<Desc/Clms Page number 1>
Korte aanduiding : Samenstel van een aan een rijwiel bevestigbare drager en een met de drager koppel bare tas, alsmede beugel,
EMI1.1
koppelstuk, ondersteuning en tas geschikt voor een dergelijk I De uitvinding heeft betrekking op een samenstel van een aan een rijwiel bevestigbare drager en een met de drager koppelbare tas.
De uitvinding heeft tevens betrekking op een beugel, koppelstuk, ondersteuning en tas geschikt voor een dergelijk samenstel.
Bij een dergelijk op zieh bekend samenstel wordt de drager bevestigd aan een stuurstang of een stang van een bagagedrager van bijvoorbeeld een fiets waarna de tas losneembaar aan de drager wordt bevestigd. De tas strekt zich hierbij in hoofdzaak verticaal uit. De gebruiker kan de tas eenvoudig op de fiets bevestigen en van de fiets afnemen. Bij bevestiging van een zadeltas, dat wil zeggen een tas die nabij het zadel wordt bevestigd, wordt de drager meestal nabij de achterzijde van het zadel aan de het zadel ondersteunende veren bevestigd.
Het bevestigen van een drager aan de zadelpen of zadelstang heeft als nadeel dat door de verschillende hellingshoeken vande zadelstang van verschillende rijwielen, verschillende dragers moeten worden geleverd die zodanig zijn aangepast aan de hellingshoek van de zadelstang dat de aan de drager bevestigde tas zieh verticaal uitstrekt. Een ander nadeel van een dergelijke drager is dat de afstand tussen zadelstang en tas niet instelbaar is. Afhankelijk van het type rijwiel wenst men de tas dichter bij of verder van de zadelstang af te plaatsen. Op grond van deze problemen zijn op de markt alleen zadeltassen beschikbaar die bevestigbaar zijn aan het zadel zelf. Een nadeel van een aan het zadel bevestigde zadeltas is dat deze enkel en alleen aan de achterzijde van het zadel kan worden bevestigd en niet aan de zijkanten of onder het zadel.
De uitvinding beoogt een samenstel te verschaffen waarbij de nadelen van het bekende samenstel worden vermeden.
Dit doel wordt bij het samenstel volgens de uitvinding bereikt doordat de drager is voorzien van een aan het rijwiel bevestigbare beugel, een met de tas koppelbare ondersteuning en ten minste een koppelstuk dat met een eerste uiteinde verzwenkbaar is verbonden met de
<Desc/Clms Page number 2>
beugel en met een tweede uiteinde verzwenkbaar is verbonden met de ondersteuning, waarbij door verzwenking van het koppel stuk de ondersteuning ten opzichte van de beugel instelbaar is, waarna het koppelstuk ten opzichte van de beugel en de ondersteuning losneembaar fixeerbaar is.
De beugel wordt star met bijvoorbeeld de zadelstang verbonden. Met behulp van het (de) verzwenkbare koppelstuk (ken) wordt de ondersteuning op de gewenste positie en onder de gewenste hoek gepositioneerd waardoor de drager is aan te passen aan bijvoorbeeld de hellingshoek van de zadelstang zodanig dat de tas verticaal hangt. Met behulp van het (de) koppelstuk (ken) kan tevens de afstand van de tas tot de ondersteuning worden ingesteld zodat de tas op elke positie onder het zadel kan worden bevestigd zodat niet alleen een tas nabij de achterzijde van het zadel maar ook een tas aan de zijkant of voorzijde onder het zadel kan worden geplaatst.
Het samenstel kan ook worden toegepast voor de bevestiging van een stuurtas of een zogenaamde frametas, waarbij met behulp van de ten
EMI2.1
opzichte van elkaar instelbare van een met de ondersteuning gekoppelde tas ten opzichte van het rijwiel kan worden gerealiseerd.
