BE1010139A3

BE1010139A3 - Inrichting voor het behandelen van water door middel van een magnetisch veld.

Info

Publication number: BE1010139A3
Application number: BE9600316A
Authority: BE
Original assignee: Alnaco Naamloze Vennootschap; Mangelaere Rodrick De
Priority date: 1996-04-11
Filing date: 1996-04-11
Publication date: 1998-01-06
Also published as: EP0801031A1; ES2160296T3; EP0801031B1; PT801031E; DE69705453T2; DE69705453D1

Abstract

Inrichting voor het behandelen van water door middel van een magnetisch veld, bestaande uit een elektromagneet (11) met een uit lamellen (12-13) of groepen van lamellen gevormde kern (19), voorzien van een solenoïde (15), waarbij de lamellen (12-13) of groepen van lamellen onderling verschuifbaar zijn zodanig dat de lamellen (12-13) met hun uiteinden (16) tegen een leiding (17) kunnen worden gepositioneerd, daardoor gekenmerkt dat de inrichting (10) is uitgerust met aandrukmiddelen (18) die de lamellen (12-13), of groepen van lamellen, onafhankelijk van elkaar in de richting van de voornoemde uiteinden (16) aandrukken.

Description


   <Desc/Clms Page number 1> 
 



  Inrichting voor het behandelen van water door middel van een magnetisch veld. 



  Deze uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het behandelen van water, meer speciaal een inrichting waarbij het water wordt behandeld door middel van een elektromagnetisch veld. 



  Om kalkafzettingen in leidingen en toestellen tegen te gaan, is het bekend om het water doorheen een magnetisch veld te leiden, zodanig dat de kalkdeeltjes in microscopische deeltjes worden gescheiden en zodoende de eigenschap om zieh af te zetten op leiding- en toestelwanden verliest. 



  Zoals beschreven in het EP 0 259 408 kan hiertoe gebruik worden gemaakt van een inrichting die tegen de buitenzijde van een leiding dient te worden gepositioneerd en die hoofdzakelijk bestaat uit een elektromagneet met een uit lamellen samengestelde kern, waarvan de lamellen afzonderlijk beweegbaar zijn en de kern van de elektromagneet zodoende aan de vorm van de voornoemde leiding kan worden aangepast. De lamellen worden hierbij in de richting van de leiding gedwongen doordat de kern door middel van een spanelement tegen de leiding wordt aangespannen. Teneinde te bekomen dat de lamellen optimaal tegen de leiding aansluiten, is tussen deze lamellen en het spanelement een elastisch indrukbare materiaalstrook aangebracht. 



  Alhoewel met de inrichting volgens het EP 0 259 408 relatief goede resultaten kunnen worden bereikt, vertoont zij verschillende nadelen. Zo bijvoorbeeld is zij niet geschikt om met leidingen van allerhande vorm te kunnen samenwerken, daar de elastisch indrukbare materiaalstrook 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 niet meer het contact van alle lamellen met de leiding kan verzekeren. Bepaalde lamellen zijn dan ook niet meer optimaal gepositioneerd, waardoor het rendement van de inrichting daalt. Bovendien kunnen bepaalde lamellen los komen te zitten, wat bij het gebruik van een klassieke wisselstroomaansluiting ertoe kan leiden dat de losse lamellen gaan trillen, wat enerzijds een ongewenst geluid veroorzaakt en anderzijds trillingen in de inrichting teweegbrengt die schade kunnen aanrichten. 



  De uitvinding heeft een inrichting voor het behandelen van water tot doel, van een gelijkaardig type, doch dat de voornoemde nadelen niet vertoont. 



  Tot dit doel betreft de uitvinding een inrichting voor het behandelen van water, meer speciaal een inrichting waarbij het water wordt behandeld door middel van een elektromagnetisch veld, bestaande uit een elektromagneet met een uit lamellen of groepen van lamellen gevormde kern, voorzien van een solenoïde, waarbij de lamellen of groepen van lamellen onderling verschuifbaar zijn zodanig dat de lamellen met hun uiteinden tegen de voornoemde leiding kunnen worden gepositioneerd, met als kenmerk dat de inrichting is uitgerust met aandrukmiddelen die de lamellen of groepen van lamellen onafhankelijk van elkaar aandrukken in de richting van de voornoemde uiteinden. 



