BE1009585A3 - Device for guarding a means of transport - Google Patents

Device for guarding a means of transport Download PDF

Info

Publication number
BE1009585A3
BE1009585A3 BE9500736A BE9500736A BE1009585A3 BE 1009585 A3 BE1009585 A3 BE 1009585A3 BE 9500736 A BE9500736 A BE 9500736A BE 9500736 A BE9500736 A BE 9500736A BE 1009585 A3 BE1009585 A3 BE 1009585A3
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
signal
alarm
detection
codeword
code word
Prior art date
Application number
BE9500736A
Other languages
Dutch (nl)
Inventor
Mol Ruddy De
Original Assignee
Bmp & Partners S A
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Bmp & Partners S A filed Critical Bmp & Partners S A
Priority to BE9500736A priority Critical patent/BE1009585A3/en
Application granted granted Critical
Publication of BE1009585A3 publication Critical patent/BE1009585A3/en

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B60VEHICLES IN GENERAL
    • B60RVEHICLES, VEHICLE FITTINGS, OR VEHICLE PARTS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • B60R25/00Fittings or systems for preventing or indicating unauthorised use or theft of vehicles
    • B60R25/10Fittings or systems for preventing or indicating unauthorised use or theft of vehicles actuating a signalling device
    • B60R25/102Fittings or systems for preventing or indicating unauthorised use or theft of vehicles actuating a signalling device a signal being sent to a remote location, e.g. a radio signal being transmitted to a police station, a security company or the owner
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B60VEHICLES IN GENERAL
    • B60RVEHICLES, VEHICLE FITTINGS, OR VEHICLE PARTS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • B60R25/00Fittings or systems for preventing or indicating unauthorised use or theft of vehicles
    • B60R25/30Detection related to theft or to other events relevant to anti-theft systems
    • B60R25/33Detection related to theft or to other events relevant to anti-theft systems of global position, e.g. by providing GPS coordinates
    • B60W2550/402

Abstract

Device for guarding a means of transport, which device comprises a processing instrument to which a series of detection instruments are connected and a codeword receiver and a localisation instrument. When one of the detection instruments establishes an event that is identified as an alarm situation, this is reported to the processing instrument. If this instrument is active, which is defined by the codeword receiver in relation to whether or not it had received the correct codeword, then the localisation instrument transmits the specific coordinates for the means of transport to a central exchange.<IMAGE>

Description

       

   <Desc/Clms Page number 1> 
 



   "Inrichting voor het bewaken van een vervoermiddel."
Deze uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het bewaken van een vervoermiddel, welke inrichting een reeks detectieorganen bevat, die elk verbonden zijn via hun respectievelijke uitgang met een verwerkingsorgaan, welke inrichting verder een codewoord ontvanger bevat waarvan een uitgang verbonden is met een codewoordingang van het verwerkingsorgaan dat onderdeel is van een alarmgenerator, waarbij elk der genoemde detectieorganen voorzien is om, bij het vaststellen van een gebeurtenis die vooraf als alarmsituatie   geidentificeerd   werd, een detectiesignaal te activeren en dit geactiveerd detectiesignaal te sturen naar het verwerkingsorgaan, waarbij genoemde codewoord ontvanger voorzien is om een geactiveerd codewoordsignaal te sturen naar genoemde codewoordingang van het verwerkingsorgaan, om,

   na het ontvangen van een codewoord, dit codewoord te vergelijken met een voorafbepaald codewoord en om, bij correspondentie van het ontvangen codewoord en het voorafbepaald codewoord, genoemd geactiveerd codewoordsignaal te deactiveren, waarbij genoemde codewoord ontvanger verder voorzien is van middelen om genoemd gedeactiveerd codewoordsignaal te reactiveren, waarbij genoemde alarmgenerator voorzien is om bij het ontvangen van genoemde geactiveerde detectie-en codewoordsignalen een alarmsignaal te genereren. 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 



   Een dergelijke inrichting is bekend als alarmsysteem voor een voertuig. Het bekende alarmsysteem bevat bijvoorbeeld bewegingsdetectoren, die voorzien zijn om binnen in een voertuig gemonteerd te worden en bij het vaststellen van een beweging in het voertuig een detectiesignaal te activeren. Daarnaast bevat het alarmsysteem een codewoord ontvanger, voorzien om bij het ontvangen van een codewoord, dat correspondeert met een voorafbepaald codewoord, een geactiveerd codewoordsignaal te deactiveren, waardoor het alarmsysteem geneutraliseerd wordt. Het sturen van het codewoord naar de codewoord ontvanger zal bijgevolg het alarmsysteem aan- of uitschakelen. Dit sturen wordt gebruikelijk met behulp van een zender uitgevoerd, die een signaal met een bepaalde frequentie uitzendt.

   Indien het alarmsysteem aangeschakeld is en het detectiesignaal actief wordt, wordt er een alarmsignaal gegenereerd. 



  Onder controle van dit alarmsignaal gaat het alarmsysteem bijvoorbeeld de knipperlichten van het te bewaken voertuig doen knipperen, een alarmsirene in werking doen treden en het starten van de motor onmogelijk maken, door bijvoorbeeld het elektrisch circuit van de startmotor (door middel van een relais) te onderbreken. 



   In deze alarmsystemen zijn de middelen die gebruikt worden om het starten van de motor onmogelijk te maken door een kenner te omzeilen. Als gevolg hiervan kan het voertuig toch nog gestart en gestolen worden. Eens het voertuig gestolen is het meestal spoorloos of wordt het fors beschadigd teruggevonden. Bij diefstal van het voertuig door wegtakelen is het voertuig eveneens spoorloos. Ook worden een aantal voertuigen 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 gestolen door het voertuig te kapen ("car jacking"), waarbij de bestuurder van het voertuig onder bedreiging verplicht werd het voertuig aan de dief af te geven. 



  Voor dit laatste fenomeen bieden de bekende alarmsystemen geen enkele oplossing. Bovendien bieden de bekende alarmsystemen ook geen oplossing wanneer de bestuurder zich ver van het voertuig bevindt. 



   Het doel van de uitvinding is deze nadelen te verhelpen door een doeltreffendere ingreep en betere opsporing mogelijk te maken. 



   Een eerste inrichting volgens de uitvinding bevat verder een plaatsbepalingsorgaan waarvan een uitgang verbonden is met een dataingang van een berichtgenerator die een onderdeel is van genoemde alarmgenerator en een alarmingang bevat verbonden met een uitgang van het verwerkingsorgaan, waarbij genoemde plaatsbepalingsorgaan voorzien is om een datasignaal, die de positie van het te bewaken vervoermiddel bevat, te sturen naar genoemde dataingang van de berichtgenerator en waarbij genoemde berichtgenerator voorzien is om, onder controle van genoemd alarmsignaal en op basis van genoemd datasignaal, een alarmbericht, waarin een identificatie van het te bewaken vervoermiddel en genoemde positie is opgenomen, te genereren en te sturen naar een centrale. 