Opgemerkt wordt dat uit de Europese octrooiaanvrage EP-A1-0. 708. 016 een inrichting voor het bevestigen van een koplamp aan het stuur van een fiets bekend is, waarbij de koplamp zwenkbaar is ten opzichte van het stuur. De afstand tot het stuur ; 5 hierbij niet instelbaar.
Opgemerkt wordt verder dat mt het Dmtse gebrulksmodel 89. 14. 316. 7 een samenstel bekend is voor het bevestigen van een paraplu aan een fiets welk samenstel echter door de relatief gecompliceerde opbouw niet geschikt is voor het bevestigen van een tas aan een fiets.
Een uitvoeringsvorm van het samenstel volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat het langgestrekte koppelstuk verzwenkbaar is om een zwenkas die dwars is gericht op een zieh tussen de beugel en de ondersteuning uitstrekkende lengteas van het koppelstuk.
Door verzwenking van het koppelstuk om een zieh horizontaal uitstrekkende zwenkas wordt de ondersteuning en de met ondersteuning gekoppelde tas in verticale richting verplaatst, terwijl door verzwenking van het koppelstuk om een zieh verticaal uitstrekkende zwenkas de ondersteuning en de aan de ondersteuning gekoppelde tas in een
<Desc/Clms Page number 3>
horizontaal vlak wordt verplaatst.
De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de tekeningen waarin fig. 1 een perspectivisch aanzicht van een samenstel volgens de uitvinding toont, fig. 2 een perspectivisch uitgeslagen aanzicht op het in fig. 1 weergegeven samenstel toont, fig. 3A en 3B perspectivischevoor- en achteraanzichten tonen van een ondersteuning van het in fig. 1 weergegeven samenstel, fig. 4 een perspectivisch aanzicht op een ontgrendelpen van het in fig. 1 weergegeven samenstel, fig. 5 een perspectivisch aanzicht van een met een tas verbonden plaat toont van het in fig. 1 weergegeven samenstel, fig. 6 een dwarsdoorsnede toont van een deel van het in fig. 1 weergegeven samenstel.
In de figuren zijn Dvereenkomende onderdelen voorzien van eenzelfde verwijzingscijfer.
Fig. 1 toont een perspectivisch aanzicht van een
EMI3.1
samenstel 1 volgens de uitvinding die is voorzien van een aan een stang 2 bevestigde beugel 3, een eerste, verzwenkbaar met beugel 3 verbonden koppelstuk 4, een tweede, verzwenkbaar met het koppelstuk 4 verbonden koppelstuk 5, een verzwenkbaar met het koppelstuk 5 verbonden ondersteuning 6 en een losneembaar met de ondersteuning 6 verbonden plaat 7 die bevestigd is aan een fietstas (niet weergegeven). De verschillende onderdelen zijn in de fig.. Z-5 nader weergegeven. De beugel 3 is voorzien van een metalen strop B die aan beide uiteinden is voorzien van dubbelgevouwen gedeeltes 9.
De beugel 3 is verder voorzien van een vierkante moer 10 die is voorzien van een centraal gelegen, van schroefdraad voorziene doorboring H en aan weerszijden van de doorboring 11 gelegen sleuven 12. De beugel 3 is verder voorzien van een strophuis 13 dat is voorzien van twee zieh evenwijdig uitstrekkende flenzen 14 en een zieh dwars door de flenzen 14 uitstrekkende doorgang 15.
Het strophuis 13 is verder voorzien van een bevestigingsopenng voor doorvoering van een bout 17.
Het eerste koppelstuk 4 is langgestrekt en aan beide uiteinden voorzien van twee evenwijdig uitstrekkende flenzen 18. Door de
<Desc/Clms Page number 4>
vier evenwijdig uitstrekkende flenzen 18 strekken zieh dwars op de flenzen gelegen doorgangen 19 uit. Het koppelstuk 4 is rotatie-symmetrisch.
Het tweede koppelstuk 5 is nagenoeg identiek aan het koppelstuk 4 maar heeft een kortere lengte dan het koppelstuk 4. Het koppelstuk 5 is nabij beide uite1nden voorzien van twee evenwijdig uitstrekkende flenzen 20 en zieh dwars door de flenzen 20 uitstrekkende doorgangen 21.
