<Desc/Clms Page number 1>
"Lattenbodem."
Deze uitvinding heeft betrekking op een lattenbodem met een gestel en daarop aangebrachte eerste en tweede latten, waarbij de eerste latten een globaal steunvlak van de lattenbodem vormen en de tweede latten zlch in een voorafbepaalde zone van de lattenbodem op een afstand onder genoemd steunvlak bevinden ter bijkomende ondersteuning bij overbelasting van de eerste latten.
Dergelijke lattenbodems zijn uit de praktijk bekend en worden onder meer op de markt gebracht onder de handelsnaam"Swissflex @ SF 103" van Matra A. G.
(Fluh, Zwitserland). Aangezien een persoon bij het liggen meestal eerst rechtop op de heupzone van de lattenbodem gaat zitten, worden de latten die het steunvlak van de lattenbodem vormen, d. w. z. de hierboven aangegeven eerste latten, in deze zone tijdelijk overbelast. In de bekende stand van de techniek heeft men daarom in deze zone tweede latten voorzien, die zich telkens juist onder een overeenkomstige eerste lat bevinden. Bi : overbelasting buigen de eerste latten in een eerste fase in de heupzone zodanig door dat ze op de onderliggende tweede latten drukken. Vervolgens verhoogt, in een tweede fase, de opwaartse kracht die door de eerste latten uitgeoefend wordt plots door de bijkomende opwaartse kracht die door de tweede latten uitgeoefend wordt, hetgeen een oncomfortabel gevoel
<Desc/Clms Page number 2>
geeft.
Bovendien blijft de belasting verdeeld over het oppervlak van de eerste latten in de heupzone.
De uitvinding heeft dan ook tot doel een lattenbodem te verschaffen waarbij de door de latten uitgeoefende opwaartse veerkracht geleidelijker toeneemt tijdens de tweede fase en waarbij de overbelasting in het bijzonder in de heupzone door een groter oppervlak aan latten opgevangen wordt dan hetgeen het geval is bij een normale belasting van de eerste latten, d. w. z. met een daarop liggende i. p. v. zittende persoon.
Tot dit doel is de lattenbodem volgens de uitvinding daardoor gekenmerkt dat de tweede latten telkens zonder overlapping tussen twee van de eerste latten gelegen zijn. In het bijzonder zijn de tweede latten los van de eerste latten gemonteerd.
Bij overbelasting gaan in een eerste fase de eerste latten van genoemde zone, in het bijzonder de heupzone van de lattenbodem, doorbuigen totdat de op de lattenbodem gelegen matras of andere veerkrachtige bedekking tegen de tweede latten komt. In vergelijking met de hierboven aangegeven stand van de techniek neemt de opwaartse veerkracht van de tweede latten in de tweede fase geleidelijker toe doordat, afhankelijk van hun stijfheid, zowel de matras als de tweede latten verend ingedrukt worden.
De opwaartse veerkracht van de tweede latten wordt m. a. w. door de matras gedempt, in tegenstelling tot de bekende stand van de techniek waarin de opwaartse veerkracht van de tweede latten rechtstreeks, zonder demping, aan de eerste latten doorgegeven wordt. Ultelndelijk is de matras ook boven de tweede latten in dezelfde mate als boven de eerste latten ingedrukt en wordt de belasting van de matras in dezelfde mate door de eerste en de tweede latten
<Desc/Clms Page number 3>
opgevangen, waarbij de tweede latten aldus het steunoppervlak voor de matras vergroten.
In een voorkeursuitvoeringsvorm van de lattenbodem volgens de uitvinding zijn genoemde eerste latten verbonden door ten minste een band en vertonen genoemde tweede latten telkens ter hoogte van genoemde band een knik met een diepte overeenkomstig de dikte van de band. Hierdoor kunnen de eerste latten tot op het niveau van de tweede latten doorbuigen om aldus samen met deze tweede latten een effen oppervlak te vormen.