   Doordat het alarmbericht een identificatie en de positie van het voertuig bevat, is een doeltreffendere ingreep door bevoegde diensten die door de centrale worden verwittigd, mogelijk. Bovendien kan het voertuig snel opgespoord worden omdat zijn positie bekend is, waarbij de kans tot beschadiging van het voertuig verminderd wordt. 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 



   Volgens een eerste voorkeursuitvoeringsvorm bevat genoemde reeks detectieorganen een verplaatsingsdetector, die voorzien is om verplaatsing van het te bewaken vervoermiddel te detecteren en om bij detectie van een verplaatsing het detectiesignaal te activeren. Bij diefstal door wegtakelen van het voertuig activeert bijgevolg de verplaatsingsdetector het detectiesignaal en vermits het codewoordsignaal niet gedeactiveerd is, wordt het alarmsignaal en dus ook het alarmbericht gegenereerd. Dit laat toe het voertuig op te sporen door de centrale zonder dat een daadwerkelijke inbraak heeft plaatsgevonden. 



   Volgens een tweede voorkeursuitvoeringsvorm is de inrichting volgens de uitvinding bestemd om een gemotoriseerd voertuig (als vervoermiddel) te bewaken en bevat genoemde reeks detectieorganen een stroomdetector voorzien om opgenomen te worden in een stroomcircuit van het voertuig en om bij een stroomvariatie door het stroomcircuit een detectiesignaal te activeren. Hierdoor wordt bij overbrugging van het stroomcircuit, waarin de stroomdetector gemonteerd is, genoemd detectiesignaal geactiveerd en worden bijgevolg genoemd alarmsignaal en alarmbericht gegenereerd. 



   Volgens een derde voorkeursuitvoeringsvorm bevat de inrichting volgens de uitvinding een ontvanger voorzien om een onderbrekingsbericht gestuurd vanuit genoemde centrale te ontvangen en om bij het ontvangen van genoemd onderbrekingsbericht genoemd codewoordsignaal te reactiveren. Dit laat toe het voertuig op bevel van genoemde centrale op te sporen, nadat de bestuurder de centrale heeft verwittigd, hetgeen een oplossing biedt in het geval van "car jacking". 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 



   Volgens een vierde voorkeursuitvoeringsvorm bevat de inrichting volgens de uitvinding een impactdetector   ("crashdetector")   voorzien om bij een impact van het te bewaken vervoermiddel genoemd alarmsignaal te deactiveren. Doordat de impactdetector voorzien is om genoemd alarmsignaal te deactiveren, zal bij een ongeval bijgevolg geen vals alarm gegenereerd worden. 



   Volgens een vijfde voorkeursuitvoeringsvorm zijn genoemde reeks detectieorganen voorzien om bij een defect van   een   van de detectieorganen genoemd detectiesignaal te activeren. Hierdoor wordt de centrale op de hoogte gebracht van een defect van   een   van de detectieorganen. 



   Volgens een zesde voorkeursuitvoeringsvorm is in genoemd alarmbericht verder een identificatie van genoemde gebeurtenis opgenomen. Hierdoor wordt de centrale op de hoogte gebracht, wanneer een alarmbericht opgestuurd wordt, welke alarmsituatie zich voordoet. 



   De uitvinding zal nu meer in detail beschreven worden met referentie naar bijgevoegde tekening waarin : figuur 1 een schematische voorstelling is van een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding ; en figuur 2 een stroomschema weergeeft, die de werking van de inrichting volgens figuur 1 illustreert. 



   Bij de bespreking van de figuren wordt uitgegaan van een toepassingsvoorbeeld van de inrichting volgens de uitvinding, welke inrichting voorzien is om in een wagen gemonteerd te worden en 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 als functie heeft de wagen te bewaken. Het is duidelijk dat de inrichting volgens de uitvinding eveneens voor andere vervoermiddelen kan gebruikt worden, zoals schepen, vliegtuigen, vrachtwagens, enz. Ook kan de inrichting volgens de uitvinding gebruikt worden voor vervoermiddelen zonder propulsieorganen, zoals bijvoorbeeld containers. 



   Figuur 1 geeft schematisch een uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting volgens de uitvinding weer. Deze inrichting bevat een reeks detectieorganen 1-3, die elk verbonden zijn via hun respectievelijke uitgangen met een ingang van een verwerkingsorgaan 6, dat onderdeel is van een alarmgenerator 7. Verder bevat de inrichting een impactdetector 4 en een rotatiesensor 5, die verderop zullen worden beschreven, en een codewoord ontvanger 8, waarvan een uitgang verbonden is met een codewoordingang van het verwerkingsorgaan 6, en een plaatsbepalingsorgaan 9, waarvan een uitgang verbonden is met een dataingang van een berichtgenerator 10, die onderdeel is van de alarmgenerator 7. Een uitgang van het verwerkingsorgaan 6 is verbonden met een alarmingang van de berichtgenerator 10. 



   De detectieorganen 1-3 zijn elk voorzien om, bij het vaststellen van een gebeurtenis die vooraf als alarmsituatie geidentificeerd werd, een detectiesignaal te activeren en dit detectiesignaal te sturen naar het verwerkingsorgaan 6. Meer details over deze gebeurtenissen zullen verderop beschreven worden. 



   Bij voorkeur is het detectiesignaal hoog wanneer deze gedeactiveerd is en laag wanneer deze ge (re) activeerd is. Met een hoog signaal bedoelt men 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 bijvoorbeeld dat er een voorafbepaalde spanning, bijvoorbeeld 5 Volt aan de uitgang van het detectieorgaan aanwezig is. Bij een laag signaal is er daarentegen 0 Volt aan de uitgang van het detectieorgaan. Wanneer er een defect optreedt op   een   van de detectieorganen, dan is er aan de uitgang van het defecte detectieorgaan 0 Volt aanwezig. Bijgevolg wordt dit door het verwerkingsorgaan geinterpreteerd alsof het signaal geactiveerd is. Volgens een andere uitvoeringsvorm worden de detectieorganen op bepaalde momenten gecontroleerd, bijvoorbeeld bij het starten van de wagen.

   Zelfs wanneer een defect van   een   van de detectieorganen optreedt, wordt dus een bericht gestuurd naar een centrale, op analoge manier als het sturen van een alarmbericht, hetgeen later beschreven wordt. Dit kan ook toegepast worden op de signalen van de impactdetector 4 en de rotatiesensor 5. 



   De codewoord ontvanger 8 is voorzien om een geactiveerd codewoordsignaal te sturen naar de codewoordingang van het verwerkingsorgaan 6. Verder is de codewoord ontvanger 8 voorzien om, na het ontvangen van het codewoord, dit codewoord te vergelijken met een voorafbepaald codewoord en om, bij correspondentie van het ontvangen codewoord en het voorafbepaald codewoord, het geactiveerd codewoordsignaal te deactiveren. Bovendien bevat de codewoord ontvanger 8 middelen om genoemd gedeactiveerd codewoordsignaal te reactiveren. 



