BE1014139A3 - Hulpstuk voor sonde en werkwijze om een sonde met behulp van dergelijk hulpstuk ter hoogte van de neus van een patient te bevestigen. - Google Patents
Hulpstuk voor sonde en werkwijze om een sonde met behulp van dergelijk hulpstuk ter hoogte van de neus van een patient te bevestigen. Download PDFInfo
- Publication number
- BE1014139A3 BE1014139A3 BE2001/0283A BE200100283A BE1014139A3 BE 1014139 A3 BE1014139 A3 BE 1014139A3 BE 2001/0283 A BE2001/0283 A BE 2001/0283A BE 200100283 A BE200100283 A BE 200100283A BE 1014139 A3 BE1014139 A3 BE 1014139A3
- Authority
- BE
- Belgium
- Prior art keywords
- probe
- patient
- nose
- attachment
- aforementioned
- Prior art date
Links
Classifications
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A61—MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
- A61M—DEVICES FOR INTRODUCING MEDIA INTO, OR ONTO, THE BODY; DEVICES FOR TRANSDUCING BODY MEDIA OR FOR TAKING MEDIA FROM THE BODY; DEVICES FOR PRODUCING OR ENDING SLEEP OR STUPOR
- A61M25/00—Catheters; Hollow probes
- A61M25/01—Introducing, guiding, advancing, emplacing or holding catheters
- A61M25/02—Holding devices, e.g. on the body
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A61—MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
- A61M—DEVICES FOR INTRODUCING MEDIA INTO, OR ONTO, THE BODY; DEVICES FOR TRANSDUCING BODY MEDIA OR FOR TAKING MEDIA FROM THE BODY; DEVICES FOR PRODUCING OR ENDING SLEEP OR STUPOR
- A61M16/00—Devices for influencing the respiratory system of patients by gas treatment, e.g. mouth-to-mouth respiration; Tracheal tubes
- A61M16/06—Respiratory or anaesthetic masks
- A61M16/0666—Nasal cannulas or tubing
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A61—MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
- A61M—DEVICES FOR INTRODUCING MEDIA INTO, OR ONTO, THE BODY; DEVICES FOR TRANSDUCING BODY MEDIA OR FOR TAKING MEDIA FROM THE BODY; DEVICES FOR PRODUCING OR ENDING SLEEP OR STUPOR
- A61M25/00—Catheters; Hollow probes
- A61M25/01—Introducing, guiding, advancing, emplacing or holding catheters
- A61M25/02—Holding devices, e.g. on the body
- A61M2025/0213—Holding devices, e.g. on the body where the catheter is attached by means specifically adapted to a part of the human body
- A61M2025/0226—Holding devices, e.g. on the body where the catheter is attached by means specifically adapted to a part of the human body specifically adapted for the nose
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A61—MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
- A61M—DEVICES FOR INTRODUCING MEDIA INTO, OR ONTO, THE BODY; DEVICES FOR TRANSDUCING BODY MEDIA OR FOR TAKING MEDIA FROM THE BODY; DEVICES FOR PRODUCING OR ENDING SLEEP OR STUPOR
- A61M25/00—Catheters; Hollow probes
- A61M25/01—Introducing, guiding, advancing, emplacing or holding catheters
- A61M25/02—Holding devices, e.g. on the body
- A61M2025/024—Holding devices, e.g. on the body having a clip or clamp system
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A61—MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
- A61M—DEVICES FOR INTRODUCING MEDIA INTO, OR ONTO, THE BODY; DEVICES FOR TRANSDUCING BODY MEDIA OR FOR TAKING MEDIA FROM THE BODY; DEVICES FOR PRODUCING OR ENDING SLEEP OR STUPOR
- A61M5/00—Devices for bringing media into the body in a subcutaneous, intra-vascular or intramuscular way; Accessories therefor, e.g. filling or cleaning devices, arm-rests
- A61M5/14—Infusion devices, e.g. infusing by gravity; Blood infusion; Accessories therefor
- A61M5/1414—Hanging-up devices
- A61M5/1418—Clips, separators or the like for supporting tubes or leads
Landscapes
- Health & Medical Sciences (AREA)
- Pulmonology (AREA)
- Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- Hematology (AREA)
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Anesthesiology (AREA)
- Biomedical Technology (AREA)
- Heart & Thoracic Surgery (AREA)
- Animal Behavior & Ethology (AREA)
- General Health & Medical Sciences (AREA)
- Public Health (AREA)
- Veterinary Medicine (AREA)
- Biophysics (AREA)
- Otolaryngology (AREA)
- Emergency Medicine (AREA)
- Surgical Instruments (AREA)
Abstract
Hulpstuk voor een sonde, meer speciaal een neussonde, daardoor gekenmerkt dat het minstens bestaat uit een element (3) dat enerzijds samenwerkt of kan samenwerken met een bevestigingsgedeelte (4) dat ter hoogte van, meer speciaal aan de neus (39) van een patiënt (40) kan worden bevestigd en anderzijds samenwerkt of kan samenwerken met de sonde (2), waarbij dit element (3) mechanische koppelmiddelen (5-6) bevat die ervoor zorgen dat er minstens één losmaakbare verbinding (7) bestaat tussen de sonde (2) en het voornoemde bevestigingsgedeelte (4).
