<Desc/Clms Page number 1>
KUNSTAAS EN DRAAD DAARVOOR
De uitvinding betreft een kunstaas zoals aangeduid in de aanhef van conclusie 1. Kunstaas gaat tijdens het vissen vaak verloren, doordat een aangehaakte vis het kunstaas van de vislijn afrukt. De uitvinding heeft ten doel het verlies aan kunstaas te verminderen. Daartoe verschaft de uitvinding een kunstaas volgens conclusie l.
In dit geval breekt bij grote trekkracht de draad, zodat slechts de draad en de eraan bevestigde vishaak verloren gaan. Door het aanbrengen van een nieuwe draad met vishaak wordt het kunstaas dan gecompleteerd. Hierdoor wordt verlies van het lokkende lichaam, dat het kostbaarste element van het kunstaas vormt, vermeden.
De uitvinding betreft en verschaft tevens een draad voor het completeren van een kunstaas volgens de uitvinding.
De uitvinding zal in de hiernavolgende beschrijving aan de hand van een tekening worden verduidelijkt.
In de tekening stellen voor : Figuur 1 : een visser met vistuig volgens de uitvinding ; Figuren 2 en 3 : op vergrote schaal, fractie II van figuur 1 betreffende twee verschillende uitvoeringsvormen van een kunstaas volgens de uitvinding.
Het vistuig 1 van figuur 1 omvat een hengel 2 met een op zichzelf bekende lijnopwindmolen 3, een van de molen 3 afgewonden vislijn 4 die aan zijn einde een dobber 5 draagt, een aan de dobber 5 bevestigde vislijn 6 en een kunstaas 7. Het kunstaas 7 van figuur 2 omvat een van draad gebogen freem 8, dat aan elk einde een draadoog 9,10 heeft en daartussen een as 11, waaromheen een lepelvormig lichaam 12 draaien kan, doordat een ellipsvormige gesloten metalen band 13 draaibaar is gevormd om de as 11, terwijl het lichaam 12 met een ruim oog 14 op de band 13 aangrijpt.
Onder de band 13 bevindt zieh een om de as 11
<Desc/Clms Page number 2>
draaibare ronde kraal 15. Aan het oog 10 is een draad 16 bevestigd, doordat de draad aan zijn boveneinde een lus 17 heeft die fabrieksmatig met een knoop 18 is gelegd. Het is voor een sportvisser zeer moeilijk om zo'n niet verschuifbare knoop 18 ter vorming van een lus te leggen in een zo dunne draad als de draad 16. Het ondereinde van de draad 16 heeft een fabrieksmatig aangebrachte vishaak 19. De bevestiging van de draad 16 aan het oog 10 geschiedt, doordat het boveneinde van de draad 16 eerst door het oog 10 wordt gestoken en dat daarna de haak 19 door de lus 17 wordt gestoken. Bij aanhalen ontstaat dan de dubbele lus 20 aan het oog 10. De draad 16 heeft een diameter (sterkte) die minder is dan die van de vislijnen 6 en 4.
Het lichaam 12 is bij voorkeur blinkend en heeft bij voorkeur erop aangebrachte gekleurde schubben of vlekken. Wanneer het kunstaas door het water wordt getrokken, begint het lichaam 12 om de as 11 te draaien, hetgeen vissen aanlokt. Het lichaam 12 is in werkelijkheid bijvoorbeeld 2 ä 3 cm lang. Mocht een aangehaakte vis te sterk trekken, dan breekt eerst de draad 16 zodat praktisch het gehele kunstaas, afgezien van de draad 16 en haak 19, behouden blijft.
Het kunstaas 27 van figuur 3 omvat een visvormig lichaam 22 dat bij voorkeur ook als vis gekleurd en getekend is en dat een schuin voorwaarts en naar beneden gerichte stabiliseerplaat 21 heeft alsmede een achteroog 28 en een vooroog 29.