  Bijgevolg fungeert de codewoord ontvanger 8 als een aan/uit schakelaar van de inrichting. 



   In een mogelijke uitvoeringsvorm bevat de sleutel van de wagen een codewoord. Dit codewoord wordt bijvoorbeeld aan de codewoord ontvanger gestuurd 

 <Desc/Clms Page number 8> 

 volgens een principe van inductieve koppeling. Dit betekent dat het codewoord gedeactiveerd blijft, zolang de sleutel zieh in de omgeving van het contactslot bevindt. Wanneer de sleutel zieh echter op een bepaalde afstand bevindt van het contactslot is er geen inductieve koppeling meer met de codewoord ontvanger 8 en wordt het codewoordsignaal bijgevolg gereactiveerd. Het voordeel hiervan is dat de gebruiker niets hoeft te ondernemen om het codewoord naar de codewoord ontvanger te sturen. Hij hoeft daarvoor de sleutel zelfs niet in het contactslot te introduceren. 



   Volgens een andere uitvoeringsvorm wordt het codewoord gestuurd door een zender, waarbij bij het sturen van een eerste puls het geactiveerd codewoordsignaal gedeactiveerd wordt en bij het sturen van een daarop volgende puls het gedeactiveerd codewoordsignaal gereactiveerd wordt. 



   Bij een verdere uitvoeringsvorm wordt de codewoord ontvanger 8 gevormd door een spraakherkenningsorgaan. Dit spraakherkenningsorgaan bevat een geheugen element waarin de te herkennen spraak is opgeslagen. Zo is bijvoorbeeld in dat geheugen een door de bestuurder of andere personen bevoegd om het voertuig te gebruiken, aangeboden codewoord opgeslagen. Bij gebruik van het voertuig zal dan door de bestuurder of die andere personen het betreffende codewoord worden uitgesproken en door het spraakherkenningsorgaan herkend worden, wat tot activering of deactivering van het codesignaal leidt naargelang het voertuig zal worden gebruikt of gebruikt werd. Verder is het ook mogelijk om een 

 <Desc/Clms Page number 9> 

 algemeen woord op te slaan zoals bijvoorbeeld   "onderhoud" waardoor   het codewoord tijdelijk gedeactiveerd wordt.

   Dit laatst geschiedt bijvoorbeeld wanneer het voertuig voor onderhoud naar de garage wordt gebracht. 



   Het verwerkingsorgaan 6 is voorzien om bij het ontvangen van geactiveerde detectie-en codewoordsignalen een alarmsignaal te genereren. Dit kan bijvoorbeeld gerealiseerd worden door in het verwerkingsorgaan voor elke detectieorgaan een ENelement ("AND-gate") te voorzien, waarbij telkens een detectiesignaal en het codewoordsignaal gestuurd worden naar een eerste respectievelijk tweede ingang van het EN-element ("AND-gate"). Het resultaat aan de uitgang van het EN-element ("AND-gate") komt overeen met een alarmsignaal en wordt dus geactiveerd indien beide ingangen van het EN-element ("AND-gate") geactiveerd zijn. Bij voorkeur dienen de detectie-en codewoordsignalen een bepaalde tijd actief te zijn vooraleer het alarmsignaal gegenereerd wordt.

   Dit dient om te vermijden dat een kortstondige gebeurtenis, die niet als alarm beschouwd wordt, tot het genereren van het alarmsignaal zou leiden. Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm is het verwerkingsorgaan verder voorzien om bij het genereren van een alarmsignaal een neutralisatiesignaal te genereren, bestemd om een propulsieorgaan van het voertuig te neutraliseren. Onder propulsieorganen verstaat men alle middelen die noodzakelijk zijn om de wagen aan te drijven. Dit zijn 
 EMI9.1 
 bijvoorbeeld de stroomtoevoer naar de startmotor, het ontstekingsmechanisme van de wagen, de benzinetoevoer of - pomp,.... 

 <Desc/Clms Page number 10> 

 



   Het plaatsbepalingsorgaan 9 is voorzien om een datasignaal, die de positie van het te bewaken vervoermiddel bevat, te sturen naar genoemde dataingang van de berichtgenerator 10. Bij voorkeur werkt dit plaatsbepalingsorgaan 9 volgens het op zichzelf bekende GPS systeem ("Global Positioning System"), waarbij het orgaan haar positie via een satelliet ontvangt. Voor meer details hierover wordt bijvoorbeeld verwezen naar het   artikel"GPS   Receivers, System revolutionizes surveying and navigation" van John Gallant versehenen in EDN van 7 januari 1993, pagina 31-42. 



   Wanneer het voertuig bijvoorbeeld van een navigatiesysteem is voorzien dat al dan niet met GPS functioneert, dan zal het plaatsbepalingsorgaan onderdeel zijn van dat navigatiesysteem. 



   De berichtgenerator 10 is voorzien om, onder controle van het alarmsignaal en op basis van het datasignaal, een alarmbericht, waarin een identificatie van de wagen en de positie van de wagen is opgenomen, te genereren en te sturen naar een centrale. Hiertoe bevat de inrichting een antenne 11 en wordt het alarmbericht via telecommunicatiemiddelen naar de centrale gestuurd. De antenne 11 heeft bij voorkeur een vlakke vorm en vormt   een   geheel samen met de alarmgenerator 10. 



   In een voorkeursuitvoeringsvorm wordt het alarmbericht naar de centrale gestuurd via een satellietverbinding van Inmarsat   @   en het Iridium concept van Motorola   @.   Meer details over deze communicatiemiddelen zijn onder meer beschreven in het   artikel"Mobile Satcomms"van   Graham Malle, versehenen in Communications International van Maart 1991, pagina 47-52. Het voordeel van deze satellietverbinding is dat 

 <Desc/Clms Page number 11> 

 deze over nagenoeg de ganse aarde operationeel is. Bij voorkeur wordt gebruik gemaakt van het Inmarsat-Dprotocol. Volgens dit protocol bevatten de berichten drie velden.

   De eerste twee velden worden vastgelegd door Inmarsat   O.   Het derde veld kan door de gebruiker (in dit geval de constructeur van de inrichting volgens de uitvinding) vrij gebruikt worden om bepaalde berichten te genereren. Bijgevolg zal dit derde veld het alarmbericht bevatten. Het alarmbericht bevat informatie over de identificatie van de te bewaken wagen en over de positie van de wagen. In een voorkeursuitvoeringsvorm heeft elke inrichting een identificatienummer en wordt dit nummer aan de centrale gebruikt om de te bewaken wagen te identificeren. Volgens een andere uitvoeringsvorm komt de identificatie overeen met het kenteken van de wagen. Bij voorkeur bevat het alarmbericht eveneens informatie over welke alarmsituatie zich voorgedaan heeft. Dit wordt bijvoorbeeld gerealiseerd door na te gaan welk detectieorgaan geactiveerd werd. 



