<Desc/Clms Page number 1>
VLOER-, WAND-OF KASTINBOUWELEMENT
De uitvinding heeft betrekking op een inbouwelement dat in een vloer of een wand dient ingebouwd te worden en dat toelaat om een ruimte te koelen, te verwarmen of te ventileren, voorzien van minstens een ventilator en minstens een warmtewisselaar teneinde een warmtewisseling tussen omgevingslucht en een vloeistof toe te laten.
De volgens de stand van de techniek bekende systemen die, bijvoorbeeld, in een vloer worden ingebouwd laten niet toe dat eenzelfde inbouwelement zowel kan zorgen voor de verwarming, de koeling en de ventilatie van een ruimte.
De uitvinding wil aldus een eenvoudig en gemakkelijk te plaatsen inbouwelement voorstellen dat dit wel toelaat.
Tot dit doel brengt genoemde ventilator een luchtstroom teweeg langs genoemde warmtewisselaar die aangesloten is op een vloeistofcircuit dat toelaat een wanne of een koude vloeistof doorheen de warmtewisselaar te doen stromen teneinde genoemde ruimte, respectievelijk, te verwarmen of te koelen, of te ventileren.
Doelmatig bevat genoemd vloeistofcircuit een koud watercircuit en een warm watercircuit, waarbij een ventiel is voorzien dat samenwerkt met een regeleenheid teneinde genoemde warmtewisselaar te doen samenwerken met het koud watercircuit of het warm watercircuit.
Op een voordelige manier is genoemde warmtewisselaar langwerpig uitgevoerd, waarbij genoemde ventilator zieh over nagenoeg de volledige lengte van de warmtewisselaar uitstrekt.
Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van het inbouwelement, volgens de uitvinding, vertoont dit een losneembare opstaande rand die zieh volgens de omtrek van genoemde opening van de behuizing uitstrekt en verplaatsbaar is ten opzichte van de behuizing.
Op een voordelige wijze, vertoont genoemde opstaande rand een kraag die dient te rusten op de vloer die het inbouwelement omgeeft.
De uitvinding heeft eveneens betrekking op een werkwijze voor het in een vloer of in een wand monteren van een inbouwelement met een behuizing, die een bodemvlak en hierop aansluitende zijwanden vertoont, waarbij genoemde zijwanden
<Desc/Clms Page number 2>
een opening begrenzen die zieh aan de bovenzijde van de behuizing uitstrekt, waarbij verder een kader met een opstaande wand is voorzien die zieh volgens de omtrek van genoemde opening uitstrekt, daardoor gekenmerkt dat het inbouwelement op een ondergrond geplaatst wordt en een bekleding wordt aangebracht op deze ondergrond over minstens de volledige hoogte van genoemde behuizing en tot onder de bovenste boord van genoemd kader,
waarbij vervolgens dit kader nagenoeg dwars ten opzichte van het oppervlak van de bekleding wordt verplaatst totdat genoemde boord zieh nagenoeg ter hoogte van het oppervlak van de bekleding uitstrekt..
Andere bijzonderheden en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de hiemavolgende beschrijving van een specifieke uitvoeringsvorm van het inbouwelement en de werkwijze, volgens de uitvinding ; deze beschrijving wordt enkel als voorbeeld gegeven en beperkt de draagwijdte niet van de gevorderde bescherming ; de hierna gebruikte verwijzingscijfers hebben betrekking op de hieraan toegevoegde figuren.
Figuur 1 is een schematisch bovenaanzicht van een inbouwelement, volgens de uitvinding.
Figuur 2 is een schematische dwarsdoorsnede van een inbouwelement, volgens de uitvinding.
Figuur 3 is een schematische perspectiefvoorstelling die de montage van de inbouwelementen, volgens de uitvinding, in een vloer van een ruimte weergeeft.
In de verschillende figuren hebben dezelfde verwijzingscijfers betrekking op dezelfde of analoge elementen.
