BE1013617A3 - Kleppeninrichting en zuigermechanisme voorzien van dergelijke kleppeninrichting. - Google Patents
Kleppeninrichting en zuigermechanisme voorzien van dergelijke kleppeninrichting. Download PDFInfo
- Publication number
- BE1013617A3 BE1013617A3 BE9800831A BE9800831A BE1013617A3 BE 1013617 A3 BE1013617 A3 BE 1013617A3 BE 9800831 A BE9800831 A BE 9800831A BE 9800831 A BE9800831 A BE 9800831A BE 1013617 A3 BE1013617 A3 BE 1013617A3
- Authority
- BE
- Belgium
- Prior art keywords
- valve
- piston
- cylinder
- valves
- line
- Prior art date
Links
Classifications
-
- F—MECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
- F01—MACHINES OR ENGINES IN GENERAL; ENGINE PLANTS IN GENERAL; STEAM ENGINES
- F01L—CYCLICALLY OPERATING VALVES FOR MACHINES OR ENGINES
- F01L1/00—Valve-gear or valve arrangements, e.g. lift-valve gear
- F01L1/28—Valve-gear or valve arrangements, e.g. lift-valve gear characterised by the provision of coaxial valves; characterised by the provision of valves co-operating with both intake and exhaust ports
-
- F—MECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
- F01—MACHINES OR ENGINES IN GENERAL; ENGINE PLANTS IN GENERAL; STEAM ENGINES
- F01L—CYCLICALLY OPERATING VALVES FOR MACHINES OR ENGINES
- F01L1/00—Valve-gear or valve arrangements, e.g. lift-valve gear
- F01L1/28—Valve-gear or valve arrangements, e.g. lift-valve gear characterised by the provision of coaxial valves; characterised by the provision of valves co-operating with both intake and exhaust ports
- F01L1/285—Coaxial intake and exhaust valves
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Mechanical Engineering (AREA)
- General Engineering & Computer Science (AREA)
- Lift Valve (AREA)
Abstract
Kleppeninrichting die minstens twee kleppen (2 en 3) bevat met een lichaam (7,4) en een zitting (8,6) , daardoor gekenmerkt dat de kleppen (2 en 3) in elkaar opgesteld zijn, waarbij de buitenste klep (3) een hol lichaam (4) met een doorgang (5) bezit, waarbij een gedeelte van dit lichaam (4) op de zitting (8) voor het er binnenin gelegen lichaam (7) van de binnenste klep (2) vormt.
Description
<Desc/Clms Page number 1> Kleppeninrichting en zuigermechanisme voorzien van dergelijke kleppeninrichting. Deze uitvinding heeft betrekking op een kleppeninrichting die minstens twee kleppen bevat met een lichaam en een zitting. Een dergelijke kleppeninrichting wordt onder meer gebruikt bij zuigermechanismen, waarbij in de kop van de cilinder twee kleppen naast elkaar aangebracht zijn die respectievelijk een inlaatleiding en een uitlaatleiding kunnen afsluiten. In open stand biedt elke klep een ringvormige doorgang die gevormd wordt tussen het kleplichaam en de in de cilinderkop gevormde zitting. De buitendiameter van deze ringvormige doorgangen is beperkt tot minder dan de helft van de diameter van de cilinder, waardoor de grootte van de doorgangen van de kleppen, los van hun oplichthoogte, vrij beperkt is. De uitvinding heeft een kleppeninrichting als doel die dit nadeel verhelpt en een grotere doorgang biedt dan voornoemde bekende klepinrichtingen en toch relatief eenvoudig en goedkoop is. Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt doordat de kleppen in elkaar opgesteld zijn, waarbij de buitenste klep een hol lichaam bezit dat van een doorgang voorzien is, waarbij een gedeelte van dit lichaam de zitting voor het er binnenin gelegen lichaam van de binnenste klep vormt. <Desc/Clms Page number 2> Het lichaam van de buitenste klep is bijvoorbeeld trechtervormig. Bij voorkeur zijn de kleppen concentrisch. De kleppen kunnen op een zelfde leiding aangebracht zijn en bijvoorbeeld een terugslagklep vervangen. In dergelijke gevallen wordt normaal slechts één klep gebruikt. De klepinrichting met minstens twee kleppen volgens de uitvinding laat toe, zonder in haar geheel meer plaats in te nemen, de doorgang merkelijk te vergroten. Doordat de klepinrichting minstens twee kleppen bevat, kan ze ook op twee verschillende leidingen aangebracht worden, waarbij dus de ene klep de ene leiding kan afsluiten en de andere klep de andere leiding. In dit geval moet het holle lichaam van de buitenste klep die een van de leidingen kan afsluiten, een door de binnenste klep afsluitbare doorgang bezitten die deel uitmaakt van de andere leiding. Bij voorkeur worden de kleppen dan bediend door een verplaatsingsmechanisme dat hun lichamen kan oplichten van hun zittingen, zoals een nokkenmechanisme. Door de twee