  Door gebruik te maken van aandrukmiddelen die de lamellen of groepen van lamellen onafhankelijk van elkaar aandrukken wordt iedere lamel of groep van lamellen onafhankelijk van de ernaast gelegen lamellen of groepen van lamellen tot tegen de leiding gedrukt, waardoor een optimaal contact met de leiding verzekerd is. 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 Bij voorkeur is elke lamel, of groep van lamellen, voorzien van eigen aandrukelementen, zoals bijvoorbeeld veren. 



  In de meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm worden geen groepen van lamellen aangewend, doch is elke lamel verplaatsbaar ten opzichte van de zieh ernaast bevindende lamel, en is iedere lamel voorzien van eigen aandrukelementen. 



  Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm zijn de aandrukmiddelen zodanig uitgevoerd dat de lamellen in vrije toestand een vaste positie innemen. Hierdoor ontstaat het voordeel dat geen enkel van de lamellen los kan komen te zitten en bijgevolg de voornoemde nadelen, zoals het veroorzaken van trillingen, worden uitgesloten. 



  Volgens nog een belangrijk kenmerk van de uitvinding wordt de inrichting voorzien met aandrukmiddelen, die voor de op elkaar volgende lamellen of groepen van lamellen afwisselend op twee of meer onderscheiden plaatsen, meer speciaal verschillende niveaus gelokaliseerd zijn. Op deze wijze ontstaat het voordeel dat de dikte van de lamellen niet meer afhankelijk is van de omvang van de aandrukmiddelen, en een groot aantal zeer fijne lamellen kan worden aangewend, wat bijdraagt tot een verdere optimalisatie van de inrichting. 



  Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, is hierna als voorbeeld zonder enig beperkend karakter een voorkeurdragende uitvoeringsvorm beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin : figuur 1 schematisch een nadeel van de bekende inrichting weergeeft ; 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 figuur 2 schematisch en in opengewerkte toestand een inrichting volgens de uitvinding weergeeft ; figuur 3 schematisch een doorsnede weergeeft volgens lijn 111-111 in figuur   2 ;   figuren 4 en 5 de lamellen weergeven die in de figuur
2 schematisch met F4 en F5 zijn aangeduid ; figuur 6 schematisch het gebruik van de inrichting van figuren 2 en 3 weergeeft ;

   figuren 7-8,9-10 en 11-12 sterk geschematiseerd telkens de toestand voor en na het aanbrengen van de inrichting aan een leiding weergeeft, voor drie leidingen met een verschillende doorsnede. 



  Zoals bekend uit het EP 0 259 408, en zoals schematisch in figuur 1 is weergegeven, kan voor het behandelen van water gebruik worden gemaakt van een inrichting 1 die tegen de buitenzijde 2 van een leiding 3 kan worden gepositioneerd en die hoofdzakelijk bestaat uit een elektromagneet 4 met een uit lamellen 5-5A-5B samengestelde kern 6, voorzien van een solenoïde 7. Het is eveneens bekend om hierbij gebruik te maken van afzonderlijk verplaatsbare lamellen 5-5A-5B die tegen de buitenzijde 2 worden aangedrukt door middel van een spanelement 8, en een tussen dit spanelement 8 en de lamellen 5 aangebrachte elastisch indrukbare materiaalstrook 9. 



  Zoals zichtbaar in figuur 1 heeft deze oplossing als nadeel dat in bepaalde toepassingen een aantal lamellen 5A niet tot tegen de buitenzijde 2 worden aangedrukt en komen los te zitten. Ook de lamellen 5B die zieh naast de leiding 3 bevinden, komen los te zitten. 



  Om aan dit nadeel en andere te verhelpen, heeft de uitvinding een inrichting 10 tot voorwerp die, zoals weergegeven in de figuren 2 en 3, hoofdzakelijk bestaat uit 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 een elektromagneet 11 met een uit lamellen 12-13, of eventueel groepen van lamellen, gevormde kern 14, voorzien van een solenoide 15, waarbij de lamellen 12-13, of groepen van lamellen, onderling verschuifbaar zijn zodanig dat de lamellen 12-13 bij hun uiteinden 16 ervan tegen een leiding 17, meer speciaal een leidingbuis voor water, kunnen worden gepositioneerd, met als bijzonderheid dat deze inrichting 10 is uitgerust met aandrukmiddelen 18 die de lamellen 12-13, of groepen van lamellen, onafhankelijk van elkaar aandrukken in de richting van de voornoemde uiteinden 16. 



