<Desc/Clms Page number 1>
"Modulair vriistaand meubel"
De uitvinding heeft betrekking op een modulair vrijstaand meubel, in het bijzonder een kantoormeubel, bevattende ten minste een werkblad dat op ten minste twee ondersteuningsorganen aangebracht is, waarbij de ondersteuningsorganen verder voorzien zijn voor het losneembaar aanbrengen van een boveneenheid en waarbij een achterpaneel aan ten minste twee der ondersteuningsorganen bevestigbaar is en waarbij de ondersteuningsorganen telkens een vast gedeelte bevatten voorzien om op een vioerbodem te plaatsen en op welk vast gedeelte een in hoogte over ten minste 100 mm, en bij voorkeur ten minste 200 mm, instelbaar gedeelte gemonteerd is waarop het werkblad voorzien van een kabelgoot aangebracht is.
Een dergelijk modulair vrijstaand meubel is bekend uit het Europees octrooischrift n 0145410. Bij het bekende kantoormeubel is het werkblad op twee in hoogte verstelbare ondersteuningsorganen geschroefd.
Hierdoor kan de gebruiker het werkblad op de voor hem geschikte hoogte instellen waardoor een comfortabele zitpositie mogelijk is. De kabelgoot is onder het werkblad voorzien en strekt zieh over de gehele lengte van het werkblad uit.
Het bekende kantoormeubel bevat verder een boveneenheid die middels stutten op de ondersteuningsorganen is aangebracht. Om de benen van de gebruiker af te schermen is verder een achterpaneel aan ten minste twee ondersteuningsorganen bevestigd.
Een nadeel van het bekende meubel is dat de kabelgoot moeilijk bereikbaar is, wat het leggen van kabels in die goot moeilijk maakt.
De uitvinding heeft tot doel een modulair vrijstaand meubel, in het bijzonder een kantoormeubel, te realiseren waarbij de kabelgoot goed
<Desc/Clms Page number 2>
bereikbaar is en dus het leggen van kabels weinig omslachtig.
Een modulair vrijstaand meubel volgens de uitvinding heeft daartoe het kenmerk dat het meubel een intra-modulair meubel is waarvan de ondersteuningsorganen van eerste steunpijlers voor genoemde boveneenheid voorzien zijn waartussen de kabelgoot zieh uitlopend langs telkens twee zijden van de steunpijlers uitstrekt, en waarbij tussen elk der eerste steunpijlers en langs een zijde van het werkblad in langsrichting een ruimte voorzien is die een eerste toegang verschaft tot de kabelgoot. Het feit dat de kabelgoot zieh tussen de eerste steunpijlers langs een zijde van het werkblad uitstrekt en uitloopt langs telkens twee zijden ervan heeft tot gevolg dat bij hoogteinstelling van het werkblad de eerste steunpijlers geen hinderpaal gaan vormen voor de beweging van het werkblad over het insteltraject.
Daar de kabelgoot aan het werkblad bevestigd is, zal deze de verplaatsing van het werkblad volgen en blijft de bedrading naar de op het werkblad aanwezige toestellen ongewijzigd. Door genoemde ruimte te voorzien is de toegang vanaf het werkblad naar de kabelgoot eenvoudig en is er geen gevaar dat de kabels gedurende de beweging van het werkblad ergens langs dat traject geklemd raken. Dat het kantoormeubel volgens de uitvinding bovendien een intra-modulair meubel is, houdt in dat meerdere varianten, zowel in boven- als onderbouw, mogelijk zijn terwijl daarbij alle varianten binnen gestandaardiseerde maten blijven.
Een eerste voorkeursuitvoeringsvorm van een modulair vrijstaand meubel volgens de uitvinding heeft het kenmerk dat de ondersteuningsorganen van een uitsparing voorzien zijn die aan een zijde in hoogterichting door de eerste steunpijler en aan de andere zijde door het instelbaar gedeelte en het werkblad begrensd is, en in welke uitsparing genoemde kabelgoot uitmondt en aldaar een tweede toegang tot de kabelgoot verschaft. Hierdoor is het mogelijk om bij naast elkaar in lengterichting opgestelde werkbladen, de kabels vanuit de kabelgoot doorheen genoemde uitsparing, van kabelgoot tot kabelgoot te laten doorlopen.
