BE1016193A3 - Werkwijze en inrichting voor het verbinden van kabels. - Google Patents

Werkwijze en inrichting voor het verbinden van kabels. Download PDF

Info

Publication number
BE1016193A3
BE1016193A3 BE2004/0324A BE200400324A BE1016193A3 BE 1016193 A3 BE1016193 A3 BE 1016193A3 BE 2004/0324 A BE2004/0324 A BE 2004/0324A BE 200400324 A BE200400324 A BE 200400324A BE 1016193 A3 BE1016193 A3 BE 1016193A3
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
strip
cable
cables
sheath
viscous mass
Prior art date
Application number
BE2004/0324A
Other languages
English (en)
Inventor
Willem Ipenburg
Original Assignee
Filoform Bv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Filoform Bv filed Critical Filoform Bv
Application granted granted Critical
Publication of BE1016193A3 publication Critical patent/BE1016193A3/nl

Links

Classifications

    • HELECTRICITY
    • H02GENERATION; CONVERSION OR DISTRIBUTION OF ELECTRIC POWER
    • H02GINSTALLATION OF ELECTRIC CABLES OR LINES, OR OF COMBINED OPTICAL AND ELECTRIC CABLES OR LINES
    • H02G15/00Cable fittings
    • H02G15/08Cable junctions
    • H02G15/18Cable junctions protected by sleeves, e.g. for communication cable
    • H02G15/1806Heat shrinkable sleeves
    • HELECTRICITY
    • H02GENERATION; CONVERSION OR DISTRIBUTION OF ELECTRIC POWER
    • H02GINSTALLATION OF ELECTRIC CABLES OR LINES, OR OF COMBINED OPTICAL AND ELECTRIC CABLES OR LINES
    • H02G15/00Cable fittings
    • H02G15/013Sealing means for cable inlets

Landscapes

  • Cable Accessories (AREA)

Abstract

Werkwijze voor het afdichten van kabels en kabelverbindingen, waarbij van ten minste twee onderling te verbinden kabels een deel van een eerste mantel wordt verwijderd, zodanig dat een vrije rand van de eerste mantel wordt verkregen nabij de of elke aldus vrijgemaakte ader, waarna een eerste strook bandmateriaal rond ten minste genoemde eerste mantel wordt aangebracht, welke bandmateriaal een hoog viskeuze massa omvat, welk bandmateriaal zodanig wordt aangebracht dat genoemde massa ten minste naar de genoemde mantel is gekeerd, waarbij ten minste een aantal van de aders van ten minste twee kabels onderling wordt verbonden, waarna een afscherming rond de betreffende kabels wodt aangebracht, welke afscherming ten minste een deel van het bandmateriaal op de te verbinden kabels overdekt, warbij druk wordt uitgeoefend op ten minste het bandmateriaal, zodanig dat een waterdichte afdichting wordt verkregen tussen het bandmateriaal en de eerste mantel van elke te verbinden kabel.

Description


  Titel: Werkwijze en inrichting voor het verbinden van kabels.

  
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het afdichten van kabels en kabelverbindingen.

  
Voor het maken van verbindingen tussen kabels wordt gebruikelijk de mantel verwijderd, zodanig dat een voldoende lengte van de aders komt vrij te liggen, waarna de aders onderling worden verbonden. Dergelijke kabelverbindingen kunnen een groot aantal aders hebben en dientengevolge tot een groot aantal verbindingen van kernen leiden.

  
Nadat de nodige aders zijn verbonden wordt rond de verbindingen een afscherming aangebracht. Daartoe wordt veelal een krimpmof toegepast rond de gehele las tot op de binnen en/of buitenmantels die om de betreffende kabels wordt gekrompen. Alvorens de krimpmof te kunnen plaatsen worden eerst verschillende lijmringen, splitsklemmen en op loodmantels voorlijmers toegepast om de verschillende kabels waterdicht in te kunnen voeren in de kabelmof. Indien niet langswaterdichte kabels worden verbonden wordt de krimpmof gevuld met gel. Doordat de lasruimte wordt omwikkeld met een rekband zal daarbij de gel tussen de verschillende aders persen. Hiermee wordt een langswaterdichte afscherming verkregen voor water dat binnenin de kabel naar de kabelmof komt.

