BE1013347A3 - Formwork for the deposit of a concrete beam. - Google Patents

Formwork for the deposit of a concrete beam. Download PDF

Info

Publication number
BE1013347A3
BE1013347A3 BE2000/0189A BE200000189A BE1013347A3 BE 1013347 A3 BE1013347 A3 BE 1013347A3 BE 2000/0189 A BE2000/0189 A BE 2000/0189A BE 200000189 A BE200000189 A BE 200000189A BE 1013347 A3 BE1013347 A3 BE 1013347A3
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
side walls
formwork
formwork according
end piece
basic element
Prior art date
Application number
BE2000/0189A
Other languages
Dutch (nl)
Inventor
Geeraard Louis Henriet Mertens
Original Assignee
Prefab Profile Bv Met Beperkte
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Prefab Profile Bv Met Beperkte filed Critical Prefab Profile Bv Met Beperkte
Priority to BE2000/0189A priority Critical patent/BE1013347A3/en
Priority to PCT/BE2001/000038 priority patent/WO2001066880A1/en
Priority to US10/221,106 priority patent/US20030102421A1/en
Priority to AU2001243963A priority patent/AU2001243963A1/en
Priority to EP01916766A priority patent/EP1282754A1/en
Application granted granted Critical
Publication of BE1013347A3 publication Critical patent/BE1013347A3/en

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04GSCAFFOLDING; FORMS; SHUTTERING; BUILDING IMPLEMENTS OR AIDS, OR THEIR USE; HANDLING BUILDING MATERIALS ON THE SITE; REPAIRING, BREAKING-UP OR OTHER WORK ON EXISTING BUILDINGS
    • E04G13/00Falsework, forms, or shutterings for particular parts of buildings, e.g. stairs, steps, cornices, balconies foundations, sills
    • E04G13/04Falsework, forms, or shutterings for particular parts of buildings, e.g. stairs, steps, cornices, balconies foundations, sills for lintels, beams, or transoms to be encased separately; Special tying or clamping means therefor

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Forms Removed On Construction Sites Or Auxiliary Members Thereof (AREA)

Abstract

Deze uitvinding heeft betrekking op een bekisting voor het storten van een betonbalk welke bekisting minstens een basiselement (1) met een bodem (3) en twee erop staande en zich in de lengterichting ervan uitstrekkende zijwanden (4,5) waarbij de bovenranden van de zijwanden (4,5) van het basiselement (1) door middel van verbindingsmiddelen, bijvoorbeeld en bovenwand (6) met openingen (7) met elkaar zijn verbonden. Op één of beide uiteinden van dit basiselement (1) kan een eindstuk (2) of een verbindingsstuk geschoven en vastgezet zijn.This invention relates to a formwork for pouring a concrete beam, which formwork comprises at least one base element (1) with a bottom (3) and two side walls (4,5) standing thereon and extending in its longitudinal direction, the upper edges of the side walls (4,5) of the basic element (1) are connected by means of connecting means, for example, and top wall (6) with openings (7). At one or both ends of this basic element (1) an end piece (2) or a connecting piece can be slid and fixed.

Description

       

   <Desc/Clms Page number 1> 
 



  Bekisting voor het storten van een betonbalk. 



  Deze uitvinding heeft betrekking op een bekisting voor het storten van een betonbalk, bijvoorbeeld een latei of een ander horizontaal draagelement uit beton, welke bekisting minstens een basiselement bevat met een bodem en minstens twee erop staande en zich in de lengterichting ervan uitstrekkende zijwanden. 



  In situ gegoten balken in gewapend beton vertonen het voordeel dat zij steeds op de gepaste sterkte kunnen worden uitgevoerd, berekend van geval tot geval, zodat zij beter kunnen aangepast worden aan het specifieke geval. 



  Daarentegen vertonen zij het ongemak dat de bekisting, inclusief de wapening ook voor elk geval specifiek moet worden vervaardigd. 



  De bekisting moet immers rekening houden met de overspanning en nauw aansluiten op de muren. Daarenboven kan ze in bepaalde gevallen op beide uiteinden open zijn en uitsluitend bestaan uit een gootvormig basiselement, omdat de muren de uiteinden afsluiten, terwijl ze in andere gevallen één of beide uiteinden gesloten moet zijn door een eindwand. 



  Elke bekisting moet dus praktisch op maat en vorm worden vervaardigd, zodat een seriefabricage van bekistingen niet mogelijk is. 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 



  Verder moeten de zijwanden meestal ter plaatse geschoord worden of met klemmen of dergelijke samengehouden worden om te weerstaan aan de druk van het beton. 



  Het vervaardigen en plaatsen van de bekende bekisting is dus tijdrovend en moeilijk, vooral voor een niet-vakman. 



  De huidige uitvinding heeft een bekisting voor het storten van een betonbalk tot doel die voornoemde nadelen verhelpt en snel en gemakkelijk kan aangebracht worden. 



  Tot dit doel zijn minstens de bovenranden van de zijwanden van het basiselement door middel van verbindingsmiddelen met elkaar verbonden. 



  Doordat de bovenste randen met elkaar verbonden zijn is het schoren of door klemmen tegenhouden van de zijwanden niet meer nodig. Het basiselement kan als dusdanig in de handel gebracht worden en indien nodig snel ter plaatse worden aangepast. 



  In een eerste voorkeurdragende uitvoeringsvorm bevatten de verbindingsmiddelen een bovenwand die vast is aan de twee zijwanden en de bovenranden ervan met elkaar verbindt en die voorzien is van een aantal openingen. 



  Ook de bodem en de zijwanden van het basiselement kunnen dan uit één stuk zijn gevormd. 



  In een tweede voorkeurdragende uitvoeringsvorm zijn de bodem en de zijwanden van het basiselement losmaakbaar met 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 elkaar verbonden en bevatten de verbindingsmiddelen een aantal beugels die samenwerken met kragen aan de bovenrand, respectievelijk de onderrand, van de zijwanden. 



  In deze uitvoeringsvorm kan de bekisting eventueel in niet gemonteerde toestand in de handel worden gebracht, maar door de bijgeleverde beugels toch zeer snel samengesteld worden. 



  Op de buitenzijde van de zijwanden kunnen koppelmiddelen worden aangebracht voor het koppelen van hulpstukken zoals eindstukken, beugels of verbindingsstukken aan het basiselement. 



  Eindstukken en dergelijke worden afzonderlijk vervaardigd en kunnen, indien ze vereist zijn voor het specifieke geval, op een snelle en eenvoudige manier door koppelmiddelen aan het basiselement gekoppeld worden. 



  Deze koppelmiddelen kunnen geleidingen voor het schuifbaar koppelen zijn. 



  Deze geleidingen kunnen een kraag vormen, waarbij dus elke zijwand minstens een kraag bevat die zich bij voorkeur over de volledige lengte uitstrekt. 



  De bekisting bevat in sommige gevallen minstens één eindstuk dat over een uiteinde van het basiselement schuifbaar is en middelen om dit met een basiselement te verbinden, waarbij deze middelen bij voorkeur ook nog 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 vergrendelmiddelen bevatten om het eindstuk te blokkeren en verschuiving ervan te beletten. 



  Voornoemde middelen om het eindstuk met het basiselement te verbinden, kunnen gedeeltelijk bestaan uit voornoemde koppelmiddelen op zijwanden, en daarmee samenwerkende complementaire koppelmiddelen op het eindstuk. 



  Deze eindstukken kunnen van goten of kragen voorzien zijn die over de kragen, respectievelijk goten, op de zijwanden kunnen worden geschoven, zodat ze snel met de rest van de bekisting verbonden zijn. 



  Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen van een bekisting volgens de uitvinding beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin: figuur 1 in perspectief een bekisting volgens de uitvinding weergeeft bestaande uit een basiselement en een eindstuk; figuur 2 in perspectief een doorsnede weergeeft volgens lijn II-II in figuur 1, met weglating van de wapening ; figuur 3 een doorsnede weergeeft volgens lijn III-III in figuur 1, eveneens zonder de wapening; figuur 4 een zicht in perspectief weergeeft van een eindstuk uit de bekisting van figuur 1, met gedeeltelijke wegsnijding; 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 figuur 5 een zicht weergeeft, gelijkaardig aan dat van figuur 1, maar voor een uitvoeringsvariante;

   figuur 6 in perspectief een doorsnede weergeeft volgens lijn VI-VI in figuur 5, maar zonder de wapening ; figuur 7 een perspectiefzicht weergeeft van een andere uitvoeringsvorm van de bekisting volgens de uitvinding ; figuur 8 in perspectief een doorsnede weergeeft volgens lijn VIII-VII in figuur 7, zonder de wapening. 



  De bekisting volgens de uitvinding, weergegeven in de figuren 1 en 2, bestaat in hoofdzaak uit een recht gootvormig basiselement 1 en één eindstuk 2. Beide elementen zijn bij voorkeur uit kunststof vervaardigd, maar kunnen ook uit een ander geschikt materiaal zijn vervaardigd. 



  Het basiselement 1 bestaat in hoofdzaak uit een langwerpige bodem 3, twee erop staande zijwanden 4 en 5 die in één stuk met de bodem 3 gevormd zijn en aan de onderkant een weinig buiten de bodem 3 uitsteken, en verbindingsmiddelen die in deze uitvoering bestaan uit een bovenwand 6 die de bovenranden van de twee zijwanden 4 en 5 met elkaar verbindt en die voorzien is van een aantal grote openingen 7 voor het storten van beton. 



  Elk van de zijwanden 4 en 5 is aan de binnenzijde vlak uitgevoerd, maar bezit aan zijn buitenzijde koppelmiddelen in de vorm van geleidingen. Aldus bezit elke zijwand 4 en 5 over zijn volledige lengte, drie kragen, namelijk een 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 bovenste kraag 8 met een naar onder gerichte rand 9, langs zijn bovenrand, een onderste kraag 10 met een naar boven gerichte rand 11, langs zijn onderrand en een middelste kraag 12 met een naar onder gerichte rand 13, tussen de kragen 8 en 10. 



  Tussen de onderste kraag 10 en de middelste kraag 12 en ter hoogte van de bodem 3, bezit elke zijwand 4 en 5 een buitenwaarts gerichte verdikking 14 waarin een rij op regelmatige afstanden van elkaar gelegen plaatselijke verzwakkingen in de vorm van diepe holtes 15 zijn aangebracht. Deze holtes 15 bezitten in het weergegeven voorbeeld een ruitvormige doorsnede, maar ze kunnen ook een ronde doorsnede of een doorsnede van een andere vorm bezitten. 



  De holtes 15 zijn zo diep dat de zijwand 4 of 5 daar gemakkelijk met een metalen pen 16 kan worden doorboord. In het weergegeven voorbeeld is één dergelijke pen 16 dwars door de tegenover elkaar gelegen holtes 15 gestoken, waarbij tussen de twee zijwanden 4 en 5 de pen 16 omringd is door een bus 17, bijvoorbeeld van kunststof zoals PVC, of een ander materiaal. 



  Tussen de bovenste kraag 8 en de middelste kraag 12 is over nagenoeg de volledige lengte van elke zijwand 4 en 5 een strook reliëf, namelijk een rij ribben of uitsparingen aangebracht, in het weergegeven voorbeeld een rij verticale groeven 18 met een vierhoekige doorsnede, die bestemd zijn om samen te werken met een eindstuk 2 zoals verder zal worden uiteengezet. 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 De voornoemde bodem 3 is aan de onderzijde voorzien van op regelmatige afstanden van elkaar gelegen dwarse breeklijnen 19 in de vorm van inkepingen. 



  Het eindstuk 2 bestaat hoofdzakelijk uit twee zijwanden 20 en 21, een eindwand 22 die deze zijwanden 20 en 21 op een uiteinde met elkaar verbindt en een bovenwand 23 die de bovenranden van de zijwanden 20 en 21 met elkaar verbindt. 



  Onderaan is dit eindstuk 2 open. 



  De zijwanden 20 en 21 zijn minder hoog dan de zijwanden 4 en 5. 



  De bovenwand 23 is van een grote opening 24 voorzien en steekt aan beide zijden buiten de zijwanden 20 en 21 uit met een gedeelte dat samen met een naar buiten uitspringend gedeelte van de overeenstemmende zijwand 20 of 21 een goot 25 vormt die in doorsnede complementair is aan de bovenste kraag 8 van een zijwand 4 of 5. 



  Deze goot 25 strekt zich uit vanaf op het van de eindwand 22 afgekeerde uiteinde tot op een afstand van deze eindwand 22 die ongeveer overeenkomt met de gebruikelijke dikte van een gemetselde muur. 



  Deze goot 25 die passend over een kraag 8 schuifbaar is, bevat een opwaarts gerichte rand 25A die achter de rand 9 van deze kraag 8 haakt. 



  Onder zijn goot 25 is elke zijwand 20 en 21 van een tweede goot 26 voorzien die door een naar buiten uitspringend 

 <Desc/Clms Page number 8> 

 gedeelte van de respectievelijke zijwand 20 of 21 en die om een middelste kraag 12 past. 



  Aan de binnenzijde bezit ook deze goot een rand 26A die, wanneer het eindstuk 2 met zijn goot 26 over een kraag 12 wordt geschoven, achter de rand 13 haakt. 



  Tussen de goot 25 en de goot 26 is in elke zijwand 20 en 21, door middel van uitsparingen 27, een van de eindwand 22 weggerichte verende tong 28 gevormd die op haar vrij uiteinde aan de binnenkant van een verdikking 29 is voorzien waarvan het voorste uiteinde afgeschuind is en die een weerhaak vormt die in een groef 18 past. 



  Deze tongen 28 vormen samen met de groeven 18 aan weerszijden van de bekisting vergrendelmiddelen om het eindstuk 2 te vergrendelen ten opzicht van het basiselement 1. Door de goten 25 en 26 die over de kragen 8 en 12 grijpen, is dit eindstuk 2 ten opzichte van het basiselement 1 reeds gepositioneerd in de hoogterichting. 



  Uiteraard kan de bekisting van ander vergrendelmiddelen zijn voorzien, bijvoorbeeld schroeven die doorheen de zijwand 20 en 21 van het eindstuk 2 geschroefd zijn en tegen de zijwand 4, respectievelijk 5, aandrukken. 



  Het gedeelte van de zijwanden 20 en 21 dat tussen het uiteinde van de goten 25 en 26 en de eindwand 22 is gelegen is naar binnen toe dikker dan de rest van de zijwanden 20 en 21 zodanig dat de binnenzijde van dit gedeelte in het verlengde gelegen is van de binnenzijde van de zijwanden 4 

 <Desc/Clms Page number 9> 

 en 5 van het basiselement 1 wanneer het eindstuk 2 erop geschoven is. 



  In de bekisting is een geprefabriceerde wapening 30 aangebracht. Deze wapening 30 kan door middel van afstandhouders in de bekisting gepositioneerd zijn. De eindwand 22 van het eindstuk 2 kan van openingen voorzien zijn waardoor de staven van deze wapening 30 kunnen steken om na het vormen van de betonbalk daarop aansluitend beton te storten. 



  De bekisting kan zowel geen, één of twee eindstukken 2 bezitten naargelang de betonbalk met zijn opstaande uiteinden tegen metselwerk moet aansluiten of niet. 



  Zoals weergegeven in figuur 1, rust de bekisting, enerzijds, met één eindstuk 2 op de bovenste steenlaag van een dwars gerichte halfsteense gemetselde muur 31 en, anderzijds, met een open uiteinde van het basiselement 1 onder tussenkomst van de pen 16 met een bus 17 die rust op een platform gevormd door een laag stenen 32A van een muur 32 terwijl een erboven gelegen laag stenen 32B het uiteinde afsluit. 