leidingen kunnen verschillende fluida stromen, al dan niet in tegengestelde zin. In dit laatste geval kan de kleppeninrichting deel uitmaken van een zuigermechanisme. De uitvinding heeft dan ook betrekking op een kleppeninrichting die daardoor gekenmerkt is dat ze deel <Desc/Clms Page number 3> uitmaakt van een zuigermechanisme dat minstens een cilinder bevat, een daarin heen en weer verplaatsbare zuiger die door middel van een zuigerstang verbonden is met een krukas, waarbij op een uiteinde van de cilinder minstens twee leidingen, een persleiding en een aanzuigleiding op de binnenkant van de cilinder uitmonden, waarbij de ene klep van de kleppeninrichting een inlaatklep op de aanzuigleiding is en de andere klep een uitlaatklep op de persleiding. Bekende in een zuigermechanisme gemonteerde kleppeninrichtingen bezitten in de kop van de cilinder een inlaatklep en één uitlaatklep die naast elkaar aangebracht zijn waardoor dus de doorgang via de kleppen, los van hun oplichthoogte, beperkt is. Door deze beperkte doorgang ontstaat een drukval die voor verliezen zorgt. Dit nadeel wordt door de uitvinding vermeden. De buitenste klep kan dan een diameter bezitten die nagenoeg gelijk is aan de diameter van de cilinder, terwijl de binnenste klep een diameter kan bezitten die nagenoeg gelijk is aan de diameter van de uitmonding van de doorgang van de buitenste klep. De doorgangen kunnen zo maximaal zijn en de verliezen minimaal. De binnenste klep kan de uitlaatklep zijn op de persleiding en de buitenste klep dan de inlaatklep op de aanzuigleiding. Het verplaatsingsmechanisme is in staat rechtstreeks of onrechtstreeks zowel beide kleppen samen weg te duwen zodat de buitenste klep open is en de doorgang in de buitenste <Desc/Clms Page number 4> klep gesloten is, als enkel de binnenste klep afzonderlijk weg te duwen, waardoor voornoemde doorgang open is. Dit verplaatsingsmechanisme kan een nokkenas zijn die per cilinder een nok bevat. Het zuigermechanisme kan een pomp zijn of een ontploffingsmotor. Vooral bij ontploffingsmotoren hebben de drukverliezen die door de beperkte doorgang ontstaan een negatief effect op het vermogen. De uitvinding heeft ook betrekking op een zuigermechanisme dat minstens een cilinder bevat, een daarin heen en weer verplaatsbare zuiger die door middel van een zuigerstang verbonden is met een krukas, waarbij op een uiteinde van de cilinder minstens twee leidingen, namelijk een persleiding en een aanzuigleiding op de binnenkant van de cilinder uitmonden via openingen die afzonderlijk afsluitbaar zijn door een kleppeninrichting die een inlaatklep op de aanzuigleiding en een uitlaatklep op de persleiding bevat, die elk een met een zitting samenwerkend lichaam bevatten en die met een verplaatsingsmechanisme samenwerken, en dat daardoor gekenmerkt is dat de kleppen van de kleppeninrichting in elkaar opgesteld zijn, waarbij de buitenste klep een hol lichaam bezit waarvan een gedeelte de zitting voor het er binnenin gelegen lichaam van de binnenste klep vormt en deze buitenste klep die een van de leidingen kan afsluiten, een doorgang bezit die deel uitmaakt van de andere leiding en die door de binnenste klep afsluitbaar EMI4.1 is. <Desc/Clms Page number 5> Het zuigermechanisme kan een ontploffingsmotor zijn en een ontsteking bevatten met binnenin de cilinder minstens een ontstekingspool die twee samenwerkende contacten bevat waartussen een elektrische spanning kan worden aangelegd. In ontploffingsmotoren moeten grote hoeveelheden gassen in korte tijd in en uit de cilinders stromen. Bij ontploffingsmotoren met een bekende kleppeninrichting doen voornoemde drukverliezen zich zowel bij de inlaatslag als bij de uitlaatslag voor maar door de drukval aan de klep in de aanzuigleiding zal in de korte tijdspanne dat deze klep open is nooit de maximale hoeveelheid aan lucht en eventueel brandstof in gasvorm kunnen aangezogen worden en zal dus een tekort aan vers ontplofbaar mengsel ontstaan. Dit bijkomende ladingsverlies heeft eveneens een negatieve invloed op het vermogen van de motor. Het gasmengsel moet tot ontploffing gebracht worden, theoretisch op het einde van de compressieslag en dus wanneer de zuiger zich in het bovenste dode punt bevindt. Aangezien de ontploffing van het gasmengsel niet oneindig snel kan gebeuren, wordt in de praktijk de ontsteking vroeger en dus enkele graden voor de zuiger het dode punt bereikt, ingezet. Ook deze afwijking gaat gepaard met een zeker