83) can lie around a zone in which a magnet falls, and thus fall within the range of the magnetic field (12B) of the respective magnet, but they can also differ from each other (81, 83) ) to be.
The coils or a plurality of the coils of an arrangement may have a conductive metal core (87) and / or have a conductive metal jacket around them.
A coil (142) can also be part of a group of coils, each around a common magnetic circuit (220) (so-called Magnetic core)
(e.g. from nanocrystalline material, cobalt niobium boron, iron core) so that the magnetic fields (12B) of a falling or falling magnet in the system cause an interaction of increasing and decreasing electrical voltages (primary and secondary) that can be collected in associated and appropriate circuits (224) or components. Conceptually this is similar to a transformer approach. In our setup, however, the implus is given by the falling magnet. Afterwards, the circuit will have a self-reinforcing internal interaction of electrical currents.
In this joint magnetic circuit an additional magnet (144A) can be placed between a coil (142) and another coil (143) between the upper (140A) and lower (140B) magnetic circuit plates so that an increased interaction is created. induced in the connected magnetic paths (140C) and alternating voltages in the coils, even after the internally falling magnet (101, 148) has been phased. Optionally, at least one coil in said magnetic kting can be a closed coil, ie. which forms an internal circuit, whereby the magnetic wire (e.g. copper) may or may not have a different diameter in this closed circuit.
On a coil in this circuit arrangement (142) a voltage may have been initially set up - from an external source (e.g. battery 223, capacitor), with or without a switching circuit being placed between the two changing the polarities, but that is also possible on every coil of the technical set-up in general.
An important consequence of this arrangement is that at least one circuit (231) can be used for the recovery of water from the air (e.g. by condensation between plates with different temperature, plates with different voltage: plate / membrane / plate), whereby the water can then be used for supplying a rising structure, for the production of steam, for human consumption and household, economy, industry and for agriculture.
Since in our approach we do not only consider traditional magnets (see definition above), we also want to show the following additional method for clarity: A method for generating electrical power through the combined use of gravity and buoyancy, whereby the method includes:
introducing a solenoid into at least one technical installation in which it can circulate, allowing said solenoid to move into a first part of said installation by gravity, namely, falling and / or falling, allowing said solenoid to move in a second part by buoyancy, namely rising, wherein the aforementioned solenoid passes through and / or next to at least one coil and / or at least one magnet which is located in or around a aforementioned part of the circular installation or apparatus; and then induces electricity by the movement of said solenoid through said first and / or second part of the installation. Such a solenoid (242) can therefore be used instead of a traditional magnet to generate electrical voltage in at least one structure (10A).
That solenoid is enclosed by a housing (241) (e.g., Sleeve Fig. 25), and the solenoid internally then has an iron-magnetic core (243) internally. A battery (244,
252) or capacitor that may be activated or deactivated by a wireless communication system (245, 251 and 246).
In addition, we also describe a method for generating electrical force by means of the combined use of gravity and buoyancy, the method comprising: inserting an electromagnetic arrangement (263) - with at least one magnetic transformation core plate (220) therein (known as a magnetic circuit) with at least two coils (142, 143) located in a housing (e.g. sleeve 260), and optionally a battery connected thereto
(223) - in at least one technical installation in which it can circulate;
giving the possibility that said electromagnetic arrangement can move in a first part (262) of the aforementioned installation by means of gravity, namely falling and / or falling, giving the possibility that said electromagnetic arrangement can move in a second part by means of buoyancy, namely with the aforementioned electromagnetic arrangement passing through and / or adjacent to at least one coil (15A) and adjacent to at least one magnet (261) located in or around a aforementioned portion of the circular installation or device, and then inducing electricity by the movement of said electromagnetic arrangement through said first and / or second part of the installation.
The previously described electromagnetic arrangement (263) can also be done in a 3D arrangement (Fig. 14B) in which between the outer coils
(142) and the center coils (143) additional permanent magnets (144B) are placed.
Finally, a method is described for reducing the similar weight of a magnetic body for the purpose of causing it to rise in a liquid column of an electricity generating plant, the method comprising: Adding a sufficient volume of very light material and / or additional limited space on a magnetic body such that the total volume of the whole has a lower similar weight than an identical volume of the liquid into which the whole is introduced, the act of placing said whole in an injector or in a transfer system, the operation of the injector or transfer system whereby the whole is brought into a water column and allowing the said whole to move in the aforementioned liquid column by means of buoyancy (Archimedes).
