<Desc/Clms Page number 1>
Doseerinrichting.
Deze uitvinding heeft betrekking op een doseerinrichting voor het doseren van poeder.
Onder doseerinrichting moet hier elke inrichting worden verstaan die toelaat een stroom, in dit geval een stroom van poeder, in te stellen van groot naar klein, en bij voorkeur ook volledig te stoppen.
Een dergelijke doseerinrichting maakt het mogelijk een nauwkeurig bepaalde hoeveelheid uit een recipiënt te laten of in een recipiënt te brengen, meestal in combinatie met een weeginrichting of andere meetinrichting.
Dergelijke doseerinrichtingen worden vast of wegneembaar op de uitgang onderaan een silo, een vat of een ander recipiënt of een trechter aangebracht of in een leiding opgesteld.
Bij vloeistoffen kan het doseren geschieden door middel van de klep die voor het afsluiten aanwezig is. De klep wordt volledig geopend tot de gewenste hoeveelheid bereikt is waarna de klep bijna gesloten wordt en nog een heel klein debiet doorlaat dat door sluiten van de klep onmiddellijk tot nul wordt herleid wanneer de gewenste hoeveelheid exact bereikt wordt.
Deze manier van werken is evenwel niet mogelijk met poeders. De vloeibaarheid van poeders is veel lager dan die van een vloeistof en daarenboven sterk uiteenlopend naar gelang de aard van het poeder.
<Desc/Clms Page number 2>
Zelfs met een volledig open klep kan het nog gebeuren dat het poeder blijft hangen, maar zeker bij een kleine opening van de klep zal het poeder er niet onder de invloed van de zwaartekracht alleen doorstromen.
Bekende doseerinrichtingen bevatten daarom een aangedreven doseerschroef of worm voor het naar buiten persen van het poeder en een klep die in volledig open of volledig gesloten stand kan worden gebracht voor het volledig afsluiten van de uitgang na het doseren.
Hoe nauwkeuriger moet gedoseerd kunnen worden, hoe kleiner de diameter van de schroef en dus hoe kleiner het maximum debiet dat door de schroef kan worden afgeleverd.
Hoe dan ook wordt het debiet door de schroef beperkt, hetgeen betekent dat, aangezien alle poeder door de schroef moet worden verplaatst, het relatief lang zal duren vooraleer de gewenste hoeveelheid poeder wordt afgeleverd wanneer deze laatste relatief groot is.
Daarenboven maakt de noodzaak van zowel een aangedreven schroef als een afsluitklep de doseerinrichting relatief omvangrijk en duur.
De uitvinding heeft als doel deze nadelen te verhelpen en een doseerinrichting te verschaffen die niet alleen een nauwkeurige dosering toelaat maar waarmee de gewenste hoeveelheid op een snelle manier verkregen wordt en die daarenboven relatief goedkoop en compact kan worden uitgevoerd.
Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt doordat de doseerinrichting een in een klephuis gelagerde vlinderklep
<Desc/Clms Page number 3>
bevat en middelen om deze vlinderklep in het klephuis te wentelen, waarbij op de vlinderklep minstens één trilmechanisme is aangebracht.
De vlinderklep kan volledig open gewenteld zijn tot de gewenste hoeveelheid bijna bereikt is waardoor het grootste gedeelte van het poeder met een groot debiet door de inrichting kan. Indien de stroming niet maximaal is, kan de vlinderklep getrild worden.
Daarna wordt de klep bijna gesloten. Door de vlinderklep te trillen, gedraagt het poeder op de vlinderklep zich als een vloeistof en zal het poeder zelfs door een kleine klepopening stromen.
Het gebruik van een trilmechanisme om de stroming van een poeder te bevorderen, is op zich bekend, maar het trilmechanisme wordt op de te ledigen recipiënt gemonteerd of op een tafel waarop deze opgesteld is en niet op de klep op de uitgang van de recipiënt, welke klep trouwens een afsluitklep is en niet kan gebruikt worden voor het doseren.