verlies aan vermogen. Om voornoemde verliezen te beperken, is het reeds bekend voor-uitlaat en na-inlaat in ontploffingsmotoren toe te passen door het ogenblik waarop de inlaatklep en de uitlaatklep worden geopend met ongeveer 450 op de krukas te vervroegen. Dit geeft een betere vulling tijdens de inlaat, maar verliezen tijdens de uitlaat. <Desc/Clms Page number 6> Een andere bekende oplossing bestaat erin gebruik te maken van compressoren om de druk aan de inlaatklep op te drijven en zo de vulling te verbeteren. De snelheid van de gassen aan de uitlaat worden gebruikt om deze compressor aan te drijven. Compressoren of turbo's bezitten evenwel een zekere inertie en bij het optrekken van een motor komen ze vrij traag op gang. De compressie door deze compressoren veroorzaakt ook een zekere verwarming van de lucht, eventueel met brandstof, waardoor de vullingsgraad nadelig beïnvloed wordt. Om dit te verhelpen moet de lucht na de compressor gekoeld worden in een koeler, waardoor deze ontploffingsmotoren relatief duur worden. Ook worden dikwijls vier of zelfs meer kleppen per cilinder gebruikt om de doorgang van de in- en uitlaat te vergroten. Dergelijke oplossing is bij alle toerentallen even effectief maar de aandrijving van de kleppen is relatief omvangrijk en duur. Meestal worden per cilinderrij twee bovenliggende nokkenassen gebruikt met voor elke klep een nok. Al deze nadelen worden vermeden door de ontploffingsmotor met een kleppenmechanisme volgens de uitvinding zoals hoger beschreven. Omwille van de constructie van de kleppeninrichting kan deze ontstekingspool nu niet meer zoals gebruikelijk centraal in de cilinderkop aangebracht zijn. Vandaar dat in een bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding de contacten van de ontstekingspool op de zuiger <Desc/Clms Page number 7> en/of op een van de kleppen, bij voorkeur de binnenste, aangebracht zijn. Een contact dat op de zuiger aangebracht is, kan elektrisch van de zuiger geisoleerd zijn. Er bestaan ontploffingsmotoren met meerdere bougies per cilinder of met bougies met meerdere ontstekingspolen, hetgeen een snellere ontsteking toelaat en dus een groter inwendig rendement als gevolg heeft. Cm dezelfde reden kunnen meerdere ontstekingspolen volgens de uitvinding en dus meerdere contacten op de zuiger en/of op een klep aangebracht zijn. Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, is hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een kleppeninrichting en van een zuigermechanisme voorzien van dergelijke kleppeninrichting volgens de uitvinding beschreven met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin : figuur 1 schematisch een kleppeninrichting volgens de uitvinding weergeeft ; figuur 2 een doorsnede weergeeft van een zuigermechanisme volgens de uitvinding ; figuren 3 tot 5 doorsneden weergeven analoog aan deze van figuur 2, maar met de kleppen in andere standen. De in een leiding 1 aangebrachte kleppeninrichting weergegeven in figuur 1 bestaat uit een binnenste klep 2 die concentrisch omringd is door een buitenste klep 3. <Desc/Clms Page number 8> Deze buitenste klep 3 bevat een hol, in het weergegeven voorbeeld trechtervormig en dus naar een uiteinde verwijdend lichaam 4 dat inwendig van een doorgang 5 voorzien is die naar voornoemd uiteinde in diameter toeneemt en samenwerkt met een ringvormige zitting 6 die op de binnenwand van de leiding 1 gevormd is en waarmee de buitenrand van het breedste uiteinde van het lichaam 4 samenwerkt. De binnenste klep 2 bevat een massief enigszins conisch lichaam 7 en werkt samen met een ringvormige zitting 8 die door de breedste rand van de binnenzijde van het trechtervormige lichaam 4 gevormd is. Het lichaam 7 gaat met zijn top over in een steel 9 die op zijn vrij uiteinde van een kraag 10 voorzien is, en die een geleiding vormt voor een ring of holle steel 11 die door armpjes 12 met het lichaam 4 van de klep 3 verbonden is. De kleppen 2 en 3 zijn dus ten opzichte van elkaar verschuifbaar, waarbij de steel 11 een aanslag vormt, enerzijds, voor de kraag 10 van de steel 9 en, anderzijds, voor het lichaam 7. Wanneer in de leiding 1 een stroming plaatsvindt in de zin weergegeven door de pijl 13 in figuur 1, wordt het lichaam 7 tegen de zitting 8 aangedrukt en terwijl het lichaam 7 tegen de zitting 8 blijft, wordt het lichaam 4 tegen de zitting 6 aangedrukt zoals weergegeven in figuur 1. Bij een stroming in de tegengestelde zin worden de lichamen 4 en 7 