   De reeks detectieorganen 1-3 bevat in een mogelijke uitvoeringsvorm een verplaatsingsdetector 1, een stroomdetector 2 en een voedingsdetector 3. In een andere uitvoeringsvorm bevat de inrichting verder een bewegingsdetector, om een beweging binnen in de wagen te detecteren en bij detectie hiervan een verdere detectiesignaal te genereren. 



   De verplaatsingsdetector 1 is voorzien om onderaan het onderstel van de wagen geplaatst te worden en heeft als functie een verplaatsing van de wagen te detecteren en bij detectie hiervan een eerste detectiesignaal te activeren. Bij voorkeur wordt 

 <Desc/Clms Page number 12> 

 driedimensionale verplaatsingsdetector gebruikt, zodat zowel een verticale (optillen van de wagen) als een horizontale (wegslepen van de wagen) verplaatsing gedetecteerd worden. 



   De stroomdetector 2 is voorzien om opgenomen te worden in een stroomcircuit van de wagen en heeft als functie een stroomvariatie door het stroomcircuit te detecteren en bij detectie hiervan een tweede detectiesignaal te activeren. Het stroomcircuit is bijvoorbeeld het circuit naar de startmotor van de wagen. 



   De voedingsdetector 3 is voorzien om in het voedingscircuit van de wagen gemonteerd te worden en heeft als functie een onderbreking van de voeding van de wagen naar de inrichting te detecteren en bij detectie hiervan een derde detectiesignaal te genereren. Bij voorkeur bevat de inrichting verder een noodvoeding, om bij onderbreking van de voeding genoemde inrichting te voeden. 



   Verder bevat de inrichting een impactdetector 4, die voorzien is om in de wagen gemonteerd te worden en als functie heeft een impact van de wagen te detecteren en bij detectie hiervan het alarmsignaal te deactiveren. Hierdoor wordt vermeden dat bij een ongeval met impact een alarmbericht gestuurd wordt naar de centrale. 



   In een voorkeursuitvoeringsvorm, waarbij het verwerkingsorgaan, zoals hierboven beschreven, voorzien is om een neutralisatiesignaal te genereren, is een rotatiesensor 5 voorzien om nabij   een   van de wielen van de wagen gemonteerd te worden en heeft deze rotatiesensor 5 als functie rotatie van dit wiel te 

 <Desc/Clms Page number 13> 

 detecteren en bij detectie hiervan een rotatiesignaal te genereren. Dit rotatiesignaal is bestemd om onder besturing hiervan het neutralisatiesignaal tijdelijk op te slaan. Bij een alarmsituatie zal het gegenereerde neutralisatiesignaal bijgevolg het propulsieorgaan van de wagen enkel neutraliseren vanaf het moment dat de wagen stilstaat. De rotatiesensor 5 werkt bijvoorbeeld volgens hetzelfde principe als detectors die gebruikt worden bij een antiblokkeersysteem (ABS) van de remmen van een wagen. 



  Hierbij stuurt de rotatiesensor 5 een rotatiesignaal aan het verwerkingsorgaan 6. Volgens een mogelijke uitvoeringsvorm worden de rotatie-en neutralisatiesignalen gestuurd naar een flip-flop, waarin het neutralisatiesignaal tijdelijk wordt opgeslagen totdat het wiel van de wagen niet meer draait. 



   De inrichting bevat verder een ontvanger 12, die voorzien is om een onderbrekingsbericht gestuurd vanuit het centrale te ontvangen en om bij het ontvangen van genoemd onderbrekingsbericht genoemd codewoordsignaal te reactiveren. Door het reactiveren van het codewoordsignaal vanuit de centrale, wordt een alarmbericht en mogelijk een neutralisatiesignaal gegenereerd zelfs indien de codewoord ontvanger het codewoord, dat met het voorafbepaald codewoord correspondeert, heeft ontvangen. Bijgevolg biedt de inrichting een oplossing in het geval van "car jacking", waarbij de bestuurder van de wagen de centrale dient te vragen een onderbrekingsbericht naar de wagen te sturen. In een voorkeursuitvoeringsvorm is de ontvanger voorzien om verdere signalen vanuit de 

 <Desc/Clms Page number 14> 

 centrale te ontvangen en deze naar het verwerkingsorgaan te sturen.

   Een voorbeeld hiervan is een vraag van de centrale om de positie van de wagen periodiek volgens een bepaalde tijdsinterval te sturen of om de werking van de componenten van de inrichting te controleren. 



   Hieronder volgt een beschrijving van de werking van een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding bij mogelijke alarmsituaties, met verwijzing naar figuur 2. Hierbij   betekent'J'een   positieve antwoord op hetgeen nagegaan wordt en'N'een negatieve antwoord. 



  20. STR : Hier wordt de procedure gestart. Het dient te worden opgemerkt dat de inrichting volgens de uitvinding volledig autonoom werkt en dat de procedure cyclisch doorlopen wordt. 



  21. RD : Alle inkomende signalen worden door het verwerkingsorgaan ingelezen, nl. de signalen van de bewegingsdetector, de stroomdetector, de voedingsdetector, de rotatiesensor, de codewoord ontvanger, en de eventuele signalen vanuit de centrale naar de inrichting. 



  22.   SN ? : Het   verwerkingsorgaan gaat na of de ontvangen signalen van de bewegingsdetector, de stroomdetector of de voedingsdetector geactiveerde signalen zijn. 



  23.   CW ? : Het   verwerkingsorgaan gaat na of het signaal van de codewoord ontvanger geactiveerd is. 



  24. ALM : Indien het signaal van de codewoord ontvanger geactiveerd is, worden een alarmsignaal en een neutralisatiesignaal gegenereerd en genereert de berichtgenerator onder besturing 

 <Desc/Clms Page number 15> 

 van het alarmsignaal een alarmbericht, zoals hierboven beschreven. Dit wordt eveneens uitgevoerd indien vanuit de centrale een onderbrekingsbericht gestuurd wordt, hetgeen in het geval van "car jacking" uitgevoerd zal worden. 



  25. AL ? : Er wordt nagegaan of de centrale een onderbrekingsbericht heeft opgestuurd. 



  26.   TR ? : Er   wordt nagegaan of de centrale een bericht heeft opgestuurd om de positie van de wagen periodiek volgens een bepaalde tijdsinterval te sturen. 



  27. TRK : De positie van de wagen wordt periodiek gestuurd naar de centrale. Volgens een andere voorkeursuitvoeringsvorm wordt de positie van de wagen automatisch periodiek naar de centrale gestuurd, wanneer een alarmsituatie zich voordoet. 



  28.   NT ? : Er   wordt nagegaan of een neutralisatiesignaal gegenereerd werd. 



  29.   WL ? : Er   wordt nagegaan of het rotatiesignaal geactiveerd is. 



  30. BUF : Indien de wielen draaien en het rotatiesignaal bijgevolg geactiveerd is, dan wordt het neutralisatiesignaal tijdelijk opgeslagen in bijvoorbeeld een flip-flop. 