Description
<Desc/Clms Page number 1> Hulpstuk voor sonde en werkwijze om een sonde met behulp van dergelijk hulpstuk ter hoogte van de neus van een patiënt te bevestigen. Deze uitvinding heeft betrekking op een hulpstuk voor een sonde en op een werkwijze om een sonde met behulp van dergelijk hulpstuk ter hoogte van de neus van een patiënt te bevestigen. Het is bekend dat een sonde via een neusgat van een patiënt in het lichaam van deze laatste kan worden gevoerd. Zulke sondes, die doorgaans neussondes worden genoemd, kunnen voor allerlei doeleinden worden aangewend, zoals voor het toedienen van voeding of zuurstof aan de patiënt, voor het spoelen van bijvoorbeeld de maag of voor het met behulp van een endoscoop inspecteren van de ingewanden. Dikwijls dienen dergelijke sondes voor langere duur in de patiënt te worden aangebracht, wat onder meer het geval is wanneer permanent voeding en/of zuurstof moet worden toegevoerd. Dikwijls is het dan ook wenselijk dat dergelijke sondes aan de patiënt worden vastgemaakt om te verhinderen dat zij na verloop van tijd het lichaam van de EMI1.1 patient verlaten. I Ook in gevallen waarbij de patiënt dement of gedeeltelijk verdoofd is, kan het gebeuren dat deze, wanneer de sonde hem hindert, onbewust de sonde uit zijn neusgat trekt, althans wanneer deze niet zou worden vastgemaakt. Het is bekend dat dergelijke sonde door middel van een lusvormig element ter hoogte van het neusbeen kan worden bevestigd, waarbij voor dit lusvormig element gebruik wordt <Desc/Clms Page number 2> gemaakt van een gedeelte dat van een andere sonde is afgesneden. Hierbij wordt het voornoemde gedeelte met beide uiteinden in de neusgaten van de patient geschoven. Längs de mondholte worden deze beide uiteinden dan naar buiten getrokken, zodat zieh een lus vormt tussen de twee neusgaten. Beide uiteinden van het voornoemde gedeelte worden dan door middel van een verbindingsstuk met elkaar verbonden. Hierdoor ontstaat een gesloten lus die zieh hoofdzakelijk langs de mondholte naar buiten strekt. Vervolgens wordt deze lus verdraaid en langs de neusgaten meer naar buiten gehaald, zodat de lus uiteindelijk via de neusgaten naar buiten hangt en het verbindingsstuk zieh in het gedeelte van de lus bevindt dat zieh tussen de twee neusgaten uitstrekt. Vervolgens wordt de betreffende sonde via een neusgat ingevoerd en wanneer zij zieh op de juiste plaats bevindt, met de lus verbonden door middel van kleefband of dergelijke. Zulke bevestiging door middel van kleefband of dergelijke heeft als nadeel dat zij moeilijk los te maken is, en telkens wanneer een sonde moet worden vervangen, alles moet door-en losgesneden worden. Enerzijds, is dit omslachtig, en, anderzijds, betekent dit een groot ongemak voor de patiënt daar dan telkens opnieuw een lusvormig gedeelte door de neus-en mondholte moet worden gevormd, hetgeen als bijzonder onaangenaam wordt ervaren en zelfs in ergere mate onaangenaam is dan het aanbrengen van de sonde zelf. De huidige uitvinding heeft tot doel hieraan een oplossing te bieden. <Desc/Clms Page number 3> Hiertoe betreft de uitvinding een hulpstuk voor een sonde, meer speclaal een neussonde, met als kenmerk dat het minstens bestaat uit een element dat enerzijds samenwerkt of kan samenwerken met een bevestigingsgedeelte dat ter hoogte van, meer speciaal aan de neus van een patiënt kan worden bevestigd en anderzijs samenwerkt of kan samenwerken met de sonde, waarbij dit element mechanische koppelmiddelen bevat die ervoor zorgen dat er minstens een losmaakbare verbinding bestaat tussen de sonde en het voornoemde bevestigingsgedeelte. Het gebruik van dergelijk hulpstuk laat toe dat de sonde op een eenvoudige wijze zeer doeltreffend kan worden bevestigd. Bij voorkeur bevindt de voornoemde losmaakbare verbinding zich op een zodanige plaats aan het voornoemde element dat de sonde kan worden losgemaakt, terwijl het bevestigingsgedeelte aan de patiënt aanwezig