Doelmatig bezit volgens de uitvinding het trilmechanisme een hoge frequentie, dit is een frequentie hoger dan 50 Hz en bij voorkeur tussen 280 en 390 Hz.
Het trilmechanisme kan in de as ingewerkt zijn waarmee de vlinderklep in het klephuis gelagerd is.
Het klephuis bevat bij voorkeur een elastische ring, bijvoorbeeld een ring uit siliconenrubber.
<Desc/Clms Page number 4>
Deze ring kan tegelijk geheel of gedeeltelijk voor de afdichting zorgen wanneer de inrichting op de uitlaatopening van een recipiënt wordt gemonteerd.
Met het oog op deze montage kan de doseerinrichting een conische ring bevatten die samenwerkt met een conisch afgeschuind uiteinde van het klephuis terwijl het geheel omringd kan zijn door een pot die, eventueel losmaakbaar, aan de recipiënt of silo of dergelijke kan worden bevestigd.
Het wentelen van de vlinderklep kan automatisch of manueel geschieden. In dit laatste geval bevat de doseerinrichting een, bij voorkeur losmaakbare, handgreep die met de as van de vlinderklep is verbonden en buiten het klephuis uitsteekt.
Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, is hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een doseerinrichting volgens de uitvinding beschreven met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin: figuur 1 een zicht in perspectief weergeeft van een doseerinrichting volgens de uitvinding met de onderdelen uit elkaar genomen; figuur 2 een doorsnede weergeeft volgens lijn II-II in figuur 1; figuur 3 een doorsnede weergeeft volgens de lijn III-III in figuur 2; figuur 4 een doorsnede weergeeft van een vat waarop een doseerinrichting volgens de uitvinding is gemonteerd ;
figuur 5 op grotere schaal het gedeelte weergeeft dat in figuur 4 door F5 is aangeduid.
<Desc/Clms Page number 5>
De doseerinrichting weergegeven in de figuren 1 en 2 bestaat in hoofdzaak uit een ringvormig klephuis 1 waarin een ronde vlinderklep 2 is gelagerd waarop minstens één, en in het weergegeven voorbeeld twee, trilmechanismen 3 aangebracht zijn en middelen om de vlinderklep 2 in het klephuis 1 te wentelen die in het weergegeven voorbeeld manuele middelen zijn gevormd door een losmaakbare handgreep 4.
Het ringvormige klephuis 1 is elastisch vervormbaar om de montage en demontage van de vlinderklep 2 zonder het gebruik van een werktuig toe te laten. Hiertoe is dit klephuis 1 uit kunststof, in het bijzonder siliconenrubber vervaardigd.
Dit ringvormige klephuis 1 is van twee diametraal tegenover elkaar gelegen ronde openingen 5 voorzien en is op één uiteinde aan de binnenkant van een conisch gedeelte 6 voorzien.
De vlinderklep 2 bestaat uit een ronde schijf 7 met twee diametraal tegenover elkaar gelegen uitsnijdingen en een as bestaande uit twee holle astappen 8 die ter plaatse van een uitsnijding aan de ronde schijf 7 zijn vastgemaakt.
In elke holle astap 8 is een trilmechanisme 3 aangebracht dat bestaat uit een onbalans 9 die vastgemaakt is op een as 10 en die pneumatisch wordt gedreven met een frequentie die groter is dan 50 Hz en bij voorkeur tussen 280 Hz en 390 Hz.
Zoals weergegeven in figuur 3, is in het weergegeven voorbeeld deze onbalans 9 gevormd door een ronde schijf die rond haar midden voorzien is van openingen waarvan er twee naburige met zwaar metaal gevuld zijn.
<Desc/Clms Page number 6>
De onbalans 9 is axiaal in de astap 8 opgesteld in een ronde holte 11 die excentrisch de onbalans 9 omringt en aan de buitenkant afgesloten is door een stop 12.