  Het aanbrengen van dergelijke bekisting is zeer eenvoudig en als volgt: Uit verschillende maten van basiselementen 1 die in de handel zijn, wordt een basiselement 1 gekozen waarvan de bodem 3 iets groter is dan de afstand tussen de muren 31 en 

 <Desc/Clms Page number 10> 

 32 en samen met één eindstuk 2 en een wapening 30 aangekocht. 



  Het eindstuk 2 wordt op één uiteinde van het basiselement 1 geschoven tot de kragen 8 en 12 op het uiteinde van de goten 25 en 26 zijn gelegen, waarbij de verende tong 28 zich als een pal over de groeven 18 verplaatst maar niet meer terug kan bewegen. 



  De lengte van eindstuk 2 wordt gekozen in functie van de grootte van het steunoppervlak waarop dit eindstuk 2 moet rusten, in het voorbeeld dus in functie van de dikte van de muur 31. 



  Het eindstuk 2 is dus door het aanbrengen zelf zowel in de hoogterichting als in de lengterichting vast ten opzichte van het basiselement 1. 



  Ter plaatse worden aan het andere uiteinde van het basiselement 1, met een tang of dergelijke, stukjes van de bodem 3 afgebroken op breeklijnen 19 tot deze bodem 3 tussen de muren 31 en 32 past. 



  Aan het open uiteinde wordt de pen 16 met de bus 17 aangebracht. 



  De wapening 30 wordt indien nodig op lengte gezaagd en in de bekisting aangebracht. 



  De bekisting met de wapening 30 erin wordt met het eindstuk 2 op de muur 31 geplaatst en met zijn andere uiteinde door 

 <Desc/Clms Page number 11> 

 middel van de pen 16, omringd door de bus 17, op de laag stenen 32A van de muur 32 geplaatst. De onderkant van de bus 17 is op dezelfde hoogte gelegen als de onderkant van de zijwanden 20 en 21 van het eindstuk 2. 



  Aan dit uiteinde zijn de zijwanden 5 en 6 aan weerszijden, over een afstand die afhankelijk is van de lengte van het gekozen basiselement 1, tegen de muur 32 gelegen en sluit de laag stenen 32B het uiteinde af. De bodem 3 sluit tegen de laag stenen 32A aan. 



  Aan de zijde van het eindstuk 2, sluiten de zijwanden 4 en 5 evenals de bodem 3 tegen de muur 31 aan. 



  Nu wordt beton gestort doorheen de openingen 7 en 24 en na het harden, worden de tongen 28 van het eindstuk 2 met een schroevendraaier of dergelijke geforceerd of afgebroken zodat het eindstuk 2 kan worden verwijderd waarna de bovenwand 6 wordt verwijderd door breken, zagen of op een andere. Ook de pen 16 wordt verwijderd. De bus 17 blijft in het geharde beton achter. 



  De zijwanden 4 en 5 worden tijdens het storten door de bovenwand 6 stevig ten opzichte van elkaar vast gehouden zonder dat stutten of dergelijke nodig zijn. Indien een uiteinde van het basiselement 1 moet afgesloten worden zoals weergegeven, kan dit snel en gemakkelijk worden verwezenlijkt door een geprefabriceerd standaard eindstuk 2. 

 <Desc/Clms Page number 12> 

 Niet enkel het gebruik van de bekisting is zeer eenvoudig maar ook de fabricage ervan kan zeer eenvoudig zijn. 



  Aangezien de kragen 8,10 en 12 zich over de volledige lengte van het basiselement 1 uitstrekken, bestaat een mogelijke fabricagemethode erin dit basiselement 1 door extrusie te vervaardigen en op maat te snijden of te zagen. 



  Voor het harden van het geëxtrudeerde element moeten enkel nog de holtes 15 en de uitsparingen 18 door indrukken aangebracht worden. 



  Indien de vergrendelmiddelen geen tongen 28 bezitten maar in het eindstuk geschroefde klemschroeven, dan kan door het losschroeven dit eindstuk van het basiselement worden geschoven en eventueel opnieuw gebruikt. 



  In de figuren 5 en 6 wordt een uitvoeringsvariante van een bekisting volgens de uitvinding weergegeven, die in hoofdzaak verschilt van de hiervoor beschreven uitvoeringsvorm, doordat de bodem 3 van het basiselement 1 losmaakbaar is van de zijwanden 4 en 5 en de verbindingsmiddelen beugels 33 bevatten die de zijwanden 4 en 5 niet enkel bovenaan maar ook onderaan ten opzichte van elkaar vastmaken. 



  Zoals in detail weergegeven is in figuur 6, is de bodem 3 een losse plaat die met haar randen in gleuven 34 in de binnenzijde van de zijwanden 4 en 5 is geschoven. 



  De beugels 33 bezitten haakvormig omgeplooide uiteinden die over de kragen 8 aan de bovenranden van de zijwanden 4 en 

 <Desc/Clms Page number 13> 

 5, respectievelijk over de kragen 10 aan de onderranden van deze zijwanden 4 en 5 haken. De kragen 10 en 8 op een zelfde zijwand 4 of 5 zijn elkaars spiegelbeeld zodat een zelfde beugel 33 zowel bovenaan als onderaan het basiselement 1 kan worden gebruikt. 



  Ook in deze uitvoeringsvorm wordt de bekisting op gelijkaardige manier samengesteld en gebruikt met dit verschil dat het basiselement 1 in ongemonteerde stand kan worden gekocht en de losse onderdelen, namelijk de bodem 3 en de zijwanden 4 en 5 nog ter plaatse aan elkaar moeten worden vastgemaakt. De bodem 3 wordt in de gleuven 34 van de zijwanden 4 en 5 aangebracht en beugels 33 worden over de kragen 8, respectievelijk over de kragen 10, geschoven. 



  Doordat de bodem 3 los is, kan hij voor het aanbrengen op lengte worden gebracht zodat hij geen breeklijnen 19 moet bezitten maar bijvoorbeeld op lengte kan afgezaagd worden. 



  Het verwijderen van de bekisting na het harden van het beton is bij deze uitvoeringsvorm iets eenvoudiger. Het volstaat het eindstuk 2 te verwijderen, de beugels 33 bovenaan van het basiselement 1 te schuiven en de pen 16 te verwijderen om de rest van de bekisting neerwaarts van het beton te kunnen schuiven, waarna de bodem 3 en de zijwanden 4 en 5 uit elkaar kunnen worden getrokken om opnieuw gebruikt te worden in een volgende bekisting. 



  Het is mogelijk de hiervoor beschreven uitvoeringsvormen te combineren in deze zin dat de zijwanden 4 en 5 van het basiselement 1 door een vaste bovenwand 6 met elkaar 

 <Desc/Clms Page number 14> 

 verbonden zijn maar de bodem 3 toch losmaakbaar is van de zijwanden 4 en 5 en de verbindingsmiddelen dus niet enkel de bovenwand 6 bevatten maar ook een aantal beugels 33 onderaan. 



  Omgekeerd zou de bodem 3 één stuk met de zijwanden 4 en 5 kunnen vormen, terwijl de bovenranden van de zijwanden door beugels 33 met elkaar verbonden zijn. 



  De in de figuren 1 tot 6 is het basiselement 1 langwerpig en recht. Het is duidelijk dat dit niet noodzakelijk is en de bekisting ook constructief gelijkaardige bekistingselementen maar met een andere vorm kan bevatten en bijvoorbeeld L-vormige, T-vormige of kruisvormige. 



  Bekistingselementen met dergelijke vormen worden doorgaans niet op zich gebruikt maar wel in combinatie met twee of meer rechtlijnige basiselementen 1, waardoor samengestelde bekistingen ontstaan. 