Het inbouwelement, zoals voorgesteld in de figuren 1 en 2, omvat een rechthoekige behuizing l die een bodemvlak 2 vertoont met vier hierop aansluitende zijwanden 3,4, 5 en 6. Aldus begrenzen deze zijwanden 3,4, 5 en 6 een opening die zich aan de bovenzijde van de behuizing 1 uitstrekt. Deze behuizing l bevat een warmtewisselaar 7 en een ventilator 8 die samenwerkt met een elektrische motor 9.
De warmtewisselaar 7 omvat een U-vormige vloeistofleiding 11 die verbonden is met dwars erop geplaatste thennisch geleidende plaatjes 12. Aldus heeft de warmtewisselaar 7 de vorm van een langwerpige balk. Bij voorkeur zijn zowel de vloeistofleiding 11 en genoemde plaatjes 12 in metaal uitgevoerd. Uiteraard is het mogelijk, teneinde de wannteoverdracht te verbeteren, om de warmtewisselaar 7 van
<Desc/Clms Page number 3>
meerdere U-vormige vloeistofleidingen 11 te voorzien die verbonden zijn met genoemde plaatjes 12.
De ventilator 8 vertoont een centrale as 10 die aangedreven wordt door genoemde motor 9. Teneinde een luchtstroom teweeg te brengen langs de warmtewisselaar 7 met behulp van deze ventilator 8, bevat deze laatste schoepen 13 in de vorm van lamellen die zieh nagenoeg parallel aan de as 10 ervan uitstrekken.
Verder is een afschermkap 34 voorzien boven de ventilator 8. Deze afschermkap 34 strekt zich op een zekere afstand van de overeenkomstige zijwand 5 van de behuizing 1 uit tot nagenoeg aan genoemde warmtewisselaar 7 zodanig dat, wanneer de ventilator 8 in werking is, een gedwongen luchtstroom wordt gecreëerd zoals weergegeven door pijltjes 14. Hierbij wordt, meer bepaald, door de ventilator 8 omgevingslucht aangezogen uit de ruimte die zieh boven de behuizing 1 bevindt, waarbij deze lucht vervolgens, volgens een richting dwars op de as van de ventilator 8, langs genoemde warmtewisselaar 7 stroomt en terug naar de erboven gelegen ruimte wordt gestuurd. Hierbij ontstaat een warmteoverdracht tussen deze omgevingslucht en de warmtewisselaar 7.
De warmtewisselaar 7 is via een toevoerleiding 15 en een afvoerleiding 16, die zich doorheen de zijwand 6 van de behuizing 1 uitstrekken, aangesloten op een vloeistofcircuit. Via dit vloeistofcircuit is het mogelijk om een warme of een koude vloeistof, zoals bijvoorbeeld water, doorheen de warmtewisselaar 7 te doen stromen.
Teneinde condensatievocht, dat eventueel wordt'gevormd wanneer een koude vloeistof door de warmtewisselaar 7 stroomt, af te voeren, is een uitsparing voorzien in de nabijheid van het bodemvlak 2 in de zijwand 5 van de behuizing 1. In deze uitsparing is een buisje 17 gemonteerd dat dient te worden aangesloten op een afvoerleiding voor condenswater. Eventueel kan dit buisje 17 aansluiten op een uitsparing die voorzien is in de zijwand 3 naast de warmtewisselaar 7.
Wanneer het inbouwelement, volgens de uitvinding, in een vloer wordt ingebouwd, wordt dit op een ondergrond 18 geplaatst waarbij ervoor gezorgd wordt dat de bovenste randen van genoemde zijwanden 3,4, 5 en 6 zieh in een nagenoeg horizontaal vlak uitstrekken. Hierbij zijn aan de zijwanden 3,4, 5 en 6 van de behuizing 1 zijdelingse steunen 19 voorzien die op genoemde ondergrond 18 rusten.
Dit is schematisch weergegeven in figuur 2.
<Desc/Clms Page number 4>
Verder vertoont het inbouwelement een losneembaar rechthoekig kader 20 met een opstaande wand 21 die zieh in de behuizing 1 uitstrekt volgens de omtrek van genoemde opening. Deze opening wordt begrensd door genoemde zijwanden 3,4, 5 en 6. Dit kader 20 kan een verplaatsing ten opzichte van de behuizing 1 ondergaan waarbij genoemde wand 21 langs de binnenzijde van de zijwanden 3, 4, 5 en 6 schuift.