Immers. door de aanwezigheid van de uitsparingen in dewelke de kabelgoten uitmonden ontstaat als het ware een modulaire opbouw op het niveau van de kabelgoten van naast elkaar opgestelde werkbladen.
<Desc/Clms Page number 3>
Het is gunstig dat genoemde ruimte en genoemde uitsparing in elkander doorlopen. Dit vereenvoudigt het leggen van kabels in de kabelgoot van het ene werkblad naar het andere.
Een tweede voorkeursuitvoeringsvorm van een modulair meubel volgens de uitvinding heeft het kenmerk dat de kabelgoot van een opstaande wand voorzien is die zieh in genoemde ruimte nagenoeg evenwijdig aan het achterpaneel uitstrekt over een hoogte die ten minste tot aan de onderkant van het werkblad reikt. Hierdoor wordt de achterzijde van het werkblad voor het oog afgeschermd alsook worden de kabels binnen de kabelgoot gehouden wanneer het werkblad hoger dan het achterpaneel komt te liggen.
Een derde voorkeursuitvoeringsvorm van een modulair meubel volgens de uitvinding heeft het kenmerk dat aan genoemde eerste steunpijlers telkens een kap is aangebracht die zieh over ten minste de helft van het traject waarover het werkblad in hoogte instelbaar is uitstrekt, en waarbij tussen de kabelgoot en het door de kap afgeschermde gedeelte, genoemde ruimte zieh verder uitstrekt. De aanwezigheid van de kap draagt er zorg voor dat de eerste steunpijlers afgeschermd blijven wanneer het werkblad lager dan de bovenrand van het achterpaneel komt te liggen. Dit verhoogt het esthetische aspect van het meubel. Het feit dat genoemde ruimte zieh langs de kap uitstrekt draagt er zorg voor dat de kap de beweging van het werkblad niet komt te hinderen noch het inleggen van kabels in de kabelgoot bemoeilijkt.
Een vierde voorkeursuitvoeringsvorm van een modulair meubel volgens de uitvinding heeft het kenmerk dat de ondersteuningsorganen van tweede steunpijlers voorzien zijn voor het losneembaar aanbrengen van ten minste een opbouwelement, in het bijzonder een tussenscherm en/of een bevestigingselement voor kantoortoebehoren. Het opbouwelement kan zodoende onafhankelijk van de boveneenheid gemonteerd worden zonder afbreuk te doen aan het modulair karakter van het meubel.
Een vijfde voorkeursuitvoeringsvorm van een modulair meubel volgens de uitvinding heeft het kenmerk dat eerste en tweede steunpijlers met genoemd vast gedeelte der ondersteuningsorganen een star geheel vormen. Hierdoor wordt een stevige basis verkregen. Bovendien zal een
<Desc/Clms Page number 4>
verplaatsing in hoogte van het werkblad geen invloed hebben op de positie van de boveneenheid, gezien deze laatste op de eerste steunpijlers rust die op het vast gedeelte zijn aangebracht.
Het is gunstig dat genoemde eerste steunpijlers door een gesloten profiel gevormd zijn, waarbij de toegang naar de holle ruimte van genoemd gesloten profiel door een deksel afschermbaar is. Het gesloten profiel verzekert een goede stabiliteit van het meubel terwijl het deksel het esthetische karakter waarborgt.
Het is gunstig dat genoemd deksel wegschuivend en/of wegklapbaar gemonteerd is. Het deksel is hierdoor eenvoudig en afdoend opbergbaar.
Een zesde voorkeursuitvoeringsvorm van een modulair meubel volgens de uitvinding heeft het kenmerk dat genoemde ruimte ten minste deels door een wegbuigbare afscherming, in het bijzonder borstelharen, overspannen is. Hierdoor wordt verhinderd dat kleine voorwerpen zoals een pen of een paperclip al te snel in de kabelgoot terecht komen.
Een zevende voorkeursuitvoeringsvorm van een modulair meubel volgens de uitvinding heeft het kenmerk dat in genoemde eerste steunpijlers telkens een eerste uiteinde van een stut losneembaar is aangebracht en welke boveneenheid op tweede uiteinden van twee van genoemde stutten losneembaar is aangebracht. Dit laat eenvoudige en flexibele montage van de boveneenheid toe.