los van hun respectievelijke zittingen 6 en 8 geduwd. <Desc/Clms Page number 9> De kleppeninrichting werkt dus als terugslagklep, met evenwel een dubbele en dus grotere doorgang voor het fluidum wanneer de stroming in tegengestelde zin van de pijl 13 is. Op een of beide lichamen 4 en 7 kan een veer inwerken die deze lichamen 4 en 7 in ofwel open ofwel gesloten stand duwt wanneer er geen of praktisch geen stroming is. In figuren 2 tot 5 is een zuigermechanisme weergegeven dat een andere uitvoeringsvorm van de hiervoor beschreven kleppeninrichting bevat. Gelijkaardige elementen zijn met hetzelfde verwijzingscijfer aangeduid. Het zuigermechanisme weergegeven in deze figuren 2 tot 5 maakt deel uit van een viertaktbenzinemotor en bevat een aantal cilinders 14, waarvan er in de figuren slechts één zichtbaar is, met daarin verplaatsbare zuigers 15 die elk door middel van een zuigerstang 16 verbonden zijn met een gemeenschappelijke krukas 17 die in een carter opgesteld is. Op één uiteinde, namelijk op de kop van de cilinder 14 geeft centraal een eerste leiding 18 op de binnenkant van de cilinder 14 uit die afsluitbaar is door de binnenste klep 2 van de klepinrichting en mondt een tweede leiding 19 rond de uitmonding van de eerste leiding 18 op deze binnenkant uit, welke tweede leiding 19 afsluitbaar is door de buitenste klep 3. De doorgang 5 maakt deel uit van de eerste leiding 18 en de buitenste klep 3 vormt een beweegbaar uiteinde van deze leiding 18. <Desc/Clms Page number 10> In het weergegeven voorbeeld is de eerste leiding 18 een uitlaat- of persleiding en is de binnenste klep 2 de uitlaatklep. De andere leiding 19 is dan bijgevolg de inlaat- of aanzuigleiding terwijl de buitenste klep 3 de inlaatklep is. De buitenste klep 3 bezit een diameter die nagenoeg gelijk is aan de diameter van de cilinder 14. Deze klep 3 bestaat uit een in de richting van de binnenkant van de cilinder 14 verwijdend trechtervormig lichaam 4 dat dus van een naar deze binnenkant verwijdende doorgang 5 voorzien is en uit een holle steel 11 die via armpjes 12 met het bovenste smalste uiteinde van het lichaam 4 verbonden is. De binnenste klep 2 bestaat eveneens uit een lichaam 7 dat in grote lijnen kegelvormig is maar evenwel niet open is en uit een steel 9 die zieh doorheen de holle steel 11 verplaatsbaar uitstrekt. Terwijl de zitting 6 voor het lichaam 4 van de buitenste klep 3 gevormd is door het gedeelte van de kop van de cilinder 14 dat rond de uitmonding van de aanzuigleiding 19 gelegen is, vormt dit lichaam 4 zelf de zitting 8 voor het lichaam 7 van de binnenste klep 2 die dus de doorgang 5 doorheen het lichaam 4 kan afsluiten. Het verschil tussen de binnendiameters van voornoemde zittingen 6 en 8 komt overeen met de dikte van het breedste uiteinde van het trechtervormige lichaam 4 en is relatief klein. <Desc/Clms Page number 11> Het lichaam 4 maakt bijgevolg deel uit van de leiding 18 waarvan het als het ware een telescopisch in- en uitschuifbaar uiteinde vormt. Vandaar dat de armpjes 12 het smalle uiteinde van het lichaam 4 uiteraard niet mogen afsluiten. Aangezien het lichaam 4, doordat het het effectieve gedeelte van de buitenste klep 3 vormt, uiteraard verplaatsbaar is, terwijl de eigenlijke persleiding 18 binnenin de kop van de cilinder 14 vast en onbeweeglijk is, moet tijdens de beweging van de buitenste klep 3 het smalle uiteinde van het lichaam 4 afsluitend in contact blijven met de binnenkant van het vaste gedeelte van de persleiding 18 om lekken tussen deze persleiding 18 en de aanzuigleiding 19 te vermijden. Het bovenste gedeelte van de steel 11 van de buitenste klep 3 is van een verdikt uiteinde 20 voorzien. Tussen dit verdikt uiteinde 20 en de kop van de cilinder 14 is de steel 11 omringd door een veer 21 die de klep 3 naar sluitstand duwt en dus de steel 11 naar buiten ten opzichte van de cilinder 14 duwt. In voornoemde sluitstand is dit uiteinde 20 in de baan gelegen van een nok 22 die op een zieh boven de cilinder 14 uitstrekkende nokkenas 23 staat die een verplaatsingsmechanisme voor de kleppen 2 en 3 vormt. Ook de steel 9 van de uitlaatklep 2 bezit ter plaatse van voornoemd verdikt uiteinde 20 van de steel 11 en binnenin deze steel 11 een verdikt uiteinde 24. Tussen dit verdikt uiteinde 24 en een naar binnen uitstekende kraag 25 van de steel 11 is de steel 9 omringd door een veer 26 die via de steel 9 het lichaam 7 naar het lichaam 4 trekt en de steel <Desc/Clms Page number 12> 9 