<Desc/Clms Page number 1>
EMI1.1
Interaktief veiligheidssysteem met wachtwoordkodeBESCHRUVING
Al de bestaande veuighetdssystemen die met logica verwerkingseenheden werken gebnuken een direkte reiatie tussen de "persoonlijke code" en de "toegang" Die veiligheidssystement falen wanneer de "persoonlijke kode" gestolen of afgekeken worden, of wanneer de drager van de kode (bvb magnetische kaart, sleutel) beschadigd zijn.
Om een hogere veiligheid te garanderen moeten die systemen eenzelfde systeemtype aankoppelen die dezelfde euvels vertonen. (rechtstreekse link kode/invoer)
Om die redenen kunnen de bestaande velligheidssystemen geen maximaal veiligheidspell garanderen.
Om toegang te verlenen wordt een wachtwoord gevormd door a) de gebnuker en b) het systeem. Wachtwoord dat geen van beide op voorhand kent Daartoe is het volgende vereist : l. Een gebnukerskode
2. Een wtllekeunge alfanumeneke reeks.
3 Een Index van de willekeunge alfanumerieke reeks.
Door mteraktie tussen systeem en gebruiker door een willekeurige alfanumerieke reeks zal de mteindelijke"sleutel", het wachtwoord, dat toegang verleent nooit tweemaal dezelfde zijn.
Venmts het wachtwoord nooit tweemaal op dezelfde maruer wordt mgevoerd zal elke externe waarnemer enkel een beperkte informatie opdoen die hij nooit zal kunnen gebnuken noch om toegang te krijgen noch om het wachtwoord of een element ervan te achterhalen.
De theoretische basis van dit idee word hierna wtgelegd.
Het wachtwoord of"mgevoerde witlekeunge reeks" (input random sequence) is funktie van
A. Een persoonlijke gebruikerskode (Personnal code)
B. Een eigen index voor een willekeunge alfanumerieke reeks (voortgebracht door het systeem zelf).
C. Het cijfer van de wlllekeunge alfanumeneke reeks corresponderend aan de eigen mdex
Stel dat :
Zi het l-ste element is van Z1,Z2,.........,Zn -"willekeurige mvoer reeks"
Xi het l-ste element is van X1,X2,.........,Xn -"gebruikers eigen kode" Ai [ml het i-ste element is van A1[m],A2[m],.........,An[m] - alfanumerieke willekeurige reeks door het systeem ontwikkeld, waarbtj elke gevormde reeks uit "m"-aantal willekeunge alfanumeneke elementen bestaat.
J de mdex is van de Ai reeks waarbij I < = J < = m Zodoende zal. Zi = f (Xi, j, Ai j])
Vermits de gebrmker de Xi en J vanabelen vastlegt (hij beslist over hun waarde) zal de Zi funktie vanwt zijn oogpunt er als volgt uitzien Zi = f (Ai [j]).
Voor al de anderen zal de Zi funktie blijven. Z1 = f (Xi, j, Ai f j !) waarbtj elke vanabele van deze funktie een onbekende blijft.
<Desc/Clms Page number 2>
De gebruiker programeert en legt zijn persoonlijke kode vast in de vorm van een reeks : Xt, X2, X3,.., Xn.
Tevens programeert en legt hij zijn persoonlijke Index van de (door het systeem zelf voortgebrachte) willekeurige alfanumerieke reeks vast.
EMI2.1
Veronderstellen wij dat de funktie"f bij Xi) is, dan zal het systeem als volgt werken 1* Op vraag van de gebruiker zal de logica van het systeem reeks voortbrengen De eerste invoer zal dan zijn + As 2* Bij het ontvangen van de eerste invoer zal de logica een tweede willekeurige alfanumerieke reeks voortbrengen : : (OptellenDe tweede invoer zal dan zijn : Za = X2 + A2[ j).
3*Enzovoort tot aan :
EMI2.2
n-de alfanumerieke reeks De n-de invoer zal dus zijn + An {j].
<Desc/Clms Page number 3>
Wij nemen een veuigheidssysteem bestaande uit drie fundamentele delen: zie Fig. 1 & 2 l. Een Logica verwerkingseenheid
2. Een invoersysteem
3. Een display
Laten wij aannemen dat. A De eigen code van de gebruiker uit vier cijfers bestaat
B. De willekeurige alfanumerieke reeks een reeks van tien cijfers is.
De gebruiker programeert in de logica van de verwerkingseenheid van het systeem a) zijn persoonlijke code (laten wij zeggen :"2357") b) zijn persoonlijke index (Positie "0" van de willekeurige alfanumerieke reeks)
1. Invoer"START". la. De logica v/h systeem vormt een willekeurige alfanumerieke reeks.
Ib. De gebruiker leest bet cijfer af dat overcenkomt met positie "D" (Index) en zal die optellen bij het eerste cijfer van zijn kode ("2357") : eerste cijfer code : 2 + cijfer corresponderend aan positie "D" l Eerste invoer: 3
2. Invoer"3" (resultaat van Ib)
2a. De logica v/d verwerkingseenheid vormt een tweede willekeurige alfanumerieke reeks.