In een bijzondere voorkeursuitvoeringsvorm van de lattenbodem volgens de uitvinding zijh genoemde tweede latten op steunen gemonteerd die voorzien zijn van een aantal op verschillende hoogtes gelegen montagepunten om montage van de tweede latten op voorafbepaalde afstanden onder genoemd steunvlak toe te laten. Dit laat toe genoemde afstand aan te passen in functie van bijvoorbeeld het gewicht van de persoon die op de lattenbodem gaat liggen.
Verdere voordelen en bijzonderheden van de uitvinding zullen blijken uit de hierna volgende beschrijving van een bijzondere uitvoeringsvorm van de lattenbodem volgens de uitvinding. Deze beschrijving wordt enkel als voorbeeld gegeven en is niet bedoeld om de draagwijdte van de uitvinding te beperken. De gebruikte verwijzingscijfers hebben betrekking op de bijgaande tekeningen waarin :
Figuur 1 een schematisch bovenaanzicht weergeeft op een lattenbodem volgens de huidige uitvinding ; en
Figuur 2 een doorsnede volgens lijn 11-11 in figuur 1 weergeeft.
<Desc/Clms Page number 4>
De in deze figuren weergegeven uitvoeringsvorm van een lattenbodem volgens de uitvinding bestaat in hoofdzaak uit een gestel l met daarop, op steunen 2 aangebrachte eerste latten 4 die een globaal steunvlak vormen dat bij voorkeur aan het lichaam aangepast is.
Zoals gebruikelijk zijn de steunen 2 en de eerste latten 4 elastisch zodanig dat een veerkrachtige lattenbodem verkregen wordt. In de weergegeven uitvoeringsvorm worden de eerste latten 4 telkens twee-aan-twee door een steun 2 gedragen, doch her-zal duidelijk zijn dat elke steun 2 ook voorzien kan zijn voor het dragen van slechts een enkele lat.
Om een lattenbodem te verkrijgen die beter aangepast is om de overbelasting, veroorzaakt door een op de lattenbodem zittende persoon, en dit voornamelijk in de heupzone 6, op te vangen zijn onder de eerste latten 4 in die zone tweede latten 5 op tweede steunen 3 gemonteerd en dit op een afstand onder genoemd steunvlak. Volgens de uitvinding, zoals duidelijk weergegeven in figuur 1, zijn de tweede latten 5 telkens zonder overlapping tussen twee van de eerste latten 4 gelegen. Hierdoor kunnen deze tweede latten geleidelijk de overbelasting helpen opvangen en wordt de plaatselijk overbelaste matras die op de lattenbodem gelegen is, over een groter oppervlak ondersteund, hetgeen de slijtage van deze matras vermindert.
Zoals blijkt uit figuur 2 zijn de tweede latten 5 los van de eerste latten 4 gemonteerd. Dit laat een onafhankelijke doorbuiging toe van de eerste en de tweede latten, zodanig dat de stijfheid van de lattenbodem enkel in geval van een plaatselijke overbelasting beinvloed wordt. De afstand tussen de eerste en de tweede latten is afhankelijk van de
<Desc/Clms Page number 5>
doorbuigingseigenschappen van de latten en is bij voorkeur begrepen tussen 0, 5 en 10 cm en in het bijzonder tussen 1, 5 en 6 cm. In een voorkeursuitvoeringsvorm zijn de tweede steunen 3 voorzien van een aantal op verschillende hoogtes gelegen montagepunten 9, zoals weergegeven in figuur 2. Hierdoor kunnen de tweede latten op de gewenste hoogte gemonteerd worden, afhankelijk van bijvoorbeeld het gewicht van de persoon.
In de uitvoeringsvorm volgens de figuren werden als steunen voor de tweede latten niet alleen steunen met verschillende montagepunten gebruikt, doch werden deze steunen verder op een lager niveau dan de steunen voor de eerste latten op het gestel gemonteerd.