met zijn uiteinde tot in een gleuf 27 die in het verdikt uiteinde 20 aangebracht is. Op dit verdikt uiteinde 24 rust een hefboom 28 waarvan het ene uiteinde door een scharnieras 29 wentelbaar aangebracht is op een steun 30 die op de kop van de cilinder 14 staat, en waarvan het andere uiteinde omgebogen is. Deze hefboom 28 werkt ook samen met voornoemde nok 22. De scharnieras 29 is loodrecht op de steel 11 gericht en evenwijdig aan de wentelas van de nokkenas 23 en de hefboom 28 strekt zieh doorheen voornoemde gleuf 27 in het verdikt uiteinde 20 uit. Het in de figuren weergegeven zuigermechanisme bevat in elke cilinder 14 ook een ontstekingsmechanisme dat eenvoudigheidshalve enkel in figuur 4 in detail is weergegeven. Dit ontstekingsmechanisme bestaat uit meerdere, in het weergegeven voorbeeld vier ontstekingspolen die gevormd zijn door paren samenwerkende en dus tegenover elkaar gelegen contacten 31-32 waartussen een spanningsverschil wordt aangelegd. De met de, niet in de figuren weergegeven, spanningsbron verbonden contacten 31 zijn verzonken in de bovenzijde van de zuiger 15 en door een elektrisch isolerende massa 33 geïsoleerd van het metaal van de zuiger 15. De contacten 31 zijn via een geleidende ring 34 verbonden met een hoofdgeleider 35 die zich tot aan de onderzijde van de zuiger 15 uitstrekt waar hij aansluit op een soepele stroomtoevoerkabel 36 voor de aansluiting op een niet in de figuren weergegeven hoogspanningsbron, namelijk een spoel. <Desc/Clms Page number 13> De andere contacten 32 die met de massa van de cilinder 14 verbonden zijn, zijn op de buitenzijde van het lichaam 7 van de binnenste klep 2 aangebracht. In een variante kunnen deze contacten 32 ook op de zuiger 15 aangebracht zijn, terwijl in een nog andere variante alle contacten 31 en 32 op het lichaam 7 kunnen aangebracht zijn. De werking van het hiervoor beschreven zuigermechanisme is eenvoudig en als volgt : Tijdens de inlaatslag duwt, zoals weergegeven in figuur 2, de nok 22 van de nokkenas 23 zowel het verdikt uiteinde 20 van de steel 11, als de hefboom 28 weg, waarbij deze hefboom 28 het verdikt uiteinde 24 van de steel 9 wegduwt. Hierdoor worden de steel 11, tegen de werking van de veer 21 in, en de steel 9 over zulkdanige afstand weggeduwd dat ze bij de verplaatsing met elkaar in contact blijven, hetgeen betekent dat de buitenste klep 3, en dus de inlaatklep, opent maar de andere klep 2 de doorgang 5, en dus de persleiding 18, blijft afsluiten. De scharnieras 29 kan ten opzichte van de steun 30 instelbaar zijn waardoor het ogenblik waarop de hefboom 28 door de nok 22 weggeduwd wordt en dus het ogenblik waarop de binnenste klep 2 weggeduwd wordt, kan gewijzigd worden. Door de krukas 17, die tweemaal zo snel gewenteld wordt als de nokkenas 23, wordt intussen de zuiger 15 verplaatst in de richting die in figuur 2 met de pijl 37 weergegeven is zodat via de vrij grote opening die door de open buitenste <Desc/Clms Page number 14> inlaatklep 3 gevormd is, lucht of een brandstof-luchtmengsel aangezogen wordt. Wanneer de zuiger 15 zijn onderste dode punt bereikt, is de nok 22 intussen niet langer in contact met het verdikt uiteinde 20, waardoor de buitenste klep 3 gesloten wordt. Tegelijkertijd is de nok 22 ook niet meer in contact met de hefboom 28 waardoor de binnenste klep 2 zieh met de buitenste klep 3 verplaatst en uiteindelijk beide kleppen 2 en 3 gesloten zijn. De compressieslag vindt nu plaats en figuur 3 geeft de stand van de onderdelen tijdens deze compressieslag weer. Tijdens deze compressieslag verplaatst de zuiger 15 zieh in de richting die in figuur 3 met de pijl 38 weergegeven is en wordt het ontplofbare mengsel samengeperst. Wanneer de zuiger 15 zijn bovenste dode stand bereikt heeft, of iets ervoor, vindt de ontsteking plaats en springen er vonken over tussen de contacten 31 en 32. Door de ontploffing wordt de zuiger 15 weggeduwd in de door de pijl 37 weergegeven richting en vindt de arbeidsslag plaats zoals weergegeven in figuur 4. Door het grote aantal ontstekingspolen of contactenparen 31-32 ontstaan meerdere vonken tegelijk waardoor de ontsteking gegarandeerd is en uiterst snel is. De verbrandingstijd zal vrij kort zijn waardoor het ontwikkelde vermogen zal toenemen. <Desc/Clms Page number 15> Tijdens deze arbeids- of expansieslag is de nok 22 nog niet actief en zijn de uit- en inlaatkleppen 2 en 3 nog steeds dicht. Nog voor de nok 22 in contact komt met het verdikt uiteinde 20 