Under this formulation both the addition of an extra light material object and an extra gas volume are covered so that the total magnetic body can rise in the rise structure.
Subsequently, we now pay attention to an OMPI WO Patent from Mr. Shin and indicate the essential differences with regard to our approach.
After submitting patent applications BE2004 / 480, BE2004 / 486,, BE2004 / 545,, BE2004 / 552, and BE2004 / 566, I found the following international patent application at OMPI. Patent WO 2003/069755 A3 describes a "Bouyancy-driven electric power generator" (hereinafter referred to as BDS) which also works according to the Archimedes principles. In our opinion, however, there is sufficient distinction to regard our setup (hereinafter referred to as GPP) as essentially different and original.
A number of points are discussed below regarding patent WO
2003/069755 A3, and essential points of difference are discussed with our GPP setup.
Mr. Ernest Shin describes in claim 1 a closed "loop" system with a fixed number of "magnet capsules" in the loop, and such capsules rise in a buoyancy section which - always - consists of two parts ("lower elevation portion" and "upper" elevation portion "). In this claim reference is made to a "slide and fall section" which together with a "capsule holding section" constitutes the "gravitational section". All these elements are different at GPP.
Magnet capsules.
Shin only claims "Magnet capsules" that go through the loop process. BDS does not discuss simple magnets (with purely surface protection), such as those that can be used in GPP in the lowering structure.
However, it is already sufficient to use special open or closed hollow cylindrical magnets not to speak of a magnet capsule anymore, and to break the first claim of Shin.
Normal magnets with a "full core" can normally never rise in a rising structure. In GPP, however, such magnets can, for example, have an additional - very light - volume, which structurally increases the total volume in such a way that it obtains a very low "total" similar weight, which means that it will rise in the liquid column. This can be used by using materials that still allow the magnetic fields to pass through.
In GPP - and in the aforementioned patent applications - such variants are clearly described.
In GPP, the aforementioned magnets can, for example, also be given an extra volume so that the whole certainly cannot be called a "capsule".
In GPP, for example, it is also possible to use sleeves which, however, have vacuum-drawn comparatives, which is certainly not described by Shin.
In GPP, magnets with different structures but with the same diameter can be used dynamically in the various structures. The same magnet can - depending on a human decision or computer program - rise one moment eg via a riser-filled structure, the next round in a salt-water riser structure, and, for example, first via a descent shaft with eg 3 reels per meter of 10,000 turns each # 38, and at the next fall through a descent shaft with, for example, 2 reels per meter with 12,500 turns each of 28, and for subsequent falls in a descent structure of 100 meters height, 60 meters height and 85 respectively meter.
It is also possible to switch from lowering structures that, for example, lowering structures with the same coil types but where the coils are connected to other types of circuits or electrical components, and therefore have a different type of output. In GPP, however, magnets with different diameters can also use the same rise structure and be sorted at the exit for storage or transport to their respective fall structure (s).
GPP also provides that the magnets can be replaced by capacitors, which can also have all structural features
<EMI ID = 7.1>
described in claim 1.
An essential difference between the BDS and GPP approach to magnets, however, is that the magnet capsules from Shin always have a "low density material" that encloses a magnet (Shin's claim 17) around which there is a "casing". With GPP, however, a very thin but very strong material - with a very high density - that may also be impact-resistant - is placed around the magnet. This high-density material also has an anti-corrosion effect (eg against possible condensation).
Afterwards, in GPP - in the most desirable version - this protected magnet is placed in a housing - in preformed structural elements that hold the protected magnet in place - which are also made of a very thin but also high-density material, with the inner side shape of the housing sufficient space is provided for air or gas to cause the total volume of the housed magnet to rise in the liquid of the riser structure. This space can therefore also be evacuated.
In GPP, multiple magnet cores can also be used in all variants of the magnets, eg one sleeve with three ring magnets. A multi-chamber sleeve can also contain several different types of magnets. A sleeve can also contain ring magnets that have only one pole side on the outside.
The GPP magnets thus deviate considerably from the concept that Shin claims.
Containment Loop.
The Shin walking system explicitly contains only one "buoyancy section" and one "gravitational section". GPP, however, contains at least one "ascending structure" and at least one descending structure, and additional structures that are essential for the realistic functioning of the arrangement. GPP is not a loop system in which magnets follow each other in a fixed order such as a "loop" assumes, but magnets are dynamic actors that can successively run through various identical or different descending and ascending structures, and can also - temporarily - passively in a storage structure remain stored. In GPP, for example, the same magnets in a subsequent round can generate current or output with different properties because they then go through different types of coils.