  
Deze bekende werkwijze heeft als nadeel dat veel verschillende onderdelen noodzakelijk zijn, welke bijvoorbeeld afhankelijk van de dikte van de te verbinden kabels en het aantal te verbinden kabels en aders moeten worden gekozen. In het bijzonder is het nadelig dat genoemde lijmringen splitsklemmen en eventueel voorlijmers gebruikt moeten worden die bovendien specifiek op de soort en maat van de te verbinden kabels dienen te wor den afgestemd. Deze zijn kostbaar, evenals het aanbrengen daarvan, terwijl bovendien een grote voorraad van verschillende soorten en afmetingen daarvan in voorraad gehouden zullen moeten worden. Bovendien heeft deze werkwijze het nadeel dat bij niet langswaterdichte kabels de krimpmof gevuld moet worden met gel.

   Dit is een lastig en vervuilend werk en bovendien zal de kwaliteit van de verbinding sterk afhangen van de nauwkeurigheid waarmee de krimpmof wordt gevuld en gekrompen en de nauwkeurigheid waarmee de verschillende onderdelen worden geplaatst. Een verder nadeel van deze bekende werkwijze is dat deversmolten lijmringen in de mof niet meer kunnen worden verwijderd, bijvoorbeeld wanneer de lasruimte moet worden verlengd of een reparatie moet worden uitgevoerd. Dit leidt ertoe dat op korte afstand meerdere kabelmoffen zullen ontstaan.

  
De uitvinding beoogt een werkwijze als beschreven in de inleiding, waarbij de genoemde nadelen van de bekende werkwijze ten minste gedeeltelijk zijn vermeden, met behoud van de voordelen daarvan. Daartoe wordt een werkwijze volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 1.

  
Bij een werkwijze volgens de uitvinding wordt op bijzonder eenvoudige wijze een kabelmof verkregen die waterdicht is afgeschermd, voor water dat langs de mantel of meerdere mantels in de kabelmof zou kunnen stromen, waarbij het aanbrengen van de bescherming schoon kan geschieden en bovendien de afscherming relatief eenvoudig verwijderd kan worden en de aders schoon en direct toegankelijk zijn. De kabelmof kan, onafhankelijk van de soort kabels en de afmetingen daarvan, met een beperkt aantal materialen cq onderdelen worden samengesteld.

  
Bij voorkeur wordt een bandmateriaal toegepast waarvan de viskeuze massa zodanig is gekozen dat deze onder druk en/of temperatuur enigszins vervloeit. Bovendien wordt de massa bij voorkeur zodanig gekozen dat deze enigszins warmte-isolerend is, zodat de kabels of leidingen en in het bijzonder de aders daarvan tegen te sterke verwarming worden beschermd. Het is daarbij voordelig wanneer de drager zelfklevend is, zodat positionering van het bandmateriaal eenvoudig mogelijk is. 

  
In een voordelige uitvoeringsvorm is het bandmateriaal zodanig uitgevoerd dat dit een lengte en breedte richting heeft en wordt gevouwen langs een vouwlijn ongeveer evenwijdig aan de lengterichting. Daarbij wordt bij voorkeur de klevende massa naar buiten gevouwen zodat deze tegen de mantel van de kabel kan worden gedrukt en tevens naar buiten is gekeerd. Daarmee wordt aan de naar buiten gekeerde zijde eveneens een laag viskeuze massa verkregen waartegen bijvoorbeeld een afscherming en/of een tweede strook bandmateriaal kan worden aangebracht.

  
De vouwlijn is bij voorkeur van vrij liggende aders gekeerd, zodat vrije randen van de massa naar die aders zijn gekeerd, voor een nog betere afdichting. Overigens kunnen in plaats van vouwen van een strook ook twee stroken "ruggelings" waterdicht tegen elkaar worden aangebracht of een massa tweezijdig aangebracht op een drager.

  
Bij voorkeur wordt een afscherming gebruikt in de vorm van een krimpkous of dergelijke krimpende afscherming. Daarmee zal door verhitting van de krimpkous druk op de stroken bandmateriaal worden uitgeoefend, terwijl bovendien enige warmte aan de visceuse massa wordt toegevoerd. Daarmee wordt een vervloeiing van de massa van de stroken verkregen, terwijl de afscherming strak wordt getrokken rond de kabels of leidingen en de stroken bandmateriaal. Eventuele openingen, bijvoorbeeld tussen de naast elkaar liggende kabels worden door de massa afgesloten waardoor een geheel waterdichte afdichting wordt verkregen. De massa is bij voorkeur enigszins warmte isolerend, waardoor de kabels, in het bijzonder de aders tegen oververhitting en beschadiging daardoor zijn beschermd.