   Eens dat de wielen niet meer draaien wordt het opgeslagen neutralisatiesignaal doorgestuurd naar een propulsieorgaan van de wagen. Dit wordt   uit velligheidsoverwegingen   uitgevoerd, omdat de wagen, zolang deze in 

 <Desc/Clms Page number 16> 

 beweging is, niet plots tot stilstand mag gebracht worden. 



  31. STP : Een van de propulsieorganen van de wagen wordt geneutraliseerd zodat de wagen niet meer te starten is. 



  32. RET : De signalen worden "gereset" naar hun initi le status. De procedure keert terug naar 20. STR.



   <Desc / Clms Page number 1>
 



   "Device for monitoring a means of transport."
This invention relates to a means of monitoring a means of transport, which device comprises a series of detection means, each of which is connected via their respective output to a processing device, which device further contains a codeword receiver, an output of which is connected to a codeword input of the processing member that is part of an alarm generator, wherein each of said detection members is provided to activate, when determining an event previously identified as an alarm situation, a detection signal and to send this activated detection signal to the processing member, said code word receiver being provided to send an activated code word signal to said code word input of the processor, to,

   after receiving a codeword, comparing this codeword with a predetermined codeword and, in correspondence of the received codeword and the predetermined codeword, deactivating said activated codeword signal, said codeword receiver further comprising means for reactivating said deactivated codeword signal wherein said alarm generator is provided to generate an alarm signal upon receipt of said activated detection and codeword signals.

 <Desc / Clms Page number 2>

 



   Such a device is known as an alarm system for a vehicle. The known alarm system comprises, for example, motion detectors, which are designed to be mounted inside a vehicle and to activate a detection signal when detecting a movement in the vehicle. In addition, the alarm system includes a codeword receiver, provided to deactivate an activated codeword signal upon receipt of a codeword corresponding to a predetermined codeword, thereby neutralizing the alarm system. Sending the codeword to the codeword receiver will therefore switch the alarm system on or off. This control is usually carried out with the aid of a transmitter which transmits a signal of a certain frequency.

   If the alarm system is armed and the detection signal becomes active, an alarm signal is generated.



  Under the control of this alarm signal, the alarm system will, for example, flash the flashing lights of the vehicle to be monitored, activate an alarm siren and make it impossible to start the engine, for example by starting the electrical circuit of the starter motor (by means of a relay). interrupt.



   In these alarm systems, the means used to make starting the engine impossible are bypassed by an expert. As a result, the vehicle can still be started and stolen. Once the vehicle is stolen, it is usually missing or found to be severely damaged. If the vehicle is stolen by hoisting away, the vehicle is also missing. Also a number of vehicles

 <Desc / Clms Page number 3>

 stolen by hijacking the vehicle ("car jacking"), whereby the driver of the vehicle was obliged to hand the vehicle over to the thief under threat.



  The known alarm systems do not offer any solution for the latter phenomenon. In addition, the known alarm systems also do not offer a solution when the driver is far from the vehicle.



   The object of the invention is to overcome these drawbacks by enabling a more effective intervention and better detection.



   A first device according to the invention further comprises a positioner whose output is connected to a data input of a message generator which is part of said alarm generator and which contains an alarm input connected to an output of the processor, said positioner being provided around a data signal, which the position of the means of transport to be monitored, to be sent to said data input of the message generator and wherein said message generator is provided, under control of said alarm signal and on the basis of said data signal, an alarm message, in which an identification of the means of transport to be monitored and said position is generated, generated and sent to a central office.



   The fact that the alarm message contains an identification and the position of the vehicle makes it possible to intervene more efficiently by authorized services notified by the control center. In addition, the vehicle can be quickly tracked because its position is known, thereby reducing the risk of vehicle damage.

 <Desc / Clms Page number 4>

 



   According to a first preferred embodiment, said series of detection means comprises a displacement detector, which is designed to detect displacement of the means of transport to be monitored and to activate the detection signal upon detection of a displacement. In the event of theft due to the vehicle being towed away, the displacement detector therefore activates the detection signal and since the codeword signal is not deactivated, the alarm signal and thus also the alarm message is generated. This allows the vehicle to be tracked down by the control panel without an actual break-in.



   According to a second preferred embodiment, the device according to the invention is intended to monitor a motorized vehicle (as a means of transport) and said series of detection means comprises a current detector provided to be included in a current circuit of the vehicle and to detect a detection signal in the event of a current variation through the current circuit. activate. As a result, when bridging the current circuit in which the current detector is mounted, said detection signal is activated and, therefore, said alarm signal and alarm message are generated.



   According to a third preferred embodiment, the device according to the invention comprises a receiver provided to receive an interrupt message sent from said exchange and to reactivate said code word signal when receiving said interrupt message. This allows the vehicle to be tracked by order of the said control center, after the driver has notified the control center, which offers a solution in the case of "car jacking".

 <Desc / Clms Page number 5>

 



   According to a fourth preferred embodiment, the device according to the invention comprises an impact detector ("crash detector") provided for deactivating said alarm signal in the event of an impact of the means of transport to be monitored. Because the impact detector is designed to deactivate the said alarm signal, a false alarm will therefore not be generated in the event of an accident.



   According to a fifth preferred embodiment, said series of detection means are provided to activate said detection signal in the event of a defect of one of the detection means. This informs the plant of a defect of one of the detection members.



   According to a sixth preferred embodiment, said alarm message further includes an identification of said event. This informs the control panel when an alarm message is sent which alarm situation occurs.



   The invention will now be described in more detail with reference to the accompanying drawing, in which: figure 1 is a schematic representation of an embodiment of the device according to the invention; and Figure 2 shows a flow chart illustrating the operation of the device of Figure 1.



   The discussion of the figures is based on an application example of the device according to the invention, which device is provided for mounting in a car and

 <Desc / Clms Page number 6>

 the function of the car is to be monitored. It is clear that the device according to the invention can also be used for other means of transport, such as ships, aircraft, trucks, etc. The device according to the invention can also be used for means of transport without propulsion means, such as, for example, containers.



   Figure 1 schematically shows an exemplary embodiment of the device according to the invention. This device contains a series of detecting devices 1-3, each of which is connected via their respective outputs to an input of a processing device 6, which is part of an alarm generator 7. Furthermore, the device contains an impact detector 4 and a rotation sensor 5, which will be described later. and a codeword receiver 8, an output of which is connected to a codeword input of the processor 6, and a locator 9, an output of which is connected to a data input of a message generator 10, which is part of the alarm generator 7. An output of the processor 6 is connected to an alarm input of the message generator 10.



   Detectors 1-3 are each provided, upon determining an event previously identified as an alarm condition, to activate a detection signal and send this detection signal to processor 6. More details about these events will be described below.



   Preferably the detection signal is high when it is deactivated and low when it is (re) activated. With a high signal is meant

 <Desc / Clms Page number 7>

 for example, that a predetermined voltage, for example 5 Volts, is present at the output of the detector. With a low signal, on the other hand, there is 0 Volt at the output of the detector. If a defect occurs on one of the detection members, 0 Volt is present at the output of the defective detection member. Consequently, this is interpreted by the processor as if the signal has been activated. According to another embodiment, the detection members are checked at certain times, for example when the car is started.