komt ze in contact met het omgebogen uiteinde van de hefboom 28 waardoor die wordt weggeduwd en het verdikt uiteinde 24 wegduwt. Doordat de buitenste klep 3 stationair blijft en enkel de binnenste klep 2 weggeduwd wordt, gaat de uitmonding van de persleiding 18 met een grote ringvormige opening open, zoals weergegeven in figuur 5. De verbrandingsgassen kunnen nu doorheen deze opening weggeperst worden door de zuiger 15 die zieh in de richting weergegeven door de pijl 38 verplaatst. Doordat door de kleppenconstructie zowel bij de aanzuiging van het gasmengsel als bij het wegpersen van de verbrandingsgassen vrij grote doorgangen ontstaan, zijn de druk-en ladingsverliezen minimaal. De bediening van de kleppen is met één enkele nokkenas en met één nok per cilinder mogelijk, hetgeen de constructie vrij eenvoudig maakt. De binnenste en de buitenste klep moeten niet noodzakelijk de uitlaat- en de inlaatklep zijn. Het omgekeerde is mogelijk mits uiteraard het aanpassen van de aandrijving van de kleppen. Deze aandrijving is trouwens enkel als voorbeeld gegeven. De nokkenas kan ook op ander manieren op de klepstelen inwerken. In plaats van een nokkenas kan trouwens een ander verplaatsingsmechanisme gebruikt worden zoals een systeem met hydraulische zuigers. <Desc/Clms Page number 16> De hiervoor beschreven constructie van de kleppen kan ook toegepast worden op injectiemotoren, waarbij dan via de aanzuigleiding 19 enkel lucht wordt aangezogen, en in het bijzonder op dieselmotoren, in welk geval uiteraard de ontsteking weggelaten wordt. Het aantal kleppen die elkaar omringen is niet beperkt tot twee. Binnenin de binnenste klep 2 kan bijvoorbeeld nog een derde klep aangebracht zijn. Ook kunnen meerdere dergelijke uit twee of meer concentrische kleppen bestaande klepconstructies naast elkaar aangebracht zijn. De uitvinding is zelfs toepasbaar op andere zuigermechanismen dan ontploffingsmotoren, namelijk op zuigerpompen. Ook in dit geval is er geen ontstekingsmechanisme aanwezig. De uitvinding is geenszins beperkt tot de hiervoor beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvorm, doch dergelijke kleppeninrichting en zuigermechanisme kunnen in verschillende varianten worden uitgevoerd zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.
Claims (1)
- Conclusies.1. - Kleppeninrichting die minstens twee kleppen (2 en 3) bevat met een lichaam (7, 4) en een zitting (8, 6), daardoor gekenmerkt dat de kleppen (2 en 3) in elkaar opgesteld zijn, waarbij de buitenste klep (3) een hol lichaam (4) bezit voorzien van een doorgang (5), waarbij een gedeelte van dit lichaam (4) de zitting (8) voor het er binnenin gelegen lichaam (7) van de binnenste klep (2) vormt.2.-Kleppeninrichting volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat het hol lichaam (4) trechtervormig is.3.-Kleppeninrichting volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat de kleppen (2 en 3) concentrisch zijn.4.-Kleppeninrichting volgens een van de conclusies 1 tot 3, daardoor gekenmerkt dat de kleppen (2 en 3) op één zelfde leiding (18) aangebracht zijn.5.-Kleppeninrichting volgens een van de conclusies 1 tot 3, daardoor gekenmerkt dat de kleppen (2 en 3) op twee verschillende leidingen (18 en 19) aangebracht zijn, waarbij dus de ene klep (2) de ene leiding (18) kan afsluiten en de andere klep (3) de andere leiding (19) en waarbij de doorgang (5) van het holle lichaam (4) van de buitenste klep (3), die een van de leidingen (19) kan afsluiten, door de binnenste klep (2) afsluitbaar is en deel uitmaakt van de andere leiding (18).6.-Kleppeninrichting volgens conclusie 5, daardoor gekenmerkt dat het holle lichaam (4) steeds met een <Desc/Clms Page number 18> uiteinde in contact blijft met het erop aansluitende gedeelte van deze andere leiding (18).7.-Kleppeninrichting volgens conclusie 5 of 6, daardoor gekenmerkt dat de kleppen (2 en 3) bediend worden door een verplaatsingsmechanisme dat hun lichamen (7 en 4) kan oplichten van hun zittingen (8 en 6).8.-Kleppeninrichting volgens een van de conclusies 5 tot 7, daardoor gekenmerkt dat ze deel uitmaakt van een zuigermechanisme dat minstens een cilinder (14) bevat, een daarin heen en weer verplaatsbare zuiger (15) die door middel van een zuigerstang (16) verbonden is met een krukas (17), waarbij op een uiteinde van de cilinder (14) minstens twee leidingen (18 en 19), namelijk een persleiding (18) en een aanzuigleiding (19) op de binnenkant van de cilinder (14) uitmonden, waarbij de ente klep (3) van de kleppeninrichting een inlaatklep op de aanzuigleiding (19) is en de andere klep (2) een uitlaatklep (2) op de persleiding (18) is.9.