<Desc/Clms Page number 1>
EMI1.1
"Open dopsleutel met spantang" De uitvinding heeft betrekking op een sleutel voor het aandraaien of losdraaien van moeren bestaande uit twee delen, een deel zijnde een cylindrische holle dop met een binnenoppervlak dat een zeskantige vorm heeft passend rond de moer, verder voorzien van een zijdelingse sleuf en met een buitenoppervlak dat als meeneenunechanisme werkt, het andere deel bestaande uit een spantang waarvan de bek rond de cylindrische dop wordt geplaatst.
Het aanspannen of losdraaien van moeren in beperkte ruimten biedt moeilijkheden wanneer de vrije zijde van de moer axiaal moeilijk toegankelijk is.
In dit geval grijpt men de moer radiaal aan met een steeksleutel. Indien de bewegingsvrijheid van deze steeksleutel beperkt is tot een draaibeweging van 60 moet deze steeksleutel per volledige omwenteling van de dop zes maal verplaatst worden.
Bij een bewegingsvrijheid van minder dan 60 moet de steeksleutel twaalf maal verplaatst worden.
Dit geeft aanleiding tot veel tijdverlies en verhoogt aanzienlijk de onkosten.
De uitvinding heeft tot doel deze nadelen te vermijden en een continu aanspannen of losdraaien van moeilijk te benaderen moeren in plaatsen met beperkte bewegingsvrijheid toe te laten.
Het octrooi US 4, 130, 032 beschrijft een open ringsleutel bestaande uit twee delen, een open ring die rond de moer wordt geplaatst, en een handel met een open ringvormig einde dat rond de ring wordt geplaatst en met deze in ingrijping blijft.
Deze ringsleutel kan radiaal over de moer worden geplaatst maar laat niet toe bij beperkte toegankelijkheid doorlopend zonder verplaatsing van de ring een aanspannen of losdraaien van de moer door te voeren.
De dopsleutel, onderwerp van dit octrooi, laat toe ontoegankelijke moeren doorlopend aan te spannen of los te draaien zonder bijkomende radiale bewegingen.
Men gaat uit van een onderverdeling van de afmetingen van de zeskant moeren in meerdere groepen, bvb. 6 mm tot 11 mm, 12 mm tot 15 nun, 16 mm tot 21 mm, 22 mm tot 32 mm.
<Desc/Clms Page number 2>
Voor iedere klasse zijn een serie doppen voorzien, allen met dezelfde buitendiameter maar met een binnen vorm aangepast aan de verschillende afmetingen van de moeren in de klasse.
Bij de vaste buitendiameter der doppen van een bepaalde klasse hoort een aangepaste spantang, waarvan de bek rond de dop wordt geplaatst en deze aangrijpt middels een meeneemmecanisme.
De spantang kan de dop in een draaibeweging medenemen, die naargelang de uitvoering van het meeneemmecanisme tot zeer kleine hoeken kan worden beperkt. Bij een uitvoering waarbij de aandrijfkracht enkel op wrijving berust, kan de hoek van elke draaibeweging tot een minimum worden herleid.
De tang bestaat uit twee delen die middels een pen zijn verbonden. De bek vertoont een inwendige vorm die overeenkomt met de vorm van de buitenkant van de dop.
De buitenkant van de dop vertoont meeneemmiddelen, die de vorm kunnen aannemen van rechte of schuine tanden of die de vorm kunnen aannemen van een ruw oppervlak.
De bek van de tang kan zodanig worden geopend dat deze door een radiale beweging over de draadstang kan worden geplaatst, daarna axiaal over de dop geplaatst, in ingrijping met de dop komt door dichtklappen en tenslotte deze meeneemt in een draaibeweging.
De uitvinding wordt verder beschreven aan de hand van volgende tekeningen : 1) Zijaanzicht van moer, dop en tang 2) Doorsnede volgens vlak A-A 3) Zijaanzicht van dop en tang met schuine vertanding Figuren 1 en 2 illustreren een uitvoeringsvorm van de uitvinding.
De moer 1 is aangebracht op een draadstang 2 en drukt aan een zijde aan tegen een oppervlak 3. De draadstang 2 loopt aan de andere zijde van de moer door tot buiten de ruimte 4 beperkt door een willekeurige wand 5.