blijft. Dit laat toe dat de sonde herhaaldelijk kan worden vervangen zonder dat telkens een nieuw bevestigingsgedeelte moet worden aangebracht. Het voornoemde bevestigingsgedeelte bestaat bij voorkeur uit een element dat met het neusbeen van een patiënt kan samenwerken, meer speciaal achter het neusbeen kan worden vastgehaakt, doch het is evenwel niet uitgesloten om gebruik te maken van andere soorten bevestigingsgedeelten die een bevestiging aan de neus toelaten. Meer speciaal bestaat het bevestigingsgedeelte uit een element dat in de vorm van een lus rond het neusbeen kan worden aangebracht, in het bijzonder een langgerekt <Desc/Clms Page number 4> element, zoals een gedeelte van een slang, sonde, snoer, band of dergelijke. Volgens een eerste mogelijkheid zijn het hulpstuk en het voornoemde bevestigingsgedeelte afzonderlijk van elkaar uitgevoerd en is het voornoemde element van het hulpstuk, voorzien van koppelmiddelen waarmee dit met het bevestigingsgedeelte kan worden verbonden. In een praktische uitvoeringsvorm bevatten deze koppelmiddelen twee koppelgedeelten die respectievelijk met de twee gedeelten EMI4.1 van het voornoemde bevestigingsgedeelte samenwerken die na het aanbrengen van dit bevestigings-gedeelte rond het neusbeen, uit de neusgaten van de patiënt reiken. Volgens een tweede mogelijkheid maakt het voornoemde bevestigingsgedeelte vast deel uit van het hulpstuk. Andere specifieke kenmerken van voorkeurdragende uitvoeringsvormen zijn beschreven in de bijgevoegde volgconclusies, alsmede verder verduidelijkt in de volgende gedetailleerde beschrijving, zulks met verwijzing naar de tekening. De uitvinding heeft zoals voornoemd ook betrekking op een EMI4.2 werkwijze om een sonde ter hoogte van het neusbeen van een I patiënt te bevestigen. Deze werkwijze is daardoor gekenmerkt dat zij minstens bestaat uit volgende stappen, welke al dan niet in de hierna weergegeven volgorde kunnen worden uitgevoerd : - het onder de neus van de patiënt aanbrengen van een element met behulp van een lusvormig rond het neusbeen van de patiënt aangebracht bevestigingsgedeelte ; - het aanbrengen van de sonde via een van de neusgaten van de patiënt ; <Desc/Clms Page number 5> het verbinden van de sonde met het voornoemde element met behulp van losmaakbare mechanische koppelmiddelen. Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna als voorbeeld zonder enig beperkend karakter enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin : figuur 1 in perspectief een hulpstuk volgens de uitvinding weergeeft ; figuur 2 een hulpstuk van figuur 1 in gebruikspositie weergeeft ; figuur 3 op een grotere schaal een doorsnede weergeeft volgens lijn 111-111 in figuur 1 ; figuren 4 tot 13 schematisch weergeven hoe een sonde door middel van een hulpstuk volgens de uitvinding kan worden bevestigd ; figuren 14 en 15 schematisch nog twee varianten van de uitvinding weergeven. Zoals weergegeven in de figuren 1 tot 3, heeft de uitvinding betrekking op een hulpstuk 1 voor een sonde 2, meer speciaal een neussonde. Dit hulpstuk 1 bestaat minstens uit een element 3 dat enerzijds samenwerkt of kan samenwerken met een bevestigingsgedeelte 4 dat aan de neus van een patient kan worden bevestigd, en, anderzijds, samenwerkt of kan samenwerken met de sonde 2. Verder vertoont dit element 3 de bijzonderheid dat het mechanische koppelmiddelen, in dit geval de hierna nog meer in detail beschreven koppelmiddelen 5 en 6, bevat die ervoor zotgen dat er minstens een losmaakbare verbinding 7 bestaat tussen de sonde 2 en het voornoemde bevestigingsgedeelte 4. <Desc/Clms Page number 6> In het weergegeven voorbeeld, bevindt de losmaakbare verbinding 7 op een zodanige plaats aan het voornoemde element 3 dat de sonde 2 kan worden losgemaakt, terwijl het bevestigingsgedeelte 4, samen met het element 3, zoals hierna nog uiteengezet, aan de patiënt aanwezig kan blijven. Het element 3 en het bevestigingsgedeelte 4 bestaan