Aan de buitenkant is in deze stop 12 van kunststof een aansluitnippel 13 geschroefd waarop een persluchtleiding 14 is bevestigd die aansluit op een in en uitschakelbare bron van perslucht, meer bepaald bijvoorbeeld een met een pneumatische klep 15 die zelf aansluit op een persluchtreservoir.
Deze aansluitnippel 13 staat via een kanaal 16 en een omtreksgroef 17 in de stop 12 en een kanaal 18 in de astap 8 in verbinding met de holte 11. Het kanaal 18 mondt tangentieel uit op de geribde omtrek van de onbalans 9, daar waar deze het dichtst bij de binnenwand van de holte 11 is gelegen.
Via een kanaal 19 dat op de holte 11 aansluit daar waar de onbalans 9 het verst van de binnenwand van de holte 11 is gelegen of iets voorbij deze plaats in de rotatiezin van de onbalans 9 gezien, en die doorheen het materiaal van de astap 8 tot aan de buitenkant ervan reikt, kan de gebruikte perslucht ontsnappen.
Door perslucht die via het kanaal 18 op de onbalans 9 wordt geblazen, wordt deze onbalans 9 in rotatie gebracht. Het debiet is aangepast zodat de rotatiesnelheid voornoemde trilfrequentie veroorzaakt.
De twee trilmechanismen 3 worden gelijktijdig met perslucht gevoed en vrij snel zullen de twee trilmechanismen in synchronisatie werken om de vlinderklep 2 te trillen.
<Desc/Clms Page number 7>
Elke astap 8 bevat aan de buitenzijde een eindstuk 20 uit kunststof dat de stop 12 afdekt en aan de rest van de astap 8 is vastgeschroefd en in het midden van een vierkante opening 21 is voorzien waarin het vierkante uiteinde van de handgreep 4 past.
Dit uiteinde is hol en omringt de aansluitnippel 13. De persluchtleiding 14 die op deze laatste aansluit, strekt zich doorheen een hol buisvormig gedeelte van de losmaakbare handgreep 4 uit.
De twee astappen 8 worden omringd door bussen 22 die in de twee openingen 5 zijn aangebracht.
Eerst wordt één astap 8 in de ene opening 5 aangebracht, waarna door elastische vervorming van het klephuis 1 de andere astap 8 in de andere opening 5 wordt geduwd en vervolgens in elke opening 5 een bus 22 rond de astap 8 wordt aangebracht en daarna pas de persluchtleidingen 14 en de handgreep 4 aangebracht worden.
Voor de bevestiging van het klephuis 1 met de vlinderklep 2 op de uitgang van een recipiënt bevat de doseerinrichting een buitenhuis 23 in de vorm van een pot met op een uiteinde een naar buiten gerichte kraag 24 en aan zijn andere uiteinde een open gedeelte met kleinere diameter zodat een binnenkraag 25 wordt gevormd.
Het buitenhuis 23 is van twee diametraal tegenover elkaar gelegen openingen 26 voorzien en bezit nabij de kraag 24 een kleine opening 27.
Het klephuis 1 met daarin de vlinderklep 2 past juist in het buitenhuis 23, met zijn niet afgeschuind uiteinde op de
<Desc/Clms Page number 8>
binnenkraag 25. In dit buitenhuis 23 past ook een conische ring 28 die met het conische gedeelte 6 van het klephuis 1 samenwerkt.
Deze conische ring 28 bezit op zijn breedste uiteinde een naar buiten gerichte kraag 29 die, wanneer de ring 28 tegen het conische gedeelte 6 aansluit, tegenover de kraag 24 van het buitenhuis 23 is gelegen.
In figuren 4 en 5 is de doseerinrichting in gemonteerde toestand weergegeven, aangebracht op een recipiënt 30.
Dergelijke recipiënten zijn aan hun vulopening standaard voorzien van een uitspringende rand 31, waarop tijdens het transport een deksel met een klemring kan worden vastgezet.