Door deze opstelling kan geen ringsleutel of dopsleutel worden gebruikt daar de
<Desc/Clms Page number 3>
draadstang 2 geen toegang in radiale zin verleent aan deze gesloten werktuigen.
De cylindrische dop 6, vertoont een binnenoppervlak 8 dat overeenkomt met het buitenoppervlak van de moer 1, en is verder voorzien van een zijdelingse sleuf 9 die een binnenafmeting vertoont die overeenkomt met de buitendiameter van de draadstang 2. Als voorbeeld : een zeskant moer met afmeting 10 mm is geplaatst op een draadstang van 6 mm. De dop vertoont een binnenvorm die overeenkomt met de zeskant moer 10 mm en is voorzien van een sleuf van 6 mm. De dop 6 kan dus radiaal over de draadstang 2 worden geplaatst en daarna axiaal over de moer 1.
In deze positie steunt de bodem van de dop tegen de zijkant van de moer 1.
De tang 10 wordt geopend zodat de twee armen 11-12 van de bek, van elkaar verwijderd, toelaten dat de tang 10 radiaal over de draadstang 2 wordt geschoven en daarna axiaal over de dop 6.
De tang 10 wordt toegeklapt zodat de armen 11-12 van de bek een onderbroken cirkel rond buitenzijde 13 van de dop 6 vormen en op deze aangrijpen.
De beweging van de tang 10 rond de as van de draadstang 2 verzekert de draaiing van de dop 6 en de moer 1.
De meeneemelementen op de buitenzijde 13 van de dop 6 en op de binnenzijde van de tang 10 kunnen verschillende vormen aannemen : - Indien het toe te passen koppel relatief laag ligt maar er grotere afstanden met de moer 1 moeten worden afgelegd, kan het volstaan dat de dop 6 en de bek 11-12 van de tang 10 gewoon ruw worden uitgevoerd.
Dit laat toe snel zeer kleine opvolgende draaibewegingen met de tang uit te voeren.
- Indien het toe te passen koppel echter groter wordt, is een positief meeneemmecanisme vereist.
Dit kan, zoals in figuur 3 geïllustreerd, de vorm aannemen van schuine tanden of van een combinatie van schuine en rechte tanden.
De dop 6 is voorzien op zijn buitenzijde van een kraag 16 die zijdelings aanligt tegen de armen 11-12 van de bek. Op deze wijze wordt de zijdelingse verplaatsing van de dop vermeden.
De tang is voorzien van een veer 14, geplaatst tussen de twee handels 15, die deze
<Desc/Clms Page number 4>
twee uit elkaar drukt.
Bij het draaien van de dop 6, knijpt men de handels 15 tegen elkaar en zo ook de armen 11-12 van de bek. Deze grijpen positief aan met hun tanden op de tanden van de dop en de draaibeweging van de tang neemt de dop mee.
Hier is de minimumbeweging van de tang beperkt tot een tandhoek, hetgeen in de meeste gevallen voldoende is.
In sommige gevallen kan het voorkomen dat de moer nauw tegen de wand 3 aandrukt zodat de bediening van de tang gehinderd wordt.
Om dit te vermijden kunnen de handels van de tang buiten het vlak, normaal aan de draaias, worden gezwenkt door een knikbeweging rond een as die haaks ten opzichte van de draaias staat.
<Desc / Clms Page number 1>
EMI1.1
The invention relates to a wrench for tightening or loosening nuts consisting of two parts, one part being a cylindrical hollow cap with an inner surface which has a hexagonal shape fitting around the nut, further provided with a lateral slot and with an outer surface that acts as a driving mechanism, the other part consisting of a collet, the jaw of which is placed around the cylindrical cap.
Tightening or loosening nuts in confined spaces presents difficulties when the free side of the nut is difficult to access axially.
In this case, the nut is engaged radially with an open-ended spanner. If the freedom of movement of this spanner is limited to a rotational movement of 60, this spanner must be moved six times per full revolution of the cap.
If the freedom of movement is less than 60, the spanner must be moved twelve times.
This leads to a lot of time loss and considerably increases the costs.
The object of the invention is to avoid these disadvantages and to allow continuous tightening or loosening of nuts that are difficult to approach in places with limited freedom of movement.
US 4, 130, 032 describes an open ring spanner consisting of two parts, an open ring placed around the nut, and a handle with an open ring end placed around the ring and engaged with it.