  
Gebruik van een krimpkous, gewikkeld krimpband of dergelijke afscherming volgens de uitvinding biedt verder het voordeel dat het eenvoudig aan te brengen en te verwijderen is, waardoor bijvoorbeeld lengteaanpassingen mogelijk zijn. Lijm, in het bijzonder lijm tussen kabels, zoals bij de bekende inrichting en werkwijze behoeft immers niet te worden verwijderd. Daarmee wordt het eenvoudig mogelijk bijvoorbeeld een of meer nieuwe verbindingen tot stand te brengen, zonder dat een nieuwe onderbreking in een of meer van de kabels aangebracht hoeft te worden, terwijl bovendien reparaties mogelijk zijn.

  
Bij voorkeur wordt voor het krimpen rond de verbindingen, aansluitend op de mantels van de kabels, een beschermhoes aangebracht. Dergelijke beschermhoezen zijn uit de praktijk bekend en bijvoorbeeld vervaardigd uit een aluminiumlaminaat. Deze liggen op afstand van de aders en bieden een goede bescherming doch zijn niet waterdicht. In combinatie met het bandmateriaal en de afscherming kan hiermee evenwel volgens de uitvinding een bijzonder praktische kabelmof worden verkregen.

  
Met een werkwijze volgens de uitvinding kunnen naast elkaar ook twee of meer kabels onderling worden ingevoerd in de kabellas. Bij voorkeur wordt om elke kabel van naast elkaar ingevoerde kabels afzonderlijk een strook bandmateriaal aangebracht, op eerder beschreven wijze, zodat elke kabel langswaterdicht in de kabelmof wordt ingevoerd. In een voordelige uitvoeringsvorm, zoals nader gegeven in conclusie 8, wordt bij een werkwijze volgens de uitvinding over elke strook bandmateriaal eventueel over tegen elkaar liggende kabels een tweede strook aangebracht, welke de of elke strook bandmateriaal aan een zijde van de verbinding overdekt en afschermt. Deze laag strekt zich deels uit over de mantel en de afscherming.

   Daarmee wordt een nog betere afdichting verkregen en wordt bovendien het voordeel bereikt dat eventuele plotselinge en/of scherpe overgangen tussen mantels, kabels, aders en dergelijke worden overdekt, zodat de afscherming, zoals krimpkous of manchet wordt beschermd tegen beschadiging van binnenuit.

  
Bij kabelverbindingen kan het probleem optreden dat water langs de aders, tussen de aders en de mantel, althans in een binnenmantel kan geraken en daarlangs in een verbinding kan stromen. Daarmee kunnen zelfs bij een hiervoor beschreven werkwijze nog lekkages in de verbinding en daarmee bijvoorbeeld kortsluiting, corrosie of andere vocht gerelateerde problemen optreden. Teneinde deze problemen te vermijden wordt een nadere voordelige uitvoeringsvorm van de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 9.

  
Bij een dergelijke werkwijze wordt een afdichtende pasta binnen een rond een of meer kabels, althans binnenmantels daarvan gewikkeld bandvormig materiaal met bijvoorbeeld genoemde massa aangebracht. Door vervolgens druk uit te oefenen op de buitenzijde van het bandvormige materiaal, bij voorkeur startend vanaf de zijde gekeerd naar een kabel tegenover de te vormen of gevormde verbinding, wordt de pasta tegen en in het einde van de betreffende kabel gedwongen, tussen de mantel en de aders. Daardoor wordt dit einde afgedicht tegen instromen van water vanuit de kabel naar de verbinding.

  
De uitvinding heeft voorts betrekking op een werkwijze voor het aanpassen van een kabelverbinding, gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 11 en op een kabelverbinding, gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 12. De uitvinding heeft daarenboven betrekking op het gebruik van bandvormig materiaal met ten minste een laag hoog visceuse massa, gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 13.