Het is gunstig dat genoemde eerste steunpijlers in doorsnede iets groter zijn dan de doorsnede van de stut en waarbij in de boveneenheid uithollingen voorzien zijn voor het aanbrengen van genoemde stut, welke uithollingen in doorsnede iets groter zijn dan de doorsnede van de stut. Snelle montage is hierdoor mogelijk.
Het is gunstig dat op een afstandscalibratie-element een kabelbeschermkap is aangebracht voor het creëren van een kabelpad langs de stut. Snelle montage is hierdoor mogelijk.
Het is gunstig dat op genoemd afstandscalibratie-element een kabelbeschermkap, al dan niet voorzien van een contactdoos, is aangebracht
<Desc/Clms Page number 5>
voor het creëren van een kabelpad langs de stut. Hierdoor worden kabels die naar de boveneenheid lopen afgeschermd.
Een achtste voorkeursuitvoeringsvorm van een modulair meubel volgens de uitvinding heeft het kenmerk dat genoemd vast gedeelte van het ondersteuningsorgaan van ten minste een eerste en een tweede sleuf voorzien is, waarbij de eerste sleuf ten minste twee maal zo lang is als de tweede sleuf en waarbij het in hoogte instelbaar gedeelte ten minste een rij van drie bevestigingspunten bevat, zodanig dat een eerste respectievelijk een tweede en derde bevestigingspunt langs de eerste respectievelijk de tweede sleuf verschuifbaar zijn en dat het tweede en derde bevestigingspunt op een afstand nagenoeg corresponderend met die van de tweede sleuf zijn aangebracht.
Hoogteinstelling is hierdoor eenvoudig te realiseren.
De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de hand van de in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeelden. In de tekening laat :
Figuur 1 respectievelijk 2 een eerste respectievelijk een tweede voorkeursuitvoeringsvorm zien van een intra-modulair kantoormeubel volgens de uitvinding met gedeeltelijk uit elkaar genomen onderdelen ;
Figuur 3 een uitvoeringsvorm zien van een ondersteuningsorgaan volgens de uitvinding ;
Figuur 4 (a tot en met c) verschillende standen zien waarin het ondersteuningsorgaan instelbaar is ;
Figuur 5 respectievelijk 6 (a tot en met c) de hoogteinstelbaarheid van het werkblad zien ;
Figuur 7 respectievelijk 8 een zij- respectievelijk een bovenaanzicht zien van een deel van het werkblad met steunorganen ;
Figuur 9 een zijaanzicht zien van een andere uitvoeringsvorm van een meubel volgens de uitvinding ;
Figuur 10 een meubel volgens de uitvinding zien voorzien van stutten voor het dragen van een boveneenheid ;
Figuur 11 een meubel volgens de uitvinding zien voorzien van een boveneenheid ;
Figuur 12,13, 14 en 15 uitvoeringsvoorbeelden zien van
<Desc/Clms Page number 6>
sleuf voorzien is waarbij de eerste sleuf ten minste twee maal zo lang is als de tweede sleuf en waarbij het in hoogte instelbaar gedeelte ten minste een rij van drie bevestigingspunten zodanig dat een eerste respectievelijk een tweede en derde bevestigingspunt langs de eerste respectievelijk de tweede sleuf verschuifbaar zijn en dat het tweede en derde bevestigingspunt op een afstand nagenoeg corresponderend met die van de tweede sleuf zijn aangebracht. Hoogte instelling is hierdoor eenvoudig te realiseren.
De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de hand'van de in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeelden. In de tekening laat :
Figuur 1 respectievelijk 2 een eerste respectievelijk een tweede voorkeursuitvoeringsvorm zien van een intramodulair kantoormeubel volgens de uitvinding met gedeeltelijk uit elkaar genomen onderdelen ;
Figuur 3 een uitvoeringsvorm zien van een ondersteuningsorgaan volgens de uitvinding ;
Figuur 4 (a tot en met c) verschillende standen zien waarin het ondersteuningsorgaan instelbaar is ;
Figuur 5 respectievelijk 6 (a tot en met c) de hoogte instelbaarheid van het werkblad zien ;
Figuur 7 respectievelijk 8 een zij- respec- tievelijk een bovenaanzicht zien van een deel van het werkblad met steunorganen ;
Figuur 9 een zijaanzicht zien van een andere uitvoeringsvorm van een meubel volgens de uitvinding ;
Figuur 10 een meubel volgens de uitvinding zien voorzien van stutten voor het dragen van een boveneenheid ;
Figuur 11 een meubel volgens de uitvinding zien voorzien van een boveneenheid ;
<Desc/Clms Page number 7>
Figuur 12,13, 14 en 15 uitvoeringsvoorbeelden zien van deksels voor het afschermen van de steunpijlers ; en
Figuur 16 het aanbrengen van opbouwelementen zien.