uit afzonderlijke delen. Het element 3 bestaat uit een lichaam 8 waarin de koppelmiddelen 5-6 gevormd zijn. Het bevestigingsgedeelte 4 bestaat uit een deel dat met het neusbeen 9 van een patiënt, dat schematisch in figuur 2 is afgebeeld, kan samenwerken, meer speciaal in de vorm van een lus rond het neusbeen 9 kan worden aangebracht. In een praktische uitvoeringsvorm bestaat het bevestigingsgedeelte 4 uit een stuk van een sonde of een gelijkaardig uitgevoerd gedeelte, doch in werkelijkheid kan hiertoe eender welk langgerekt element worden aangewend, zoals ook een gedeelte van een slang, snoer, band of dergelijke, waarbij dit bevestigingsgedeelte 4 wel voldoende soepel moet zijn om rond het neusbeen 9 te kunnen worden geplooid, voldoende zacht moet zijn, minstens op de plaats waar het rond het neusbeen 9 wordt gebogen, om te verhinderen dat de patiënt verwond wordt, en zodanig geconfigureerd moet zijn dat het, zoals hierna nog beschreven, met het element 3 kan samenwerken, meer speciaal hiermee kan worden verbonden. De voornoemde koppelmiddelen 5 bestaan uit twee koppelgedeelten 10-11 die respectievelijk met de twee gedeelten of uiteinden 12-13 van het voornoemde bevestigingsgedeelte 4 kunnen samenwerken die na het <Desc/Clms Page number 7> aanbrengen van dit bevestigingsgedeelte 4 rond het neusbeen 9, uit de neusgaten van de patiënt reiken. Deze koppelgedeelten 10 en 11 bestaan in het weergegeven voorbeeld uit klemkoppelingen, doch kunnen uiteraard volgens varianten uit koppelingen van een andere aard bestaan. Verder zijn deze koppelgedeelten 10 en 11, ieder gevormd uit minstens twee zittingdelen 14-15 en 16-17, die ten opzichte van elkaar kunnen worden geopend en gesloten, en die in gesloten toestand klemmend rond de voornoemde gedeelten of uiteinden 12-13 van het bevestigingsgedeelte 4 passen. In het weergegeven voorbeeld is ieder van de zittingdelen 14 tot 17 hoofdzakelijk halfcilindervormig. De bij elkaar horende zittingdelen 14-15 en 16-17 zijn onderling scharnierbaar verbonden door middel van scharniergedeelten 18-19, die in het weergegeven voorbeeld bestaan uit dunne plooibare materiaalverbindingen. Verder zijn de koppelmiddelen 5-6 uitgerust met sluitdelen 20-21 en 22-23 die ieder samen een snapverbinding vormen. De sluitdelen 20 en 22 bestaan hierbij uit elastisch verbuigbare lippen die voorzien zijn van vergrendelingsranden 24 en 25, terwijl de sluitdelen 21 en 23 bestaan uit openingen in het lichaam 8, een en ander zodat de verbuigbare lippen met de vergrendelingsranden 24 en 25 achter de randen van de voornoemde openingen kunnen aangrijpen. De sluitdelen 21 en 23, of met andere woorden de voornoemde openingen zijn hierbij voldoende ruim om te verkrijgen dat door het uitoefenen van een kracht op de sluitdelen 20 en 22, terug een ontgrendeling kan worden bewerkstelligd. <Desc/Clms Page number 8> De koppelmiddelen 6 bestaan uit een koppelgedeelte 26 gevormd door zittingdelen 27-28 die een koppeling tussen het element 3 en de sonde 2 toelaten. In het weergegeven voorbeeld, zijn deze zittingdelen 27-28 analoog uitgevoerd als de zittingdelen 14-15 en 16-17 en zijn zij gemeenschappelijk met de zittingdelen 14-15 te openen en te sluiten, doordat het scharniergedeelte 19, zoals weergegeven in de figuren 1 en 3, gemeenschappelijk is voor de zittingdelen 14-15 en 27-28. Ook de sluitdelen 22 en 23 zijn gemeenschappelijk voor het sluiten van de zittingdelen 14-15 en 27-28. Zoals duidelijk zichtbaar in figuur 1, kunnen de zittingdelen 14-15,16-17 en 27-28 voorzien zijn met middelen die de grip op het erin aangebrachte bevestigingsgedeelte 4 en/of de erin aangebrachte sonde 2 vergroten, zoals ribben 29, tanden of dergelijke. De koppelgedeelten 10 en 26 bevinden zieh onmiddellijk naast elkaar, terwijl het koppelgedeel te 11 zieh op een afstand bevindt door middel van een tussengedeelte 30. Zoals aangeduid in aslijn, kan het hulpstuk 1 volgens een variante worden