-Kleppeninrichting volgens conclusie 8, daardoor gekenmerkt dat de buitenste klep (3) een diameter bezit die nagenoeg gelijk is aan de diameter van de cilinder (14) terwijl de binnenste klep (2) een diameter bezit die nagenoeg gelijk is aan de diameter van het op de binnenkant van de cilinder (14) uitgevende uiteinde van de doorgang (5) in de buitenste klep (3).10.-Kleppeninrichting volgens conclusie 8 of 9, daardoor gekenmerkt dat de binnenste klep (2) de uitlaatklep is en de buitenste klep (3) dan de inlaatklep is. <Desc/Clms Page number 19> 11.-Kleppeninrichting volgens conclusies 7 en 8, daardoor gekenmerkt dat het verplaatsingsmechanisme in staat is zowel beide kleppen (2 en 3) samen weg te duwen zodat de buitenste klep (3) open is en de doorgang (5) in de binnenste klep (2) gesloten is, als enkel de binnenste klep (2) afzonderlijk weg te duwen, waardoor de doorgang (5) open is.12.-Kleppeninrichting volgens conclusie 11, daardoor gekenmerkt dat de binnenste klep (2) een op haar lichaam (7) aansluitende steel (9) bevat, terwijl het lichaam (4) van de buitenste klep (3) verbonden is met een holle steel (11) waardoorheen de steel (9) van de binnenste klep (2) zieh uitstrekt, waarbij het verplaatsingsmechanisme met deze stelen (9 en 11) samenwerkt.13.-Kleppeninrichting volgens conclusie 11 of 12, daardoor gekenmerkt dat het verplaatsingsmechanisme een nokkenas (23) is die per cilinder (14) een nok (22) bevat.14.-Kleppeninrichting volgens conclusies 12 en 13, daardoor gekenmerkt dat het verplaatsingsmechanisme een hefboom (28) bevat die scharnierend op de cilinder (14) is aangebracht en door de nok (22) kantelbaar is, waarbij de nok (22) rechtstreeks de steel (11) van een van de kleppen (3 of 2), bijvoorbeeld de buitenste klep (3) beveelt en onder tussenkomst van de hefboom (28) de steel (9) van de andere en dus bijvoorbeeld de binnenste klep (2) beveelt.15.-Kleppeninrichting volgens een van de conclusies 8 tot 14, daardoor gekenmerkt dat het zuigermechanisme een pomp is. <Desc/Clms Page number 20>16.-Kleppeninrichting volgens een van de conclusies 8 tot 14, daardoor gekenmerkt dat het zuigermechanisme een ontploffingsmotor is.17.-Zuigermechanisme dat minstens een cilinder (14) bevat, een daarin heen en weer verplaatsbare zuiger (15) die door middel van een zuigerstang (16) verbonden is met een krukas (17), waarbij op een uiteinde van de cilinder (14) minstens twee leidingen (18 en 19), namelijk een persleiding (18) en een aanzuigleiding (19) op de binnenkant van de cilinder (14) uitmonden via openingen die afzonderlijk afsluitbaar zijn door een kleppeninrichting die een inlaatklep (3) op de aanzuigleiding (19) en een uitlaatklep (2) op de persleiding (18) bevat, die elk een met een zitting (8, 6) samenwerkend lichaam (7, 4) bevatten en die met een verplaatsingsmechanisme (22-23) samenwerken, daardoor gekenmerkt dat de kleppen (2 en 3) van de kleppeninrichting in elkaar opgesteld zijn, waarbij de buitenste klep (3) een hol lichaam (4) bezit waarvan een gedeelte de zitting (8)voor het er binnenin gelegen lichaam (7) van de binnenste klep (2) vormt en deze buitenste klep (3) die een van de leidingen (19) kan afsluiten, een doorgang (5) bezit die deel uitmaakt van de andere leiding (18) en die door de binnenste klep (2) afsluitbaar is.18.-Zuigermechanisme volgens conclusie 17, daardoor gekenmerkt dat het een ontploffingsmotor is en het een ontsteking bevat met binnenin de cilinder (14) minstens één ontstekingspool die twee samenwerkende contacten (31 en 32) bevat waartussen een elektrische spanning kan worden aangelegd.19.-Zuigermechanisme volgens conclusie 18, daardoor gekenmerkt dat de ontstekingspool een contact (31) op de <Desc/Clms Page number 21> kop van de zuiger (15) bevat en een ermee samenwerkend contact (32) dat ofwel op een van de kleppen (2 en 3), bij voorkeur op de binnenste klep (2), aangebracht is, ofwel eveneens op de zuiger (15) aangebracht is.20.-Zuigermechanisme volgens conclusie 19, daardoor gekenmerkt dat het contact (31) dat op de zuiger (15) aangebracht is elektrisch van het metaal van de zuiger (15) geïsoleerd is.21.-Zuigermechanisme volgens en van de conclusies 18 tot 20, daardoor gekenmerkt dat meerdere ontstekingspolen en dus meerdere paren contacten (31 en 32) aangebracht zijn.