In de tekening is aan eenzelfde of analoog element eenzelfde verwijzingscijfer toegekend.
Het in figuur 1 of 2 weergegeven intramodulair vrijstaand meubel bevat een werkblad 2 dat op twee ondersteuningsorganen 1 is aangebracht. Onder vrijstaand meubel wordt verstaan een meubel waarvan het werkblad op ondersteuningsorganen gemonteerd is, welke ondersteuningsorganen op de vloerbodem rusten. Onder intramodulair meubel wordt verstaan een meubel waarvan de verschillende componenten binnen een gestandardiseerde dimensie vallen zodat meerdere opbouwvarianten mogelijk zijn terwijl daarbij het vrijstaand meubel binnen de standaard maten blijft. Bij het in figuur 1 of 2 weergegeven kantoormeubel zijn de componenten zoals het werkblad 2, de ondersteuningsorganen 1, de boveneenheid 5, het achterpaneel 3, het wandpaneel 8, de bladsteun 9 en de stutten 4 alle binnen de modulaire overmeten maten.
Het achterpaneel 3 is op de ondersteuningsorganen 1, bijvoorbeeld middels schroeven, bevestigd. Bij het weergegeven voorbeeld is het achterpaneel op eerste 10 en tweede 17 steunpijlers aangebracht die onderdeel zijn van het ondersteuningsorgaan 1. De steunpijlers zijn hetzij losneembaar, bijvoorbeeld middels schroefverbindingen, hetzij star, bijvoorbeeld middels een lasverbinding, met een vast gedeelte 11 van het ondersteuningsorgaan verbonden. De steunpijlers zijn onderling hetzij vast hetzij losneembaar verbonden. De eerste 10 en tweede 17 steunpijlers zijn door een gesloten profiel of buis, gevormd. Een gesloten profiel heeft het voordeel een rigide constructie te vormen zonder daarbij zwaar te zijn.
<Desc/Clms Page number 8>
Het in figuur 1 en 2 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld is een kantoormeubel voorzien van een boveneenheid 5. Het zal duidelijk zijn dat de aanwezigheid van zo'n boveneenheid niet noodzakelijk is voor toepassing van de uitvinding. Echter moeten de ondersteuningsorganen wel voorzien zijn van eerste steunpijlers 10 waarin de stutten 4 die de boveneenheid 5 dragen bij voorkeur losneembaar aan te brengen zijn. Aan de stutten 4 zijn telkens afstandscalibratie elementen 6 aangebracht.
Dergelijke afstandscalibratie elementen dienen ertoe dat de hoogte tussen de bovenkant van de eerste steunpijler 10 en de boveneenheid een voorafbepaalde afstand bedraagt.
Wanneer gemonteerd raakt de onderkant respectievelijk de bovenkant van het afstandscalibratie element de bovenrand van de eerste steunpijler 10 respectievelijk de onderrand van de boveneenheid 5. Bij fabricage worden de afstandscalibratie elementen dan op hoogte middels lassen, kleven of schroeven op de stutten 4 gemonteerd.
Op het afstandscalibratie element is een kabelbeschermkap 7 gemonteerd die al dan niet van een contactdoos 43 (figuur 10) voorzien is. De kabelbeschermkap dient ertoe om kabels 44 die van de ondersteuningsorganen of vanuit de kabelgoot 32 (figuur 5) naar de boveneenheid lopen af te schermen. De verbinding van de kabelbeschermkap 7 met het afstandscalibratie element 6 is bijvoorbeeld middels klik of snapverbindingen 45,46 (figuur 12) gerealiseerd wat een snelle, eenvoudige en betrouwbare montage en demontage mogelijk maakt. Het afstandscalibratie element 6 heeft niet direct een dragende funktie daar deze laatste in hoofdzaak door de stutten gerealiseerd is.