voorzien met een gedeelte 31 dat bij de aanwending in de neus van de patiënt past, waarbij dit gedeelte 31 zieh ter plaatse van of in de directe nabijheid van de sonde 2 bevindt, zodat de bereikbaarheid van de sonde 2 in de neus bemoeilijkt wordt. Verder vertoont het element 3 bij voorkeur een uitsparing 32 in het lichaam 8 op de plaats waar het bedoeld is om tegen het neusbeen 9 aan te sluiten. <Desc/Clms Page number 9> De werking en het gebruik van het hulpstuk 1 worden hierna aan de hand van de figuren 4 tot 13 beschreven, waarin dit hulpstuk 1 iets meer schematisch is afgebeeld dan in de figuren 1 tot 3. Zoals afgebeeld in figuur 4, wordt eerst het bevestigingsgedeelte 4, dat nog volledig vrij is, met zijn uiteinden 33-34 in de neusholtes 35-36 geschoven om, zoals zichtbaar in figuur 5, langs de mondholte 37 terug naar buiten te worden gebracht. Vervolgens worden de uiteinden 33-34 door middel van een verbindingsstuk 38 aan elkaar gezet, zodat een gesloten lus ontstaat. Zoals afgebeeld in de figuren 7 en 8, wordt deze lus verdraaid en wordt zij bij het gedeelte dat zich aan de neus 39 bevindt naar buiten getrokken, zodat de lus aangespannen achter het neusbeen 9 komt te zitten, terwijl het verbindingsstuk 38 zieh buiten het lichaam van de patiënt 40 bevindt. Zoals weergegeven in figuur 9, wordt dan de sonde 2 via een neusholte 35 in het lichaam ingebracht. Daarna wordt het element 3 juist onder de neus 39 aan het bevestigingsgedeelte 4 en de sonde 2 gepresenteerd. Door vervolgens de koppelgedeelten 10 en 26, zoals aangeduid in figuur 10, te sluiten, alsook het koppelgedeelte 11 zoals aangeduid in figuur 11 te sluiten, wordt verkregen dat, enerzijds, het bevestigingsgedeelte 4 stabiel rond het neusbeen 9 komt te zitten, waardoor het element 3 op zijn plaats gehouden wordt, alsook de sonde 2, door de verbinding ervan met het element 3, vast komt te zitten. <Desc/Clms Page number 10> Uiteindelijk wordt het zich onder het element 3 bevindende gedeelte van het bevestigingsgedeelte 4 afgesneden, zoals afgebeeld in figuur 12, waardoor de uiteindelijke toestand van figuur 13 wordt verkregen. De sonde 2 zit hierdoor vast en kan niet door de patiënt 40 uit het lichaam worden getrokken. Door het losmaken van ofwel de koppelgedeelten 10-26, ofwel het koppelgedeelte 11, kan de sonde 2 terug worden losgemaakt, bijvoorbeeld om hem te vervangen of te reinigen. Aangezien een redelijke kracht nodig is en men bovendien de sluitdelen op de juiste plaats moet vastnemen, is dit in de praktijk uitsluitend mogelijk door een verpleger of dergelijke en niet door de patiënt zelf. Het bevestigingsgedeelte 4 blijft hierbij aan de patiënt 40 aanwezig. Wanneer het element 3 een extra gedeelte 31 bezit, komt dit in de neusholte 35 te zitten en wordt het voor de patiënt 40 vrijwel onmogelijk gemaakt om de sonde 2 met een vinger van achter het element 3 uit de neusholte 35 te peuteren. Het is duidelijk dat, volgens een niet weergegeven ultvoeringsvorm, de koppelgedeelten 10 en 26 ook afzonderlijk sluitbaar, respectievelijk losmaakbaar kunnen zijn, hetgeen onder meer het voordeel biedt dat de via het bevestigingsgedeelte 4 en het element 3 gevormde gesloten lus bij het vervangen van de sonde 2 niet dient te worden losgemaakt. In figuur 14 is schematisch een variante weergegeven, waarbij het voornoemde bevestigingsgedeelte 4 eendelig met het element 3 is uitgevoerd, waardoor dit als een eendelige <Desc/Clms Page number 11> set kan worden gecommercialiseerd. Het is duidelijk dat het koppelgedeelte 10 dan komt te vervallen. Het gebruik en de werking zijn vrijwel analoog aan deze van de uitvoering van figuren 1 tot 3. Ook het verbindingsstuk 38 kan vast aan een van de uiteinden van het bevestigingsgedeelte 4 gemonteerd zijn. In figuur 15 is op een sterk geschematiseerde wijze nog een variante weergegeven met een tweedelig element 3, met gedeelten 41 en 42 die met herkoppelbare koppelmiddelen 43 