De ondersteuning 6 omvat een plaatvormig frame 22 dat aan een zijde is voorzien van twee evenwijdig uitstrekkende flenzen 23
EMI4.1
die zijn voorzien van een zieh dwars op de flenzen 23 uitstrekkende doorgang 24. Het plaatvorrig frame 22 is aan een van de flenzen 23 afgekeerde zijde aan weerszijden voorzien van randen 25 die op afstand van het plaatvormige frame 22 zijn voorzien van evenwijdig aan het frame 22 uitstrekkende stroken 26. Het plaatvormige frame 22 is voorzien van een (in fig. 2 naar beneden gerichte) lip 27. De randen 25 zijn voorzien van in elkaars verlengde gelegen sleuven 28 waardoorheen zieh een ontgrendelstift 29 uitstrekt. De ontgrendelpen 29 is voorzien van een stift 30 die in een onder de lip 27 gelegen opening 31 in het frame 22 is gelegen.
De ontgrendelpen 29 strekt zieh aan weerszijden van de ondersteuning 6 uit en is aan de uiteinden voorzien van bedieningsknoppen 32.
De plaat 7 is voorzien van een paneel 33, een dwars op het paneel 33, nabij de bovenzijde van het paneel 33 gelegen aanslagplaat 34 en een zieh dwars op de aanslagplaat 34, evenwijdig aan het paneel 33 uitstrekkend paneel 35 dat is voorzien van een door sleuven in het paneel 35 gevormde lip 36. Het paneel 33 is voorzien van drie gaten 37 via welke het paneel 33 met behulp van bouten, popnagels of dergelijke is verbonden met een fietstas. De plaat 7 kan met de tas zijn verbonden of een geheel vormen met de tas.
In fig. 5 is een vooraanzicht van de plaat 7 weergegeven waarin de lip 36 duidelijk zichtbaar is. De lip 36 is in het paneel 35 gevormd door drie sleuven 38 waarbij twee sleuven 38 zieh dwars op de aanslagplaat 34 uitstrekken en een sleuf 38 de beide evenwijdig uitstrekkende sleuven 38 onderling verbindt aan een van de aanslagplaat 34 afgekeerde zijde. De 1ip 36 is voarzien van een nok 39 die aan een van de aanslagplaat 34 afgekeerde zijde is voorzien van een hellend vlak 40 waarbij et hellende vlak schuin naar beneden afloopt 1n de richting van
<Desc/Clms Page number 5>
het paneel 33. Tussen de panelen 33 en 35 zijn dwars op de aanslagplaat 34 gerichte gleuven 41 gelegen.
Oe bevestiging van het samenstel 1 op een stang 2 van een rijwiel en de werking van het samenstel 1 is als volgt.
Voor de bevestiging van een tas aan bijvoorbeeld een zieh onder een hoek verticaal omhoog strekkende zadelstang 2 wordt de strop 8 om de stang 2 geslagen. Vervolgens worden de beide omgevouwen uiteinden 9 elk door een sleuf 12 van de moer 10 gevoerd en teruggevouwen in de richting van het overige gedeelte van de strop 8. De moer 10 wordt in het strophuis 13 geplaatst aan een van de flenzen 14 afgekeerde zijde, waarna een bout 17 door de opening 15 in het strophuis 13 wordt gestoken en in de opening 11 van de moer 10 wordt geschroefd waardoor het strophuis 13 star met de stang 2 wordt verbonden. Vervolgens worden de flenzen 18 van het eerste koppelstuk 4 om en tussen de flenzen 14 van het strophuis 13 geschoven zodanig dat de doorgangen 15 en 19 coaxiaal zijn gelegen.
Door de doorgangen 15,19 wordt een van een flens 45 voorziene bout 6 gestoken waarop aan een van de flens 45 afgekeerde zijde een moer 47 wordt geschroefd. De bout 46 vormt een eerste zwenkas die in fig. 1 met verwijzingscijfer 48 is weergegeven.