Een eerste draad 26 en een tweede draad 36 hebben elk aan hun achtereinde een lus 29 respectievelijk 39 en aan hun vooreinde een lus 30 respectievelijk 40. Deze lussen zijn fabrieksmatig aan de draden 26,36 aangeknoopt. Een achterhaak 31 is middels een dubbele lus 32 van de draad 26 bevestigd aan het oog 37 van de haak 31 en vervolgens is de draad 26 door het achteroog 28 gestoken en aangehangen aan een te openen oog 33 van een kleine sluitspeld 34 die op een of andere wijze aan de lijn 6 is bevestigd. Evenzo wordt de draad 36 middels een dubbele lus 42 aan het oog 47 van de haak 41 bevestigd, waarna de draad 36
<Desc/Clms Page number 3>
gestoken wordt door een tussen de einden van het lichaam 22 daaraan aangebrachte oog 38 en de lus 40 aangehaakt wordt aan het dan geopende oog 33 van de sluitspeld 34.
Evenzo wordt aan dit oog 33 het lichaam 22 aangehaakt middels het vooroog 29. De draden 26 en 36 zijn elk minder sterk dan de lijnen 4 en 6.
<Desc / Clms Page number 1>
LURE AND WIRE THEREFOR
The invention relates to a lure as indicated in the preamble of claim 1. Lures are often lost during fishing, because a hooked fish pushes the lures off the fishing line. The object of the invention is to reduce the loss of lures. To this end, the invention provides a lure according to claim 1.
In this case, the wire breaks at high tensile force, so that only the wire and the attached fishing hook are lost. The lure is then completed by adding a new wire with a fishing hook. This avoids loss of the luring body, which is the most precious element of the lure.
The invention also relates to and provides a wire for completing a lure according to the invention.
The invention will be elucidated in the following description with reference to a drawing.
In the drawing represent: Figure 1: a fisherman with fishing gear according to the invention; Figures 2 and 3: on an enlarged scale, fraction II of figure 1 concerning two different embodiments of a lure according to the invention.
The fishing gear 1 of figure 1 comprises a fishing rod 2 with a line winding reel 3 known per se, a fishing line 4 wound from the reel 3 and carrying a float 5 at its end, a fishing line 6 attached to the float 5 and a lure 7. The lure 7 of FIG. 2 comprises a wire-bent frame 8, which has a wire eye 9,10 at each end and an axis 11 between which a spoon-shaped body 12 can rotate, in that an elliptical closed metal band 13 is rotatably formed about the axis 11 while the body 12 engages the band 13 with a wide eye 14.
Underneath the belt 13 there is one around the axis 11
<Desc / Clms Page number 2>
rotatable round bead 15. A wire 16 is attached to the eye 10, because the wire has a loop 17 at its top end which is factory-fitted with a knot 18. It is very difficult for a fisherman to make such a non-slidable knot 18 to form a loop in a thread as thin as the thread 16. The lower end of the thread 16 has a factory-fitted fishing hook 19. The thread is attached 16 on the eye 10 is accomplished by first inserting the top end of the wire 16 through the eye 10 and then hooking the hook 19 through the loop 17. When tightened, the double loop 20 then forms on the eye 10. The wire 16 has a diameter (strength) which is less than that of the fishing lines 6 and 4.
The body 12 is preferably shiny and preferably has colored scales or spots applied to it. When the lure is pulled through the water, the body 12 begins to rotate about the shaft 11, which attracts fish. For example, the body 12 is, for example, 2 to 3 cm long. Should a hooked fish pull too strongly, the wire 16 breaks first, so that practically the entire lure, except for the wire 16 and hook 19, is retained.
The lure 27 of figure 3 comprises a fish-shaped body 22, which is preferably also colored and drawn as fish, and which has an oblique forward and downwardly directed stabilizing plate 21 as well as a rear eye 28 and a front eye 29.
A first wire 26 and a second wire 36 each have loops 29 and 39 respectively at their rear ends and loops 30 and 40 at their front ends. These loops are factory-tied to wires 26, 36. A rear hook 31 is attached to the eye 37 of the hook 31 by a double loop 32 of the wire 26, and then the wire 26 is inserted through the rear eye 28 and attached to an openable eye 33 of a small locking pin 34 which is attached to one or more is otherwise attached to line 6. Likewise, the wire 36 is attached to the eye 47 of the hook 41 by means of a double loop 42, after which the wire 36
<Desc / Clms Page number 3>
is inserted through an eye 38 arranged therebetween the ends of the body 22 and the loop 40 is hooked onto the then opened eye 33 of the locking pin 34.
Likewise, the body 22 is hooked onto this eye 33 by means of the forehead 29. The wires 26 and 36 are each less strong than the lines 4 and 6.