  In de weergegeven uitvoeringsvorm van de figuren 2 en 3 wordt iedere lamel 12-13 afzonderlijk aangedrukt. 



  Zoals weergegeven bestaan de aandrukmiddelen 18 bij voorkeur uit elastische middelen, zoals veren, meer speciaal vier reeksen van bladveren 19-20-21-22, waarbij iedere lamel wordt aangedrukt door middel van afzonderlijke bladveren, in het weergegeven voorbeeld telkens twee bladveren per lamel. 



  Zoals weergegeven in de figuren 2 en 3 zijn de aandrukmiddelen 18 van de op elkaar volgende lamellen, meer speciaal enerzijds de lamellen 12, en anderzijds de lamellen 13, op twee plaatsen en meer speciaal nog twee niveaus, respectievelijk A en B, gelokaliseerd. 



  Zoals weergegeven in de figuren 4 en 5 wordt hierbij bij voorkeur gebruik gemaakt van twee reeksen verschillende lamellen 12-13. De basisvorm van de beide lamellen 12-13 is hoofdzakelijk identiek, en wordt gevormd door een rugdeel 23 en een aantal zieh vanaf dit rugdeel 23 uitstrekkende benen 24-25-26, hoofdzakelijk in de vorm van een E. De lamellen 12, enerzijds, en de lamellen 13, anderzijds, zijn evenwel voorzien van verschillende ten opzichte van elkaar 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 uitstekende gedeelten, respectievelijk 27-28 en 29-30, waarop de aandrukmiddelen 18 inwerken, zodanig dat de plaats ingenomen door de bladveren 19-20 en 21-22 niet bepalend is voor de dikte van de lamellen 12-13. 



  De uitstekende gedeelten 27-28 aan de lamellen 12 worden gevormd door een gedeelte van het rugdeel 23 dat zieh bij deze lamellen 12 verder uitstrekt dan bij de lamellen 13. In wezen kan dit bereikt worden door uit het rugdeel 23 van de lamellen 13 gedeelten 31-32 weg te snijden. 



  De uitstekende gedeelten 29-30 worden gevormd door lippen op de buitenste benen 24-26 van de lamellen 13. 



  De bladveren 19-20 en 21-22 kunnen aan weerszijden van het lamellenpakket met één van hun uiteinden worden bevestigd op steunen 33-34 en 35-36, bijvoorbeeld door middel van schroeven 37, zodanig dat de bladveren 19-20 met hun vrije uiteinden tegen de onderzijden van de gedeelten 27-28 en de bladveren 21-22 met hun vrije uiteinden tegen de onderzijden van de gedeelten 29-30 drukken. 



  De lamellen 12-13, met uitzondering van de uiteinden 16 hiervan die in contact dienen te worden gebracht met de leiding 17, de solenoide 15 en de aandrukmiddelen 18 zijn bij voorkeur in een behuizing 38 ondergebracht die bestaat uit een doosvormig deel 39 en een hiermee samenwerkend deksel 40,   één   en ander zoals is weergegeven in de figuren 3 en 6. 



  Zoals weergegeven in de figuren 2 en 3 kunnen de voornoemde steunen 33-34-35-36 hierbij gevormd worden door   tapvormige   gedeelten die in twee tegenovereenliggende wanden 41-42 van het doosvormig deel 39 zijn aangebracht. 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 



  In het deksel 40 zijn openingen 43-44-45 gelaten die een vrij precieze doorgang laten aan de benen 24-25-26. 



  De solenoide 15 is op een wikkelkern 46 aangebracht die bijvoorbeeld aan de wanden 47-48 van het doosvormig deel 39 is bevestigd. Deze wikkelkern 46 omsluit de benen 25 en vormt zodoende een geleiding voor de lamellen 12-13. 



  Het geheel is zodanig uitgevoerd dat de aandrukmiddelen 18 de lamellen 12-13 in hun vrije toestand, met andere woorden wanneer zij niet tegen een leiding 17 worden aangedrukt, tot tegen een aanslag drukken, zodat de lamellen 12-13 nooit los komen te zitten. In het weergegeven voorbeeld van figuren 2 en 3 is dit verwezenlijkt door de lamellen 12-13 met uitsteeksels 49-50 en 51-52 te voorzien, die met de onderzijde 53 van het deksel 40 in contact kunnen komen. 



  Uiteraard kan de wikkelkern 46 ook als aanslag functioneren. 