Vervolgens wordt het tweede koppelstuk 5 met het eerste koppelstuk 4 verbonden waarbij flenzen 20 in aangrijping worden gebracht met de flenzen 18 van het eerste koppelstuk 4 zodanig dat de doorgangen 19 en 21 in elkaars verlengde zijn gelegen. Vervolgens wordt een van een flens 45 voorzien bout 46 door de in elkaars verlengde gelegen doorgangen 19,21 geleid waarna een moer 47 op de bout 46 wordt geschroefd. Op eenzelfde wijze worden de flenzen 20 van het tweede koppelstuk 5 en de flenzen 23 van de ondersteuning 6 met elkaar verbonden. De bout 46 met behulp waarvan het eerste en tweede koppelstuk 4, 5 met elkaar zijn verbonden vormt een zwenkas 49 terwijl de bout 46 met behulp waarvan het tweede koppelstuk en de ondersteuning 6 met elkaar zijn verbonden een zwenkas 50 vormt.
De zwenkassen 48, 49, 50 strekken zieh evenwijdig aan elkaar uit.
Het eerste koppelstuk 4 kan ten opzichte van het star opgestelde strophuis 13 in de door dubbele pijl RI aangegeven richtingen worden verzwenkt. Het tweede koppelstuk 5 kan ten opzichte van het eerste koppelstuk 4 in de door dubbele pijl R2 aangegeven richtingen worden
<Desc/Clms Page number 6>
verzwenkt. De ondersteuning 6 kan ten opzichte van het tweede koppelstuk 5 in de door dubbele pijl R3 aangegeven richtingen worden verzwenkt. Door het verzwenken van de koppelstukken 4 en de ondersteuning 6 om de betreffende zwenkassen kan de ondersteuning 6 onder elke gewenste hoek ten opzichte van de zadelstang 2 worden ingesteld.
Ook de afstand tussen de ondersteuning 6 en de zadelstang 2 kan worden aangepast tussen een nabij de zadelstang Z gelegen positie naar een positie waarbij de koppelstukken in elkaars verlengde zijn gelegen en zieh nagenoeg dwars uitstrekken op de zadelstang 2.
Nadat de ondersteuning 6 de door de gebruiker gewenste positie ten opzichte van de zadelstang 2 heeft ingenomen worden de moeren 47 stevig op de bouten 46 aangedraaid waardoor geen verzwenking om de zwenkassen meer mogelijk is.
Aan de hand van fig. 6 zal worden beschreven op welke wijze de tas met de ondersteuning 6 wordt verbonden. Door de gebruiker wordt de tas met de daaraan bevestigde plaat 7 boven de ondersteuning 6 gebracht zodanig dat het paneel 35 in de door het frame 22, de randen 25 en de stroken 26 begrensde spleet 43 (zie fig. 38) kan worden geschoven.
Hierbij is het paneel 33 aan een van het frame 22 afgekeerde zijde van het paneel 35 gelegen. Vervolgens wordt de plaat 7 in een door pijl Pl aangegeven neerwaartse richting verplaatst waarbij het paneel 35 in de sleuf 43 wordt geschoven en de stroken 26 in de tussen de panelen 33, 35 gelegen sleuven 41 komen te liggen. Tijdens het In neerwaartse richting Pl verplaatsen van de plaat 7 komt het schuine vlak 40 van de nok 39 in aanraking met een bovenste rand 44 van het frame 22 waardoor de nok 39 en de daarmee verbonden lip 36 tegen de veerkracht in in de door pijl P2 aangegeven richting wordt verzwenkt. De plaat 7 wordt vervolgens verder in de door pijl Pl aangegeven richting verplaatst totdat de nok 39 de lip 27 passeert en onder veerkracht in een aan pijl P2 tegengestelde richting in een onder de lip 27 gelegen ruimte wordt verplaatst.