The Shin loop system can only give a fixed return, depending on the number of magnet capsules and their similar weight. In the case of a very large number of capsules, a large number of capsules will be stored at the bottom of the fall zone that yield nothing. They wait until they are brought into the buoyancy zone. With GPP, the fallen magnets can be immediately brought into the wider riser structure or into another riser structure so that they can be immediately brought into other descent structures at the riser outlet. Eg A BDS with a height of 98 m has 1200 capsules of which 600 rise in the climbing structure, ten fall and 590 are in the waiting zone. This is of course inefficient.
With GPP, these 590 will be used optimally, ie. a part (eg 190) is injected immediately or at the appropriate time into the original riser structure (by one or more transfer systems simultaneously - and for example 400 are used in other - possibly shorter - rise and fall structures). arise in the supply of magnets in a certain descent structure, then magnets from the higher storage system can be used.
On the other hand, BDS is bound to a minimum ascent rate. If, for example, a descent structure falls one magnet per second, the ascent structure in BDS must be able to apply this. However, if the rising speed of a magnetic capsule is only 16 cm / sec, then this is impossible to achieve in BDS. In that case, a magnet capsule at Shin will have to reach a rise speed of 100 cm / sec. There is therefore a lower limit on a minimum ascent speed of BDS in order to achieve a reasonable pace in the descent structure. Shin does not discuss this because in his line of thought the primary electricity is generated in the "buoyancy section".
With GPP the fall frequency can also be increased without problems, for example switching from 1 magnet / sec to 2 magnets / sec.
We believe that an optimum return is only possible if there are more magnets on the riser side. Drawing FIG. 1 from Shin shows that there are 15 "capsules" on each side, so an equal number. Shin's model is therefore industrially inefficient and not realistic. He believes that the yield of electricity can be increased by adding extra capsules and coils (Paragraph 2, page 13), which in itself is correct, but this does not increase efficiency. Shin's approach remains a limited system. The speed of ascent in a loop system is limiting and determines the maximum utilization of the descent. And that speed is determined by the driving properties of his capsules.
In GPP, the most important side in which electricity is generated is the fall or fall structure. Indeed - with an ideal GPP set-up, a virtually frictionless production of electricity is achieved at high speed. At GPP, the emphasis of electricity production is on the descent structure, because speed is developed there that - provided the necessary synchronization - enables us to easily realize the necessary 50 or 60 Hertz on which the networks operate worldwide. For this reason, additional descent structures are also described in GPP and can therefore not be referred to as a loop system.
With BDS, everything is limited to one ascending system with only one descending system in which capsules rise and fall.
As an example. With a GPP with a descending structure of 100 m in which one magnet falls per second (almost 9.81 m / s) at a constant flow rate of
At least 60 magnets per minute, a minimum of 660 magnets will have to be present in a staggered structure (of 110 meters) if their ascending speed is approximately 16.6 cm /. Taking into account 60 pieces in the transfer system, there will be 720 magnets. However, if their ascent rate - due to a lower total similar weight - is 33.3 cm / s
<EMI ID = 8.1>
are in a rise structure and / or in an upper storage space. In all these cases, only about 10 magnets per second are effective in the descent structure, but continuously! However, in a BDS - where the falling capsules push the previous ones away - in the latter case, there must also be 300 capsules in the gravitation.
No storage system in BDS.
An intermediate storage system in which magnets are temporarily stored or kept in a waiting position is essential to achieve efficient production of electricity. This also makes perfect synchronization possible. That happens in GPP.
In Shin's BDS concept, buoyancy is the essential time-determining factor, so a limiting parameter. The speed at which a capsule rises determines the availability of capsules that can fall into the descent system. This means that one capsule rises, so only one capsule can fall. In BDS, therefore, there is a virtually continuous or constant speed in the entire system, whereby the 'buoyancy portion' determines the actual speed of the whole.
The fallen capsules at BDS in the "gravitational section" at the bottom of the "capsule holding section" each have only a function as passive mass (pushing weight), and are not productive for a relatively long period as a magnet.
Effect of falling capsules.
In the BDS approach, the falling capsules provide the necessary force for pushing away or sliding the underlying capsules. Their function is - besides working up tensions in the coils - only moving other capsules. In this way Shin handles the internal displacement.
This is different in our GPP approach. The displacement through fallen magnets has no essential function. They are brought to a transfer system that brings a magnet to a riser structure or is stored. At that moment, these magnets are no longer in the descent structure. These magnets can be freely reinserted in one or another riser structure.