  
In deze beschrijving dient onder visceuse massa ten minste te wor den begrepen een massa met een zodanige viscositeit dat deze bij kamertemperatuur enigszins elastisch is en niet vloeit, anders dan wanneer daarop druk wordt uitgeoefend en/of de temperatuur wordt verhoogd. Bij uitoefenen van druk daarop kan de massa worden vervormd en bijvoorbeeld tussen kabels en dergelijke worden gedwongen. Bij voorkeur hardt dergelijke massa niet uit. Voorbeelden van dergelijke massa's zijn bijvoorbeeld sealpass�. 

  
Ter verduidelijking van de uitvinding zullen uitvoeringsvormen van een werkwijze en inrichting volgens de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van de tekening. Daarin toont:
fig. 1 in doorgesneden bovenaanzicht een gedeelte van een eerste uitvoeringsvorm van een kabelmof volgens de uitvinding; fig. 1A-C drie stappen in het vervaardigen van een kabelmof volgens fig. 1; fig. 2 in doorgesneden bovenaanzicht een tweede uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding; fig. 2A-C drie stappen in het vervaardigen van een afdichting als getoond in fig. 2 ter rechter zijde.

  
 <EMI ID=1.1> 

  
uitvinding, met beschermhoes; fig. 4 in bovenaanzicht een verbinding volgens de uitvinding, met krimpkous; en fig. 5 in doorgesneden zijaanzicht en dwarsdoorsnede een gedeelte van een kabelmof volgens de uitvinding met drie kabels.

  
In deze beschrijving hebben gelijke of corresponderende delen gelijke of corresponderende verwijzingscijfers. Hoewel de uitvoeringsvormen afzonderlijk zijn getoond zal duidelijk zijn dat ook combinaties van de verschillende delen onder de uitvinding vallen.

  
In figuur 1A-C is een doorgesneden aanzicht getoond van een eerste uitvoeringsvorm van een verbinding.van een aantal kabels 2. Een dergelijke verbinding wordt ook aangeduid als kabelmof. In het getoonde uitvoeringsvoorbeeld is een kabel 2A verbonden met een doorlopende kabel 2, waarvan ter verduidelijking het ter linkerzijde gelegen deel van de kabel 2 is aangeduid met 2B en het ter rechter gelegen deel met 2C. De kabels 2 kunnen aan elke zijde van de kabelmof aan elkaar worden gebonden, bijvoorbeeld met een tie-wrap 20. Elke kabel 2 omvat een serie aders 3, een de aders omgevende eerste mantel 4, verder ook binnenmantel te noemen en een daaromheen aangebrachte tweede mantel 5, ook aan te duiden als buitenmantel. Eventueel kunnen nog bewapeningen 21 of dergelijke tussen de aders 3 en/of mantels 4, 5 zijn voorzien.

   Dergelijke kabels 2 zijn op zichzelf bekend en worden bijvoorbeeld aangeduid en gebruikt als grondkabels.

  
In figuur 1A-C is in doorgesneden zijaanzicht in een drietal stappen, hieronder nader toegelicht, de vorming van een dergelijke kabelmof getoond.

  
Bij een verbinding volgens de uitvinding zoals gedeeltelijk getoond in fig. 1 en in fig. 1A-C wordt een deel van elke kabel 2 ontdaan van een deel van de buitenmantel 5 en een korter deel van de binnenmantel 4. De aders 3 liggen daardoor over een lengte Xi vrij, de binnenmantel over een lengte X2. De overgang tussen de binnenmantel 4 en de aders 3 vormt een vrije rand 6. De kernen van de aders 3 worden onderling verbonden 8, op op zichzelf bekende wijze, bijvoorbeeld met klemmen, connectoren of dergelijke. Dergelijke koppelingen zijn bekend.

  
Nadat de verbinding tussen de kernen, althans de aders 3 tot stand zijn gebracht wordt rond elk vrijliggend deel 9 van de binnenmantel 4 van

  
 <EMI ID=2.1> 

  
strook bandmateriaal 10 omvat een lengte en een breedte richting. De strook is in de getoonde uitvoeringsvorm dubbelgevouwen langs een vouwlijn 14 ongeveer evenwijdig aan de lengterichting, zodanig dat de massa 12 naar buiten is gekeerd. De drager 11 is bij voorkeur enigszins flexibel en voorzien van een kleeflaag 13. Overigens kan die kleeflaag 13 ook het resultaat zijn van het feit dat het bandmateriaal van een rol wordt gewikkeld, zodat een hoeveelheid van de massa 12 op de drager achterblijft aan de van de eigenlijke laag massa 12 afgekeerde zijde. Overigens kunnen ook twee stroken bandmateriaal 10 met de dragers 11 waterdicht tegen elkaar worden gekleefd, in plaats van het vouwen. Ook kan één drager met een aan twee zijden aangebrachte klevende massa worden toegepast. Ook kan een zelfdragend hoog viskeus bandmateriaal worden toegepast dat niet gevouwen hoeft te worden.