aan elkaar kunnen worden gekoppeld, respectievelijk van elkaar kunnen worden losgemaakt. De sonde 2 is door middel van een koppelgedeelte 26 verbonden met het gedeelte 41, terwijl het bevestigingsgedeelte 4 door middel van koppelgedeelten 10 en 11 verbonden is met het gedeelte 42. De koppelgedeelten 10-11 en 26 hoeven hierbij niet van het herlosmaakbare type te zijn. De sonde 2 kan dan worden losgemaakt en worden gereinigd, door het gedeelte 41 samen met de eraan bevestigde sonde 2 door middel van de koppelmiddelen 43 van het gedeelte 42 los te maken. Het is duidelijk dat het bevestigingsgedeelte 4 niet noodzakelijk uit een lusvormig gedeelte hoeft te bestaan, doch ook kan worden gevormd door eender welk ander middel dat een bevestiging aan de neus 39 of ter plaatse van de neus 39 toelaat, zoals bijvoorbeeld een haakvormig gedeelte dat achter het neusbeen 9 kan aangrijpen of een element dat rond het hoofd van de patiënt kan worden vastgemaakt. De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch dergelijk hulpstuk, en de werkwijze voor het bevestigen van een sonde door middel van zulk hulpstuk kunnen volgens verschillende varianten worden <Desc/Clms Page number 12> verwezelijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.
Claims (20)
1.- Hulpstuk voor een sonde, meer speciaal een neussonde, daardoor gekenmerkt dat het minstens bestaat uit een element (3) dat enerzijds samenwerkt of kan samenwerken met een bevestigingsgedeelte (4) dat ter hoogte van, meer speciaal aan de neus (39) van een patiënt (40) kan worden bevestigd en anderzijds samenwerkt of kan samenwerken met de sonde (2), waarbij dit element (3) mechanische koppelmiddelen (5-6) bevat die ervoor zorgen dat er minstens een losmaakbare verbinding (7) bestaat tussen de sonde (2) en het voornoemde bevestigingsgedeelte (4).
2.-Hulpstuk volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde losmaakbare verbinding (7) zich op een zodanige plaats aan het voornoemde element (3) bevindt dat de sonde (2) kan worden losgemaakt, terwijl het bevestigingsgedeelte (4) aan de patiënt (40) aanwezig blijft.
3.-Hulpstuk volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat het bevestigingsgedeelte (4) bestaat uit een deel dat met het neusbeen (9) van een patiënt (40) kan samenwerken,
EMI13.1
meer speciaal achter het neusbeen (9) kan worden I vastgemaakt.
4.-Hulpstuk volgens conclusie 3, daardoor gekenmerkt dat het bevestigingsgedeelte (4) bestaat uit een deel dat in de vorm van een lus rond het neusbeen (9) kan worden aangebracht.
5.-Hulpstuk volgens conclusie 4, daardoor gekenmerkt dat het voornoemde bevestigingsgedeelte (4) bestaat uit een
<Desc/Clms Page number 14>
langgerekt element, zoals een gedeelte van een slang, sonde, snoer, band of dergelijke.
6.-Hulpstuk volgens een van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het voornoemde element (3) koppelmiddelen (5) bevat waarmee dit met het bevestigingsgedeelte (4) kan worden verbonden.
7.-Hulpstuk volgens conclusie 4 of 5 en volgens conclusie 6, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde koppelmiddelen (5) twee koppelgedeelten (10-11) bevatten die respectievelijk met de twee gedeelten van het voornoemde bevestigingsgedeelte (4) kunnen samenwerken die na het aanbrengen van dit bevestigingsgedeelte (4) rond het neusbeen (9), uit de neusholtes (35-36) van de patiënt (40) reiken.
8. - Hulpstuk volgens een van de conclusies 1 tot 5, daardoor gekenmerkt dat het voornoemde element (3) vast verbonden is of eendelig uitgevoerd is met het voornoemde bevestigingsgedeelte (4), waarbij dit bevestigingsgedeelte (4) bestaat uit een langwerpig element dat lusvormig rond het neusbeen (9) van een patiënt (40) kan worden aangebracht, en dat het hulpstuk (1) een koppelgedeelte (11) bevat dat toelaat om het bevestigingsgedeelte (4) op een tweede plaats aan het eerstgenoemde element (3) te bevestigen nadat dit rond het neusbeen (9) is aangebracht.