Aldus wordt bij het monteren van het inbouwelement, volgens de uitvinding, dit inbouwelement op een ondergrond 18 geplaatst waarbij men genoemd kader 20 in een zodanige positie brengt zodat de bovenste boord ervan zieh op een bepaalde afstand boven genoemde zijwanden 3,4, 5 en 6 bevindt en zodat de wand 21 van het kader 20 gedeeltelijk overlapt met deze zijwanden 3,4, 5 en 6.
Vervolgens wordt een vloer 22 op de ondergrond 18 aangebracht.
Hierbij vormen genoemde steunen 19 een verankering voor het inbouwelement in de vloer 22. Deze vloer 22 wordt bijvoorbeeld gevormd door een chape 23 waarop een vloerbekleding 24 is aangebracht en strekt zieh minstens tot boven de zijwanden 3,4, 5 en 6 van de behuizing 1 uit en tot een bijvoorkeur kleine afstand onder de bovenste boord van het kader 20.
Nadat de vloer 22 aldus is geplaatst, wordt het kader 20 nagenoeg dwars ten opzichte van het oppervlak van de vloer 22 naar beneden verplaatst totdat genoemde boord zieh nagenoeg ter hoogte van het oppervlak van de vloer 22 uitstrekt. Zoals in figuur 2 is voorgesteld, vormt deze boord van het kader 20 een kraag 25 die, na het naar beneden verplaatsen van dit kader, op het oppervlak van de vloer 22 rust.
Door op een dergelijke manier het inbouwelement, volgens de uitvinding, in een vloer 22 te monteren, wordt een nagenoeg perfecte afwerking verkregen van het inbouwelement aan het oppervlak van de vloer 22. Meer bepaald laat deze werkwijze toe om dergelijke inbouwelementen op, bijvoorbeeld, een oneffen ondergrond 18 te plaatsen waarbij slechts in beperkte mate dient rekening te worden gehouden met het gewenste niveau van de vloer 22. Aldus dient er bij het plaatsen van de inbouwelementen, volgens de uitvinding, alleen voor gezorgd te worden dat de behuizing 1 ervan zieh onder het gewenste niveau van de vloer 22 bevindt en is het niet vereist dat deze inbouwelementen allen in eenzelfde horizontaal vlak liggen.
Na het plaatsen van de vloer 22 wordt vervolgens het kader 20 met de kraag 25 verplaatst tot
<Desc/Clms Page number 5>
tegen de vloer 22 zodat het mogelijk is om een variabele afstand tussen de behuizing 1 en het vloeroppervlak te compenseren.
Teneinde de bovenzijde van het inbouwelement af te schermen wordt hierop een rooster 26 aangebracht. Dit rooster 26 wordt meer bepaald op genoemd kader 20 gemonteerd.
In figuur 3 is schematisch een voorbeeld van een installatie met meerdere inbouwelementen in een ruimte 27, volgens de uitvinding, weergegeven.
Voordat een vloer 22 wordt aangebracht, worden de inbouwelementen, volgens de uitvinding, op de ondergrond 18 geplaatst zodanig dat genoemde zijwanden 3,4, 5 en 6 van de behuizing 21 ervan nagenoeg verticaal staan. Hierbij worden genoemde toevoerleiding 15 en genoemde afvoerleiding 16 van elk inbouwelement aangesloten op een ventiel 28 dat samenwerkt met een vloeistofcircuit. Dit vloeistofcircuit bevat meer bepaald een warm watercircuit en een koud watercircuit die elk met een aanvoerleiding 29, respectievelijk 31, en een afvoerleiding 30, respectievelijk 32, verbonden zijn met genoemd ventiel 28.
Het warm watercircuit kan bijvoorbeeld samenwerken met een brander van een klassieke centrale verwanningseenheid in een woning, terwijl het koud watercircuit samenwerkt met een koelinstallatie.