  
Nadat het bandmateriaal 10 is gevouwen wordt dit in de lengterichting rond genoemd vrijliggend deel 9 van de binnenmantel 4 gewikkeld, ten minste een volle slag, zodat de strook bandmateriaal 10 de gehele omtrek omsluit. De positie van de vouwlijn 14 is bij voorkeur naar de buitenmantel 5 gekeerd.

  
In de getoonde uitvoeringsvorm is over de of elke eerste strook bandmateriaal 10 aan elke zijde van de verbinding 1 een tweede strook 15 bandmateriaal gewikkeld (fig. 1 en 1B). Deze tweede strook 15 bandmateriaal is bij voorkeur gelijk aan de eerste strook bandmateriaal 10, althans qua opbouw. De tweede strook 15 is bij voorkeur niet gevouwen en overdekt de gehele eerste strook, wanneer er één kabel aan één zijde zit, of het samenstel van stroken zodanig dat deze aan een eerste zijde aansluit op de binnenmantel 4 en/of de buitenmantel 5 en aan de andere zijde op de binnenmantel 4 en/of op een beschermhoes 16 die de aders overdekt en aan

  
 <EMI ID=3.1> 

  
zichzelf bekende beschermhoes 16, zoals nader getoond in fig. 3 en 1B, is bijvoorbeeld gevormd uit een kunststof, metalen en/of papieren plano al dan niet als laminaat. De beschermhoes 16 ligt bij voorkeur op afstand van de aders 3. Doordat de tweede strook 15 aansluit op de buitenzijde van de beschermhoes 16 en over de buitenmantel 5 worden eventuele scherpe randen 22, overgangen en dergelijke afgeschermd.

  
Nadat de beschermhoes en de stroken bandmateriaal 10, 15 zijn aangebracht wordt een krimpkous 17 over de verbinding aangebracht, zodanig dat deze de gehele beschermhoes 16 en de tweede stroken 15 ten minste gedeeltelijk en bij voorkeur geheel overdekt. Vervolgens wordt de krimpkous 17 op bekende wijze verwarmd, waardoor deze krimpt, zodanig dat de doorsnede afneemt. Daardoor wordt deze tegen de tweede stroken 15 getrokken, waardoor daarop druk wordt uitgeoefend. Deze druk wordt doorgeleid naar de eerste stroken 10 en in het bijzonder naar de massa's 12 op de eerste en tweede stroken 10, 15. Daarbij worden de massa's 12 bovendien enigszins verwarmd. Onder invloed van druk en/of warmte zal de massa enigszins vloeibaar worden en tussen de kabels 2 aan weerszijden van de verbinding worden gedrukt.

   Bovendien wordt een waterdichte afdichting verkregen tussen de mantels 4, 5, de beschermhoes 16 en de krimpkous 17. Daarmee is een kabelmof volgens de uitvinding verkregen, zoals getoond in fig. 4.

  
Indien in de verbindingen van de kabelmof volgens de uitvinding een aanpassing dient te worden doorgevoerd behoeft slechts de krimpkous
17 met de beschermhoes 16 en eventueel een deel van de stroken 10, 15 te worden verwijderd, hetgeen gemakkelijk mogelijk is, te meer daar de massa
12 niet vast is of geheel gesmolten hoeft te worden. Vervolgens kunnen aanpassingen en reparaties worden uitgevoerd, waarna op eerder beschreven wijze de waterdichte verbinding kan worden hersteld.

  
Indien bij een kabelmof volgens de uitvinding kabels 2 worden gebruikt waarbij water tussen de aders 3 en/of tussen de mantels 4, 5 kan stromen, verdient het de voorkeur een oplossing als getoond in fig. 2 en nader beschreven in fig. 2A-C toe te passen. Daarbij worden eerste stroken bandmateriaal 10 rond de binnenmantels 4 aangebracht, waarbij deze evenwel in deze uitvoeringsvorm over de rand 6 reiken (fig. 2 en 2A). Tussen de eerste stroken 10 en de aders 3 is een ruimte 18 vrijgelaten, waarin een afdichtende pasta 19 wordt aangebracht (fig. 2A en 2B). Een dergelijke pasta wordt bijvoorbeeld geleverd door Filoform, Nederland, onder de naam Fill & Seal. Een dergelijke pasta is waterdicht, althans waterafstotend en is of vormt een flexibel materiaal binnen de kabelmof.