Dergelijke recipiënten 30 worden ook gebruikt voor het transport van giftige en/of voor het milieu schadelijke poeders en in dergelijke gevallen worden ze meestal gevoerd door één of twee zakken uit kunststoffolie. In de figuur 2 is een dergelijke recipiënt 30 met twee zakken 32 en 33 weergegeven.
De hiervoor beschreven doseerinrichting bezit zulkdanige constructie dat deze twee zakken 32 en 33 met hun open uiteinde tevens vastgemaakt worden in de doseerinrichting wanneer deze gemonteerd wordt.
Het aanbrengen van de doseerinrichting op de recipiënt 30 geschiedt bij rechtopstaande recipiënt 30 en als volgt: Het deksel wordt van de recipiënt 30 verwijderd, de buitenste zak 32 wordt over de rand 31 van de recipiënt 30 naar buiten omgeplooid en de conische ring 28 wordt met
<Desc/Clms Page number 9>
zijn kraag 29 op deze rand 31 met ertussen de zak 32 geplaatst.
Rond de ring 28 en tegen zijn kraag 29 wordt een rubberen afdichtingsring 34 aangebracht.
De binnenste zak 33 word geopend en over het smalle uiteinde van de conische ring 28 naar buiten omgeplooid.
Het buitenhuis 23 waarin op de hiervoor beschreven manier de vlinderklep 2 aangebracht werd met de twee trilmechanismen 3 waarop persluchtleidingen 14 aangesloten werden en waarop de handgreep 4 aangebracht werd, wordt, ondersteboven ten opzichte van de in de figuren weergegeven stand, over de conische ring 28 geplaatst, met de elastische afichtingsring 34 tussen de tegenover elkaar gelegen kragen 29 en 24 van respectievelijk de ring 28 en het buitenhuis 23.
De kraag 24 van het buitenhuis 23wordt vervolgens door een klemring 35 verbonden met de rand 31 van de recipiënt 30.
Terwijl de vlinderklep 2 in gesloten stand is, wordt de recipiënt 30 omgekeerd en boven de met een nauwkeurig bepaalde dosis te vullen recipiënt gebracht. Voor de veiligheid kan op het smalle uiteinde van het buitenhuis 23 of op een erop aansluitend verlengstuk tijdelijk een kap aangebracht zijn.
De recipiënt 30 en de erop aangebrachte doseerinrichting, evenwel zonder de kap, worden in deze stand in de figuren 4 en 5 weergegeven.
<Desc/Clms Page number 10>
Het kantelen kan worden uitgevoerd met een zogenoemde manipulator, dit is een inrichting voor het omhoog brengen en kantelen van de recipiënt 30, waarin het buitenhuis 23 bijvoorbeeld wordt vastgeklemd. Dit buitenhuis 23 kan in een variante deel uitmaken van de manipulator.
Voor het afvullen wordt de eventuele kap verwijderd en wordt de vlinderklep 2 met behulp van de handgreep 4 in open stand gewenteld.
Wanneer uit de weging van deze recipiënt blijkt dat het gewenste gewicht aan poeder in deze laatste bijna bereikt is, wordt de vlinderklep 2 gedeeltelijk gesloten en des te meer naarmate een kleinere gewichtshoeveelheid nog moet gedoseerd worden.
Om bij gedeeltelijk en zelfs bijna volledig gesloten vlinderklep 2 een continue stroming van het poeder te verkrijgen, ook van een moeilijk vloeibaar poeder, wordt de vlinderklep 2 getrild door perslucht via de persluchtleidingen 14 toe te voeren aan de trilmechanismen 3.
Door de relatief hoge trilfrequentie zal het poeder dat zich op de vlinderklep 2 bevindt, zich als een vloeistof gedragen en zelfs door een kleine spleet stromen.
Om te beletten dat, wanneer de recipiënt 30 bijna leeg is, de binnenste zak 33 naar beneden op de vlinderklep 2 valt, kan tussen de zakken 32 en 33 en vacuüm gecreëerd worden.