  Volgens een variante zal het ontstaan van losse lamellen worden uitgesloten door de lamellen aan de aandrukmiddelen 18 te bevestigen. Dit kan in het weergegeven voorbeeld worden verwezenlijkt door de lamellen 12-13 te verbinden met de vrije uiteinden van de bladveren 19-20-21-22. In zulk geval is geen aanslag meer noodzakelijk. 



  Bij voorkeur is de inrichting ook voorzien van aanslagvormende middelen die de indrukking van de lamellen 12-13 begrenzen, om de elastische aandrukmiddelen niet overmatig te belasten. In het weergegeven voorbeeld bestaan deze middelen uit aanslagvormende delen 54-55 aan de lamellen 12-13 die door hun contact met de bodem 56 van de behuizing 38 de indrukking begrenzen. 

 <Desc/Clms Page number 8> 

 



  Verder kan de inrichting nog worden voorzien met één of meer zittingen 57-58 om de inrichting 10 gecentreerd tegen een leiding 17 te monteren, die zoals weergegeven in de figuren 3 en 6 op het deksel 40 kunnen zijn aangebracht. 



  De solenoide 15 wordt gevoed door middel van een elektrische aansluiting door middel van een kabel 59. Om de   caloriën   te evacueren die ontstaan bij de inschakeling van de solenoide kunnen een aantal verluchtingsgaten worden voorzien, zoals bijvoorbeeld een opening 60 in de behuizing 38 of openingen 61 in de lamellen 12-13. 



  Opgemerkt wordt dat de figuren 2 tot 6 slechts een schematische voorstelling van de uitvinding zijn en dat in werkelijkheid de lamellen zeer dun zijn en zieh vlak tegen elkaar bevinden. Zo bijvoorbeeld zal de dikte van het lamellenpaket in een groot aantal toepassingen een 2 cm bedragen, terwijl de dikte van een lamel ongeveer 0, 5 mm is. 



  De aandrukmiddelen 18 laten bij voorkeur een indrukking toe van ongeveer 1 cm. 



  De montage en het gebruik van de inrichting 10 is duidelijk zichtbaar in figuur 6. Hiertoe wordt de inrichting 10 aangespannen tegen de betreffende leiding 17 door middel van   een   of meer banden 62, snoeren of dergelijke. Zoals respectievelijk in de figuren 7 en 8 is weergegeven, komen de lamellen 12-13 perfect omheen de leiding 17 te zitten. 



  Om de inrichting 10 in gebruik te nemen dient dan nog slechts voor een aansluiting van de elektrische kabel 59 op een voedingsbron te worden gezorgd. 



  De figuren 9 tot 12 maken duidelijk dat de inrichting 10 volgens de uitvinding een perfecte aansluiting van de 

 <Desc/Clms Page number 9> 

 lamellen 12-13 verzekert, ongeacht de vormgeving van de leiding 17. 



  Het is duidelijk dat de inrichting 10 in verschillende vormen kan worden uitgevoerd. Zo bijvoorbeeld hoeven de lamellen niet noodzakelijk E-vormig te zijn, doch kunnen zij U-vormig zijn. In de plaats van twee reeksen lamellen 12-13 die op twee niveaus A-B worden aangedrukt, is het niet uitgesloten om slechts   één   reeks aan te wenden of meer dan twee reeksen. 



  In de plaats van elastische middelen kunnen voor de aandrukmiddelen 18 ook andere uitvoeringen bedacht worden. Volgens een bijzondere uitvoeringsvorm zal in een magnetische aandrukking worden voorzien, bijvoorbeeld door een magneet onder de lamellen 12-13 te plaatsen die de lamellen omhoog drukt. 



  In plaats van afzonderlijke lamellen 12-13 kunnen deze ook groepsgewijs uitgevoerd worden. Zo bijvoorbeeld kan één lamel 12 vervangen worden door twee of meer vast tegen elkaar bevestigde, bijvoorbeeld tegen elkaar gelijmde, lamellen. 



  De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvorm, doch dergelijke inrichting kan in verschillende vormen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Claims

Conclusies.

1--Inrichting voor het behandelen van water door middel van een magnetisch veld, bestaande uit een elektromagneet (11) met een uit lamellen (12-13) of groepen van lamellen gevormde kern (19), voorzien van een solenoïde (15), waarbij de lamellen (12-13) of groepen van lamellen onderling verschuifbaar zijn zodanig dat de lamellen (12-13) met hun uiteinden (16) tegen een leiding (17) kunnen worden gepositioneerd, daardoor gekenmerkt dat de inrichting (10) is uitgerust met aandrukmiddelen (18) die de lamellen (12-13), of groepen van lamellen, onafhankelijk van elkaar in de richting van de voornoemde uiteinden (16) aandrukken.