This ring spanner can be placed radially over the nut, but does not allow continuous tightening or loosening of the nut without limited displacement of the ring, with limited accessibility.
The socket wrench, subject of this patent, allows continuous tightening or loosening of inaccessible nuts without additional radial movements.
It is assumed that the dimensions of the hexagon nuts are divided into several groups, e.g. 6 mm to 11 mm, 12 mm to 15 nun, 16 mm to 21 mm, 22 mm to 32 mm.
<Desc / Clms Page number 2>
A series of caps are provided for each class, all with the same outer diameter but with an inner shape adapted to the different dimensions of the nuts in the class.
The fixed outer diameter of the caps of a certain class includes an adapted collet, whose jaw is placed around the cap and engages it by means of a take-away mechanism.
The collet can move the cap in a rotational movement, which can be limited to very small angles depending on the version of the driving mechanism. In an embodiment where the driving force is based solely on friction, the angle of each rotary movement can be reduced to a minimum.
The pliers consist of two parts that are connected by a pin. The beak has an internal shape that matches the shape of the outside of the cap.
The outside of the cap has entraining means which can take the form of straight or beveled teeth or which can take the form of a rough surface.
The jaw of the pliers can be opened in such a way that it can be placed over the threaded rod by a radial movement, then placed axially over the cap, engages with the cap by closing and finally entrains it in a rotary movement.
The invention is further described with reference to the following drawings: 1) Side view of nut, cap and pliers 2) Cross-section according to plane A-A 3) Side view of cap and pliers with helical teeth Figures 1 and 2 illustrate an embodiment of the invention.
The nut 1 is mounted on a threaded rod 2 and presses against a surface 3 on one side. The threaded rod 2 on the other side of the nut extends beyond the space 4 limited by any wall 5.
Due to this arrangement, a ring spanner or socket wrench cannot be used as the
<Desc / Clms Page number 3>
threaded rod 2 does not provide radial access to these closed implements.
The cylindrical cap 6 has an inner surface 8 corresponding to the outer surface of the nut 1, and is further provided with a lateral slot 9 which has an inner dimension corresponding to the outer diameter of the threaded rod 2. As an example: a hex nut with dimension 10 mm is placed on a 6 mm threaded rod. The cap has an inner shape corresponding to the hexagon nut 10 mm and has a 6 mm slot. The cap 6 can thus be placed radially over the threaded rod 2 and then axially over the nut 1.
In this position, the bottom of the cap rests against the side of the nut 1.
The pliers 10 are opened so that the two arms 11-12 of the jaw, spaced apart, allow the pliers 10 to slide radially over the threaded rod 2 and then axially over the cap 6.
The pliers 10 are folded so that the jaw arms 11-12 form a broken circle around the outside 13 of the cap 6 and engage it.
The movement of the pliers 10 around the axis of the threaded rod 2 ensures the rotation of the cap 6 and the nut 1.
The carrier elements on the outside 13 of the cap 6 and on the inside of the pliers 10 can take different forms: - If the torque to be used is relatively low but larger distances have to be traveled with the nut 1, it may suffice that the cap 6 and the jaw 11-12 of the pliers 10 are simply made rough.
This makes it possible to quickly perform very small successive rotational movements with the pliers.
- However, if the torque to be used increases, a positive take-off mechanism is required.
This can, as illustrated in Figure 3, take the form of beveled teeth or a combination of beveled and straight teeth.
The cap 6 is provided on its outer side with a collar 16 which rests laterally against the arms 11-12 of the mouth. In this way, the lateral displacement of the cap is avoided.
The pliers are provided with a spring 14, placed between the two handles 15, which hold it
<Desc / Clms Page number 4>
two apart.
When the cap 6 is rotated, the handles 15 are squeezed together and so are the arms 11-12 of the mouth. These engage positively with their teeth on the teeth of the cap and the rotary movement of the pliers takes the cap with it.
Here, the minimum movement of the pliers is limited to a tooth angle, which is sufficient in most cases.
In some cases it may happen that the nut presses tightly against the wall 3, so that the operation of the pliers is hindered.
To avoid this, the handles of the pliers can be pivoted out of the plane, normally on the axis of rotation, by a kinking movement about an axis perpendicular to the axis of rotation.