Genoemd ventiel 28 wordt bestuurd door een regeleenheid 33 die, naargelang de gewenste temperatuur in genoemde ruimte 27, ervoor zorgt dat de warmtewisselaars 7 van'de inbouwelementen verbonden worden met het koud water circuit of het warm watercircuit.
Het ventiel 28 kan eventueel vervangen worden door een op zichzelf bekende pomp die ervoor zorgt dat water uit het gewenste circuit naar de inbouwelementen stroomt.
Verder wordt een elektrische verbinding voorzien tussen genoemde regeleenheid 33 en elk van de motoren 9 van de ventilatoren 8 van de inbouwelementen.
Aldus kan met behulp van genoemde regeleenheid 33 het luchtdebiet van de ventilatoren 7 aangepast worden in functie van de gewenste luchtcirculatie en/of temperatuur.
<Desc/Clms Page number 6>
Via de buisjes 17, die aangesloten worden op een afvoerleiding, wordt condensatievocht dat zieh eventueel kan vormen in de behuizing 1 afgevoerd tot buiten de ruimte 27.
Verder sluit aan de zijwand 5 van het inbouwelement, in de nabijheid van genoemde ventilator 8, een ventilatieleiding 35 aan op de behuizing 1. Deze ventilatieleiding 35 geeft uit buiten de ruimte 27 zodat buitenlucht wordt aangevoerd naar de ruimte 27. Dit laat bijgevolg toe om de ruimte 27 te ventileren. Op een voordelige manier is een, niet in de figuren voorgestelde, afsluitklep voorzien die toelaat om de ventilatieleiding af te sluiten zodanig dat de ventilator 8 alleen lucht uit de ruimte 27 aanzuigt en via de warmtewisselaar 7 terug naar deze ruimte leidt. Deze afsluitklep wordt op een voordelige manier bediend via genoemde regeleenheid 33.
In een variante op deze uitvoeringsvorm van het inbouwelement, volgens de uitvinding, vormen deze buisjes 17 een aanvoerkanaal voor ventilatielucht. Meer bepaald kan via deze buisjes 17 verse lucht in de ruimte 27 worden aangevoerd.
Nadat de hierboven beschreven aansluitingen zijn verwezenlijkt, kan een vloer 22 worden aangebracht, zodanig dat de verschillende elektrische verbindingen en waterleidingen zieh onder deze vloer 22 bevinden.
Teneinde een zo gering mogelijke geluidsoverlast te veroorzaken, wordt voor genoemde motor 9 van de ventilator 8 bij voorkeur een gelijkstroommotor aangewend die een nominaal toerental van 1. 800 toeren/minuut heeft, waarbij ervoor gezorgd wordt dat deze ventilator maximaal op de helft van dit toerental werkt. Bij voorkeur laat men deze ventilator maximaal bij een toerental van 800 toeren/minuut draaien zodat deze nagenoeg geruisloos is.
Verder wordt de behuizing van het inbouwelement bij voorkeur uit een inert materiaal zoals kunststof uitgevoerd. Aldus wordt vermeden dat door het optreden van condensatie bij de werking van het inbouwelement corrosie zou optreden.
De warmtewisselaar 7 en de ventilator 8 zijn bij voorkeur losneembaar in genoemde behuizing gemonteerd. Aldus is het mogelijk om na het verwijderen van genoemd rooster 26 op een eenvoudige manier het inbouwelement te reinigen of eventueel reparaties uit te voeren. Op een voordelige wijze zijn de warmtewisselaar 7 en de ventilator 8 via clips bevestigd aan het bodemvlak 2 van de behuizing 1.
<Desc/Clms Page number 7>
Niettegenstaande in de bijgaande figuren en in bovenstaande beschrijving van de uitvinding, een inbouwelement is beschreven dat in een vloer wordt gemonteerd, is het duidelijk dat dit inbouwelement eveneens in een wand kan worden geplaatst.