   Thus, even when a failure of one of the sensing means occurs, a message is sent to a panel analogous to sending an alarm message, which will be described later. This can also be applied to the signals from the impact detector 4 and the rotation sensor 5.



   The codeword receiver 8 is provided to send an activated codeword signal to the codeword input of the processor 6. Furthermore, the codeword receiver 8 is provided, after receiving the codeword, to compare this codeword with a predetermined codeword and, in correspondence of the received codeword and the predetermined codeword to deactivate the activated codeword signal. In addition, the codeword receiver 8 contains means for reactivating said deactivated codeword signal.



  Consequently, the codeword receiver 8 functions as an on / off switch of the device.



   In a possible embodiment, the key of the car contains a code word. This code word is sent, for example, to the code word receiver

 <Desc / Clms Page number 8>

 according to a principle of inductive coupling. This means that the code word remains deactivated as long as the key is in the vicinity of the ignition switch. However, when the key is at a certain distance from the ignition lock, there is no longer an inductive coupling with the codeword receiver 8 and the codeword signal is consequently reactivated. The advantage of this is that the user does not have to do anything to send the codeword to the codeword receiver. He does not even have to insert the key into the ignition switch for this.



   According to another embodiment, the codeword is controlled by a transmitter, the activated codeword signal being deactivated when a first pulse is sent and the deactivated codeword signal being reactivated when a subsequent pulse is sent.



   In a further embodiment, the codeword receiver 8 is formed by a speech recognizer. This speech recognition device contains a memory element in which the speech to be recognized is stored. For example, a code word offered by the driver or other persons authorized to use the vehicle is stored in that memory. When the vehicle is used, the driver or those other persons will then pronounce the relevant code word and recognize it by the speech recognition device, which leads to activation or deactivation of the code signal depending on whether the vehicle is used or used. It is also possible to use one

 <Desc / Clms Page number 9>

 store a general word such as "maintenance", which temporarily deactivates the codeword.

   The latter occurs, for example, when the vehicle is brought to the garage for maintenance.



   The processing member 6 is provided to generate an alarm signal when receiving activated detection and codeword signals. This can be achieved, for example, by providing an AND element ("AND gate") in the processing element for each detection element, wherein a detection signal and the codeword signal are each sent to a first and second input of the AND element ("AND gate", respectively). ). The result at the output of the AND element ("AND gate") corresponds to an alarm signal and is therefore activated if both inputs of the AND element ("AND gate") are activated. Preferably, the detection and codeword signals should be active for a certain time before the alarm signal is generated.

   This is to prevent a brief event, which is not considered an alarm, from generating the alarm signal. According to a preferred embodiment, the processing device is further provided to generate a neutralization signal when generating an alarm signal, intended to neutralize a propulsion device of the vehicle. Propulsion means is understood to mean all means necessary to drive the car. These are
 EMI9.1
 for example, the power supply to the starter motor, the ignition mechanism of the car, the fuel supply or pump, ...

 <Desc / Clms Page number 10>

 



   The locator 9 is provided to send a data signal containing the position of the vehicle to be monitored to said data input of the message generator 10. Preferably, this locator 9 operates according to the known GPS system ("Global Positioning System"), the body receiving its position via a satellite. For more details on this, see, for example, John Gallant's article "GPS Receivers, System revolutionizes surveying and navigation" published in EDN January 7, 1993, pages 31-42.



   For example, if the vehicle is provided with a navigation system that may or may not function with GPS, the position determining member will be part of that navigation system.



   The message generator 10 is provided, under the control of the alarm signal and on the basis of the data signal, to generate and send an alarm message, which contains an identification of the car and the position of the car, to a central office. To this end, the device comprises an antenna 11 and the alarm message is sent to the exchange via telecommunication means. The antenna 11 preferably has a flat shape and is integral with the alarm generator 10.



   In a preferred embodiment, the alarm message is sent to the exchange via a satellite connection from Inmarsat @ and the Iridium concept from Motorola @. More details about these means of communication are described, inter alia, in Graham Malle's "Mobile Satcomms" article, published in Communications International, March 1991, pages 47-52. The advantage of this satellite connection is that

 <Desc / Clms Page number 11>

 it is operational almost all over the world. Preferably, the Inmarsat-D protocol is used. According to this protocol, the messages contain three fields.

   The first two fields are defined by Inmarsat O. The third field can be freely used by the user (in this case the constructor of the device according to the invention) to generate certain messages. Consequently, this third field will contain the alarm message. The alarm message contains information about the identification of the vehicle to be monitored and the position of the vehicle. In a preferred embodiment, each device has an identification number and this number is used at the exchange to identify the vehicle to be monitored. According to another embodiment, the identification corresponds to the vehicle registration number. Preferably, the alarm message also contains information about which alarm situation has occurred. This is achieved, for example, by checking which detector has been activated.



   In a possible embodiment, the series of detection members 1-3 comprises a displacement detector 1, a current detector 2 and a power detector 3. In another embodiment, the device further comprises a movement detector, for detecting a movement inside the car and upon detection thereof a further detection signal to generate.



   The displacement detector 1 is provided to be placed at the bottom of the chassis of the carriage and has the function of detecting a displacement of the carriage and activating a first detection signal upon detection thereof. Preferably

 <Desc / Clms Page number 12>

 three-dimensional displacement detector is used, so that both vertical (lifting the carriage) and horizontal (towing the carriage) displacement are detected.



   The current detector 2 is designed to be included in a current circuit of the car and has the function of detecting a current variation by the current circuit and, upon detection thereof, activating a second detection signal. The power circuit is, for example, the circuit to the car's starter motor.



   The power detector 3 is provided to be mounted in the power supply circuit of the carriage and has the function of detecting an interruption of the power supply from the carriage to the device and upon detection thereof generating a third detection signal. Preferably, the device further comprises an emergency power supply for supplying said device when the power supply is interrupted.



   The device further comprises an impact detector 4, which is designed to be mounted in the car and has the function of detecting an impact of the car and deactivating the alarm signal upon detection thereof. This prevents an alarm message from being sent to the alarm center in the event of an accident with impact.



   In a preferred embodiment, where the processing member, as described above, is provided to generate a neutralization signal, a rotation sensor 5 is provided to be mounted near one of the wheels of the car and this rotation sensor 5 has the function of rotating this wheel.

 <Desc / Clms Page number 13>

 detect and generate a rotational signal upon detection. This rotation signal is intended to temporarily store the neutralization signal under its control. In an alarm situation, the generated neutralization signal will therefore neutralize the car's propulsion device only from the moment the car is stationary. For example, the rotation sensor 5 operates on the same principle as detectors used in an anti-lock braking system (ABS) of a car's brakes.