Hierbij grijpt de nok aan aan een onderzijde 45 van de lip 27. Deze stand van de nok is in fig. 6 weergegeven. Bij deze vergrendelde stand van de nok is een verplaatsing van de plaat 7 in een aan pijl Pl tegengestelde richting verhinderd. Een verdere verplaatsing van de plaat 7 in de door pijl Pl aangegeven richting wordt verhinderd door de aanslagplaat 34 die aanligt tegen de rand 44 van de ondersteuning 6.
<Desc/Clms Page number 7>
Voor het ontgrendelen van de plaat 7 wordt door de gebruiker aan de linker of rechter zijde van de ondersteuning 6 de knop 32 bediend en in een door pijl P3 aangegeven richting verplaatst waardoor de ontgrendelpen 29 In aanraking wordt gebracht met het schuine vlak 40 van de nok 39. Bij het verder in de door pijl P3 aangegeven richting verplaatsen van de ontgrendelpen 29 glijdt de ontgrendelpen 29 langs het schuine vlak 40 af waarbij de nok 39 tegen de veerkracht in in de door pijl P2 aangegeven richting wordt verzwenkt en de aangrijping van de nok 39 met de rand 45 wordt verbroken. Vervolgens kan de plaat 7 in een aan pijl PI tegengestelde richting uit ondersteuning 6 worden geschoven.
Het is ook mogelijk om bijvoorbeeld de zwenkas 48 verticaal op te stellen waartoe de flenzen 14 en de linker flenzen 18 van het eerste koppelstuk over 900 dienen te worden verzwenkt. Op deze wijze is het mogelijk om de ondersteuning 6 als het ware om de stang 2 te laten verzwenken. Een dergelijke verzwenking is uiteraard ook mogelijk door het strophuis 13 om de stang 2 te laten verzwenken.
Het is ook mogelijk am 1n plaats van twee koppelstukken 4,5 slechts een enkel koppelstuk 4 of 5 te gebruiken waarbij de keuze tussen het eerste koppelstuk 4 of het tweede koppelstuk 5 afhankelijk is van de gewenste lengte van het koppelstuk. Het is ook mogelijk om de ondersteuning 6 direct met het strophuis 13 te verbinden.
Het ls ook mogelijk om het samenstel 1 te voorzien van aanvullende koppelstukken die een van de koppelstukken 4, 5 afwijkende lengte bezitten. Op deze wijze is het mogelijk om een enkel samenstel te fabriceren, welk samenstel geschikt is voor uiteenlopende rijwielen en uiteenlopende wensen van de gebruiker ten aanzien van de positie van de ondersteuning en de tas ten opzichte van de stang.
Met behulp van het samenstel volgens de uitvinding is het mogelijk om een zadeltas niet alleen achter het zadel maar tevens aan de achterziide, de voorzijde en de zijkanten onder het zadel te bevestigen.
Het samenstel 1 is ook geschikt voor het bevestigen van een tas aan een stuur of aan een buis van het fietsframe.
<Desc / Clms Page number 1>
Short designation: Assembly of a carrier that can be attached to a bicycle and a bag that can be coupled to the carrier, as well as a bracket,
EMI1.1
The invention relates to an assembly of a carrier that can be attached to a bicycle and a bag that can be coupled to the carrier.
The invention also relates to a bracket, coupling piece, support and bag suitable for such an assembly.
In such an assembly, as known, the carrier is attached to a handlebar or a bar of a luggage carrier of, for example, a bicycle, after which the bag is detachably attached to the carrier. The bag here extends substantially vertically. The user can easily attach the bag to the bicycle and remove it from the bicycle. When attaching a saddle bag, i.e. a bag that is mounted near the saddle, the carrier is usually attached to the springs supporting the saddle near the rear of the saddle.