  Een dergelijke samengestelde bekisting is bijvoorbeeld in figuren 7 en 8 weergegeven, waarbij deze bekisting bestaat uit één kruisvormig bekistingselement 35 en vier op de armen daarvan aansluitende rechtlijnige basiselementen 1. 



  De rechtlijnige basiselementen 1 zijn in het in deze figuren 7 en 8 weergegeven voorbeeld van het type volgens figuren 1 en 2, terwijl het kruisvormige bekistingselement 35 van het gecombineerde type is met een vaste bovenwand 6 maar een losse bodem 3 en dus beugels 33 onderaan. 

 <Desc/Clms Page number 15> 

 Een dergelijk type wordt meestal voor alle niet-rechte bekistingselementen gebruikt aangezien deze niet door extrusie kunnen worden gevormd en de matrijs eenvoudiger kan worden gemaakt indien de bodem 3 afzonderlijk wordt vervaardigd. 



  Het is duidelijk dat in een uit minstens één basiselement 1 en minstens een niet-rechtlijnig bekistingselement 35 bestaande samengestelde bekisting er een verbinding moet zijn tussen de basiselementen 1 en de bekisting bevat dan ook één of meer verbindingsstukken 36, in het voorbeeld één verbindingsstuk 36 tussen elke arm van het kruisvormige bekistingselement 35 en één rechtlijnig basiselement 1 In de bodem 3 van de kruisvormige bekistingselement 35 is, ter hoogte van de kruising, een vierkante opening uitgespaard die even groot is als de bovenkant van een eronder gelegen steunpaal 37. 



  Het verbindingsstuk 36 bestaat uit een bovenwand 38 die van een opening 39 is voorzien en twee zijwanden 40 en 41. In doornsnede bezit dit verbindingsstuk 36 dezelfde vorm als het voorste open uiteinde van een eindstuk 2. 



  De zijwanden 40 en 41 bezitten dus elk twee, zich over hun volledige lengte uitstrekkende goten 25 en 26. 



  Er zijn vergrendelmiddelen om dit verbindingsstuk 36 zowel aan het basiselement 1 als aan een ander bekistingselement 35 of een ander basiselement 1 te vergrendelen, hetgeen betekent dat in het weergegeven voorbeeld elke zijwand 40 

 <Desc/Clms Page number 16> 

 of 41 van twee tongen 28 is voorzien die respectievelijk naar het ene of het ander uiteinde van de zijwand 40 of 41 zijn gericht. 



  Het basiselement 1 en het andere bekistingselement 35 of een tweede basiselement 1 kunnen in het verbindingsstuk 36 tot tegen elkaar geschoven zijn, maar, indien onderaan een opening moet overblijven, bijvoorbeeld boven een muur, kunnen deze elementen op een afstand van elkaar blijven. 



  Opdat in dit laatste geval de zijwand van de betonbalk niet dikker zou zijn daar waar geen element aanwezig was, kunnen bovenaan met elkaar verbonden stukken zijwand met gelijke vorm als de zijwanden 4 en 5 tussen de elementen worden geplaatst. 



  Alle of bepaalde elementen van een bekisting kunnen zowel samen als afzonderlijk in de handel gebracht worden. In de handel kunnen verschillende lengtes van basiselementen te koop aangeboden worden, alsmede verschillende lengtes van eindstukken voor verschillende muurdiktes. Hoe langer een basiselement 1 hoe breder de bodem 3 ervan eventueel kan zijn. Eindstukken 2 of andere bekistingselementen zoals een element 35, of eventuele verbindingsstukken 36 kunnen dan ook in verschillende breedtes in de handel aangeboden worden. Ook beugels 33 van verschillende grootte kunnen aangeboden worden. 



  De wapening 30 kan afzonderlijk of in een basiselement of een volledige bekisting in de handel aangeboden worden. 

 <Desc/Clms Page number 17> 

 



  Het is evident dat de uitvinding geenszins beperkt is tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch dergelijke bekisting kan in allerlei vormen en afmetingen worden verwezenlijkt, zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.



   <Desc / Clms Page number 1>
 



  Formwork for pouring a concrete beam.



  This invention relates to a formwork for pouring a concrete beam, for example a lintel or another horizontal support element from concrete, which formwork comprises at least one base element with a bottom and at least two side walls standing on it and extending in its longitudinal direction.



  In situ cast beams in reinforced concrete have the advantage that they can always be designed to the appropriate strength, calculated from case to case, so that they can be better adapted to the specific case.



  On the other hand, they display the inconvenience that the formwork, including the reinforcement, must also be manufactured specifically for each case.



  After all, the formwork must take into account the span and closely fit the walls. In addition, in certain cases it can be open at both ends and consist exclusively of a trough-shaped base element, because the walls close off the ends, while in other cases it must be closed by one or both ends by an end wall.



  Every formwork must therefore be manufactured practically to size and shape, so that serial production of formwork is not possible.

 <Desc / Clms Page number 2>

 



  Furthermore, the side walls usually have to be braced on site or held together with clamps or the like to withstand the pressure of the concrete.



  Manufacturing and placing the known formwork is therefore time-consuming and difficult, especially for a non-skilled person.



  The present invention has for its object to provide a formwork for pouring a concrete beam that overcomes the aforementioned drawbacks and can be applied quickly and easily.



  For this purpose at least the upper edges of the side walls of the basic element are connected to each other by means of connecting means.



  Because the upper edges are connected to each other, shearing or retaining the side walls by clamping is no longer necessary. The basic element can be marketed as such and, if necessary, quickly adapted on site.



  In a first preferred embodiment, the connecting means comprise an upper wall which is fixed to the two side walls and connects the upper edges thereof together and which is provided with a number of openings.



  The bottom and the side walls of the basic element can then also be formed in one piece.



  In a second preferred embodiment, the bottom and the side walls of the base element are releasable with

 <Desc / Clms Page number 3>

 connected to each other and the connecting means comprise a number of brackets which co-act with collars on the upper edge or the lower edge of the side walls, respectively.



  In this embodiment, the formwork can possibly be marketed in the unmounted condition, but can nevertheless be assembled very quickly thanks to the supplied brackets.



  Coupling means can be provided on the outside of the side walls for coupling accessories such as end pieces, brackets or connecting pieces to the basic element.



  End pieces and the like are manufactured separately and, if required for the specific case, can be coupled to the basic element in a quick and simple manner by coupling means.



  These coupling means can be guides for slidable coupling.



  These guides can form a collar, so that each side wall comprises at least one collar which preferably extends over the entire length.



  In some cases, the formwork comprises at least one end piece that can be slid over one end of the basic element and means for connecting it to a basic element, said means preferably also still

 <Desc / Clms Page number 4>

 contain locking means to block the end piece and prevent its displacement.



  Said means for connecting the end piece to the base element may partly consist of the aforementioned coupling means on side walls, and complementary coupling means cooperating with it on the end piece.



  These end pieces can be provided with troughs or collars which can be slid over the collars or troughs on the side walls, so that they are quickly connected to the rest of the formwork.



  With the insight to better demonstrate the characteristics of the invention, a few preferred embodiments of a formwork according to the invention are described below as an example without any limiting character, with reference to the accompanying drawings, in which: figure 1 shows a formwork according to perspective represents the invention consisting of a basic element and an end piece; figure 2 represents a cross-section in line according to line II-II in figure 1, with the reinforcement omitted; figure 3 represents a section according to line III-III in figure 1, also without the reinforcement; figure 4 represents a perspective view of an end piece from the formwork of figure 1, with partial cut-away;

 <Desc / Clms Page number 5>

 figure 5 represents a view, similar to that of figure 1, but for an embodiment variant;

   figure 6 represents a section in perspective according to line VI-VI in figure 5, but without the reinforcement; figure 7 represents a perspective view of another embodiment of the formwork according to the invention; figure 8 represents a cross-section according to line VIII-VII in figure 7 in perspective, without the reinforcement.