Aldus wordt de behuizing 1 in of tegen een wand bevestigd zodanig dat de bovenste randen van genoemde zijwanden 3,4, 5 en 6 in een vlak liggen dat parallel is met de wand. Genoemd kader 20 wordt vervolgens in de behuizing 1 geplaatst zodanig dat dit enigszins uitsteekt ten opzichte van de behuizing 1. Nadat een wandbekleding, zoals bijvoorbeeld, pleisterwerk is aangebracht op de wand, wordt dit kader 20 verschoven totdat de boord, meer bepaald genoemde kraag 25, ervan tegen deze wandbekleding rust.
Het inbouwelement en de werkwijze voor het monteren van het inbouwelement, volgens de uitvinding, zijn uiteraard niet beperkt tot de hierboven beschreven en in bijgaande figuren voorgestelde uitvoeringsvorm ervan.
Zo kunnen de warmtewisselaar 7 en de ventilator, evenals de behuizing 1 allerhande vormen en afmetingen aannemen. De behuizing 1 kan bijvoorbeeld gevormd worden door een rechtopstaande cilinder waarbij de warmtewisselaar zieh volgens de omtrek van deze cilinder uitstrekt en de ventilator centraal in deze behuizing geplaatst
EMI7.1
is.
<Desc / Clms Page number 1>
FLOOR, WALL OR CUPBOARD ELEMENT
The invention relates to a built-in element which must be built into a floor or wall and which allows to cool, heat or ventilate a room, provided with at least one fan and at least one heat exchanger in order to achieve a heat exchange between ambient air and a liquid to admit.
The systems known in the art which, for example, are built into a floor do not allow the same built-in element to provide both the heating, the cooling and the ventilation of a room.
The invention thus wants to propose a simple and easy-to-install mounting element that permits this.
For this purpose, said fan produces an air flow along said heat exchanger connected to a liquid circuit that allows a heat or a cold liquid to flow through the heat exchanger in order to heat or cool said room, respectively, to cool or to ventilate.
Advantageously, said liquid circuit comprises a cold water circuit and a warm water circuit, wherein a valve is provided which cooperates with a control unit to cause said heat exchanger to cooperate with the cold water circuit or the hot water circuit.
Advantageously, said heat exchanger is elongated, said fan extending over substantially the full length of the heat exchanger.
According to a preferred embodiment of the built-in element, according to the invention, this has a detachable upright edge which extends around the circumference of said opening of the housing and is displaceable relative to the housing.
Advantageously, said raised edge has a collar that must rest on the floor surrounding the built-in element.
The invention also relates to a method for mounting a built-in element with a housing in a floor or in a wall, which housing has a bottom surface and adjoining side walls, said side walls
<Desc / Clms Page number 2>
define an opening which extends at the top of the housing, wherein furthermore a frame with an upright wall is provided which extends along the circumference of said opening, characterized in that the built-in element is placed on a surface and a covering is provided on this surface substrate over at least the full height of said housing and below the top edge of said frame,
said frame then being moved substantially transversely with respect to the surface of the covering until said edge extends substantially at the level of the surface of the covering.
Other details and advantages of the invention will be apparent from the following description of a specific embodiment of the built-in element and the method according to the invention; this description is only given as an example and does not limit the scope of the protection claimed; the reference numerals used hereinafter refer to the attached figures.
Figure 1 is a schematic top view of a built-in element, according to the invention.
Figure 2 is a schematic cross-section of a built-in element, according to the invention.
Figure 3 is a schematic perspective representation of the mounting of the built-in elements, according to the invention, in a floor of a room.
In the various figures, the same reference numerals refer to the same or analogous elements.
The built-in element, as represented in figures 1 and 2, comprises a rectangular housing 1 which has a bottom surface 2 with four adjoining side walls 3, 4, 5 and 6. Thus, these side walls 3, 5, 5 and 6 define an opening which extends at the top of the housing 1. This housing 1 comprises a heat exchanger 7 and a fan 8 which cooperates with an electric motor 9.
The heat exchanger 7 comprises a U-shaped liquid line 11 which is connected to transversely placed thennically conductive plates 12. Thus, the heat exchanger 7 is in the form of an elongated beam. Both the liquid line 11 and the said plates 12 are preferably made of metal. Of course, in order to improve the heat transfer, it is possible to remove the heat exchanger 7 from
<Desc / Clms Page number 3>
to provide a plurality of U-shaped fluid conduits 11 connected to said plates 12.