2b. De gebruiker leest het corresponderend cijfer tegenover positie 'D" en telt die op bij het tweede cijfer van zijn kode.
Tweede cijfer kode 3 + cijfer corresponderend aan positie "0" 5
Tweede invoer : 8
3. Invoer'8" (resultaat van 2b) en herhaling van de procedure van optelling totdat de gebruiker het laatste cijfer van zijn kode heeft verwerkt.
<Desc / Clms Page number 1>
EMI1.1
Interactive security system with password code DESCRIPTION
All existing security systems that work with logic processing units use a direct relationship between the "personal code" and the "access". That security system fails when the "personal code" is stolen or copied, or when the carrier of the code (eg magnetic card, key) are damaged.
To guarantee higher safety, these systems must connect the same system type that have the same drawbacks. (direct link code / input)
For these reasons, the existing safety systems cannot guarantee a maximum safety spell.
To grant access, a password is formed by a) the user and b) the system. Password that neither of you know in advance The following is required: l. A user's code
2. A wtllekeunge alfanumeneke series.
3 An Index of the random alphanumeric series.
Due to interaction between system and user by any alphanumeric string, the final "key", the password granting access, will never be the same twice.
Since the password is never entered twice on the same computer, each remote observer will only obtain limited information that he will never be able to use, neither to access nor to retrieve the password or any element of it.
The theoretical basis of this idea is explained below.
The password or "entered white string" (input random sequence) is a function of
A. A personal user code (Personnal code)
B. A private index for a random alphanumeric string (generated by the system itself).
C. The figure of the wlllekeunge alfanumeneke series corresponding to its own mdex
Suppose :
Zi is the lth element of Z1, Z2, ........., Zn - "arbitrary feed sequence"
Xi is the 1st element of X1, X2, ........., Xn - "user's own code" Ai [ml is the 1st element of A1 [m], A2 [m] ,. ........, An [m] - alphanumeric arbitrary series developed by the system, where each series formed consists of "m" number of random alphanumeric elements.
J is the mdex of the Ai series where I <= J <= m. Zi = f (Xi, j, Ai j])
Since the user records the Xi and J vanables (he decides on their value), the Zi function from his point of view will look like Zi = f (Ai [j]).
For all others, the Zi function will remain. Z1 = f (Xi, j, Ai f j!) Where every vanable of this function remains unknown.
<Desc / Clms Page number 2>
The user programs and records his personal code in the form of a sequence: Xt, X2, X3, .., Xn.
He also programs and records his personal Index of the (generated by the system itself) arbitrary alphanumeric series.
EMI2.1
Assuming that the function is "f at Xi), then the system will work as follows 1 * At the user's request, the system's logic will generate sequence. The first input will then be + Axis 2 * When receiving the first input, the logic will produce a second random alphanumeric string:: (AdditionThe second input will then be: Za = X2 + A2 [j).
3 * And so on until:
EMI2.2
nth alphanumeric string So the nth entry will be + An {j].
<Desc / Clms Page number 3>
We take a safety system consisting of three basic parts: see Fig. 1 & 2 l. A Logic processing unit
2. An input system
3. A display
Let's assume that. A The user's own code consists of four digits
B. The random alphanumeric string is a ten-digit string.
The user programs in the logic of the system's processing unit a) his personal code (let's say "2357") b) his personal index (Position "0" of the random alphanumeric string)
1. Enter "START". la. The logic of the system forms an arbitrary alphanumeric string.
Ib. The user reads the digit corresponding to position "D" (Index) and will add it to the first digit of his code ("2357"): first digit code: 2 + digit corresponding to position "D" l First entry: 3
2. Entry "3" (result of Ib)
2a. The processing unit logic forms a second arbitrary alphanumeric string.
2b. The user reads the corresponding digit opposite position "D" and adds it to the second digit of his code.
Second digit code 3 + digit corresponding to position "0" 5
Second entry: 8
3. Enter "8" (result of 2b) and repeat the addition procedure until the user has processed the last digit of his code.