9.-Hulpstuk volgens een van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het koppelmiddelen (6) bevat in de vorm van een of meer koppelgedeelten (26) die een verbinding met de sonde (2) toelaten.
10.-Hulpstuk volgens een van de conclusies 6 tot 9, daardoor gekenmerkt dat een of meer van de voornoemde
<Desc/Clms Page number 15>
koppelmiddelen (5-6) de losmaakbare koppelmiddelen voor het vormen van de losmaakbare verbinding (7) vormen.
11. - Hulpstuk volgens een van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat een of meer van de voornoemde koppelmiddelen (5-6) bestaan uit klemkoppelingen.
12.-Hulpstuk volgens conclusie 11, daardoor gekenmerkt dat een of meer van de voornoemde koppelmiddelen (5-6) bestaan uit minstens twee zittingdelen (14-15,16-17, 27-28) die klemmend rond het bevestigingsgedeelte (4) en/of de sonde (2) kunnen worden gesloten.
13.-Hulpstuk volgens conclusie 12, daardoor gekenmerkt dat de zittingdelen (14-15,16-17, 27-28) ieder hoofdzakelijk halfcilindervormig zijn.
14.-Hulpstuk volgens conclusie 12 of 13, daardoor gekenmerkt dat een of meer van de koppelmiddelen (5-6) zijn uitgerust met sluitdelen (20-21,22-23) die samen een snapverbinding vormen.
15.-Hulpstuk volgens een van de conclusies 12 tot 14, daardoor gekenmerkt dat de zittingdelen (14-15,16-17,
EMI15.1
27-28) zijn voorzien met middelen die de grip op het erin I aangebrachte bevestigingsgedeelte (4) en/of de erin aangebrachte sonde (2) vergroten, zoals ribben (29), tanden of dergelijke.
16.-Hulpstuk volgens een van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het voornoemde element (3) minstens drie koppelgedeelten (10-11, 26) bevat, alsmede een tussengedeelte (30), waarbij twee van de koppelgedeelten (10-26) onmiddellijk naast elkaar zijn gesitueerd, terwijl
<Desc/Clms Page number 16>
het tussengedeelte (30) zich tussen, enerzijds de voornoemde twee koppelgedeelten (10-26), en, anderzijds, het derde koppelgedeelte (11) bevindt.
17.-Hulpstuk volgens conclusie 16, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde twee naast elkaar gesitueerde koppelgedeelten (10-26), gemeenschappelijk activeerbaar zijn.
18.-Hulpstuk volgens een van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het is voorzien van een gedeelte (31) dat in de neus (39) van de patient (40) past, dit ter plaatse van of in de directe nabijheid van de sonde (2), zodat de bereikbaarheid van de sonde (2) in de neus (39) bemoeilijkt wordt.
19.-Hulpstuk volgens een van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het voornoemde element (3) een uitsparing (32) bezit op de plaats waar het bedoeld is om tegen het neusbeen (9) aan te sluiten.
20.-Werkwijze om een sonde ter hoogte van het neusbeen van een patient te bevestigen, daardoor gekenmerkt dat zij minstens bestaat uit volgende stappen : - het onder de neus. (39) van de patient (40) aan- brengen van een element (3) met behulp van een lusvormig rond het neusbeen (9) van de patient (40) aangebracht bevestigingsgedeelte (4) ; - het aanbrengen van de sonde (2) via een van de
EMI16.1
neusholtes (35-36) van de patient (40) - het verbinden van de sonde (2) met het voornoemde element (3) met behulp van een hulpstuk (1) met losmaakbare mechanische koppelmiddelen (5-6) die in minstens een losmaakbare en heraanwendbare verbinding
<Desc/Clms Page number 17>
(7) tussen de sonde (2) en het bevestigingsgedeelte (4) voorzien.