  
Aansluitend wordt het bandmateriaal omwikkeld met tape 23 in de richting van de mantel 5, zodanig strak dat de pasta in de richting van de rand 6 wordt gedwongen. De pasta 19 wordt daarbij in het einde van de kabel 2 gedwongen, althans tussen de aders 3 en/of tussen de aders 3 en de binnenmantel 4 en/of tussen de binnenmantel 4 en de buitenmantel 5. Daardoor wordt ook deze weg voor instromen van water, althans vloeistof in de kabelmof verhinderd. Op aan de hand van fig. 1 beschreven wijze wordteen verbinding tussen de aders 3 van de kabels 2 tot stand gebracht. Nadat de pasta 19 is aangebracht wordt de afdichting gevormd, eventueel als getoond in fig. 1, waarbij evenwel zodanig druk op de eerste stroken 10 wordt uitgeoefend . Ook hiermee wordt een verbinding als getoond in fig. 4 verkregen.

  
In het bijzonder de combinatie van de oplossingen volgens fig. 1 en

  
 <EMI ID=4.1> 

  
te brengen en aan te passen is, met een minimum aan materiaal, in het bijzonder een minimum aan verschillende materialen.

  
In figuur 5 is een gedeelte van een kabelmof volgens de uitvinding getoond, vergelijkbaar met fig. 1, waarbij evenwel een drietal kabels 2 aan een zijde is ingevoerd. Zoals blijkt uit de figuur is de viskeuze massa tussen de kabels geperst door de radiale druk uitgeoefend door de afscherming.

  
De uitvinding is geenszins beperkt tot de in de beschrijving en de tekening getoonde uitvoeringsvoorbeelden. Vele variaties daarop zijn mogelijk binnen het raam van de uitvinding.

  
Zo kunnen meer of minder kabels 2 onderling worden verbonden, terwijl bovendien andere afschermmiddelen kunnen worden toegepast. De beschermhoes kan eventueel worden weggelaten, terwijl met name bij verbinden van slechts twee kabels de tweede strook kan worden weggelaten. Ook kunnen andersoortige kabels of leidingen worden verbonden met een kabelmof volgens de uitvinding. In plaats van of naast krimpkous of band kan ook een afscherming worden toegepast die door mechanische kracht de gewenste druk uitoefent op het band.

Claims (16)