The disadvantage of attaching a carrier to the seat post or saddle bar is that due to the different angles of inclination of the saddle bar of different bicycles, different carriers must be supplied that are adapted to the angle of inclination of the saddle bar so that the bag attached to the carrier extends vertically. Another drawback of such a carrier is that the distance between the saddle bar and bag is not adjustable. Depending on the type of bicycle, it is desired to move the bag closer to or further from the saddle bar. Due to these problems, only saddlebags are available on the market that can be attached to the saddle itself. A disadvantage of a saddle bag attached to the saddle is that it can only be attached to the back of the saddle and not to the sides or under the saddle.
The object of the invention is to provide an assembly in which the drawbacks of the known assembly are avoided.
This object is achieved with the assembly according to the invention in that the carrier is provided with a bracket that can be attached to the bicycle, a support that can be coupled to the bag and at least one coupling piece which is pivotally connected to the first end
<Desc / Clms Page number 2>
bracket and is pivotally connected to the support with a second end, wherein the support can be adjusted relative to the bracket by pivoting the coupling piece, after which the coupling piece can be detachably fixed with respect to the bracket and the support.
The bracket is rigidly connected to, for example, the saddle bar. Using the pivotable coupling piece (s), the support is positioned at the desired position and at the desired angle, so that the carrier can be adjusted to, for example, the angle of inclination of the saddle bar so that the bag hangs vertically. Using the coupling piece (s), the distance from the bag to the support can also be adjusted so that the bag can be mounted in any position under the saddle so that not only a bag near the back of the saddle but also a bag can be placed under the saddle on the side or front.
The assembly can also be used for attaching a handlebar bag or a so-called frame bag, using the ten
EMI2.1
adjustable from a bag coupled to the support relative to the bicycle can be realized.
It is noted that from European patent application EP-A1-0. 708, 016 a device for attaching a headlamp to the handlebar of a bicycle is known, the headlamp being pivotable relative to the handlebar. The distance to the steering wheel; 5 not adjustable here.
It is further noted that with the Dmtse user model 89. 14. 316. 7 an assembly is known for attaching an umbrella to a bicycle, which assembly, however, is not suitable for attaching a bag to a bicycle due to the relatively complicated construction.
An embodiment of the assembly according to the invention is characterized in that the elongated coupling piece is pivotable about a pivot axis which is oriented transversely to a longitudinal axis of the coupling piece extending between the bracket and the support.
By pivoting the coupling piece about a horizontally extending pivot axis, the support and the bag coupled to the support are moved in vertical direction, while pivoting the coupling piece around a vertically extending pivot axis, the support and the bag coupled to the support in a
<Desc / Clms Page number 3>
horizontal plane.
The invention will be explained in more detail with reference to the drawings, in which Fig. 1 shows a perspective view of an assembly according to the invention, Fig. 2 shows a perspective exploded view of the assembly shown in Fig. 1, Fig. 3A and 3B show perspective - show rear and side views of a support of the assembly shown in fig. 1, fig. 4 shows a perspective view of an unlocking pin of the assembly shown in fig. 1, fig. 5 shows a perspective view of a plate connected to a bag of the assembly shown in fig. 1, fig. 6 shows a cross section of a part of the assembly shown in fig. 1.
In the figures, corresponding parts are provided with the same reference number.
Fig. 1 shows a perspective view of a
EMI3.1
assembly 1 according to the invention provided with a bracket 3 attached to a rod 2, a first coupling piece 4 connected pivotally with bracket 3, a second coupling piece 5 pivotally connected to the coupling piece 4, a support 6 connected pivotally to the coupling piece 5 and a plate 7 detachably connected to the support 6 and attached to a bicycle bag (not shown). The different parts are shown in more detail in fig. Z-5. The bracket 3 is provided with a metal sling B which is provided with folded parts 9 at both ends.
The bracket 3 is further provided with a square nut 10 which is provided with a centrally located, threaded piercing H and slots 12 located on either side of the piercing 11. The bracket 3 is further provided with a sling housing 13, which is provided with two flanges 14 extending parallel to it and a passage 15 extending transversely through flanges 14.
The sling housing 13 is further provided with a mounting opening for the passage of a bolt 17.