Priority Applications (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
BE2001/0283A BE1014139A3 (nl) | 2001-04-25 | 2001-04-25 | Hulpstuk voor sonde en werkwijze om een sonde met behulp van dergelijk hulpstuk ter hoogte van de neus van een patient te bevestigen. |
Applications Claiming Priority (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
BE2001/0283A BE1014139A3 (nl) | 2001-04-25 | 2001-04-25 | Hulpstuk voor sonde en werkwijze om een sonde met behulp van dergelijk hulpstuk ter hoogte van de neus van een patient te bevestigen. |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
BE1014139A3 true BE1014139A3 (nl) | 2003-05-06 |
Family
ID=3896957
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
BE2001/0283A BE1014139A3 (nl) | 2001-04-25 | 2001-04-25 | Hulpstuk voor sonde en werkwijze om een sonde met behulp van dergelijk hulpstuk ter hoogte van de neus van een patient te bevestigen. |
Country Status (1)
Country | Link |
---|---|
BE (1) | BE1014139A3 (nl) |
Cited By (1)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
WO2011159997A1 (en) * | 2010-06-17 | 2011-12-22 | Kirn Medical Design Llc | A device for securing an oral tube in a patient |
Citations (4)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US4193174A (en) * | 1978-04-11 | 1980-03-18 | Portex, Inc. | Lever and fulcrum clamping assembly |
US4282871A (en) * | 1979-01-08 | 1981-08-11 | Technalytics Inc. | Naso-gastric tube stabilizer |
US5389082A (en) * | 1994-03-14 | 1995-02-14 | Baugues; Mary C. | Intravenous line separator system |
US5752511A (en) * | 1996-11-22 | 1998-05-19 | Simmons; Carl J. | Universal medical tube retainer and nasal wall tissue dilator |
-
2001
- 2001-04-25 BE BE2001/0283A patent/BE1014139A3/nl not_active IP Right Cessation
Patent Citations (4)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US4193174A (en) * | 1978-04-11 | 1980-03-18 | Portex, Inc. | Lever and fulcrum clamping assembly |
US4282871A (en) * | 1979-01-08 | 1981-08-11 | Technalytics Inc. | Naso-gastric tube stabilizer |
US5389082A (en) * | 1994-03-14 | 1995-02-14 | Baugues; Mary C. | Intravenous line separator system |
US5752511A (en) * | 1996-11-22 | 1998-05-19 | Simmons; Carl J. | Universal medical tube retainer and nasal wall tissue dilator |
Cited By (3)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
WO2011159997A1 (en) * | 2010-06-17 | 2011-12-22 | Kirn Medical Design Llc | A device for securing an oral tube in a patient |
AU2011268168B2 (en) * | 2010-06-17 | 2015-06-25 | Kirn Medical Design Llc | A device for securing an oral tube in a patient |
US9713691B2 (en) | 2010-06-17 | 2017-07-25 | Kirn Medical Design Llc | Device for securing an oral tube in a patient |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
DE69030998T2 (de) | Vorrichtung zur orolaryngealen und oroesophagealen blindführung und -zielung | |
US6053166A (en) | Intubating assembly | |
US7534228B2 (en) | Bridle catheter with umbilical tape | |
JP2004508108A (ja) | 磁気経鼻管ブライドル装置およびその応用方法 | |
US6123666A (en) | Laryngoscope blade with fiberoptic scope for remote viewing and method for teaching the proper insertion of a laryngoscope blade into the airway of a patient | |
US20110265789A1 (en) | Endo-tracheal intubation device with adjustably bendable stylet | |
US20030069477A1 (en) | Surgical instrument | |
EP2113189A2 (en) | System of accessories for use with bronchoscopes | |
DE69330756T2 (de) | Fixationsvorrichtung | |
CN105307557A (zh) | 可调节咬合块 | |
US6086596A (en) | Magnetically assisted surgical wiring and cabling passer devices | |
AU2001286710A1 (en) | Magnetic nasal tube bridle system and related method | |
JP2012506749A (ja) | 喉頭鏡 | |
GB2431539A (en) | Intubation assistance apparatus and intubation assistance used in the apparatus | |
FR2703899B3 (fr) | Sonde endoscopique pour la fixation sur une pièce manuelle pour la diathermie à utiliser lors d'interventions endoscopiques. | |
WO2004032705A3 (en) | Imaging catheter with indicia and methods of use | |
US20070248501A1 (en) | Specimen handling device | |
US7311663B2 (en) | Multi-positionable vaginal speculum with removable blades | |
US8038597B2 (en) | Instrument for endoscope | |
BE1014139A3 (nl) | Hulpstuk voor sonde en werkwijze om een sonde met behulp van dergelijk hulpstuk ter hoogte van de neus van een patient te bevestigen. | |
US6077074A (en) | Holder for oral suction device | |
KR101070416B1 (ko) | 탈부착식 내시경 가이드를 가지는 후두경 | |
EP3270869B1 (en) | Transnasal tube | |
EP3716864A1 (en) | Retractor and tip extender therefor | |
DE10022937B4 (de) | Sensoranordnung zur Erfassung von Lage- und Positionsveränderungen eines Probanden in einem Neuronavigationssystem |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
RE | Patent lapsed |
Effective date: 20050430 |
|
RE | Patent lapsed |
Effective date: 20050430 |