Priority Applications (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
BE9800831A BE1013617A3 (nl) | 1998-11-18 | 1998-11-18 | Kleppeninrichting en zuigermechanisme voorzien van dergelijke kleppeninrichting. |
Applications Claiming Priority (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
BE9800831A BE1013617A3 (nl) | 1998-11-18 | 1998-11-18 | Kleppeninrichting en zuigermechanisme voorzien van dergelijke kleppeninrichting. |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
BE1013617A3 true BE1013617A3 (nl) | 2002-05-07 |
Family
ID=3891524
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
BE9800831A BE1013617A3 (nl) | 1998-11-18 | 1998-11-18 | Kleppeninrichting en zuigermechanisme voorzien van dergelijke kleppeninrichting. |
Country Status (1)
Country | Link |
---|---|
BE (1) | BE1013617A3 (nl) |
Citations (4)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US2439618A (en) * | 1946-02-15 | 1948-04-13 | Felix J Cloutier | Combination intake and exhaust valve for four-cycle engines |
GB816392A (en) * | 1954-07-02 | 1959-07-15 | Alfred Johann Buchi | Improvements in or relating to valves more particularly for internal combustion engines |
US4450796A (en) * | 1974-04-12 | 1984-05-29 | Josef Schaich | Four-stroke piston engine |
US5357914A (en) * | 1993-08-24 | 1994-10-25 | Acro-Techn Inc. | Vented valve mechanism for internal combustion engines |
-
1998
- 1998-11-18 BE BE9800831A patent/BE1013617A3/nl not_active IP Right Cessation
Patent Citations (4)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US2439618A (en) * | 1946-02-15 | 1948-04-13 | Felix J Cloutier | Combination intake and exhaust valve for four-cycle engines |
GB816392A (en) * | 1954-07-02 | 1959-07-15 | Alfred Johann Buchi | Improvements in or relating to valves more particularly for internal combustion engines |
US4450796A (en) * | 1974-04-12 | 1984-05-29 | Josef Schaich | Four-stroke piston engine |
US5357914A (en) * | 1993-08-24 | 1994-10-25 | Acro-Techn Inc. | Vented valve mechanism for internal combustion engines |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
US5967108A (en) | Rotary valve system | |
KR101386364B1 (ko) | 피스톤 엔진용의 프리챔버구조 | |
JP2004278536A (ja) | 往復内燃エンジン、その作動方法および充填物交換バルブのストローク機能調整装置 | |
KR101768268B1 (ko) | 멀티-실린더 피스톤 기관 | |
US4993372A (en) | Two stroke internal combustion engine with decompression valve | |
US6065440A (en) | Internal combustion engine with binary cylinder sizing for variable power output | |
JP2013502529A (ja) | ツーストロークエンジン | |
EP0153325A1 (en) | COMBUSTION ENGINE. | |
KR101729371B1 (ko) | 멀티-실린더 피스톤 기관 | |
BE1013617A3 (nl) | Kleppeninrichting en zuigermechanisme voorzien van dergelijke kleppeninrichting. | |
US2937631A (en) | High efficiency internal combustion engine | |
US2222134A (en) | Internal combustion engine | |
US5331929A (en) | Cylinder head for internal combustion engine and a process of operating same | |
EP0767294A1 (en) | Internal combustion engine | |
EP3204624A1 (en) | Internal combustion engine gas exchange valve hydraulic actuator | |
EP0342893A1 (en) | Internal combustion engine | |
US6382146B2 (en) | Engine with fuel delivery system | |
EP1213448A1 (en) | Valve arrangement and piston mechanism equipped with similar valve arrangement | |
US6286468B1 (en) | Volume reducing piston | |
KR100230054B1 (ko) | 유압식 밸브 리프터 | |
GB2272941A (en) | Two-stroke engine. | |
US3450110A (en) | Power unit | |
JPH029048Y2 (nl) | ||
US20200141378A1 (en) | Ignition source adapted for positioning within a combustion chamber | |
US20040050349A1 (en) | Variable force engine valve actuator |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
RE | Patent lapsed |
Owner name: *DE RYCKE STEFAAN KOEN Effective date: 20021130 |