In een alternatieve uitvoeringsvorm worden echter zowel de steunen voor de eerste als voor de tweede latten op eenzelfde niveau gemonteerd, waarbij de verschillende hoogtes dan gerealiseerd worden door het gebruik van latten met een verschillende vorm.
Door toepassing van op zich bekende technieken kunnen de hierboven beschreven latten 4, 5 eenvoudig vervaardigd worden en dit in verschillende vormen. De latten 4,5 kunnen bijvoorbeeld uit een houtlaminaat gevormd zijn dat opgebouwd is uit meerdere aan elkaar gelijmde houtlagen. Dergelijke houtlaminaten kunnen eenvoudig in een vorm tot de gewenste vorm geperst worden, waarbij in het bljzonder microgolven toegepast worden om de latten plooibaar te maken.
Wanneer de latten 4, 5 uit andere materialen, bijvoorbeeld uit kunststof vervaardigd zijn, kunnen uiteraard nog andere technleken gebruikt worden om deze de gewenste vorm te geven.
<Desc/Clms Page number 6>
latten 4 zouden kunnen doorbuigen tot op het niveau van de tweede latten 5 om aldus samen met deze tweede latten
5 een effen oppervlak te vormen, zijn de tweede latten 5 voorzien van een knik 8 met een diepte overeenkomstig de dikte van de band.
In vergelijking met de lattenbodem volgens de in de inleiding besproken stand van de techniek, werd vastgesteld dat de lattenbodems volgens de uitvinding comfortabeler aanvoelen wanneer men daarop gaat zitten.
Dit kan verklaard worden door het feit dat, wanneer een persoon alvorens te gaan liggen ter hoogte van de heupzone van de lattenbodem op een op de lattenbodem volgens de uitvinding aangebrachte matras (niet weergegeven) gaat zitten, de eerste latten in een eerste fase doorbuigen totdat de matras tegen de tweede latten komt. Bij verdere doorbuiging van de eerste latten, wordt de door de tweede latten uitgeoefende opwaartse veerkracht gedeeltelijk door de indrukking van de matras opgevangen of gedempt. Hierbij vormen de tweede latten een bijkomend steunoppervlak voor de matras.
Bijgevolg voelt de persoon slechts geleidelijk de door de tweede latten uitgeoefende opwaartse kracht, aangezien de matras eerst verend ingedrukt wordt. In de bekende lattenbodems oefenen de tweede latten echter, via de daarop liggende eerste latten, hun kracht onmiddellijk uit omdat de matras boven de eerste latten reeds ingedrukt werd tijdens de eerste fase.
Uit de hierboven gegeven beschrijving van een mogelijke lattenbodem volgens de uitvinding, zal het duidelijk zijn dat de uitvinding niet tot de beschreven uitvoeringsvorm beperkt is, doch dat daaraan nog allerhande wijzigingen kunnen aangebracht worden onder meer qua materialen, vorm en schikking van de
<Desc/Clms Page number 7>
verschillende onderdelen, zonder buiten het kader van deze uitvinding te treden.
Zo kunnen de tweede latten 5 meerdere knikken 8 vertonen in het bijzonder wanneer de eerste latten 4 door meerdere banden 7 verbonden worden.
De eerste en tweede latten 4,5 kunnen eventueel rechtstreeks op het gestel l gemonteerd worden, i. p. v. op steunen 2,3.
De tweede latten 5 kunnen verder in anaere zones voorzien zijn dan in de heupzone 6 of kunnen eventueel zelfs over het volledige oppervlak van de lattenbodem voorzien zijn.
Verder hoeven de steunen 2,3 niet noodzakelijkerwijze vast op het gestel l gemonteerd te zijn doch deze steunen kunnen bijvoorbeeld ook, zoals dit op zich reeds bekend is bij de automatische aanpassingssystemen, door tussenkomst van in het bijzonder hydraulische of pneumatische onderdelen, verticaal beweegbaar op het gestel gemonteerd zijn.