Het in figuur 1 en 2 weergegeven kantoormeubel is verder voorzien van een wandpaneel 8 dat middels steunpalen 41 op de tweede steunpijlers 17 aangebracht is. Verder is een opbouwelement 9 voorzien dat middels verdere steunpalen 51 (figuur 16) onafhankelijk van het wandpaneel
<Desc/Clms Page number 9>
8 aangebracht is. Het opbouwelement 9 is bijvoorbeeld gevormd door een draagspoor waarop documenthouders 52 bevestigbaar zijn.
Het kantoormeubel volgens de uitvinding heeft een in hoogte instelbaar werkblad. Een hoogte variatie over ten minste 100 mm, en bij voorkeur ten minste 200 mm, is mogelijk. Hierdoor wordt beantwoord aan een eis van anthropometrie en ergonomie die voorop stelt dat het werkblad in hoogte instelbaar moet zijn over een hoogte tussen 620 en 820 mm te rekenen vanaf de vloerbodem. Deze eis schrijft voor dat indien het werkblad in hoogte instelbaar is, het in staat moet zijn zich aan te passen aan een minimum bereik gaande van 5de percentiel van de vrouwelijke gebruikersgroep (laagste stand) tot 95ste percentiel van de mannelijke gebruikersgroep (hoogste stand).
De hoogte instelling van het werkblad wordt gerealiseerd door middel van de ondersteuningsorganen 1 die van een vast 11 en een in hoogte instelbaar 18 gedeelte voorzien zijn. Het in hoogte instelbaar gedeelte 18 schuift in het vast gedeelte 11 en draagt middels de bladsteun 19 het werkblad 2 dat daarop gemonteerd is. De verbinding tussen vast en instelbaar gedeelte geschiedt middels ten minste een eerste en een tweede sleuf 12 en 13 aangebracht in het vaste deel, moeren 20,21 en 22 aangebracht in het instelbaar gedeelte waarin schroeven 14 en 16 passen. Bij voorkeur is de eerste sleuf 12 van inkepingen 53 voorzien waarin een pal 15, voorzien van een doorboring voor schroef 16, past. Hierdoor is het mogelijk om trapsgewijs op gecalibreerde hoogten het werkblad in te stellen.
Bij de weergegeven uitvoeringsvorm heeft de eerste sleuf 12 een lengte die ten minste twee maal zo lang is als diegene van de tweede sleuf 13.
In de hoogste stand (figuur 4a) bevindt pal 15 zich in de hoogste inkeping en schroef 14 zich in moer 21 in de hoogste stand van de tweede sleuf 13. Moer 22 is
<Desc/Clms Page number 10>
zichtbaar in instelbaar gedeelte 18. Bij de tussenstand (figuur 4b) bevindt pal 15 zich in de tussenstand van de inkepingen 53 terwijl schroef 14 zich in moer 21 onderaan in de tweede sleuf 13 bevindt. Schroef 14 zou zich echter ook in moer 22 en dus bovenaan in sleuf 13 kunnen bevinden. Moer 22 is immers zichtbaar doorheen de tweede sleuf.
Moer 21 en 22 zijn zodanig in rij opgesteld dat hun onderlinge afstand correspondeert met die van de tweede sleuf 13. Bij verder inschuiven van het instelbaar deel verdwijnt moer 21 uit de tweede sleuf en blijft alleen moer 22 beschikbaar. Door de keuze van de eerste en tweede sleuf en de positionering van de moeren 21 en 22 is het mogelijk om de instelling in hoogte over het gehele bereik van de eerste sleuf te realiseren zonder dat de tweede sleuf dezelfde lengte bedraagt als de eerste, wat het instelgemak en de rigiditeit ten goede komt. Uiteraard zijn andere bevestigingsmiddelen dan schroeven en bouten mogelijk, zoals paspennen of klemorganen.
Bij een verdere uitvoeringsvorm, niet weergegeven in de tekening wordt de hoogte instelling gerealiseerd door mechanische, elektromechanische of hydraulische hulpmiddelen zoals motoren of zuigers. Deze laatste zijn in het U-vormig geprofileerde open deel van het ondersteuningsorgaan l, tussen de vaste delen 11, aangebracht en verbonden met de bladsteun 19. Zij oefenen dan een druk uit op balk 19 om deze laatste omhoog of omlaag te verplaatsen. Dit U-vormig geprofileerde deel laat toe in situ genoemde hulpmiddelen zonder gereedschap aan te brengen.