  Here, the rotation sensor 5 sends a rotation signal to the processing member 6. According to a possible embodiment, the rotation and neutralization signals are sent to a flip-flop, in which the neutralization signal is temporarily stored until the wheel of the car no longer rotates.



   The device further comprises a receiver 12, which is arranged to receive an interrupt message sent from the exchange and to reactivate said code word signal when receiving said interrupt message. By reactivating the codeword signal from the exchange, an alarm message and possibly a neutralization signal is generated even if the codeword receiver has received the codeword corresponding to the predetermined codeword. Consequently, the device offers a solution in the case of "car jacking", in which the driver of the car has to ask the central to send an interrupt message to the car. In a preferred embodiment, the receiver is provided to receive further signals from the

 <Desc / Clms Page number 14>

 receiving the control center and sending it to the processing body.

   An example of this is a request from the central to periodically control the position of the car according to a certain time interval or to check the operation of the components of the device.



   Below follows a description of the operation of an embodiment of the device according to the invention in possible alarm situations, with reference to figure 2. Here "Y" means a positive answer to what is being checked and "N" means a negative answer.



  20. STR: Here the procedure is started. It should be noted that the device according to the invention operates completely autonomously and that the procedure is completed cyclically.



  21. RD: All incoming signals are read in by the processing device, namely the signals from the motion detector, the current detector, the power detector, the rotation sensor, the codeword receiver, and any signals from the control panel to the device.



  22. SN? : The processor checks whether the received signals from the motion detector, the current detector or the power detector are activated signals.



  23. CW? : The processor checks whether the signal from the codeword receiver is activated.



  24. ALM: If the signal from the codeword receiver is activated, an alarm signal and a neutralization signal are generated and the message generator is generated under control

 <Desc / Clms Page number 15>

 of the alarm signal an alarm message, as described above. This is also done if an interrupt message is sent from the exchange, which will be done in case of "car jacking".



  25. AL? : It is checked whether the control panel has sent an interruption message.



  26. TR? : It is checked whether the control panel has sent a message to periodically send the position of the vehicle according to a specific time interval.



  27. TRK: The position of the car is periodically sent to the exchange. According to another preferred embodiment, the position of the car is automatically periodically sent to the central when an alarm situation arises.



  28. NT? : It is checked whether a neutralization signal has been generated.



  29. WL? : Checks whether the rotation signal is activated.



  30. BUF: If the wheels are turning and the rotation signal is activated, the neutralization signal is temporarily stored in, for example, a flip-flop.



   Once the wheels have stopped rotating, the stored neutralization signal is sent to a propulsion device of the car. This is done for safety reasons, because the car, as long as it is in

 <Desc / Clms Page number 16>

 movement, must not be stopped suddenly.



  31. STP: One of the propulsion members of the car is neutralized so that the car can no longer be started.



  32. RET: The signals are "reset" to their initial status. The procedure returns to 20. STR.


    

Claims (10)

CONCLUSIES 1. Inrichting voor het bewaken van een vervoermiddel, welke inrichting een reeks detectieorganen bevat, die elk verbonden zijn via hun respectievelijke uitgang met een verwerkingsorgaan, welke inrichting verder een codewoord ontvanger bevat waarvan een uitgang verbonden is met een codewoordingang van het verwerkingsorgaan dat onderdeel is van een alarmgenerator, waarbij elk der genoemde detectieorganen voorzien is om, bij het vaststellen van een gebeurtenis die vooraf als alarmsituatie geidentificeerd werd, een detectiesignaal te activeren en dit geactiveerd detectiesignaal te sturen naar het verwerkingsorgaan, waarbij genoemde codewoord ontvanger voorzien is om een geactiveerd codewoordsignaal te sturen naar genoemde codewoordingang van het verwerkingsorgaan, om, na het ontvangen van een codewoord, dit codewoord te vergelijken met een voorafbepaald codewoord en om,  CONCLUSIONS A means of monitoring a means of transport, said device comprising a series of detection means, each of which is connected via their respective output to a processing device, the device further comprising a code word receiver, an output of which is connected to a code word input of the processing device being part an alarm generator, wherein each of said detection means is provided to activate a detection signal and detect this activated detection signal to the processor when determining an event previously identified as an alarm situation, said code word receiver being provided to activate an activated code word signal send to said code word input of the processor, after comparing a code word, to compare this code word with a predetermined code word and, bij correspondentie van het ontvangen codewoord en het voorafbepaald codewoord, genoemd geactiveerd codewoordsignaal te deactiveren, waarbij genoemde codewoord ontvanger verder voorzien is van middelen om genoemd gedeactiveerd codewoordsignaal te reactiveren, waarbij genoemde alarmgenerator voorzien is om bij het ontvangen van genoemde geactiveerde detectie-en codewoordsignalen een alarmsignaal te genereren, daardoor gekenmerkt dat genoemde inrichting verder een plaatsbepalingsorgaan bevat waarvan een uitgang verbonden is met een dataingang van een berichtgenerator die een onderdeel is van genoemde alarmgenerator en een alarmingang bevat verbonden met een uitgang van het verwerkingsorgaan, waarbij genoemde plaatsbepalings- <Desc/Clms Page number 18> orgaan voorzien is om een datasignaal, die de positie van het te bewaken vervoermiddel bevat,  in correspondence of the received codeword and the predetermined codeword, to deactivate said activated codeword signal, said codeword receiver further comprising means for reactivating said deactivated codeword signal, said alarm generator being provided with a reception of said activated detection and codeword signals. generate an alarm signal, characterized in that said device further comprises a locator whose output is connected to a data input of a message generator which is part of said alarm generator and contains an alarm input connected to an output of the processor, wherein said locator  <Desc / Clms Page number 18>  means is provided for containing a data signal containing the position of the means of transport to be monitored, te sturen naar genoemde dataingang van de berichtgenerator en waarbij genoemde berichtgenerator voorzien is om, onder controle van genoemd alarmsignaal en op basis van genoemd datasignaal, een alarmbericht, waarin een identificatie van het te bewaken vervoermiddel en genoemde positie is opgenomen, te genereren en te sturen naar een centrale.  to send to said data input of the message generator and wherein said message generator is provided, under the control of said alarm signal and on the basis of said data signal, to generate and send an alarm message, which contains an identification of the means of transport to be monitored and said position to a central. 2. Inrichting volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat genoemde reeks detectieorganen een verplaatsingsdetector bevat, die voorzien is om verplaatsing van het te bewaken vervoermiddel te detecteren en om bij detectie van een verplaatsing het detectiesignaal te activeren.  Device according to claim 1, characterized in that said series of detection means comprises a displacement detector, which is arranged to detect displacement of the means of transport to be monitored and to activate the detection signal upon detection of a displacement. 3. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat zij bestemd is om een gemotoriseerd voertuig (als vervoermiddel) te bewaken en dat genoemde reeks detectieorganen een stroomdetector bevat voorzien om opgenomen te worden in een stroomcircuit van het voertuig en om bij een stroomvariatie door het stroomcircuit een detectiesignaal te activeren.  Device according to any one of the preceding claims, characterized in that it is intended to monitor a motorized vehicle (as a means of transport) and in that said series of detection means comprises a current detector provided to be included in a current circuit of the vehicle and in the event of a current variation by the circuit to activate a detection signal. 4. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat zij een ontvanger bevat voorzien om een onderbrekingsbericht gestuurd vanuit genoemde centrale te ontvangen en om bij het ontvangen van genoemd onderbrekingsbericht genoemd codewoordsignaal te reactiveren.  Device according to any one of the preceding claims, characterized in that it comprises a receiver provided to receive an interrupt message sent from said exchange and to reactivate said code word signal when receiving said interrupt message. 5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat zij bestemd is om een gemotoriseerd voertuig te bewaken en dat bij het genereren van een alarmsignaal door genoemd <Desc/Clms Page number 19> verwerkingsorgaan, genoemd verwerkingsorgaan verder voorzien is om een neutralisatiesignaal te genereren, bestemd om een propulsieorgaan van het voertuig te neutraliseren.  Device according to any one of the preceding claims, characterized in that it is intended to monitor a motorized vehicle and that when an alarm signal is generated by said  <Desc / Clms Page number 19>  processing means, said processing means is further provided to generate a neutralization signal, intended to neutralize a propulsion means of the vehicle. 6. Inrichting volgens conclusie 5, daardoor gekenmerkt dat zij een rotatiesensor bevat, voorzien om bij rotatie van een wiel van genoemd voertuig een rotatiesignaal te genereren en welk rotatiesignaal voorzien is om genoemd neutralisatiesignaal tijdelijk op te slaan.  Device according to claim 5, characterized in that it contains a rotation sensor, which is provided to generate a rotation signal when a wheel of said vehicle is rotated, and which rotation signal is provided for temporarily storing said neutralization signal. 7. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat zij voorzien is om gevoed te worden door een voeding van het vervoermiddel, dat zij middelen bevat om een onderbreking van de voeding naar de inrichting te detecteren, en dat zij voorzien is van een interne batterij, om bij detectie van genoemde onderbreking van de voeding, genoemde inrichting te voeden.  Device according to any one of the preceding claims, characterized in that it is provided to be supplied by a power supply of the means of transport, it comprises means for detecting an interruption of the power supply to the device, and it is provided with an internal battery, to power said device upon detection of said interruption of the power supply. 8. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat zij een impactdetector ("crashdetector") bevat voorzien om bij een impact van het te bewaken vervoermiddel genoemd alarmsignaal te deactiveren.  Device according to any one of the preceding claims, characterized in that it comprises an impact detector ("crash detector") provided for deactivating said alarm signal in the event of an impact of the means of transport to be monitored. 9. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat genoemde reeks detectieorganen voorzien zijn om bij een defect van een van de detectieorganen genoemd detectiesignaal te activeren.  Device according to any one of the preceding claims, characterized in that said series of detection means are provided to activate said detection signal in the event of a defect of one of the detection means. 10. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat in genoemd alarmbericht verder een identificatie van genoemde gebeurtenis is opgenomen.  Device according to any one of the preceding claims, characterized in that said alarm message further includes an identification of said event.
BE9500736A 1995-09-05 1995-09-05 Device for guarding a means of transport BE1009585A3 (en)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE9500736A BE1009585A3 (en) 1995-09-05 1995-09-05 Device for guarding a means of transport