  The formwork according to the invention, shown in figures 1 and 2, consists essentially of a straight trough-shaped base element 1 and one end piece 2. Both elements are preferably made of plastic, but can also be made of another suitable material.



  The basic element 1 consists essentially of an elongated bottom 3, two side walls 4 and 5 standing thereon which are formed in one piece with the bottom 3 and protrude slightly from the bottom 3 at the bottom, and connecting means which in this embodiment consist of a top wall 6 which connects the top edges of the two side walls 4 and 5 and which is provided with a number of large openings 7 for pouring concrete.



  Each of the side walls 4 and 5 is flat on the inside, but has coupling means in the form of guides on its outside. Each side wall 4 and 5 thus has, over its entire length, three collars, namely one

 <Desc / Clms Page number 6>

 upper collar 8 with a downwardly directed edge 9, along its upper edge, a lower collar 10 with an upwardly directed edge 11, along its lower edge and a middle collar 12 with an downwardly directed edge 13, between the collars 8 and 10.



  Between the lower collar 10 and the middle collar 12 and at the level of the bottom 3, each side wall 4 and 5 has an outwardly directed bulge 14 in which a row of local weakenings in the form of deep cavities 15 are arranged at regular distances from each other. In the example shown, these cavities have a diamond-shaped cross-section, but they can also have a round cross-section or a cross-section of a different shape.



  The cavities 15 are so deep that the side wall 4 or 5 can easily be pierced there with a metal pin 16. In the example shown, one such pin 16 is inserted transversely through the opposed cavities 15, wherein between the two side walls 4 and 5 the pin 16 is surrounded by a sleeve 17, for example of plastic such as PVC, or another material.



  Between the upper collar 8 and the middle collar 12 a strip of relief, namely a row of ribs or recesses, is arranged over substantially the full length of each side wall 4 and 5, in the example shown a row of vertical grooves 18 with a quadrangular cross section intended for be to cooperate with an end piece 2 as will be further explained.

 <Desc / Clms Page number 7>

 The aforementioned bottom 3 is provided on the underside with transverse break lines 19 at regular distances from each other in the form of notches.



  The end piece 2 consists essentially of two side walls 20 and 21, an end wall 22 which connects these side walls 20 and 21 together at one end and an upper wall 23 which connects the upper edges of the side walls 20 and 21 together.



  This end piece 2 is open at the bottom.



  The side walls 20 and 21 are less high than the side walls 4 and 5.



  The top wall 23 is provided with a large opening 24 and protrudes on both sides outside the side walls 20 and 21 with a part which together with an outwardly projecting part of the corresponding side wall 20 or 21 forms a channel 25 which is complementary in cross section to the upper collar 8 of a side wall 4 or 5.



  This gutter 25 extends from the end remote from the end wall 22 to a distance from this end wall 22 which approximately corresponds to the usual thickness of a brick wall.



  This trough 25, which can be slidably fitted over a collar 8, comprises an upwardly directed edge 25A which hooks behind the edge 9 of this collar 8.



  Below its gutter 25, each side wall 20 and 21 is provided with a second gutter 26 which protrudes through an outward one

 <Desc / Clms Page number 8>

 portion of the respective side wall 20 or 21 and which fits around a middle collar 12.



  On the inside this gutter also has an edge 26A which, when the end piece 2 with its gutter 26 is slid over a collar 12, hooks behind the edge 13.



  Between the gutter 25 and the gutter 26 is formed in each side wall 20 and 21, by means of recesses 27, a resilient tongue 28 directed away from the end wall 22, which tongue is provided on its free end on the inside with a thickening 29 of which the front end is chamfered and forms a barb that fits into a groove 18.



  These tongues 28, together with the grooves 18 on both sides of the formwork, form locking means for locking the end piece 2 with respect to the base element 1. Through the channels 25 and 26 which grip over the collars 8 and 12, this end piece 2 is relative to the base element 1 already positioned in the height direction.



  The formwork can of course be provided with other locking means, for example screws screwed through the side wall 20 and 21 of the end piece 2 and pressing against the side wall 4 and 5 respectively.



  The part of the side walls 20 and 21 that is situated between the end of the gutters 25 and 26 and the end wall 22 is thicker inwards than the rest of the side walls 20 and 21 such that the inside of this part is in line with from the inside of the side walls 4

 <Desc / Clms Page number 9>

 and 5 of the basic element 1 when the end piece 2 is slid on it.



  A prefabricated reinforcement 30 is provided in the formwork. This reinforcement 30 can be positioned in the formwork by means of spacers. The end wall 22 of the end piece 2 can be provided with openings through which the bars of this reinforcement 30 can protrude to pour concrete adjoining it after the concrete beam has been formed.



  The formwork can have neither one, one or two end pieces 2, depending on whether or not the concrete beam with its raised ends has to fit against brickwork.



  As shown in Figure 1, the formwork rests, on the one hand, with one end piece 2 on the upper layer of stone of a transversely directed half-brick masonry wall 31 and, on the other hand, with an open end of the base element 1 with the bush 17 interposed by the pin 16 it rests on a platform formed by a layer of bricks 32A of a wall 32 while a layer of bricks 32B located above it closes off the end.



  The application of such formwork is very simple and as follows: From different sizes of basic elements 1 that are commercially available, a basic element 1 is chosen whose bottom 3 is slightly larger than the distance between the walls 31 and

 <Desc / Clms Page number 10>

 32 and purchased together with one end piece 2 and a reinforcement 30.



  The end piece 2 is slid on one end of the basic element 1 until the collars 8 and 12 are located on the end of the gutters 25 and 26, the resilient tongue 28 moving over the grooves 18 like a pawl but cannot move back again .



  The length of end piece 2 is selected as a function of the size of the support surface on which this end piece 2 must rest, in the example thus as a function of the thickness of the wall 31.



  The end piece 2 is therefore fixed both in the height direction and in the length direction with respect to the base element 1 by the mounting itself.



  At the other end of the basic element 1, with the help of tongs or the like, pieces of the bottom 3 are broken off on break lines 19 until this bottom 3 fits between the walls 31 and 32.



  At the open end the pin 16 with the bushing 17 is fitted.



  The reinforcement 30 is, if necessary, sawn to length and placed in the formwork.



  The formwork with the reinforcement 30 in it is placed with the end piece 2 on the wall 31 and with its other end through

 <Desc / Clms Page number 11>

 by means of the pin 16, surrounded by the bush 17, placed on the layer of stones 32A of the wall 32. The bottom of the sleeve 17 is located at the same height as the bottom of the side walls 20 and 21 of the end piece 2.



  At this end, the side walls 5 and 6 are located on either side, over a distance that depends on the length of the selected base element 1, against the wall 32 and the layer of bricks 32B closes off the end. The bottom 3 adjoins the layer of stones 32A.



  On the side of the end piece 2, the side walls 4 and 5 as well as the bottom 3 connect to the wall 31.



  Now concrete is poured through the openings 7 and 24 and after hardening, the tongues 28 of the end piece 2 are forced or broken off with a screwdriver or the like so that the end piece 2 can be removed, after which the top wall 6 is removed by breaking, sawing or cutting. another. The pin 16 is also removed. The canister 17 remains in the hardened concrete.



  The side walls 4 and 5 are held tightly relative to each other during pouring through the top wall 6 without the need for struts or the like. If an end of the basic element 1 is to be sealed as shown, this can be realized quickly and easily by a prefabricated standard end piece 2.

 <Desc / Clms Page number 12>

 Not only the use of the formwork is very simple but also the manufacture thereof can be very simple.



  Since the collars 8, 10 and 12 extend over the full length of the basic element 1, a possible method of manufacture consists in manufacturing this basic element 1 by extrusion and cutting it to size or sawing.



  For the hardening of the extruded element, only the cavities 15 and the recesses 18 have to be provided by impressions.



  If the locking means do not have tongues 28 but clamping screws screwed into the end piece, then this end piece can be slid off the basic element and possibly reused.