De hoogte instelling van het werkblad is verder ge llustreerd in de figuur 4 waarin verschillende mogelijke standen van het werkblad zijn weergegeven. Bij het intramodulair meubel volgens de uitvinding is het werkblad 2 van een kabelgoot 32 voorzien die aan de onderkant van het werkblad is aangebracht. Bij hoogte instelling van het werkblad verplaatst de kabelgoot zich
<Desc/Clms Page number 11>
dus eveneens waardoor de aldaar aanwezige kabels de beweging van het werkblad op een veilige wijze volgen en zodoende geen belemmering voor de verplaatsing van het werkblad vormen.
De kabelgoot is aan de achterzijde van het werkblad aangebracht nabij het achterpaneel 3 en is voorzien van een opstaande wand 54 die zieh nagenoeg evenwijdig aan het achterpaneel uitstrekt over een hoogte die ten minste tot aan de onderkant van het werkblad reikt. Door deze opstaande wand wordt de kabelgoot afgedekt wanneer het werkblad zich op een hoogte bevindt die hoger is dan de bovenrand van het achterpaneel 3 zoals weergegeven in figuur 5C. Verder draagt de opstaande wand er zorg voor dat de kabels in de kabelgoot blijven liggen bij hoogte verplaatsing van het werkblad.
De kabelgoot strekt zich verder uit tussen de eerste steunpijlers 10 en loopt ter hoogte van de eerste steunpijlers uit langs telkens twee zijden ervan.
Hiertoe vertoont de opstaande wand 54 een kromming 37.
Deze kromming 37 loopt langs de eerste steunpijler 10 en de daarop aangebrachte kap 55. Tussen elk der eerste steunpijlers 10 en het werkblad 2 is in langsrichting een ruimte 56 voorzien die een eerste toegang tot de kabelgoot 32 verschaft. De kabelgoot is verder afgedekt in het gedeelte tussen de eerste steunpijlers met een wegklapbaar gedeelte 33 dat zich in het verlengde van het werkblad uitstrekt. Dit gedeelte is bijvoorbeeld middels scharnieren met het werkblad verbonden. Genoemde ruimte tussen het werkblad en de eerste steunpijlers alsook de ruimte tussen het gedeelte 33 van het werkblad en de opstaande wand van de kabelgoot is ten minste deels overspannen door een wegbuigbare afscherming 35, in het bijzonder borstelharen. Andere wegbuigbare afschermingen zijn bijvoorbeeld gevormd door soepele kunststofstrips.
Deze wegbuigbare afscherming dient ertoe dat kleine kantoorartikelen zoals pennen, een gom, paperclipsen enzovoort niet al te gemakkelijk in de
<Desc/Clms Page number 12>
kabelgoot vallen en om de meest directe kabeldoorvoer naar de gebruikers toe mogelijk te maken.
Door de aanwezigheid van de kabelgoot 32 en diens opstaande wand 54 met kromming 37 worden de kabels goed beschermd in de kabelgoot en volgen zij probleemloos de beweging van het werkblad. Het wegklapbaar deel 33 en de ruimte 56 maken het mogelijk om de kabels op eenvoudige wijze in de kabelgoot te leggen. Het volstaat immers om het wegklapbaar gedeelte 33 weg te buigen om van bovenaf toegang tot de kabelgoot te verkrijgen. Langs de ruimte 56 worden de kabels ook ge ntroduceerd zodat de eerste steunpijlers 10 geen hinderpaal vormen voor het doorlopend inleggen van de kabels.
Bij voorkeur is het ondersteuningsorgaan van een uitsparing 42 voorzien die aan een zijde in hoogterichting door de eerste steunpijler 10 en aan de andere zijde door het in hoogte instelbaar gedeelte 18 en de werkbladrand begrensd is. De kabelgoot 32 mondt uit in deze uitsparing 42 zodat deze uitsparing een tweede toegang naar de kabelgoot 32 verschaft. Deze uitsparing is in het bijzonder nuttig wanneer twee werkbladen naast elkaar opgesteld zijn zodat de kabels via de uitsparing van de ene naar de andere kabelgoot van de respectievelijke werkbladen kunnen lopen zonder via de ondersteuningsorganen en de bodem te lopen. Ook voor het "doortrekken" van de kabels biedt de uitsparing 42 en de ruimte 56 een goede oplossing omdat de kabels eenvoudigweg via de ruimte en door de uitsparing in de kabelgoot te leggen zijn.