The first coupling piece 4 is elongated and provided at both ends with two parallel flanges 18. Through the
<Desc / Clms Page number 4>
four parallel-extending flanges 18 extend passageways 19 transverse to the flanges. The coupling piece 4 is rotationally symmetrical.
The second coupling piece 5 is almost identical to the coupling piece 4 but has a shorter length than the coupling piece 4. The coupling piece 5 is provided near both ends with two parallel flanges 20 and transits 21 extending transversely through the flanges 20.
The support 6 comprises a plate-shaped frame 22 which is provided on one side with two parallel flanges 23
EMI4.1
which are provided with a passage 24 extending transversely to the flanges 23. The plate-shaped frame 22 is provided on either side of the flanges 23 with flanges 25 which, at a distance from the plate-shaped frame 22, are provided parallel to the frame 22. extending strips 26. The plate-shaped frame 22 is provided with a lip 27 (directed downwards in Fig. 2). The edges 25 are provided with slots 28 located in line with each other, through which an unlocking pin 29 extends. The unlocking pin 29 is provided with a pin 30 which is located in an opening 31 located under the lip 27 in the frame 22.
The unlocking pin 29 extends on either side of the support 6 and is provided with operating buttons 32 at the ends.
The plate 7 is provided with a panel 33, a stop plate 34 located transversely to the panel 33, near the top of the panel 33 and a panel 35 extending transversely to the stop plate 34, which extends parallel to the panel 33 and which is provided with a slots 36 formed in panel 35. Panel 33 is provided with three holes 37 through which panel 33 is connected to a pannier by bolts, rivets or the like. The plate 7 can be connected to the bag or form a whole with the bag.
Fig. 5 shows a front view of the plate 7 in which the lip 36 is clearly visible. The lip 36 is formed in the panel 35 by three slots 38, two slots 38 extending transversely of the stop plate 34 and a slot 38 connecting the two parallel extending slots 38 on a side remote from the stop plate 34. The lip 36 is provided with a cam 39 which is provided on one side remote from the stop plate 34 with an inclined surface 40, the inclined surface sloping downwards in the direction of
<Desc / Clms Page number 5>
the panel 33. Slits 41 directed transversely to the stop plate 34 are located between the panels 33 and 35.
The mounting of the assembly 1 on a rod 2 of a bicycle and the operation of the assembly 1 is as follows.
For attaching a bag to, for example, a saddle bar 2 extending vertically upwards at an angle, the sling 8 is wrapped around the bar 2. Then the two folded ends 9 are each passed through a slot 12 of the nut 10 and folded back towards the rest of the sling 8. The nut 10 is placed in the sling housing 13 on one side of the flanges 14, after which a bolt 17 is inserted through the opening 15 into the sling housing 13 and screwed into the opening 11 of the nut 10, whereby the sling housing 13 is rigidly connected to the rod 2. Subsequently, the flanges 18 of the first coupling piece 4 are slid around and between the flanges 14 of the snare housing 13 such that the passages 15 and 19 are coaxial.
A bolt 6 provided with a flange 45 is inserted through the passages 15, 19 on which a nut 47 is screwed on a side remote from the flange 45. The bolt 46 forms a first pivot axis, which is indicated by reference numeral 48 in Fig. 1.
Subsequently, the second coupling piece 5 is connected to the first coupling piece 4, whereby flanges 20 are brought into engagement with the flanges 18 of the first coupling piece 4 such that the passages 19 and 21 are in line. Then, a bolt 46 provided with a flange 45 is guided through the mutually elongated passages 19, 21, after which a nut 47 is screwed onto the bolt 46. Likewise, the flanges 20 of the second coupling piece 5 and the flanges 23 of the support 6 are joined together. The bolt 46 by means of which the first and second coupling piece 4, 5 are connected to each other forms a pivot axis 49, while the bolt 46 by means of which the second coupling piece and the support 6 are connected to each other forms a pivot axis 50.