Hiertoe wordt een vacuümleiding 36 op de opening 27 in het buitenhuis 23 aangesloten. Via openingen gesneden in de buitenste zak 32 en een opening 37 in de conische ring 28
<Desc/Clms Page number 11>
wordt lucht uit de ruimte tussen de twee zakken 32 en 33 weggezogen.
Wanneer de recipiënt 30 ledig is of wanneer de dosering ten einde is, wordt de vlinderklep 2 in gesloten stand gebracht en wordt de recipiënt 30 terug rechtop gewenteld en neergezet.
Indien de recipiënt 30 ledig is, wordt de klemring 35 losgemaakt en de doseerinrichting, op de conische ring 28 na, afgenomen van de recipiënt 30, waarna de binnenste zak 33 wordt gesloten en verwijderd, waarna ook de conische ring 28 wordt afgenomen en de buitenste zak 32 wordt verwijderd.
Daarna wordt de doseerinrichting op de hiervoor beschreven manier op een nieuwe recipiënt 30 aangebracht.
De laatste recipiënt 30 waarbij juist gedoseerd wordt tot de gewenste hoeveelheid zal meestal niet volledig ledig zijn. In dit geval wordt de doseerinrichting op de recipiënt 30 gelaten. Alleen de handgreep 4 wordt verwijderd en de persluchtleidingen 14 en de vacuümleiding 36 worden losgekoppeld vooraleer de doseerinrichting van de manipulator wordt losgemaakt.
De recipiënt 30 wordt dan weggeborgen terwijl hij afgesloten is door de vlinderklep 2 en eventueel een bijkomende kap die op het buitenhuis 23 wordt geplaatst.
De hiervoor beschreven doseerinrichting laat niet enkel een zeer nauwkeurige dosering van poeders toe maar kan daarenboven op een eenvoudige manier worden aangesloten op,
<Desc/Clms Page number 12>
en worden losgekoppeld van, de gebruikelijke recipiënten, eventueel met één of twee zakken erin.
Het is duidelijk dat de doseerinrichting niet noodzakelijk twee trilmechanismen 3 moet bevatten. Eén kan voldoende zijn.
Daarenboven kan ze een ander trilmechanisme bevatten dan beschreven. Zo kan de onbalans 9 ook door een elektrische motor aangedreven worden.
Overigens moet het trilmechanisme 3 niet noodzakelijk in een astap zijn gelegen, in zoverre het maar de vlinderklep rechtstreeks doet trillen. Zo kan het mechanisme op de schijf 7 aangebracht zijn.
De vlinderklep 2 moet niet noodzakelijk manueel door middel van een handgreep 4 worden gewenteld. De middelen om de handgreep 4 te wentelen, kunnen ook een motor bevatten.
De uitvinding is geenszins beperkt tot de hiervoor beschreven of in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch dergelijke doseerinrichting kan in verschillende varianten worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.
<Desc / Clms Page number 1>
Dosing device.
This invention relates to a dosing device for dosing powder.
Here, dosing device is to be understood to mean any device that allows a flow, in this case a flow of powder, to be adjusted from large to small, and preferably also to stop completely.
Such a dosing device makes it possible to leave an accurately determined amount from a container or to bring it into a container, usually in combination with a weighing device or other measuring device.
Such dosing devices are fixed or removable at the bottom outlet of a silo, a vessel or other container or funnel or arranged in a pipe.
With liquids, dosing can be done by means of the valve that is present before closing. The valve is fully opened until the desired amount is reached, after which the valve is almost closed and allows a very small flow rate that is immediately reduced to zero by closing the valve when the desired amount is exactly achieved.
However, this method is not possible with powders. The fluidity of powders is much lower than that of a liquid and, in addition, varies widely according to the nature of the powder.
<Desc / Clms Page number 2>
Even with a fully open valve, it can still happen that the powder sticks, but certainly with a small opening of the valve, the powder will not flow through under the influence of gravity alone.