The fan 8 has a central shaft 10 which is driven by said motor 9. In order to produce an air flow along the heat exchanger 7 with the aid of this fan 8, the latter comprises blades 13 in the form of lamellae which are substantially parallel to the shaft. 10 thereof.
Furthermore, a shielding cap 34 is provided above the fan 8. This shielding cap 34 extends at a certain distance from the corresponding side wall 5 of the housing 1 to substantially at said heat exchanger 7 such that, when the fan 8 is in operation, a forced air flow is created as indicated by arrows 14. Hereby, more specifically, ambient air is drawn in by the fan 8 from the space that is above the housing 1, wherein this air is then, along a direction transverse to the axis of the fan 8, along said axis heat exchanger 7 flows and is sent back to the space above. This results in a heat transfer between this ambient air and the heat exchanger 7.
The heat exchanger 7 is connected to a liquid circuit via a supply pipe 15 and a discharge pipe 16, which extend through the side wall 6 of the housing 1. Via this liquid circuit it is possible to cause a hot or a cold liquid, such as for example water, to flow through the heat exchanger 7.
In order to discharge condensation moisture, which is possibly formed when a cold liquid flows through the heat exchanger 7, a recess is provided in the vicinity of the bottom surface 2 in the side wall 5 of the housing 1. A tube 17 is mounted in this recess this must be connected to a drain pipe for condensed water. This tube 17 can optionally connect to a recess which is provided in the side wall 3 next to the heat exchanger 7.
When the built-in element, according to the invention, is built into a floor, it is placed on a base 18, whereby it is ensured that the upper edges of said side walls 3, 4, 5 and 6 extend in a substantially horizontal plane. In this case, lateral supports 19 are provided on the side walls 3, 4, 5 and 6 of the housing 1 which rest on said substrate 18.
This is shown schematically in Figure 2.
<Desc / Clms Page number 4>
Furthermore, the built-in element has a detachable rectangular frame 20 with an upright wall 21 which extends into housing 1 along the circumference of said opening. This opening is bounded by said side walls 3, 4, 5 and 6. This frame 20 can undergo a displacement relative to the housing 1, said wall 21 sliding along the inside of the side walls 3, 4, 5 and 6.
Thus, when mounting the built-in element, according to the invention, this built-in element is placed on a base 18, said frame 20 being placed in such a position that the upper edge thereof is positioned at a certain distance above said side walls 3, 4, 5 and 6 and so that the wall 21 of the frame 20 partially overlaps with these side walls 3, 4, 5 and 6.
A floor 22 is then applied to the substrate 18.
Said supports 19 herein form an anchoring for the built-in element in the floor 22. This floor 22 is for instance formed by a screed 23 on which a floor covering 24 is arranged and extends at least above the side walls 3,4, 5 and 6 of the housing 1 from and to a preferably small distance below the top edge of the frame 20.
After the floor 22 has been placed in this way, the frame 20 is moved downwards substantially transversely to the surface of the floor 22 until said edge extends substantially at the level of the surface of the floor 22. As shown in Figure 2, this edge of the frame 20 forms a collar 25 which, after moving this frame downwards, rests on the surface of the floor 22.
By mounting the built-in element, according to the invention, in a floor 22 in such a way, a practically perfect finish is obtained from the built-in element on the surface of the floor 22. More particularly, this method permits mounting such built-in elements on, for example, to place uneven ground 18, whereby the desired level of the floor 22 should only be taken into account to a limited extent. Thus, when placing the built-in elements, according to the invention, only care should be taken that the housing 1 thereof is the desired level of the floor 22 and it is not required that these built-in elements all lie in the same horizontal plane.
After the floor 22 has been placed, the frame 20 with the collar 25 is then moved to
<Desc / Clms Page number 5>
against the floor 22 so that it is possible to compensate for a variable distance between the housing 1 and the floor surface.
In order to screen off the top of the built-in element, a grid 26 is provided on it. This grid 26 is more particularly mounted on said frame 20.