CONCLUSIES
1. Werkwijze voor het afdichten van kabels en kabelverbindingen met ten minste één ader en ten minste een deze ten minste ene ader omsluitende eerste mantel, waarbij van ten minste twee onderling te verbinden kabels ten minste een deel van genoemde eerste mantel van de ten minste ene ader wordt verwijderd, zodanig dat een vrije rand van genoemde eerste mantel wordt verkregen nabij de of elke aldus vrijgemaakte ader, waarna een eerste strook bandmateriaal rond ten minste genoemde eerste mantel wordt aangebracht, welk bandmateriaal een hoog viskeuze massa omvat, bij voorkeur "aangebracht op een drager, welk bandmateriaal zodanig wordt aangebracht dat genoemde massa ten minste naar de genoemde mantel is gekeerd, waarbij ten minste een aantal van de aders van ten minste twee kabels onderling wordt verbonden, waarna een afscherming rond de betreffende kabels wordt aangebracht,
welke afscherming ten minste een deel van het bandmateriaal op de te verbinden kabels overdekt, waarbij druk wordt uitgeoefend op ten minste het bandmateriaal, zodanig dat een waterdichte afdichting wordt verkregen tussen het bandmateriaal, in het bijzonder de hoog viskeuze massa en de genoemde eerste mantel van elke te verbinden kabel.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij het bandmateriaal een lengterichting en een breedterichting heeft en wordt gevouwen langs een vouwlijn welke zich ongeveer in de lengterichting uitstrekt, zodanig dat de drager over ten minste een deel van zijn oppervlak tegen zichzelf wordt gevouwen, een en ander zodanig dat zowel viskeuze massa tegen genoemde mantel wordt aangebracht als aan de daarvan afgekeerde buitenzijde is voorzien.
3. Werkwijze volgens conclusie 2, waarbij het bandmateriaal met genoemde vouwlijn van de of elke vrij liggende ader afgekeerd wordt aangebracht.
4. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij twee stroken bandmateriaal waterdicht tegen elkaar worden aangebracht met de dragers tegen elkaar, zodanig dat een strook wordt verkregen met aan weerszijden hoog viskeuze massa.
5. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, waarbij als genoemde afscherming ten minste een beschermhoes rond de onderling verbonden aders wordt aangebracht, welke beschermhoes aan weerszijden aansluit op elke mantel van de of elke betreffende kabel.
6. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, waarbij als afscherming ten minste een krimpelement wordt toegepast dat zodanig wordt aangebracht dat ten minste genoemde eerste stroken bandmateriaal rond de eerste mantel van elke kabel althans gedeeltelijk en bij voorkeur geheel door genoemd krimpelement wordt overdekt, waarna genoemd krimpelement wordt behandeld, zodanig dat dit krimpt, in het bijzonder door warmte, onder uitoefening van genoemde druk.
7. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, waarbij een verbinding wordt gevormd tussen ten minste twee eerste kabels en ten minste één tweede kabel, waarbij genoemde ten minste twee eerste kabels en genoemde ten minste ene tweede kabel aan weerszijden van een verbinding zijn gelegen, waarbij om de eerste mantel van elk der kabels genoemde eerste strook bandmateriaal wordt aangebracht.
8. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, waarbij een afdekkende tweede strook bandmateriaal wordt aangebracht over ten minste de of elke eerste strook bandmateriaal aangebracht rond een eerste mantel, waarbij de tweede strook bandmateriaal een drager en een daarop aangebrachte laag hoog viskeuze massa omvat en met genoemde viskeuze massa naar de eerste mantel en/of aders wordt gekeerd, zodanig dat genoemde tweede strook bandmateriaal aan weerszijde van elke betreffende eerste strook bandmateriaal rond een eerste mantel of twee of meer naast elkaar gelegen dergelijke eerste mantels aansluit op de of elke betreffende eerste mantel en/of een beschermhoes en/of een vrij einde van een de genoemde eerste mantel omgevende buitenmantel.
9. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de of elke eerste strook zodanig wordt aangebracht dat deze zich uitstrekt over genoemde vrije rand van de eerste mantel, zodanig dat deze genoemde ten minste ene ader van de betreffende kabel op afstand omgeeft, waarna een afdichtende pasta tussen de betreffende eerste strook en het daarbinnen liggende deel van de of elke ader wordt ingebracht en vervolgens de betreffende eerste strook onder druk wordt gebracht, zodanig dat de visceuse massa daarvan in de richting van en/of tegen de ten minste ene ader wordt gedwongen, onder verdringing van de pasta tot in de kabel, tussen genoemde eerste mantel en de of elke betreffende ader.
10. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, waarbij voor ten minste de eerste en tweede strook een vergelijkbaar en bij voorkeur hetzelfde bandmateriaal wordt toegepast.
11. Werkwijze voor het aanpassen en verlengen van een kabelmof gevormd met een werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, waarbij ten minste de afscherming althans in hoofdzaak wordt verwijderd, zodanig dat ten minste verbindingen tussen kabels vrij komen te liggen, waarna nieuwe verbindingen tot stand kunnen worden gebracht tussen aders van de aanwezige en/of andere kabels, waarna opnieuw een afscherming wordt aangebracht met behulp van een werkwijze volgens een der conclusies 1-10.
12. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, waarbij elke kabel afzonderlijk wordt omwikkeld met een genoemde eerste strook bandmateriaal, waarbij alle aan één betreffende zijde van de verbinding gelegen kabels gezamenlijk met een tweede strook bandmateriaal worden omwikkeld, welke tweede strook de eerste stroken ten minste gedeeltelijk en bij voorkeur geheel overdekt, waarbij bij voorkeur viskeuze lagen van de eerste en tweede stroken tegen elkaar liggen.
13. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij de eerste strook bandmateriaal is gevormd uit een zelfdragende hoog viskeuze massa.
14. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij een hoog viskeuze massa rond de eerste mantel wordt aangebracht.
15. Verbinding of kabelafdichting verkregen met behulp van een werkwijze volgens een der voorgaande conclusies.
16. Gebruik van bandmateriaal met een drager en een laag viskeuze massa voor de afdichting van een kabelverbinding en/of een kabeleinde in een kabelverbinding, omvattende de stap opnemen van genoemd bandmateriaal tussen een mantel van een kabel aan weerszijden van een verbinding en een afscherming die genoemd bandmateriaal en genoemde verbinding overdekt en waterdicht afschermt, bij voorkeur zodanig dat door uitoefening van een ten minste gedeeltelijk radiaalgerichte kracht de viskeuze massa tegen en tussen de kabels wordt gedwongen voor de vorming van een waterdichte afdichting.
BE2004/0324A 2003-07-03 2004-06-30 Werkwijze en inrichting voor het verbinden van kabels. BE1016193A3 (nl)