  Figures 5 and 6 show an embodiment of a formwork according to the invention, which differs substantially from the embodiment described above in that the bottom 3 of the base element 1 is detachable from the side walls 4 and 5 and the connecting means comprise brackets 33 which secure the side walls 4 and 5 not only at the top but also at the bottom relative to each other.



  As shown in detail in Figure 6, the bottom 3 is a loose plate which is pushed with its edges into slots 34 in the inside of the side walls 4 and 5.



  The brackets 33 have hook-shaped folded ends which extend over the collars 8 at the upper edges of the side walls 4 and

 <Desc / Clms Page number 13>

 5 and hooks over the collars 10 at the lower edges of these side walls 4 and 5, respectively. The collars 10 and 8 on the same side wall 4 or 5 are mirror images of each other so that the same bracket 33 can be used both at the top and at the bottom of the base element 1.



  Also in this embodiment, the formwork is assembled and used in a similar manner with the difference that the base element 1 can be purchased in the unmounted position and the separate parts, namely the bottom 3 and the side walls 4 and 5 still have to be fixed to each other on site. The bottom 3 is arranged in the slots 34 of the side walls 4 and 5 and brackets 33 are slid over the collars 8 and over the collars 10, respectively.



  Because the bottom 3 is loose, it can be brought to length prior to mounting, so that it does not have to have break lines 19 but can, for example, be cut to length.



  Removing the formwork after hardening of the concrete is somewhat easier with this embodiment. All you have to do is remove the end piece 2, slide the brackets 33 at the top of the base element 1 and remove the pin 16 to be able to slide the rest of the formwork downwards from the concrete, after which the bottom 3 and the side walls 4 and 5 can move apart can be pulled to be used again in a subsequent formwork.



  It is possible to combine the above-described embodiments in the sense that the side walls 4 and 5 of the base element 1 are joined together by a fixed top wall 6

 <Desc / Clms Page number 14>

 are connected but the bottom 3 is nevertheless detachable from the side walls 4 and 5 and the connecting means therefore not only contain the top wall 6 but also a number of brackets 33 at the bottom.



  Conversely, the bottom 3 could form one piece with the side walls 4 and 5, while the upper edges of the side walls are connected to each other by brackets 33.



  The basic element 1 in figures 1 to 6 is elongated and straight. It is clear that this is not necessary and that the formwork can also contain structurally similar formwork elements but with a different shape and, for example, L-shaped, T-shaped or cross-shaped.



  Formwork elements with such shapes are generally not used per se, but they are used in combination with two or more straight-line basic elements 1, as a result of which composite formwork forms.



  Such a composite formwork is shown, for example, in figures 7 and 8, wherein this formwork consists of one cross-shaped formwork element 35 and four linear basic elements 1 connecting to the arms thereof.



  In the example shown in these figures 7 and 8 the linear basic elements 1 are of the type according to figures 1 and 2, while the cross-shaped formwork element 35 is of the combined type with a fixed top wall 6 but a loose bottom 3 and therefore brackets 33 at the bottom.

 <Desc / Clms Page number 15>

 Such a type is usually used for all non-straight formwork elements since they cannot be formed by extrusion and the mold can be made simpler if the bottom 3 is manufactured separately.



  It is clear that in a composite formwork consisting of at least one basic element 1 and at least one non-linear formwork element 35 there must be a connection between the basic elements 1 and the formwork therefore also contains one or more connecting pieces 36, in the example one connecting piece 36 between each arm of the cross-shaped formwork element 35 and one linear basic element 1 In the bottom 3 of the cross-shaped formwork element 35, at the level of the intersection, a square opening is recessed which is the same size as the top of an underlying support post 37.



  The connecting piece 36 consists of an upper wall 38 provided with an opening 39 and two side walls 40 and 41. In cross section, this connecting piece 36 has the same shape as the front open end of an end piece 2.



  The side walls 40 and 41 thus each have two channels 25 and 26 extending over their full length.



  There are locking means for locking this connecting piece 36 both to the base element 1 and to another formwork element 35 or another base element 1, which means that in the example shown, each side wall 40

 <Desc / Clms Page number 16>

 or 41 is provided with two tongues 28 that are directed respectively to one or the other end of the side wall 40 or 41.



  The basic element 1 and the other formwork element 35 or a second basic element 1 can be pushed against each other in the connecting piece 36, but if an opening has to remain at the bottom, for example above a wall, these elements can remain spaced apart.



  In this latter case, the side wall of the concrete beam would not be thicker where no element was present, pieces of side wall of the same shape as the side walls 4 and 5 can be placed between the elements at the top.



  All or certain elements of a formwork can be marketed both together and separately. In the trade, different lengths of basic elements can be offered for sale, as well as different lengths of end pieces for different wall thicknesses. The longer a basic element 1, the wider its bottom 3 may possibly be. End pieces 2 or other formwork elements such as an element 35, or any connecting pieces 36, can therefore be offered for sale in different widths. Brackets 33 of different sizes can also be offered.



  The reinforcement 30 can be offered for sale separately or in a basic element or a complete formwork.

 <Desc / Clms Page number 17>

 



  It is evident that the invention is by no means limited to the embodiments described as examples and shown in the figures, but such formwork can be realized in all shapes and sizes, without departing from the scope of the invention.


    

Claims (1)