Figure 3 schematically shows an example of an installation with several built-in elements in a space 27 according to the invention.
Before a floor 22 is installed, the built-in elements, according to the invention, are placed on the substrate 18 such that said side walls 3, 4, 5 and 6 of the housing 21 thereof are substantially vertical. Hereby, said supply line 15 and said discharge line 16 of each built-in element are connected to a valve 28 which cooperates with a liquid circuit. This liquid circuit comprises in particular a hot water circuit and a cold water circuit, each of which is connected to a supply line 29, 31, and a discharge line 30, 32, respectively, to said valve 28.
The hot water circuit can, for example, cooperate with a burner from a traditional central heating unit in a home, while the cold water circuit cooperates with a cooling installation.
Said valve 28 is controlled by a control unit 33 which, depending on the desired temperature in said space 27, ensures that the heat exchangers 7 of the built-in elements are connected to the cold water circuit or the hot water circuit.
The valve 28 can optionally be replaced by a pump known per se which ensures that water flows from the desired circuit to the built-in elements.
Furthermore, an electrical connection is provided between said control unit 33 and each of the motors 9 of the fans 8 of the built-in elements.
Thus, with the aid of said control unit 33, the air flow rate of the fans 7 can be adjusted as a function of the desired air circulation and / or temperature.
<Desc / Clms Page number 6>
Via the tubes 17, which are connected to a discharge line, condensation moisture which may possibly form in the housing 1 is discharged outside the space 27.
Furthermore, on the side wall 5 of the built-in element, in the vicinity of said fan 8, a ventilation duct 35 connects to the housing 1. This ventilation duct 35 opens out of the space 27 so that outside air is supplied to the space 27. This therefore permits ventilate the space 27. Advantageously, a shut-off valve, not shown in the figures, is provided which allows the ventilation duct to be shut off such that the fan 8 only draws in air from the space 27 and leads it back to this space via the heat exchanger 7. This shut-off valve is operated in an advantageous manner via said control unit 33.
In a variant of this embodiment of the built-in element, according to the invention, these tubes 17 form a supply channel for ventilation air. In particular, fresh air can be supplied to the space 27 via these tubes 17.
After the connections described above have been realized, a floor 22 can be provided such that the various electrical connections and water pipes are located underneath this floor 22.
In order to cause the least possible noise nuisance, a direct current motor is preferably used for said motor 9 of the fan 8 which has a nominal speed of 1,800 rpm, whereby it is ensured that this fan is at a maximum of half this speed works. This fan is preferably allowed to run at a maximum speed of 800 revolutions / minute so that it is practically silent.
Furthermore, the housing of the built-in element is preferably made of an inert material such as plastic. Thus it is prevented that corrosion would occur during the operation of the built-in element due to the occurrence of condensation.
The heat exchanger 7 and the fan 8 are preferably detachably mounted in said housing. It is thus possible, after removing said grid 26, to clean the built-in element in a simple manner or to possibly carry out repairs. The heat exchanger 7 and the fan 8 are advantageously attached to the bottom surface 2 of the housing 1 via clips.
<Desc / Clms Page number 7>
Notwithstanding in the accompanying figures and in the above description of the invention, a built-in element is described which is mounted in a floor, it is clear that this built-in element can also be placed in a wall.
Thus, the housing 1 is mounted in or against a wall such that the upper edges of said side walls 3, 4, 5 and 6 lie in a plane parallel to the wall. Said frame 20 is then placed in the housing 1 such that it protrudes somewhat relative to the housing 1. After a wall covering, such as for instance plaster has been applied to the wall, this frame 20 is shifted until the edge, in particular said collar 25 rests against this wall covering.
The built-in element and the method for mounting the built-in element, according to the invention, are of course not limited to the embodiment thereof described above and represented in the accompanying figures.
Thus, the heat exchanger 7 and the fan, as well as the housing 1, can take all kinds of shapes and dimensions. The housing 1 can for instance be formed by an upright cylinder, wherein the heat exchanger extends along the circumference of this cylinder and the fan is placed centrally in this housing.
EMI7.1
is.