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE9500736A BE1009585A3 (en) 1995-09-05 1995-09-05 Device for guarding a means of transport

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1009585A3 true BE1009585A3 (en) 1997-05-06

Family

ID=3889159

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE9500736A BE1009585A3 (en) 1995-09-05 1995-09-05 Device for guarding a means of transport

Country Status (1)

Country Link
BE (1) BE1009585A3 (en)

Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0242099A2 (en) * 1986-04-09 1987-10-21 Advanced Strategics, Inc. Anti-theft and locating system
EP0413090A1 (en) * 1989-08-16 1991-02-20 Robert Bosch Gmbh Vehicle alarm device comprising one or several detectors
DE4320849A1 (en) * 1993-06-23 1995-01-05 Telesystems Mohr Gmbh Monitoring method and device
WO1995011146A1 (en) * 1993-10-19 1995-04-27 Whistler Corporation Vehicle security system
WO1995013944A1 (en) * 1993-11-16 1995-05-26 Mobile Security Communications, Inc. Programmable multi-access verification vehicle monitoring system
GB2285161A (en) * 1993-12-14 1995-06-28 Joel Harry Johnson Theft alarm device

Patent Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0242099A2 (en) * 1986-04-09 1987-10-21 Advanced Strategics, Inc. Anti-theft and locating system
EP0413090A1 (en) * 1989-08-16 1991-02-20 Robert Bosch Gmbh Vehicle alarm device comprising one or several detectors
DE4320849A1 (en) * 1993-06-23 1995-01-05 Telesystems Mohr Gmbh Monitoring method and device
WO1995011146A1 (en) * 1993-10-19 1995-04-27 Whistler Corporation Vehicle security system
WO1995013944A1 (en) * 1993-11-16 1995-05-26 Mobile Security Communications, Inc. Programmable multi-access verification vehicle monitoring system
GB2285161A (en) * 1993-12-14 1995-06-28 Joel Harry Johnson Theft alarm device

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US10300911B2 (en) Vehicle control apparatus and vehicle control method
US9082237B2 (en) Vehicle access and security based on biometrics
US4990890A (en) Vehicle security system
US7327250B2 (en) System for providing a virtual vehicle boundary
US6397133B1 (en) Vehicle rollover safety system
US20130033381A1 (en) Cargo theft prevention using text messaging
GB2285704A (en) Vehicle security systems
EP0894683B1 (en) Antitheft device
BE1009585A3 (en) Device for guarding a means of transport
US7233234B2 (en) Airbag electrical control unit
US20110291825A1 (en) Car collision global positioning system
EP0919442B1 (en) Security system
US7561028B2 (en) Method and apparatus for providing a personal security system
JP3936057B2 (en) Baggage theft prevention system
GB2272787A (en) Identifying and controlling e.g. Vehicles.
CN114932880A (en) Freight automobile and vehicle-mounted cargo safety protection system
KR102564994B1 (en) A method for monitoring the environment of a parked car with an asynchronous camera
GB2310251A (en) Anti-theft system, eg for motor vehicles
GB2341254A (en) Deactivating eg vehicles
WO1992019475A1 (en) Security system for vehicles
US20230267827A1 (en) Method for Communication of an at Least Partially Autonomously Driving Motor Vehicle and a Pedestrian by Means of a System, and System
JP2003226228A (en) Stolen vehicle tracing device
RU2209146C1 (en) Vehicle security system
US11618414B2 (en) Method of vehicle theft detection
WO2004031006A1 (en) Vehicle intruder alarm

Legal Events

Date Code Title Description
RE Patent lapsed

Owner name: S.A. BMP & PARTNERS

Effective date: 20000930