Conclusies. Conclusions. 1.- Bekisting voor het storten van een betonbalk, bijvoorbeeld een latei of een ander horizontaal draagelement uit beton, welke bekisting minstens een basiselement (1) bevat met een bodem (3) en minstens twee erop staande en zich in de lengterichting ervan uitstrekkende zijwanden (4,5), daardoor gekenmerkt dat minstens de bovenranden van de zijwanden (4,5) van het basiselement (1) door middel van verbindingsmiddelen met elkaar zijn verbonden. 1.- Formwork for pouring a concrete beam, for example a lintel or another horizontal supporting element made of concrete, which formwork comprises at least one basic element (1) with a bottom (3) and at least two side walls standing on it and extending in the longitudinal direction thereof (4,5), characterized in that at least the upper edges of the side walls (4,5) of the base element (1) are connected to each other by means of connecting means. 2. - Bekisting volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de verbindingsmiddelen een bovenwand (6) bevatten die vast is aan de twee zijwanden (4 en 5) en de bovenranden ervan met elkaar verbindt en die voorzien is van een aantal openingen (7). Formwork according to claim 1, characterized in that the connecting means comprise an upper wall (6) which is fixed to the two side walls (4 and 5) and connects its upper edges with each other and which is provided with a number of openings (7). 3. - Bekisting volgens conclusie 2, daardoor gekenmerkt dat de bodem (3) en de zijwanden (4,5) van het basiselement (1) uit één stuk zijn gevormd. Formwork according to claim 2, characterized in that the bottom (3) and the side walls (4,5) of the basic element (1) are formed in one piece. 4. - Bekisting volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de bodem (3) en de zijwanden (4,5) van het basiselement (1) losmaakbaar met elkaar verbonden zijn en de verbindingsmiddelen een aantal beugels (33) bevatten die samenwerken met kragen (8,10) aan de bovenrand, respectievelijk de onderrand, van de zijwanden (4,5). <Desc/Clms Page number 19> 5.- Bekisting volgens conclusie 4, daardoor gekenmerkt dat de uiteinden van de beugels (33) haakvormig omgeplooid zijn en haken achter een rand (9,11) van de kraag (8,10). Formwork according to claim 1, characterized in that the bottom (3) and the side walls (4, 5) of the basic element (1) are releasably connected to each other and the connecting means comprise a number of brackets (33) cooperating with collars ( 8, 10) at the top or bottom edge of the side walls (4, 5).  <Desc / Clms Page number 19>  Formwork according to claim 4, characterized in that the ends of the brackets (33) are bent in the form of a hook and hooks behind an edge (9, 11) of the collar (8, 10). 6. - Bekisting volgens een van de vorige conclusies, daardoor gekenmerkt dat op de buitenzijde van de zijwanden (4,5) koppelmiddelen aangebracht zijn voor het koppelen van hulpstukken zoals eindstukken (2), beugels (33) of verbindingstukken (36) aan het basiselement (1). Formwork according to one of the preceding claims, characterized in that coupling means are provided on the outside of the side walls (4,5) for coupling accessories such as end pieces (2), brackets (33) or connecting pieces (36) to the basic element (1). 7.- Bekisting volgens conclusie 6, daardoor gekenmerkt dat deze koppelmiddelen geleidingen voor het schuifbaar koppelen zijn.' 8.- Bekisting volgens conclusie 7, daardoor gekenmerkt dat deze geleidingen kragen (8,10,12) zijn, waarbij dus elke zijwand (4,5) minstens een kraag (8,10,12) bevat die zich bij voorkeur over de volledige lengte uitstrekt. Formwork according to claim 6, characterized in that these coupling means are guides for slidable coupling. Formwork according to claim 7, characterized in that these guides are collars (8, 10, 12), so that each side wall (4, 5) comprises at least one collar (8, 10, 12) which preferably extends over the entire length. 9. - Bekisting volgens een van de vorige conclusies, daardoor gekenmerkt dat ze minstens één eindstuk (2) bevat dat over een uiteinde van het basiselement (1) schuifbaar is en middelen om dit met een basiselement (1) te verbinden. Formwork according to one of the preceding claims, characterized in that it comprises at least one end piece (2) that can be slid over one end of the basic element (1) and means for connecting it to a basic element (1). 10. - Bekisting volgens conclusie 9, daardoor gekenmerkt dat de middelen om een eindstuk (2) met het basiselement (1) te verbinden vergrendelmiddelen bevatten om het eindstuk (2) te vergrendelen en verschuiving ervan te beletten. <Desc/Clms Page number 20> 11.- Bekisting volgens een van de conclusies 6 tot 8 en volgens conclusie 9 of 10, daardoor gekenmerkt dat de middelen om een eindstuk (2) met het basiselement (1) te verbinden, gedeeltelijk bestaan uit voornoemde koppelmiddelen op zijwanden (4,5), en daarmee samenwerkende complementaire koppelmiddelen op het eindstuk (2). Formwork according to claim 9, characterized in that the means for connecting an end piece (2) to the base element (1) comprise locking means for locking the end piece (2) and preventing its displacement.  <Desc / Clms Page number 20>  Formwork according to one of claims 6 to 8 and according to claim 9 or 10, characterized in that the means for connecting an end piece (2) to the base element (1) consist in part of said coupling means on side walls (4,5) ), and associated complementary coupling means on the end piece (2). 12. - Bekisting volgens conclusies 8 en 10, daardoor gekenmerkt dat het eindstuk (2) een eindwand (22) bevat en twee daarop aansluitende zijwanden (20,21), welke zijwanden van goten (25,26) voorzien zijn die over de kragen (8,12) op de zijwanden (4,5) geschoven zijn. 12. Formwork according to claims 8 and 10, characterized in that the end piece (2) has an end wall (22) and two adjoining side walls (20, 21), which side walls are provided with gutters (25, 26) which are provided over the collars (8,12) are slid onto the side walls (4,5). 13.- Bekisting volgens conclusie 12, daardoor gekenmerkt dat de goten (25,26) van het eindstuk (2) en ermee samenwerkende kragen (8,10) van het basiselement (1) zo gevormd zijn dat ze in elkaar haken. Formwork according to claim 12, characterized in that the troughs (25, 26) of the end piece (2) and cooperating collars (8, 10) of the basic element (1) are shaped such that they hook into each other. 14. - Bekisting volgens conclusie 5 en conclusie 12 of 13, daardoor gekenmerkt dat een paar van deze kragen (8,12) waarover goten (25,26) van het eindstuk (2) geschoven zijn, de kragen (8) zijn langs de bovenranden van de zijwanden (4,5) waarmee de beugels (33) samenwerken die de bovenranden van de zijwanden (4,5) met elkaar verbinden. The formwork according to claim 5 and claim 12 or 13, characterized in that a pair of these collars (8, 12) over which troughs (25, 26) are slid from the end piece (2) are the collars (8) along the upper edges of the side walls (4,5) with which the brackets (33) cooperate which connect the upper edges of the side walls (4,5) to each other. 15.- Bekisting volgens een van de conclusies 10 tot 14, daardoor gekenmerkt dat de vergrendelmiddelen minstens op elk van de zijwanden (4,5) van het basiselement (1) een rij uitsparingen (27) bevatten en daarmee als een pal samenwerkende verende tongen (28) met een verdikking (29) in het eindstuk (2). <Desc/Clms Page number 21> 16.- Bekisting volgens conclusie 10, daardoor gekenmerkt dat de vergrendelmiddelen minstens één schroef bevatten die door minstens één zijwand (20,21) van het eindstuk (2) is geschroefd en tegen een zijwand (4,5) van het basiselement drukt. Formwork according to one of claims 10 to 14, characterized in that the locking means comprise a row of recesses (27) at least on each of the side walls (4, 5) of the basic element (1) and resilient tongues cooperating therewith as a pawl (28) with a thickening (29) in the end piece (2).  <Desc / Clms Page number 21>  Formwork according to claim 10, characterized in that the locking means comprise at least one screw which is screwed through at least one side wall (20, 21) of the end piece (2) and presses against a side wall (4, 5) of the basic element. 17.- Bekisting volgens een van de vorige conclusies, daardoor gekenmerkt dat het basiselement (1) in beide zijwanden (4,5) in de lengterichting een rij holtes (15) bezit ter plaatse waarvan de zijwanden (4,5) kunnen doorstoken worden. Formwork according to one of the preceding claims, characterized in that the base element (1) in both side walls (4,5) has a row of cavities (15) in the longitudinal direction at which the side walls (4,5) can be pierced . 18. - Bekisting volgens conclusie 17, daadoor gekenmerkt dat ze minstens één pen (16) bevat die doorheen twee tegenover elkaar gelegen holtes (15) gestoken is en eventueel tussen de zijwanden (4,5) door een bus (17) omringd is. A formwork according to claim 17, characterized in that it comprises at least one pin (16) which is inserted through two opposite cavities (15) and optionally surrounded by a bushing (17) between the side walls (4, 5). 19. - Bekisting volgens een van de vorige conclusies, daardoor gekenmerkt dat ze benevens minstens één rechtlijnig basiselement (1) minstens één tweede basiselement (1) of een constructief gelijkaardig bekistingselement (35) van een andere vorm, bijvoorbeeld een L-vormig, T-vormig of kruisvormig bekistingselement (35) bevat dat door een verbindingsstuk (36) met het eerstgenoemde basiselement (1) verbonden is. Formwork according to one of the preceding claims, characterized in that, in addition to at least one linear basic element (1), at least one second basic element (1) or a structurally similar formwork element (35) of a different shape, for example an L-shaped, T -form or cross-shaped formwork element (35) which is connected to the first-mentioned basic element (1) by a connecting piece (36). 20. - Bekisting volgens een van de conclusies 6 tot 8 en 19, daardoor gekenmerkt dat het verbindingsstuk (36) een bovenwand (38) eventueel voorzien van een opening (39) en twee zijwanden (40,41) bevat, waarbij deze zijwanden <Desc/Clms Page number 22> (40,41) door koppelmiddelen met de zijwanden (4,5) van een basiselement (1) en een tweede basiselement (1) of een bekistingselement (35) van ander vorm verbonden zijn. Formwork according to one of Claims 6 to 8 and 19, characterized in that the connecting piece (36) comprises an upper wall (38) optionally provided with an opening (39) and two side walls (40, 41), said side walls  <Desc / Clms Page number 22>  (40,41) are connected by coupling means to the side walls (4,5) of a base element (1) and a second base element (1) or a formwork element (35) of a different shape. 21.- Bekisting volgens conclusie 20, daardoor gekenmerkt dat ze vergrendelmiddelen bevat voor het vergrendelen van het verbindingsstuk (36) zowel aan het basiselement (1) als aan het andere element, waarbij deze vergrendelmiddelen bijvoorbeeld gevormd zijn zoals de vergrendelmiddelen van een eindstuk (2) zoals bepaald in conclusie 15 of 16. Formwork according to claim 20, characterized in that it comprises locking means for locking the connecting piece (36) both on the basic element (1) and on the other element, said locking means being formed, for example, such as the locking means of an end piece (2) ) as defined in claim 15 or 16.
BE2000/0189A 2000-03-09 2000-03-09 Formwork for the deposit of a concrete beam. BE1013347A3 (en)