Het is ook mogelijk om het achterpaneel aan de zijde naar het werkblad toe gericht van een opstaande, in hoogte instelbaar, wandpaneel 36 te voorzien zoals weergegeven in figuur 6. Dat wandpaneel is in hoogte instelbaar, bijvoorbeeld middels gaten 34 over ten minste de helft van het traject waarover het werkblad in hoogte instelbaar is. Die halve hoogte is voldoende omdat door het wandpaneel 36 op verschillende hoogten te monteren de
<Desc/Clms Page number 13>
kabelgoot altijd wel afschermbaar is. De opstaande wand van de kabelgoot 32 strekt zich hier slechts over geringe hoogte uit om de kabels binnen de kabelgoot te houden. Bij deze uitvoeringsvorm wordt bij de montage eerst het werkblad op de gewenste hoogte ingesteld waarna het wandpaneel zodanig gemonteerd wordt dat hetzij de kabelgoot afgeschermd wordt (figuur 6a) hetzij de achterwand van het meubel (figuur 6c of b).
In deze uitvoeringsvorm maakt de kromming 37 deel uit van het wandpaneel en niet van de opstaande wand van de kabelgoot.
Zoals reeds beschreven is het kantoormeubel volgens de uitvinding voorzien van eerste steunpijlers 10 waarin de stutten 4 van een boveneenheid zijn aan te brengen. Op deze stutten 4 zijn afstandscalibratie elementen 6 aangebracht waarop een kabelbeschermkap 7 gemonteerd is. Om bij aanwezigheid van dergelijke kabelbeschermkappen 7 deze niet ineens te onderbreken wanneer het werkblad lager dan de bovenrand van de eerste steunpijlers gemonteerd is en aldus openingen ontstaan, zijn op de eerste steunpijlers telkens de kappen 55 aangebracht, bijvoorbeeld middels schroeven of een snap of klikverbinding. De kappen zijn in het verlengde van de kabelbeschermkappen 7 opgesteld en strekken zich uit over ten minste de helft van het traject waarover het werkblad in hoogte instelbaar is.
Hierdoor zal, zelfs wanneer het werkblad zich in de laagste stand bevindt, de kap doorlopen tot aan het werkblad en dus de kabelbeschermkap als het ware tot het werkblad verlengen. Achter de kabelbeschermkap aanwezige kabels worden hierdoor aan het oog onttrokken en ook de eerste steunpijler is ten minste gedeeltelijk afgeschermd.
De kap 55 is aan de onderzijde open ten einde kabels uit de kabelgoot of de ondersteuningsorganen aldaar naar achter de kap te brengen.
De kap 55 en de eerste steunpijlers zijn aan de bovenzijde open ten einde de stutten enerzijds en de draden anderzijds door te voeren. Om nu echter deze open
<Desc/Clms Page number 14>
zijde af te schermen wanneer er geen boveneenheid aanwezig is, is op de eerste steunpijler een deksel 30 en op de kap een ander deksel 31 aangebracht. Bij voorkeur echter vormen deksel 30 en ander deksel een geheel waarbij het deel 31 scharnierend gemonteerd is ten opzichte van het deel 30. De scharnier 57 is niet precies ter hoogte van de steunpijlerzijde aangebracht maar bevindt zich boven de kap. Het deel 31 is dan vast op de kap gemonteerd terwijl het deel 30 los bevestigd is en naar het inwendige van de kap toe scharniert.
Zoals weergegeven in figuur 10 wordt hierdoor slechts een deel van door de kap omgeven ruimte vrij gemaakt, voldoende om er een kabel met stekker door heen te voeren. Het voordeel om op de kap het deksel te bevestigen is dat deze niet moet verwijderd en opgeborgen worden bij montage van een boveneenheid.
Het is natuurlijk ook mogelijk, zoals weergegeven in figuur 9 om het deksel 30 slechts op de eerste steunpijler aan te brengen en geen kappen 55 te voorzien. In dit laatste geval zijn dan ook geen kabelbeschermkappen voorzien en worden de kabels in de ruimte van de eerste steunpijlers 10 en de stutten 4 aangebracht. De kabels kunnen echter ook langs de eerste steunpijlers in de stutten aangebracht worden.