The pivot axes 48, 49, 50 extend parallel to each other.
The first coupling piece 4 can be pivoted relative to the rigidly arranged sling housing 13 in the directions indicated by double arrow R1. The second coupling piece 5 can be relative to the first coupling piece 4 in the directions indicated by double arrow R2
<Desc / Clms Page number 6>
swirled. The support 6 can be pivoted relative to the second coupling piece 5 in the directions indicated by double arrow R3. By pivoting the coupling pieces 4 and the support 6 about the pivot axes concerned, the support 6 can be adjusted at any desired angle relative to the saddle bar 2.
The distance between the support 6 and the saddle bar 2 can also be adjusted between a position located near the saddle bar Z to a position in which the coupling pieces are in line with each other and extend substantially transversely of the saddle bar 2.
After the support 6 has taken up the position desired by the user relative to the saddle bar 2, the nuts 47 are tightly fastened to the bolts 46, so that no pivoting about the pivot shafts is possible anymore.
It will be described with reference to Fig. 6 how the bag is connected to the support 6. The bag with the plate 7 attached thereto is placed above the support 6 by the user, so that the panel 35 can be slid into the gap 43 delimited by the frame 22, the edges 25 and the strips 26 (see Fig. 38).
The panel 33 is located on a side of the panel 35 remote from the frame 22. The plate 7 is then moved in a downward direction indicated by arrow P1, the panel 35 being slid into the slot 43 and the strips 26 coming to lie in the slots 41 located between the panels 33, 35. During the displacement of the plate 7 in the downward direction P1, the inclined plane 40 of the cam 39 comes into contact with an upper edge 44 of the frame 22, so that the cam 39 and the associated lip 36 counter to the spring force in the direction indicated by arrow P2 direction is pivoted. The plate 7 is then moved further in the direction indicated by arrow P1 until the cam 39 passes the lip 27 and is moved under spring force in a direction opposite to the arrow P2 in a space located below the lip 27.
The cam engages at a bottom side 45 of the lip 27. This position of the cam is shown in Fig. 6. In this locked position of the cam, displacement of the plate 7 in a direction opposite to arrow P1 is prevented. A further displacement of the plate 7 in the direction indicated by arrow P1 is prevented by the stop plate 34 which abuts against the edge 44 of the support 6.
<Desc / Clms Page number 7>
To unlock the plate 7, the user presses the button 32 on the left or right side of the support 6 and moves it in a direction indicated by arrow P3 whereby the unlocking pin 29 is brought into contact with the inclined plane 40 of the cam 39. When the unlocking pin 29 is moved further in the direction indicated by arrow P3, the unlocking pin 29 slides along the inclined plane 40, whereby the cam 39 is pivoted against the spring force in the direction indicated by the arrow P2 and the engagement of the cam 39 with the edge 45 is broken. The plate 7 can then be pushed out of support 6 in an opposite direction to arrow P1.
It is also possible, for example, to arrange the pivot shaft 48 vertically, for which purpose the flanges 14 and the left flanges 18 of the first coupling piece are to be pivoted through 900. In this way it is possible to let the support 6 pivot around the rod 2, as it were. Such a pivoting is of course also possible by the sling housing 13 to pivot the rod 2.
It is also possible to use only a single coupling piece 4 or 5 instead of two coupling pieces 4,5, the choice between the first coupling piece 4 or the second coupling piece 5 depending on the desired length of the coupling piece. It is also possible to connect the support 6 directly to the sling housing 13.
It is also possible to provide the assembly 1 with additional coupling pieces which have a length different from the coupling pieces 4, 5. In this way it is possible to manufacture a single assembly, which assembly is suitable for a wide variety of bicycles and for different user wishes regarding the position of the support and the bag relative to the rod.
With the aid of the assembly according to the invention it is possible to attach a saddle bag not only behind the saddle, but also to the rear side, the front and the sides under the saddle.
The assembly 1 is also suitable for attaching a bag to a handlebar or to a tube of the bicycle frame.