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1023812A NL1023812C2 (nl) 2003-07-03 2003-07-03 Werkwijze en inrichting voor het verbinden van kabels.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1016193A3 true BE1016193A3 (nl) 2006-05-02

Family

ID=34225539

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2004/0324A BE1016193A3 (nl) 2003-07-03 2004-06-30 Werkwijze en inrichting voor het verbinden van kabels.

Country Status (2)

Country Link
BE (1) BE1016193A3 (nl)
NL (1) NL1023812C2 (nl)

Families Citing this family (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
IT1402534B1 (it) * 2010-10-25 2013-09-13 Aldabra S R L Dispositivo di connessione elettrica impiegante un pressacavo e metodo di fabbricazione.
US10018512B2 (en) * 2016-02-05 2018-07-10 Kidde Technologies, Inc. Method for preventing chaffing between a linear detector cable and a protective outer sheath

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB2113925A (en) * 1978-10-27 1983-08-10 Raychem Sa Nv Heat-recoverable articles
US4685683A (en) * 1982-07-26 1987-08-11 Raychem Corporation Flexible envelope seal and sealing method
US6395988B1 (en) * 1998-07-07 2002-05-28 Tyco Electronics Raychem Nv Methods and articles for enclosing an elongate substrate using polymeric sealing materials with different softening points and melt viscosities

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB2113925A (en) * 1978-10-27 1983-08-10 Raychem Sa Nv Heat-recoverable articles
US4685683A (en) * 1982-07-26 1987-08-11 Raychem Corporation Flexible envelope seal and sealing method
US6395988B1 (en) * 1998-07-07 2002-05-28 Tyco Electronics Raychem Nv Methods and articles for enclosing an elongate substrate using polymeric sealing materials with different softening points and melt viscosities

Also Published As

Publication number Publication date
NL1023812C2 (nl) 2005-01-04

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US4289553A (en) Heat-shrinkable article
US4485269A (en) Cable sealing
JPH0376094B2 (nl)
US2930835A (en) Removable splice protector
EP1195872B1 (en) Cable joint with improved screen connection
JPH08327846A (ja) ジョイントボックスを保護および絶縁するための方法
EP0093617B1 (en) Cable joint protection
EP1279210B1 (en) Cable enclosure
AU2001248615A1 (en) Cable enclosure
BE1016193A3 (nl) Werkwijze en inrichting voor het verbinden van kabels.
EP0136154A2 (en) Cable joints and terminations
US7003201B2 (en) Flexible factory joint for metallic tubes which enclose loosely inside them optical fibers and its method of construction
GB2097203A (en) Cable sealing
US9691524B2 (en) Systems and methods for applying metallic laminates to cables
JP3895682B2 (ja) 遮水チューブ
JP4574276B2 (ja) ケーブル接続部の遮水構造およびその遮水構造の形成方法
US5427643A (en) Method of using an adhesive tape for overcoating splices in polymer coated metal tapes and method of using the same
US4759811A (en) Method for repair or accessing pressurized cable
GB2085538A (en) Tubular fitting for an electric cable or a pipeline
US2108889A (en) Duct splice for high voltage cables
GB2271674A (en) Cable repair
JP2760043B2 (ja) 電力ケーブル接続部の形成方法
EP0057615A2 (en) Air vent assembly
RU2207687C1 (ru) Муфта медножильного кабеля в алюминиевой оболочке и способ соединения медножильных кабелей (варианты)
JP2019124877A (ja) 光ファイバケーブルアダプタ及びクロージャの封止方法