Shin does not use the kinetic force of the falling capules efficiently, while in the GPP approach the fall speed in the lower part of the descent structure is used for the additional driving of mechanical systems and / or the generation of additional EMF. The height considerably increases the kinetic energy. So the higher the GPP installation, the more kinetic energy is given.
This is not discussed at BDS.
Distortions of magnetic fields in magnets.
Shin does not refer to the possible effects of fierce shocks on the disturbances of the magnetic fields in magnets. These shocks are automatically part of his approach.
In GPP, magnets will never fall on top of each other, but they are removed as quickly as possible. To this end, a synchronized distribution system can be provided at the exit of a descent structure that brings the magnets to other parts of the conveyor system via points.
Lower and upper elevation portion.
In claims 1 and 10, BDS mentions a lower and upper elevation portion in the "buoyance section". This linkage between two sectors in which there is a different water pressure - is essential at BDS. With BDS, the structural distinction between a lower and higher part of the buoyancy part is necessary for the lock system to work. Shin does this because he wants to make some sort of device (Shin's claim 10: An "apparatus") or moter, while we can't really do it.
With GPP, the rise structure - which contains liquid - basically consists of one whole of the same liquid. The water pressure is naturally distributed over the content, ie. increases by 1 bar per 10 meters. Only in exceptional arrangements, for example when there is a need to reduce the impact of the number of bars around a magnet, can intermediate baffles or locks be used to reduce the pressure of the liquid column.
In GPP, different riser structures can occur in the same set-up, each with different dimensions (eg diameter, height, design, etc.), with different liquid (fresh water, salt water, etc.), with different temperature, with different type of connected transfer systems. Each riser structure can optionally receive magnets from several transfer systems simultaneously.
Slide and fall section.
In BDS this is one whole, which is part of the "containment loop". In GPP, the "sliding part" will be part of the transport system, because it is indeed energy-saving to use gravity to bring magnets to the opening (s) of a descent structure, but account must also be taken of a storage structure. On the other hand, with GPP, the transport system can also be higher than the exit of the riser structure so that the magnet is first mechanically brought to a higher position.
GPP's approach is therefore clearly different from Shin's claims.
Capsule injector - Claim 15 is contradictory.
In BDS, the 'capsule injector' is limited to receiving the capsules from the slide-and-fall section. Shin further claims two types of capsule injectors, one in claim 15 and one in claim 16.
However, the claim 15 is unclear, and contains a contradiction, in particular: "... said second gate having an elevation higher than said second gate." This is impossible to build. Thus, this claimed "capsule injector" system is ineffective although the description describes a likely operative system that may not be original.
In GPP, the transfer system will also be able to receive magnets from one or more storage systems. A GPP transfer system can optionally receive different kinds of magnet concepts as described in claim 1 in points i. and following. Our transfer system can even give an extra additional volume to the magnet inside that instant so that its new total similar weight becomes lower than that of an identical volume of the liquid. This can be done, for example, by surrounding the magnet with a foam sleeve, or by enveloping the magnet with an ice volume.
In BDS, the (only) lock system always contains water (Shin's claims 15 and
16). In GPP it is possible to introduce a magnet into the water column without water entering the transfer chamber, for example by placing the magnet in an overpressure bubble.
I also note that with GPP the output of a transfer system does not necessarily have to start at the bottom of a riser structure. Several transfer systems can be connected to the same riser structure (eg 100 meters high), one of which can start in the middle of the riser structure (at 50 m) and one at the bottom (at 0 m).
Coils.
In BDS, only coils are used through which a magnet capsule can continue (Shin's claim 1).
In GPP, magnets can also go along with coils and still generate EMF. Such coils can be arranged side by side as shown in figure
8. The magnet that falls midway between the protection gliders (82) will induce induction in each of the coils. Such arrangements can also be built side by side, and even be integrated into one another, one coil being induced by two different falling magnets, one on each side. This can also be done with more magnets. Such arrangement may also contain different types of coils, e.g., each with different turns, a different type of core (iron core), a different diameter of magnet wire, etc.
Claims 4, 5, 6, 7 and 8 are meaningless.
In independent claim 4 - which does not include a reference to claim 1, Shin makes "electric power" without mentioning the existence of a coil. It is not explained how the electricity is generated without a coil. Consequently, the reference claims 5, 6, 7 and 8 are also meaningless, all claiming a method to generate electricity. These claims from Shin - corrected - are claimed by us in claims 95 up to and including 99.
So far the description.