Known dosing devices therefore contain a driven dosing screw or worm for pressing the powder out and a valve which can be brought into a fully open or fully closed position for completely closing the outlet after dosing.
The more accurately the dosing must be, the smaller the diameter of the screw and therefore the smaller the maximum flow that can be delivered by the screw.
In any case, the flow through the screw is limited, which means that since all the powder has to be moved by the screw, it will take a relatively long time before the desired quantity of powder is delivered when the latter is relatively large.
In addition, the necessity of both a driven screw and a shut-off valve makes the dosing device relatively bulky and expensive.
The invention has for its object to obviate these drawbacks and to provide a dosing device which not only permits accurate dosing but with which the desired amount is obtained in a rapid manner and which, moreover, can be made relatively cheap and compact.
This object is achieved according to the invention in that the metering device is a butterfly valve mounted in a valve housing
<Desc / Clms Page number 3>
and means for rotating this butterfly valve in the valve housing, wherein at least one vibrating mechanism is arranged on the butterfly valve.
The butterfly valve can be fully swiveled open until the desired amount is almost reached, whereby the majority of the powder can pass through the device at a high flow rate. If the flow is not maximum, the butterfly valve can be vibrated.
The valve is then almost closed. By vibrating the butterfly valve, the powder on the butterfly valve behaves like a liquid and the powder will even flow through a small valve opening.
The use of a vibrating mechanism to promote the flow of a powder is known per se, but the vibrating mechanism is mounted on the container to be emptied or on a table on which it is arranged and not on the valve on the exit of the container, which valve is a shut-off valve and cannot be used for dosing.
According to the invention, the vibrating mechanism expediently has a high frequency, this is a frequency higher than 50 Hz and preferably between 280 and 390 Hz.
The vibrating mechanism can be integrated in the shaft with which the butterfly valve is mounted in the valve housing.
The valve housing preferably contains an elastic ring, for example a ring made of silicone rubber.
<Desc / Clms Page number 4>
This ring can simultaneously or partially provide the seal when the device is mounted on the outlet opening of a container.
With a view to this assembly, the dosing device may comprise a conical ring which cooperates with a conically beveled end of the valve housing, while the whole can be surrounded by a pot which, optionally releasably, can be attached to the container or silo or the like.
The butterfly valve can be rotated automatically or manually. In the latter case, the dosing device comprises a handle, preferably releasable, which is connected to the axis of the butterfly valve and projects beyond the valve housing.
With the insight to better demonstrate the features of the invention, a preferred embodiment of a dosing device according to the invention is described below as an example without any limiting character, with reference to the accompanying drawings, in which: figure 1 shows a perspective view of a dosing device according to the invention with the parts taken apart; figure 2 represents a section according to line II-II in figure 1; figure 3 represents a section along the line III-III in figure 2; figure 4 represents a section of a vessel on which a dosing device according to the invention is mounted;
figure 5 represents the part indicated by F5 in figure 4 on a larger scale.
<Desc / Clms Page number 5>
The dosing device shown in figures 1 and 2 consists essentially of an annular valve housing 1 in which a round butterfly valve 2 is mounted on which at least one, and in the shown example two, vibrating mechanisms 3 are arranged and means for placing the butterfly valve 2 in the valve housing 1. revolving which in the example shown are manual means formed by a releasable handle 4.
The annular valve housing 1 is elastically deformable to allow the assembly and disassembly of the butterfly valve 2 without the use of any tool. For this purpose, this valve housing 1 is made of plastic, in particular silicone rubber.
This annular valve housing 1 is provided with two diametrically opposed round openings 5 and is provided on one end with a conical portion 6 on the inside.
The butterfly valve 2 consists of a round disc 7 with two diametrically opposed cut-outs and an axis consisting of two hollow spindles 8 which are fixed to the round disc 7 at the location of a cut-out.
Provided in each hollow stub 8 is a vibrating mechanism 3 consisting of an imbalance 9 fixed on a shaft 10 and driven pneumatically with a frequency greater than 50 Hz and preferably between 280 Hz and 390 Hz.