2.-Inrichting volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat alle lamellen (12-13) afzonderlijk verplaatsbaar zijn.

3.-Inrichting volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat de lamellen (12-13), of groepen van lamellen, elk voorzien zijn van eigen aandrukelementen.

4.-Inrichting volgens conclusie 1, 2 of 3, daardoor gekenmerkt dat de aandrukmiddelen (18) bestaan uit elastische middelen.

5.-Inrichting volgens conclusie 4, daardoor gekenmerkt dat de elastische middelen bestaan uit bladveren (19-20-21-22).

6.-Inrichting volgens conclusie 4 of 5, daardoor gekenmerkt dat de aandrukmiddelen (18) van de op elkaar volgende lamellen (12-13) of groepen van lamellen afwisselend op twee of meer onderscheiden plaatsen gelokaliseerd zijn. <Desc/Clms Page number 11>

7.-Inrichting volgens conclusie 6, daardoor gekenmerkt dat zij twee of meer reeksen lamellen (12-13) of groepen van lamellen bevat en dat de aandrukmiddelen (18) van de verschillende reeksen zieh volgens de aandrukrichting op verschillende niveaus (A-B) bevinden.

8.-Inrichting volgens conclusie 7, daardoor gekenmerkt dat de lamellen (12-13) van de verschillende reeksen voorzien zijn van ten opzichte van elkaar uitstekende gedeelten (27-28-29-30), waarop de aandrukmiddelen (18) inwerken.

9.-Inrichting volgens conclusie 8, daardoor gekenmerkt dat de lamellen (12-13) gevormd worden door een rugdeel (23) en een aantal zich vanaf dit rugdeel (23) uitstrekkende benen (24-25-26) en dat de uitstekende gedeelten (27-28) enerzijds, voor een eerste reeks van lamellen (12), gevormd worden door een gedeelte van het rugdeel (23) dat zich bij deze lamellen (12) verder uitstrekt dan bij de lamellen (13) van de andere reeks, en anderzijds, voor een tweede reeks van lamellen (13), gevormd worden door lippen die op de buitenste benen (24-26) zijn aangebracht.

10.-Inrichting volgens conclusie 9, daardoor gekenmerkt dat de aandrukmiddelen (18) bestaan uit vier reeksen van bladveren (19-20-21-22), respectievelijk twee reeksen die zieh op een eerste niveau (A) bevinden en met de uitstekende gedeelten (27-28) van de lamellen (12) van de eerste reeks samenwerken en twee reeksen die zieh op een tweede niveau (B) bevinden en met de uitstekende gedeelten (29-30) van de tweede reeks samenwerken.

11.-Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de lamellen (12-13), of groepen van lamellen, in vrije toestand in een welbepaalde positie worden gebracht of gehouden. <Desc/Clms Page number 12> 12.-Inrichting volgens conclusie 11, daardoor gekenmerkt dat zij is voorzien van aandrukmiddelen (18) die de lamellen (12-13) of groepen van lamellen in hun vrije toestand tot tegen een aanslag drukken, zodanig dat de lamellen (12-13) of groepen van lamellen zieh steeds in een aangespannen toestand bevinden.

13.-Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de lamellen (12-13) met uitzondering van de uiteinden (16) die in contact dienen te worden gebracht met de leiding (17), de solenoide (15) en de aandrukmiddelen (18) in een behuizing (38) zijn ondergebracht, waarbij deze behuizing (38) hoofdzakelijk bestaat uit een doosvormig deel (39) en een hiermee samenwerkend deksel (40), en waarbij de solenoide (15) in het doosvormig deel (39) is bevestigd.

14.-Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat zij is voorzien met aanslagvormende middelen die de indrukking van de lamellen (12-13) tegen de kracht van de aandrukmiddelen (18) in begrenzen.

15.-Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de lamellen (12-13), tegen de kracht van de aandrukmiddelen (18) in, kunnen worden ingedrukt over een afstand van minstens 1 cm.

16.-Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat zij is voorzien van één of meer zittingen (57-58) die een centrering van de inrichting (10) ten opzichte van een leiding (17) toelaten.