Priority Applications (5)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2000/0189A BE1013347A3 (en) 2000-03-09 2000-03-09 Formwork for the deposit of a concrete beam.
PCT/BE2001/000038 WO2001066880A1 (en) 2000-03-09 2001-03-07 Form assembly for pouring concrete beams
US10/221,106 US20030102421A1 (en) 2000-03-09 2001-03-07 Form assembly for pouring concrete beams
AU2001243963A AU2001243963A1 (en) 2000-03-09 2001-03-07 Form assembly for pouring concrete beams
EP01916766A EP1282754A1 (en) 2000-03-09 2001-03-07 Form assembly for pouring concrete beams

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2000/0189A BE1013347A3 (en) 2000-03-09 2000-03-09 Formwork for the deposit of a concrete beam.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1013347A3 true BE1013347A3 (en) 2001-12-04

Family

ID=3896451

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2000/0189A BE1013347A3 (en) 2000-03-09 2000-03-09 Formwork for the deposit of a concrete beam.

Country Status (5)

Country Link
US (1) US20030102421A1 (en)
EP (1) EP1282754A1 (en)
AU (1) AU2001243963A1 (en)
BE (1) BE1013347A3 (en)
WO (1) WO2001066880A1 (en)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2004063494A1 (en) * 2003-01-13 2004-07-29 Prefab Profile, Besloten Vennootschap Met Beperkte Aansprakelijkheid Formwork for pouring a concrete beam

Families Citing this family (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE10200251B4 (en) * 2002-01-05 2006-09-07 Elisabeth Bayerlein Formwork component and lintel
FR2858826B1 (en) * 2003-08-11 2008-11-28 Prefa Bressuirais BRUSHING DEVICE FOR THE PRODUCTION OF LINTEAUX, SUPPORT AND METHOD OF ASSEMBLING CORRESPONDING
US20070062134A1 (en) * 2005-09-22 2007-03-22 Chung Wen Y Cellularcrete wall system
US8074958B1 (en) * 2007-02-22 2011-12-13 John Hoy Lintel form for concrete and block constructions
FR2952952B1 (en) * 2009-11-24 2012-01-13 Chapal Ets FORMWORK SYSTEM OF A LINTEAU
CN104481031B (en) * 2014-11-05 2017-01-11 沈阳建筑大学 Assembly connection structure and method of coupling beams of shear walls of assembly concrete frame shear structure
FR3077314B1 (en) 2018-01-29 2021-01-08 Taleb Larbi Ait MODULAR AND MULTIFUNCTIONAL FALL PROTECTION DEVICE FOR MASONRY PANELS AND LINTEL FORMWORK

Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR1035681A (en) * 1950-02-10 1953-08-27 Telescopic hangers and formwork for concrete constructions
FR1350733A (en) * 1962-12-03 1964-01-31 Adjustable formwork for concrete lintel
WO1980000723A1 (en) * 1977-03-28 1980-04-17 Realsources Inc Form assembly for building frame work
FR2743587A3 (en) * 1996-01-11 1997-07-18 Terron Emmanuel Antoine Leonce Coffering for reinforced concrete pillars and lintels
DE29803155U1 (en) * 1998-02-23 1998-04-23 Betonwerk Theodor Pieper GmbH & Co. KG, 57392 Schmallenberg Formwork aid
DE29715541U1 (en) * 1997-08-29 1999-01-07 Bösch, Berndt, Lustenau Lost formwork element

Family Cites Families (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US1119969A (en) * 1912-04-29 1914-12-08 John A Longevin Adjustable metal form for concrete construction.
US1191139A (en) * 1915-11-17 1916-07-18 Walter P Agness Metal connection for beam and girder molds.
US1616354A (en) * 1926-04-07 1927-02-01 John A Comer Cement building form
US3735953A (en) * 1970-04-22 1973-05-29 Mesa Ind Los Angeles Concrete beam forms
US4104844A (en) * 1973-09-06 1978-08-08 William Clinton Reid Method of erecting a building construction
US4646496A (en) * 1985-03-21 1987-03-03 Wilnau John A Structural wall and concrete form system

Patent Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR1035681A (en) * 1950-02-10 1953-08-27 Telescopic hangers and formwork for concrete constructions
FR1350733A (en) * 1962-12-03 1964-01-31 Adjustable formwork for concrete lintel
WO1980000723A1 (en) * 1977-03-28 1980-04-17 Realsources Inc Form assembly for building frame work
FR2743587A3 (en) * 1996-01-11 1997-07-18 Terron Emmanuel Antoine Leonce Coffering for reinforced concrete pillars and lintels
DE29715541U1 (en) * 1997-08-29 1999-01-07 Bösch, Berndt, Lustenau Lost formwork element
DE29803155U1 (en) * 1998-02-23 1998-04-23 Betonwerk Theodor Pieper GmbH & Co. KG, 57392 Schmallenberg Formwork aid

Cited By (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2004063494A1 (en) * 2003-01-13 2004-07-29 Prefab Profile, Besloten Vennootschap Met Beperkte Aansprakelijkheid Formwork for pouring a concrete beam
BE1015307A3 (en) 2003-01-13 2005-01-11 Prefab Profile Bv Met Beperkte Formwork for the deposit of a concrete beam.

Also Published As

Publication number Publication date
AU2001243963A1 (en) 2001-09-17
EP1282754A1 (en) 2003-02-12
US20030102421A1 (en) 2003-06-05
WO2001066880A1 (en) 2001-09-13

Similar Documents

Publication Publication Date Title
WO1991010028A1 (en) Prefabricated assembly for poured concrete forming structures
BE1013347A3 (en) Formwork for the deposit of a concrete beam.
US4329825A (en) Reinforcing bar support for joining concrete structures
NL8002439A (en) MEANS FOR PROVIDING A CONNECTION TO A CONCRETE WALL.
CA1144774A (en) Receptacle for reinforcing bars
US4742655A (en) Device in concrete structures
US4033548A (en) Concrete shuttering connecting means
US5048781A (en) Concrete mold assembly device
EP1009890B1 (en) Building component for building a wall
AU2019100345A4 (en) Formwork element and formwork system
US4444374A (en) Prefabricated concrete forms assembly
US3689024A (en) Forms for casting concrete
AU2002210784B2 (en) A former for a reinforced concrete slab
BE1021731B1 (en) AID AND METHOD FOR MAKING A WALL OR THE LIKE
WO1996005388A1 (en) An adjustable boxing assembly
EP1079037B1 (en) Method of making a slab&#39;s edge shuttering and shuttering therefor
NL9300255A (en) Soldier course support structure
AU2002210784A1 (en) A former for a reinforced concrete slab
JPS6156739B2 (en)
JP2987725B2 (en) Backup material for shoring
AU763314B2 (en) An adjustable boxing assembly
JP3101236U (en) Gutter temporary fixing device
EP1711668A2 (en) Modular system and devices for formworks
JPH10131481A (en) Form panel
AU743592B3 (en) Plate dowell assembly

Legal Events

Date Code Title Description
RE Patent lapsed

Effective date: 20060331