As shown in Figure 3, in the example shown this imbalance 9 is formed by a round disc which is provided around its center with openings, two of which are adjacent filled with heavy metal.
<Desc / Clms Page number 6>
The imbalance 9 is arranged axially in the journal 8 in a round cavity 11 which eccentrically surrounds the imbalance 9 and is closed on the outside by a plug 12.
On the outside, a plastic nipple 13 is screwed into this plastic plug 12, to which is attached a compressed air line 14 which connects to a switchable source of compressed air, in particular, for example, a pneumatic valve 15 which itself connects to a compressed air reservoir.
This connection nipple 13 communicates via a channel 16 and a circumferential groove 17 in the stop 12 and a channel 18 in the spindle 8 with the cavity 11. The channel 18 opens tangentially to the ribbed circumference of the imbalance 9, where it is located closest to the inner wall of the cavity 11.
Via a channel 19 which connects to the cavity 11 where the imbalance 9 is furthest from the inner wall of the cavity 11 or seen slightly beyond this location in the sense of rotation of the imbalance 9, and which passes through the material of the journal 8 to the exterior of the compressed air can escape.
Compressed air which is blown onto the imbalance 9 via the channel 18, this imbalance 9 is brought into rotation. The flow rate is adjusted so that the rotational speed causes the said vibration frequency.
The two vibration mechanisms 3 are simultaneously supplied with compressed air and the two vibration mechanisms will work in synchronization fairly quickly to vibrate the butterfly valve 2.
<Desc / Clms Page number 7>
Each spindle 8 comprises a plastic end piece 20 on the outside that covers the plug 12 and is screwed to the rest of the spindle 8 and is provided in the middle with a square opening 21 into which the square end of the handle 4 fits.
This end is hollow and surrounds the connection nipple 13. The compressed air line 14 which connects to the latter extends through a hollow tubular portion of the releasable handle 4.
The two journals 8 are surrounded by bushes 22 which are arranged in the two openings 5.
First, one spindle 8 is provided in one opening 5, after which the other spindle 8 is pushed into the other opening 5 by elastic deformation of the valve housing 1, and then a bushing 22 is fitted around the spindle 8 in each opening 5 and only then the compressed air lines 14 and the handle 4 are provided.
For fixing the valve housing 1 with the butterfly valve 2 at the outlet of a container, the dosing device comprises an outer housing 23 in the form of a pot with an outward-facing collar 24 at one end and an open portion with a smaller diameter at its other end so that an inner collar 25 is formed.
The outer housing 23 is provided with two diametrically opposite openings 26 and has a small opening 27 near the collar 24.
The valve housing 1 containing the butterfly valve 2 just fits into the outer housing 23, with its not chamfered end on the
<Desc / Clms Page number 8>
inner collar 25. A conical ring 28 also fits into this outer housing 23 which cooperates with the conical portion 6 of the valve housing 1.
This conical ring 28 has at its widest end an outward-facing collar 29 which, when the ring 28 connects to the conical portion 6, is situated opposite the collar 24 of the outer housing 23.
Figures 4 and 5 show the dosing device in mounted condition, mounted on a container 30.
Such containers are provided as standard with a projecting edge 31 at their filling opening, on which a lid with a clamping ring can be fixed during transport.
Such containers are also used for the transport of toxic and / or environmentally harmful powders and in such cases they are usually passed through one or two bags of plastic foil. Figure 2 shows such a container 30 with two bags 32 and 33.
The dosing device described above has such a construction that these two bags 32 and 33 with their open end are also secured in the dosing device when it is mounted.
The dispensing device is applied to the container 30 with the container 30 upright and as follows: The lid is removed from the container 30, the outer bag 32 is folded out over the edge 31 of the container 30 and the conical ring 28 is
<Desc / Clms Page number 9>
its collar 29 is placed on this edge 31 with the pocket 32 in between.