Verdere uitvoeringsvormen van deksels voor het afschermen van de eerste en/of tweede steunpijlers zijn weergegeven in de figuren 13,14 en 15. In figuur 13 en 14 is het deksel 47 op een scharnierarm 48 gemonteerd. Het deksel 47 is niet met de eerste en tweede steunpijlers verbonden maar strekt zich daarboven uit. Bij het wegbuigen van het deksel 47 wordt dit eerst in de richting van de pijl 58 geduwd ten einde het vrij te maken van de steunpijlers en vervolgens onder het werkblad weg te buigen. Ook hier dient het deksel niet te worden verwijderd. Bij de uitvoeringsvorm weergegeven in figuur 15 wordt het deksel 49 middels de scharnier 50 langs de eerste steunpijler weggebogen en eventueel onder het
<Desc/Clms Page number 15>
werkblad opgeborgen voor het vrij maken van de steunpijler.
Het bevestigen van opbouwelementen 9 waarop ondermeer documentenhouders 52 aan te brengen zijn geschiedt middels de verdere steunpalen 51 zoals weergegeven in figuur 16. Het wandpaneel 8 is middels steunpalen 41 gemonteerd die zoals de verdere steunpalen 51 in de tweede steunpijlers 17 worden aangebracht. De doorsnede van de tweede steunpijler is iets groter dan diegene van de steunpalen. De steunpalen 41,51 zijn echter voorzien van een verend element 60 aangebracht op een zijde. Dat verend element maakt het mogelijk om de steunpalen klemmend in de tweede steunpijlers 17 te bevestigen zonder daarbij afbreuk te doen aan het montage en demontage gemak. De opbouwelementen 9 en/of het wandpaneel 8 zijn zodoende eenvoudig en onafhankelijk middels induwen respectievelijk uittrekken te monteren respectievelijk te demonteren.
Door de geknikte configuratie van de steunpalen 41 is het wandpaneel 8 in het verlengde van het achterpaneel 3 aangebracht, terwijl de configuratie van de verdere steunpalen 51 er zorg voor draagt dat het opbouwelement voor het wandpaneel 8 opgesteld is. Op deze wijze is het intramodulair karakter van het kantoormeubel behouden.
Figuur 11 illustreert de wijze waarop de boveneenheid gemonteerd is. De stut 4 is in de holle ruimte 62 omschreven door de eerste steunpijler 10 aangebracht en maakt een nagenoeg rechte hoek met het werkblad 2. De holle ruimte 62 is qua doorsnede iets groter dan de breedte van de stut 4. De stut rust onderaan tegen de achterzijde van de eerste steunpijler en bovenaan tegen de voorzijde van de eerste steunpijler. De boveneenheid 5 is van een uitholling 63 voorzien waarin stut 4 is aangebracht. Ook deze uitholling is qua doorsnede iets groter dan diegene van de stut. De stut rust in deze uitholling onderaan tegen de voorzijde en bovenaan tegen de achter zijde. Ook met de onderkant van de boveneenheid 5 wordt
<Desc/Clms Page number 16>
door stut 4 een nagenoeg rechte hoek gevormd.
Door het gewicht van de boveneenheid vormt deze een koppel op de stut zodat deze laatste zich klemt in de holle ruimte van de eerste steunpijler en in de uitholling van de boveneenheid en zodoende er zorg voor draagt dat de boveneenheid stabiel gemonteerd zit niettegenstaande de grotere doorsnede van de uitholling en de holle ruimte 62 en 63. Deze grotere doorsnede komt het montage gemak ten goede. Zoals weergegeven in figuur 10 en 11 vormen de opstaande flanken van de uitholling een schuine hoek a met de onderkant van de boveneenheid. De opstaande flank van de holle ruimte van de eerste steunpijlers 10 vormt eveneens een schuine hoek ss zodat in deze holle ruimte de stut 4 de bovenkant respectievelijk de onderkant vooraan respectievelijk achteraan raakt.
De stutten vormen aldus een hoek van 900 tegenover de onderkant respectievelijk de bovenkant van de boveneenheid respectievelijk van het werkblad. Door deze schuine configuratie van de uitholling en de holle ruimte komt de stut op stabiele wijze in de uitholling te zitten.
De uitvinding is beschreven aan hand van een kantoormeubel. Het zal echter duidelijk zijn dat ook andere meubels zoals tweedelige kasten of aanrechten op dezelfde wijze te bouwen zijn.