A rubber sealing ring 34 is provided around the ring 28 and against its collar 29.
The inner bag 33 is opened and folded out over the narrow end of the conical ring 28.
The outer housing 23, in which the butterfly valve 2 with the two vibrating mechanisms 3 to which compressed air lines 14 were connected and to which the handle 4 was fitted, is mounted over the conical ring 28 upside down relative to the position shown in the figures. placed with the elastic sealing ring 34 between the opposite collars 29 and 24 of the ring 28 and the outer housing 23, respectively.
The collar 24 of the outer housing 23 is then connected by a clamping ring 35 to the edge 31 of the container 30.
While the butterfly valve 2 is in the closed position, the container 30 is inverted and brought above the container to be filled with an accurately determined dose. For safety, a cap can be temporarily fitted on the narrow end of the outer housing 23 or on an adjoining extension piece.
The receptacle 30 and the dosing device disposed thereon, but without the cap, are shown in this position in figures 4 and 5.
<Desc / Clms Page number 10>
The tilting can be carried out with a so-called manipulator, this is a device for raising and tilting the container 30, in which the outer housing 23 is clamped, for example. This outer housing 23 can form part of the manipulator in a variant.
For filling, the possible cap is removed and the butterfly valve 2 is rotated into the open position by means of the handle 4.
When the weighting of this container shows that the desired weight of powder in the latter has almost been reached, the butterfly valve 2 is partially closed and the more as a smaller weight quantity has yet to be dosed.
In order to obtain a continuous flow of the powder, also of a difficult liquid powder, with butterfly valve 2 partially and even almost completely closed, the butterfly valve 2 is vibrated by supplying compressed air via the compressed air lines 14 to the vibrating mechanisms 3.
Due to the relatively high vibration frequency, the powder on the butterfly valve 2 will behave like a liquid and even flow through a small gap.
To prevent that, when the container 30 is nearly empty, the inner bag 33 falls down on the butterfly valve 2, a vacuum can be created between the bags 32 and 33.
For this purpose a vacuum line 36 is connected to the opening 27 in the outer housing 23. Cut through openings in the outer bag 32 and an opening 37 in the conical ring 28
<Desc / Clms Page number 11>
air is drawn out of the space between the two bags 32 and 33.
When the container 30 is empty or when the dosing has ended, the butterfly valve 2 is brought into the closed position and the container 30 is rotated upright again and put down.
If the container 30 is empty, the clamping ring 35 is released and the dispenser, apart from the conical ring 28, is removed from the container 30, after which the inner bag 33 is closed and removed, after which the conical ring 28 is also removed and the outer bag 32 is removed.
The dosing device is then mounted on a new container 30 in the manner described above.
The last container 30 in which the dosage is just dosed to the desired amount will usually not be completely empty. In this case the dosing device is left on the container 30. Only the handle 4 is removed and the compressed air lines 14 and the vacuum line 36 are disconnected before the dosing device is released from the manipulator.
The container 30 is then stowed away while it is closed by the butterfly valve 2 and possibly an additional cap which is placed on the outer housing 23.
The dosing device described above not only allows a very accurate dosing of powders, but can also be connected to, in a simple manner,
<Desc / Clms Page number 12>
and are disconnected from the usual containers, possibly with one or two bags in it.
It is clear that the dosing device does not necessarily have to contain two vibrating mechanisms 3. One can suffice.
In addition, it may contain a different vibration mechanism than described. The imbalance 9 can thus also be driven by an electric motor.
Incidentally, the vibrating mechanism 3 does not necessarily have to be located in a journal, insofar as it causes the butterfly valve to vibrate directly. The mechanism can thus be arranged on the disc 7.
The butterfly valve 2 does not necessarily have to be manually rotated by means of a handle 4. The means for rotating the handle 4 may also comprise a motor.
The invention is in no way limited to the embodiments described above or shown in the figures, but such a dosing device can be realized in various variants without departing from the scope of the invention.